U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte is gedurende een periode van ruim vier jaar betrokken geweest bij grootschalige PGB-fraude. Hij heeft, samen met anderen, misbruik gemaakt van de PGB-regelgeving. Deze regelgeving is bewust ruimhartig ingericht, zodat degenen die zorg nodig hebben, laagdrempelig een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben PGB-gelden, die niet (volledig) aan zorg aan de zoon van verdachte zijn besteed, gedeeld. Samen met de medeverdachten heeft hij de SVB en Agis opgelicht voor een bedrag van in totaal € 88.330,00. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 120 uur.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/994004-19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1968] te [geboorteplaats] (Turkije),

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] te [woonplaats] ,

hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2020. Het onderzoek van de zaak is gesloten op de zitting van 30 december 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A-M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. H.G.J. Ligtenberg, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 primair

als gemachtigd vertegenwoordiger van de budgethouder [budgethouder] in de periode van

1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht samen met anderen de Sociale Verzekeringsbank en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. heeft opgelicht voor een bedrag van € 88.330,00, althans € 10.800 en/of € 1.800 en/of € 1.680 en/of met ingang van 8 januari 2016 een vast maandbedrag van € 3.466 door middel van het indienen van (onjuiste) zorgovereenkomsten en/of verantwoordingsformulieren en/of declaraties en/of facturen;

feit 1 subsidiair

als gemachtigd vertegenwoordiger van de budgethouder [budgethouder] in de periode van

1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht medeplichtig is geweest aan de onder feit 1 primair omschreven oplichting van de Sociale Verzekeringsbank en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. door aan [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) (onder meer) persoonsgegevens en/of medische gegevens en/of de DigiD gegevens en de code van budgethouder [budgethouder] te verstrekken;

feit 2 in de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 in Utrecht samen met anderen geldbedragen van in totaal € 55.592,00, althans € 23.600 en/of € 22.400 heeft witgewassen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde nu het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling aan de zijde van verdachte ontbreekt. Tevens bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en [zorgorganisatie] B.V. (hierna: [zorgorganisatie] ), [A] , [B] , [C] en verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging hebben gepleegd. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde witwassen, nu de overtuiging ontbreekt dat verdachte de wetenschap of vermoedens had dat de door hem ontvangen gelden afkomstig waren uit enig misdrijf.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2

De rechtbank noemt hierna de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De bewijsmiddelen worden telkens, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

[zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C]

Op 28 november 2019 zijn [zorgorganisatie], [A], [B] en [C] door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor fraude met persoonsgebonden budget (hierna: PGB) gelden, bestaande uit het medeplegen van valsheid in geschriften, oplichting en witwassen. De strafbare feiten bestonden in de kern uit de hierna omschreven handelswijze.

[zorgorganisatie] was in de periode van 2014 tot en met begin april 2018 een Utrechtse zorgorganisatie. [A] , [B] en [C] waren werkzaam voor deze organisatie. [zorgorganisatie] had verschillende cliënten, budgethouders genoemd, die beschikten over een PGB. Ter verkrijging van gelden uit hoofde van een PGB werden bij het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en de zorgverzekeringsmaatschappij zorgovereenkomsten, verantwoordingsformulieren, declaratieformulieren en facturen ingediend door [zorgorganisatie] en/of de budgethouders en/of familieleden van de budgethouders. Op deze documenten werd meer zorg vermeld dan door [zorgorganisatie] daadwerkelijk aan zorg werd geleverd. Vervolgens hebben [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] een deel van de ontvangen PGB-gelden met de budgethouders gedeeld. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] op deze wijze de SVB, het zorgkantoor en de zorgverzekeringsmaatschappijen hebben opgelicht voor een bedrag van in totaal € 4.673.959

Regelgeving PGB

In onderstaande tabel staat weergegeven welke regelgeving PGB van toepassing is op budgethouder [budgethouder] en wie belast is met de uitvoering.

Wet

PGB

Welke

periode

Wie voert PGB uit

Wie beschikt over budget

Wie betaalt uit

Vermoedelijk valselijk opgemaakt geschrift

AWBZ

1-1-2014

Zorgkantoren

Budgethouder,

Zorgkantoor

Verantwoordings-

t/m 31-

bevoorschotting

formulieren.

12-2014

Declaraties /facturen ter

onderbouwing bij

intensieve controle

Wlz, Wmo,

1-1-2015

t/m heden

Zorgkantoren (Wlz) Gemeenten (Wmo)

SVB, trekkingsrecht

SVB aan zorgverlener.

1) Op basis van declaratie met factuur

2) Vast

maandbedrag, geen factuur nodig

Twee opties:

1) Op basis van declaratie met factuur: de factuur

2) Vast maandbedrag: de

zorgovereenkomst waarin vast maandbedrag is vastgelegd.

Tabel 2: Wetgeving PGB

Onderzoek naar budgethouder [budgethouder]

Tijdens de doorzoeking in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] zijn op 4 april 2018 in het bedrijfspand van [zorgorganisatie] zogenaamde ‘verdeellijsten’ aangetroffen. In de periode van 1 januari 2014 tot en met maart 2018 (51 maanden) zijn van 27 maanden zulke lijsten aangetroffen. Op deze verdeellijsten staat achter elke cliëntnaam een percentage.Dit percentage is in deze lijsten ook zichtbaar in bedragen die gerelateerd zijn aan de betreffende factuur. Daarnaast zijn zogenaamde ‘zwarte kasbestanden’ aangetroffen op de computers van [zorgorganisatie] . In de in beslag genomen bedrijfsadministratie van [zorgorganisatie] is geen formele kasadministratie aangetroffen waarin de contante geldstroom was verwerkt. Wel zijn er in de digitale administratie bestanden aangetroffen waarin, onder andere, cliëntnamen en bedragen zijn vermeld.

Op de verdeellijsten en zwarte kasbestanden komt de naam van budgethouder [budgethouder] voor.

[B] is op 11 juli 2018 door de Inspectie SZW verhoord. Tijdens dit verhoor is aan hem een lijst genaamd [verdeellijst] (de rechtbank begrijpt: een verdeellijst van maart 2017) getoond. [B] heeft bevestigd dat op deze lijst werd bijgehouden welke bedragen er met welke cliënt werden gedeeld. Op de lijst staan de cliëntnamen, de facturen, het factuurbedrag en in de kolom ‘betaald’ staat de verdeling met de cliënten. In die kolom staan de bedragen die naar de cliënten toe zijn gegaan, zo heeft [B] verklaard.

De percentages op de lijst zien op de verdeling. Als er op de lijst 40% staat, is dit het percentage dat [zorgorganisatie] hield.[B] heeft verder bevestigd dat er lijsten zijn waarop diverse contante opnames en uitgaven staan (de rechtbank begrijpt: zwarte kasbestanden). De bedragen betreffen ‘verdeelbedragen’. Geld dat contant is opgenomen is uitgegeven aan budgethouders.

De Inspectie SZW heeft [B] verhoord over enkele namen op de verdeellijst [verdeellijst] . Gevraagd is of het bedrag in de laatste kolom is gedeeld met [budgethouder] . [B] heeft hier bevestigend op geantwoord.

In de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2018 is een totaalbedrag van € 131.462,00 voor zorg op naam van [budgethouder] uitgekeerd door de zorgverzekeraar en/of de SVB.

Volgens de verdeellijsten van [zorgorganisatie] is er middels 27 facturen een totaal factuurbedrag van € 88.330,00 door [zorgorganisatie] in rekening gebracht bij budgethouder [budgethouder] waarvan € 55.592 is geregistreerd als ‘uitbetaald aan BH’ (de rechtbank begrijpt: uitbetaald aan budgethouder).

Verklaring verdachte ter terechtzitting

Op de terechtzitting van 16 december 2020 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij de vertegenwoordiger is van zijn zoon [budgethouder] en dat hij verantwoordelijk is voor het PGB voor [budgethouder] . [budgethouder] had zorg nodig en ten behoeve daarvan heeft verdachte een zorgovereenkomst met [zorgorganisatie] afgesloten met ingangsdatum 1 februari 2014. Er is nog een zorgovereenkomst afgesloten met [zorgorganisatie] , met ingangsdatum 8 januari 2016. Verdachte maakte afspraken met [A] over de zorg van [budgethouder] . Verdachte heeft verder verklaard dat [budgethouder] op enig moment niet meer naar de dagbesteding van [zorgorganisatie] ging. De zorg die verdachte en zijn gezin thuis aan [budgethouder] verleenden, bestond onder meer uit praten, [budgethouder] rustig te houden, overhalen om te douchen en helpen bij het slapen als hij met zijn hoofd begon te zwaaien. [A] heeft voorgesteld om verdachte maandelijks geldbedragen te geven. Verdachte ontving vervolgens maandelijks geldbedragen van € 1.220,00 à € 1.500,00 van [zorgorganisatie] . De ene keer was het minder en de ander keer meer. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [zorgorganisatie] een bepaald budget had ten behoeve van de zorg voor [budgethouder] en dat hij wist dat hij, verdachte, een deel van dit budget kreeg. Verdachte heeft geen rekeningen ingediend ter verkrijging van het PGB. [zorgorganisatie] deed dit altijd met de DigiD-gegevens van [budgethouder] . Deze gegevens had verdachte aan [zorgorganisatie] verstrekt. [zorgorganisatie] hield alle administratie bij.

Verdachte is op 23 mei 2018 door de Inspectie SZW verhoord en heeft verklaard dat het geld vanaf begin 2014 met hem gedeeld is. Hij heeft het geld gebruikt om zijn schulden mee te betalen.

Zorgovereenkomst ingaande op 1 februari 2014

Uit de zorgovereenkomst, ondertekend op 28 januari 2014, blijkt dat [zorgorganisatie] vanaf 1 februari 2014 een variabel aantal uren zorg verleent aan budgethouder [budgethouder] en hiervoor achteraf via facturering een bedrag van € 40,00 per uur in rekening brengt. Op de overeenkomst is voor de vergoeding het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] vermeld.

Zorgovereenkomst ingaande op 8 januari 2016

In de administratie van [zorgorganisatie] is voorts een zorgovereenkomst aangetroffen, ondertekend op 1 maart 2016. Uit deze zorgovereenkomst blijkt dat [zorgorganisatie] vanaf 8 januari 2016 voor budgethouder [budgethouder] een vaste zorgvergoeding ontvangt van € 3.466,00 per maand op rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] . De werkafspraak is dat [zorgorganisatie] 20 uur per week zorg verleent. Als vertegenwoordiger is opgegeven [verdachte] .

Bijschrijvingen bankrekening en contante stortingen

Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] hebben over de periode van 2 januari 2014 tot en met 3 mei 2018 in totaal 12 bijschrijvingen plaatsgevonden welke afkomstig zijn van bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] , [C] en [D] , de vrouw van [B] . Het betreffen in totaal 12 bijschrijvingen voor een totaal bedrag van € 23.600,00. Daarnaast hebben er over de periode van 10 januari 2014 tot en met 2 mei 2018 36 contante stortingen plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 22.400,00. De bedragen die contant zijn gestort zijn bedragen tussen de

€ 40,00 en de € 2.050,00 euro. Op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van budgethouder [budgethouder] is op 4 juli 2014 een bedrag van € 2.400,00 door [zorgorganisatie] bijgeschreven en op 2 september 2014 is een bedrag van € 2.000,00 contant gestort.

Verantwoordingsformulieren PGB AWBZ 2014

In de administratie van [zorgorganisatie] zijn twee verantwoordingsformulieren over het jaar 2014 aangetroffen op naam van budgethouder [budgethouder] . Eén ten behoeve van de verantwoording van de verleende zorg in de periode 1 januari 2014 tot 31 juni 2014 en één ten behoeve van de verantwoording van de verleende zorg in de periode 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014. Met deze verantwoordingsformulieren is door of namens budgethouder [budgethouder] in totaal € 16.200,00 gefactureerde zorg verantwoord naar het zorgkantoor.

Facturen 2014 en 2016

Het dossier bevat twee facturen van [zorgorganisatie] betreffende [budgethouder] van 28 november 2014 en 4 januari 2016.

Op de factuur van 28 november 2014 met factuurnummer 2014.573 staan 45 uren aan “begeleiding individueel december 2014” vermeld, die in rekening zijn gebracht aan [budgethouder] voor een bedrag van in totaal € 1.800,00.

Op 1 december 2014 heeft er een overboeking plaatsgevonden van € 1.800,00 van bankrekening [rekeningnummer] op naam van [budgethouder] naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] .

Op de factuur van 4 januari 2016, met factuurnummer 2015.1151, staan 42 uren aan “begeleiding groep december 2015” vermeld, die in rekening gebracht zijn aan budgethouder [budgethouder] voor een bedrag van € 1.680,00.

Op 14 januari 2016 vindt een overboeking plaats van € 1.680,00 van een bankrekening op naam van de SVB naar bankrekening [rekeningnummer] op naam van [zorgorganisatie] , met als

omschrijving: “Naam: SOCIALE VERZEKERINGSBANK SERVICECENTRUM PGB//Omschrijving: BETALINGSKENM.:/ [omschrijving] ”.

4.3.2

Bewijsoverwegingen feit 1 primair

Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er tussen [zorgorganisatie] en [budgethouder] twee zorgovereenkomsten zijn afgesloten, op grond waarvan met ingang van 1 februari 2014 en 8 januari 2016 zorg zou worden verleend. Eerst op basis van facturering achteraf en vanaf 8 januari 2016 voor een vast bedrag per maand. Gelet op de verklaring van verdachte en de aangetroffen verdeellijsten stelt de rechtbank vast, dat er door [zorgorganisatie] een bedrag van € 88.330,00 is gedeeld met verdachte, de vader en vertegenwoordiger van budgethouder [budgethouder] . Verdachte heeft immers verklaard dat hij wist dat [zorgorganisatie] over PGB-budget beschikte voor de verzorging van zijn zoon [budgethouder] en dat hij, verdachte, daar maandelijks een deel van ontving. De PGB-gelden die zijn gedeeld zijn dus niet besteed aan de op de facturen vermelde en gedeclareerde uren verzorging van [budgethouder] .

Door meer zorg te factureren dan werd geleverd, zijn de instanties die het PGB verstrekten opgelicht. Zij hebben op grond van valse facturen en declaraties meer PGB-gelden uitgekeerd dan waar budgethouder [budgethouder] daadwerkelijk recht op had. Wanneer deze instanties op de hoogte waren geweest dat er een groot deel van de zorg niet werd verleend door [zorgorganisatie] , dan waren de PGB-gelden niet verstrekt. Uit de structurele manier van werken en de termijn waarover dit is volgehouden, leidt de rechtbank af dat het oogmerk was gericht op wederrechtelijke bevoordeling. Dat de instanties die PGB-gelden hebben verstrekt zijn opgelicht, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen. Of het oogmerk van verdachte was gericht op wederrechtelijke bevoordeling beoordeelt de rechtbank na bespreking van het verweer dat is gevoerd ten aanzien van het medeplegen.

Medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

De rechtbank concludeert aan de hand van de bewijsmiddelen dat de feiten zijn gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking tussen [zorgorganisatie] , [A] , [B] , [C] en verdachte. De wijze waarop in dit individuele geval fraude is gepleegd past in de door de meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in de vonnissen van 28 november 2019 reeds vastgestelde fraudeconstructie. Hoewel de rol van verdachte in deze constructie anders was dan die van zijn mededaders, was zijn rol essentieel om de PGB-fraude te plegen. Zonder verdachtes medewerking was het niet mogelijk geweest de PGB-gelden te verkrijgen en vervolgens te verdelen. Verdachte trad op als vertegenwoordiger van budgethouder [budgethouder] en sloot in die hoedanigheid de zorgovereenkomsten met [zorgorganisatie] af die noodzakelijk waren om PGB-gelden te verkrijgen. Verdachte onderhield contact met [A] en stond toe dat [zorgorganisatie] de PGB-gelden niet of slechts gedeeltelijk gebruikte om zorg te verlenen aan [budgethouder] . Ter verkrijging van de PGB-gelden verstrekte verdachte de strikt persoonlijke DigiD-gegevens van zijn zoon aan [zorgorganisatie] en liet hen de declaraties afhandelen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging in zoverre.

Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling

De rechtbank is van oordeel dat het oogmerk van verdachte, net als dat van zijn mededaders, gericht was op wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte wist dat de PGB-gelden bestemd waren voor zorgverlening aan zijn zoon, maar heeft die gelden desondanks in ontvangst genomen waardoor hij hierover naar eigen inzicht kon beschikken. Dat verdachte op de terechtzitting heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat [zorgorganisatie] geld met hem deelde, omdat hij en zijn gezin thuis veel zorg verleenden aan zijn zoon, maakt dit niet anders. Op basis van de beschrijving van deze zorgtaken door verdachte, acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte in de veronderstelling was dat hij voor deze “zorg” een dergelijk bedrag aan PGB-gelden zou krijgen. De door verdachte aangegane zorgovereenkomst hield immers in dat er door [zorgorganisatie] zorg verleend zou worden op basis van tarieven die [zorgorganisatie] daarvoor hanteerde. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verdachte in de periode van 1 februari 2014 tot en met 3 april 2018 samen met [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] de SVB en Agis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Agis) heeft bewogen tot afgifte van € 88.330,00, door zorg te declareren die in werkelijkheid niet (volledig) is verleend.

4.3.3

Bewijsoverwegingen feit 2

Uit de verdeellijsten blijkt dat van het vastgestelde bedrag waarvoor de SVB en Agis zijn opgelicht van € 88.330,00, een bedrag van € 55.592,00 is gedeeld met verdachte. Nu dit bedrag door oplichting is verworven is het van misdrijf afkomstig. In onderhavig geval is het geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig.

Verdachte en de medeverdachten hebben het bedrag van € 55.592,00 verworven en voorhanden gehad. Nagenoeg dit hele bedrag is door [zorgorganisatie] overgedragen door vanuit de bankrekeningen op naam van [zorgorganisatie] , [A] , [B] en de vrouw van [B] overboekingen te doen naar de bankrekening van verdachte danwel door de gelden cash aan verdachte te overhandigen waarna verdachte deze op zijn bankrekening heeft gestort. Verdachte heeft dit geld gebruikt om schulden mee af te lossen. Daarmee heeft verdachte het geld tevens gebruikt en/of omgezet.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1 primair

als gemachtigd vertegenwoordiger van de budgethouder [budgethouder] – op tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen,

de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en Agis Zorgverzekeringen N.V. heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), te weten een geldbedrag van:

88.330 euro, met betrekking tot verantwoorde en gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,

immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, telkens met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor de totaal verantwoorde en gefactureerde (maand)bedragen aan zorg heeft verleend en zou gaan verlenen aan [budgethouder] en:

daartoe zorgovereenkomsten en verantwoordingsformulieren en facturen op naam van [budgethouder] ingediend en/of doen indienen en opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar SVB en Agis Zorgverzekeringen N.V. en

aldus met die zorgovereenkomsten en verantwoordingsformulieren en facturen een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] aangevraagd en/of doen aanvragen en verantwoord en doen verantwoorden en gefactureerd en/of doen factureren,

waardoor de SVB en een zorgkantoor telkens zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget.

feit 2

hij in de periode van 1 februari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen een of meer geldbedragen van in totaal 55.592 euro, verworven en voorhanden heeft gehad, en hij dat geldbedrag heeft omgezet en/of van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat voormelde geldbedragen, geheel – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde onder feit 1 primair levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

Nu verdachte het geldbedrag heeft gebruikt en/of omgezet levert het bewezen verklaarde onder feit 2 volgens de wet het volgende strafbare feit op:

medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:

- een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan een gedeelte van 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen standpunten naar voren gebracht ten aanzien van de strafmaat.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De aard en de ernst van het feit

Verdachte is gedurende een periode van vier jaren betrokken geweest bij een grootschalige PGB-fraude. Verdachte heeft, samen met anderen, op grove wijze misbruik gemaakt van de PGB-regelgeving. Deze regelgeving is bewust ruimhartig ingericht, zodat degenen die zorg nodig hebben, laagdrempelig een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen. Verdachte, [zorgorganisatie] , [A] , [B] en [C] hebben PGB-gelden, die niet (volledig) aan zorg aan de zoon van verdachte zijn besteed, gedeeld. Samen hebben zij de SVB en Agis opgelicht voor een bedrag van in totaal € 88.330,00. Voor het bepalen van de strafmaat hanteert de rechtbank dit bedrag als het benadelingsbedrag.

Doordat er wel zorg werd verleend maar er meer werd gefactureerd dan waar recht op bestond en het meerdere PGB-geld werd gedeeld met de budgethouders of hun familie, waaronder verdachte, kon de fraude in stand blijven. De rechtbank zal daarom niet in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat er wel (beperkt) zorg is verleend. De rechtbank beschouwt dit namelijk als een onderdeel van de werkwijze van [zorgorganisatie] , [A] , [B] , [C] en verdachte. Alleen op deze wijze kon de fraude een lange periode onopgemerkt blijven.

De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze manier is omgegaan met gemeenschapsgeld, dat bedoeld is voor mensen die zorg behoeven. In het geval van verdachte gaat het ook nog eens om zorg die zijn eigen zoon nodig had, maar mede door toedoen van verdachte slechts beperkt heeft gekregen. Verdachte heeft hierbij kennelijk voorrang gegeven aan financieel gewin. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf echter ook mee dat verdachte niet kan worden gezien als een hoofddader. De belangrijke rol die verdachte heeft gespeeld maakt hem weliswaar - juridisch gezien - medepleger, maar hij is niet de architect van deze fraudeconstructie.

Persoon verdachte

Het strafblad van verdachte speelt bij het bepalen van de strafmaat geen rol, nu hier geen relevante veroordelingen op staan.

De straf

De oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij een benadelingsbedrag tussen € 70.000,00 en € 125.000,00 uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 5 en 9 maanden of een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf in beeld.

Redelijke termijn

De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 mei 2018 als verdachte is verhoord. Sindsdien zijn twee jaren en bijna zeven maanden verstreken. De redelijke termijn waarbinnen een zaak dient te worden afgedaan, is daarmee met bijna zeven maanden overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de op te leggen straf te matigen.

Conclusie

Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie (3) maanden;

- beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 120 (honderdtwintig) uren;

- beveelt dat voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. L.C. Michon en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 januari 2021.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

feit 1 primair

hij – als gemachtigd vertegenwoordiger van de budgethouder [budgethouder] – op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer):

- 88.330 euro, althans 10.800 euro en/of 1.800 euro en/of 1.680 euro en/of (met ingang van 8 januari 2016) (een vast maandbedrag van) 3.466 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,

immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan [budgethouder] en:

- ( daartoe) een of meer zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) op naam van [budgethouder] ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar SVB en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. en/of

- ( aldus) met die/dat zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] aangevraagd en/of doen aanvragen en/of verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren en/of gefactureerd en/of doen factureren,

waardoor de SVB en/of (een) zorgkanto(o)r(en) (telkens) is/zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget;

feit 1 subsidiair

[zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en/of Agis Zorgverzekeringen N.V., heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) (ten behoeve van Persoonsgebonden Budget), in elk geval van enig goed, te weten (een) geldbedrag(en) van (ongeveer):

- 88.330 euro, althans 10.800 euro en/of 1.800 euro en/of 1.680 euro en/of (met ingang van 8 januari 2016) (een vast maandbedrag van) 3.466 euro, althans enig geldbedrag met betrekking tot verantwoorde en/of gefactureerde zorg voor budgethouder [budgethouder] ,

immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voornoemd oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan bovengenoemde SVB en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. voorgehouden en/of voorgewend dat [zorgorganisatie] B.V. voor het/de (totaal) verantwoorde en/of gedeclareerde en/of gefactureerde (maand)bedrag(en) aan zorg heeft verleend en/of zou gaan verlenen aan [budgethouder] en:

- ( daartoe) een of meer zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) op naam van [budgethouder] ingediend en/of doen indienen en/of opgestuurd en/of doen opsturen bij/naar SVB en/of Agis Zorgverzekeringen N.V. en/of

- ( aldus) met die/dat zorgovereenkomst(en) en/of verantwoordingsformulier(en) en/of declaratieformulier(en) en/of factu(u)r(en) een Persoonsgebonden Budget op naam van [budgethouder] aangevraagd en/of doen aanvragen en/of verantwoord en/of doen verantwoorden en/of gedeclareerd en/of doen declareren en/of gefactureerd en/of doen factureren,

waardoor de SVB en/of (een) zorgkanto(o)r(en) (telkens) is/zijn bewogen tot het definitief toekennen van Persoonsgebonden Budget dat bij wijze van voorschot was uitgekeerd en/of de afgifte van het Persoonsgebonden Budget,

tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, aan [zorgorganisatie] B.V. en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) (onder meer) verstrekt:

- ( persoons)gegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of

- medische gegevens van de budgethouder [budgethouder] en/of

- de DigiD gegevens en code van de budgethouder [budgethouder] ;

feit 2

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 55.592 euro, althans 23.600 euro en/of 22.400 euro, althans van enig(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en),

(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verborgen en/of verhuld,

en/of (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) is en/of dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voormeld(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of

hij en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,

terwijl hij en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voormeld(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende zaaksdossier [budgethouder] van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onderzoeksnummer 6640-2018-2131, bevinden, volgens de in dat dossier doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 285. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5663.

Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5647.

Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5646.

Een geschrift, te weten een vonnis van 28 november 2019, vindplaats ECLI:NL:RBMNE:2019:5659.

Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [verdachte] , pagina 7.

Bijlage 6, pagina 54.

Bijlage 6, pagina 59 tot en met 63.

Bijlage 6, pagina 64.

Bijlage 13, pagina 95.

Bijlage 13, pagina 96.

Bijlage 13, pagina 99.

Bijlage 13, pagina 102.

Bijlage 13, pagina 98.

Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 4.

Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 16.

Bijlage 2B, pagina 22 en 23

Bijlage 18, p. 134.

Een geschrift, te weten een zorgovereenkomst met een zorginstelling, bijlage 3, pagina’s 31 tot en met 37.

Bijlage 21, pagina 147.

Bijlage 32, pagina’s 234 en 235.

Bijlage 32, pagina’s 236 en 237.

Bijlage 31, pagina 231.

Bijlage 31, pagina 232.

Bijlage 33, pagina 238.

Relaas-proces-verbaal zaaksdossier [budgethouder] , pagina 20.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature