Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bewezenverklaring van mishandeling, overtreding art. 5 WVW, openlijk geweldpleging en bedreiging. Ook bewezenverklaring van overtreding art. 7 WVW, maar ontslag van alle rechtsvervolging omdat de identiteit van verdachte bij de eigenaar van de beschadigde auto bekend was. Vrijspraak van het doen van valse aangifte omdat de enkele melding via 112 in dit geval niet als zodanig kan worden gekwalificeerd. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummers: 16/109329-19 en 16/035894-20 (gev. ttz) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,

feitelijk verblijvende te [woonplaats] , [adres] ,

hierna te noemen: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt erop neer dat verdachte:

ten aanzien van parketnummer 16/109329-19:

1.

op 5 mei 2019 te Blaricum, alleen of met (een) ander(en), een ambtenaar, [aangever] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld;

2.

op 5 mei 2019 te Blaricum als bestuurder van een voertuig een ongeval heeft veroorzaakt en de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander (te weten [moeder] ) schade was toegebracht;

3.

op 5 mei 2019 te Blaricum een valse aangifte heeft gedaan;

4.

op 5 mei 2019 te Blaricum als bestuurder van een voertuig zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

5.

op 3 oktober 2019 te Hilversum, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en tegen een voertuig;

ten aanzien van parketnummer 16/035894-20:

op 27 juli 2019 te Huizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met parketnummers 16/109329-19 en 16/035894-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6.

3 VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder 1 tenlastegelegde bestanddeel dat het slachtoffer – kort gezegd – een ambtenaar in functie was.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van voldoende wettig bewijs voor het ten laste gelegde geweld tegen [aangever] . Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte [aangever] in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, omdat hij hiervan geen weet heeft gehad. Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak ten aanzien van feit 3

De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Van een aangifte in de zin van artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien er een mededeling aan de politie is gedaan, die de politie in beginsel tot actie zou nopen en die enige concrete informatie bevat, die houvast zou kunnen bieden bij een opsporingsonderzoek (vgl. HR 13 februari 1990, ECLI:NL:HR:2011:BR2981).

Verdachte heeft het alarmnummer 112 gebeld en een melding gedaan dat zijn auto was gestolen, maar dat kan in dit geval niet worden gekwalificeerd als een aangifte, omdat de informatie die verdachte aan telefonist gaf, te weinig concreet was voor de politie om hier daadwerkelijk een opsporingsonderzoek op te baseren, wat ook niet gebeurd is. Mogelijk zouden de gedragingen van verdachte wel gekwalificeerd kunnen worden als het nodeloos bellen van een alarmnummer, als bedoeld in artikel 142 lid 2 Sr , maar dat is niet ten laste gelegd. Om die reden zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.

Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde

Bewijsmiddelen

1. [aangever] heeft op 5 mei 2019 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard:

Op 5 mei 2019 te Blaricum zag ik een personenauto op zijn dak liggen. Ik zag bij het portier aan de bestuurderskant een jongen staan. De jongen wilde doorlopen en ik pakte de jongen bij zijn linkerarm vast. Ik zag en voelde toen ik de jongen vast had dat hij mij met zijn rechter vuist met kracht tegen mijn linker kaak sloeg. Ik heb losgelaten en zag dat de jongen opstond. De jongeman heeft nog staan schreeuwen en is toen weggerend. Ik heb onder andere een pijnlijke linkerkaak.

2) [getuige] is op 5 mei 2019 door de politie als getuige gehoord en heeft onder meer het volgende verklaard, zoals blijkt uit het opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige:

Op 5 mei 2019 vertrok ik in mijn auto van mijn woning in Huizen. Toen ik over de Randweg-Oost reed zag ik in de berm een auto op het dak liggen. Bij de auto stond een jongen. Hij zei dat hij de sleutels van zijn auto wilde hebben. Even later verscheen er een andere auto. De bestuurder, een man met grijs haar van ongeveer 55 jaar oud, stapte uit en sprak die jongen aan. Hij zei hem rustig aan te doen en te blijven staan. Ik kreeg toen de indruk dat jongen 1 wilde vluchten. Ik zag dat die man jongen 1 in zijn kraag pakte.

3) [getuige] is op 1 juli 2020 door de rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland als getuige gehoord en heeft onder meer het volgende verklaard, zoals blijkt uit het van het verhoor opgemaakte proces-verbaal:

Ik vind het heel kwalijk dat het tot een gevecht is gekomen en dat zij hem op zijn hoofd hebben geslagen. De jongen bij de auto. Er was nog een vriendje van hem.

4) Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 januari 2021 het volgende verklaard:

Op 5 mei 2019 ben ik ’s ochtends vroeg in de auto van moeder gestapt. Ik kwam uiteindelijk uit bij de weg waar het ongeluk heeft plaatsgevonden. De maximum snelheid is daar 60 km/u. Ik reed maximaal 90 km/u. Ik zag de bocht te laat. De auto is gaan schuiven en over de kop gegaan. Toen ben ik uitgestapt. Meneer [aangever] stopte en stapte uit. Ik heb het op een lopen gezet.

Overwegingen en partiële vrijspraken ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen volgt dat de rechtbank het toebrengen van een kaakslag door verdachte aan de aangever wettig en overtuigend bewezen acht. Ten aanzien van de overige bestanddelen in het ten laste gelegde feit zal de rechtbank verdachte vrijspreken om de volgende redenen.

De rechtbank is ten eerste van oordeel dat het voor verdachte onvoldoende duidelijk is geweest dat [aangever] , die op weg was naar zijn werk, een politieagent was die handelde in de uitoefening van zijn functie, aangezien [aangever] in burger was gekleed en hij geen kans heeft gezien zich als politieagent te legitimeren. Dat [aangever] wel gezegd heeft “Stop even politie, ik ben met de meldkamer aan het bellen” zoals hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard, doet daar niet aan af. Gelet op de omstandigheden waaronder [aangever] verdachte en zijn vrienden aantrof, namelijk kort na een auto-ongeluk, waarbij verdachte, al dan niet versterkt door drankgebruik, in een paniekerige stemming verkeerde, is het niet onvoorstelbaar dat verdachte die korte opmerking niet heeft gehoord. Daar komt bij dat het ook voor getuige [getuige] niet duidelijk was dat aangever een politieagent was.

Verdachte wordt ten tweede vrijgesproken van het ten laste gelegde bestanddeel medeplegen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het geweld dat door de medeverdachte is uitgeoefend.

Overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

Op basis van het strafdossier kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een eenzijdig verkeersongeval. De auto is door het onvoorzichtige rijgedrag van verdachte van de weg geraakt en over de kop geslagen. Daarbij waren geen andere voertuigen of verkeersdeelnemers – buiten de inzittenden - betrokken. Ook is niet gebleken dat er andere goederen zijn beschadigd dan de auto die verdachte zelf bestuurde. Die auto behoorde in eigendom toe aan zijn moeder, mevrouw [moeder] . Verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten. In zoverre kan het ten laste gelegde bewezen worden. Dat verdachte, zoals hij zelf stelt, van aangever [aangever] weg wilde vluchten, is daarbij niet van belang. De rechtbank zal verdachte echter wel ontslaan van alle rechtsvervolging zoals onder 6 zal worden uiteengezet.

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5

5) [slachtoffer 1] heeft op 3 oktober 2019 bij de politie aangifte gedaan. Aangeefster heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard:

Op 3 oktober 2019 was ik werkzaam bij het benzinestation aan de [straat] te Hilversum kwam mijn broertje [slachtoffer 2] met zijn auto langs. We zaten in de auto wat te kletsen toen het portier van [slachtoffer 2] werd opengetrokken. Ik zag dat [verdachte] samen met nog iemand begon te trappen naar [slachtoffer 2] . Ze trapten op mijn broertje en zijn auto in. Ineens voelde ik een flinke pijn op mijn rechterwang. Ik zag dat [verdachte] tegenover mij stond en ik vermoed dat hij mij een klap in mijn gezicht heeft gegeven. De plek op mijn wang doet nu nog steeds pijn en voelt beurs aan.

6) [slachtoffer 2] heeft op 3 oktober 2019 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard:

Op 3 oktober 2019 ben ik naar mijn zus [slachtoffer 1] gegaan in Hilversum. Wij zijn in het voertuig gestapt waar ik mee gekomen was, namelijk een BMW voorzien van het kenteken [kenteken] . Opeens werd mijn portier opengetrokken. Ik zag dat er twee jongens naast mij stonden en ze begonnen te trappen met meer dan geringe kracht op mijn bovenlijf. Ik heb [medeverdachte 1] hard zien duwen tegen het portier aan mijn zijde, en [verdachte] heeft meerdere malen met kracht er tegenaan getrapt. Hierna kreeg ik ook nog klappen met meer dan geringe kracht van beide jongens. Ik probeerde naar achteren te schuiven zodat ik de klappen kon ontwijken. Terwijl ik dit probeerde kreeg ik nog meer trappen tegen mijn bovenlijf en armen. Ook deze klappen en trappen deden pijn. Ik ben door beide jongens constant geslagen en geschopt. Ik herkende de jongens. Het zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] .

7) Verbalisant [verbalisant] heeft op 4 oktober camerabeelden bekeken. Zij heeft onder meer het volgende gerelateerd, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen:

Ik zie dat er links onderin het originele beeld een datum en tijd staan 03/10/2019 21:09:45 uur. Ik zie een jongen, te noemen verdachte 1 rennen in de richting van een voertuig.

Ik zie direct een tweede jongen, te noemen verdachte 2, achter verdachte 1 in beeld komen. Ik zie dat verdachte 1 meerdere slaande bewegingen maakt in de richting van het voertuig. Ik zie een blond meisje, te noemen aangeefster, in beeld komen. Ik zie dat verdachte 1 haar een duw geeft. Ik zie dat aangeefster daardoor twee stappen achteruit moet doen. Ik zie dat verdachte 2 haar met de buitenkant van zijn rechterhand een klap in haar gezicht geeft. Ik zie aan de lichaamshouding van verdachte 1 dat hij aan het trappen is. Ik zie dat dit in de richting van het voertuig dan wel in het voertuig moet zijn. Ik zie dat verdachte 2 aangeefster een duw geeft. Ik zie dat aangeefster hierdoor 1 stap terug zet. Ik zie dat aangeefster weer een duw krijgt van verdachte 2. Ik zie dat verdachte 1 ondertussen nog steeds bewegingen maakt in de richting van het voertuig dan wel in het voertuig.

Ik, verbalisant [verbalisant] , heb beide verdachte gehoord. Ik zie dat verdachte [verdachte] de persoon is die ik omschreven heb als verdachte 1. Ik zie dat verdachte [medeverdachte 1] de persoon is die ik heb omschreven als verdachte 2.

Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6

Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 januari 2021;

een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 juli 2019, genummerd PL0900-2019225041-2, opgemaakt door politie Eenheid

Midden-Nederland, procesdossier pagina’s 3 en 4;

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2019, genummerd PL0900-2019225041-4, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, procesdossier pagina 7.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1

op 5 mei 2019 te Blaricum [aangever] heeft mishandeld door eenmaal, met zijn, verdachtes, vuist met kracht te slaan tegen de kaak van die [aangever] ;

feit 2

als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Blaricum, op de Randweg-Oost, op 5 mei 2019 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [moeder] ) schade was toegebracht;

feit 4

op 5 mei 2019 te Blaricum als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Mercedes met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Randweg-Oost, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers heeft hij, verdachte, - gereden met een hoge snelheid, althans met een snelheid (aanmerkelijk) te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en - ter plaatse waar zich op of aan 't Merk een flauwe bocht naar de Randweg bevindt, bij het naderen en/of inrijden van die bocht, onvoldoende aandacht gehad bij het besturen van zijn voertuig en/of voor de verkeerssituatie ter plaatse en - vervolgens zijn snelheid niet zodanig geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en - waarna de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren om (uiteindelijk) tot stilstand te komen in een berm, gelegen aan de, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechterkant van de weg, waarbij schade aan goederen is ontstaan;

feit 5

op oktober 2019 te Hilversum, openlijk, te weten op de parkeerplaats van het tankstation gelegen aan de [straat] , in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen meer personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en een goed te weten een voertuig (merk BMW met kenteken [kenteken] ), door - meermalen [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen en te slaan in het gezichten - meermalen [slachtoffer 2] (met kracht) te duwen en te schoppen en te trappen en te slaan tegen het lichaam en - meermalen tegen voornoemd voertuig (merk BMW met kenteken [kenteken] ) met kracht te schoppen en te trappen;

feit 6

op 27 juli 2019 te Huizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] , middels whatsapp-berichten en spraakberichten, (onder meer) de woorden toe te voegen "ik steek jou en je kankerfamilie” en "ik neuk je kankerfamilie, ik ga nu naar je kankermoeder toe, ik ga naar je kankervader toe. Ik steek ze allebei ma heel, om zeep vriend", althans woorden en berichten van gelijke dreigende aard en strekking.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1, 2, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VERDACHTE

6.1

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat verdachte een beroep op noodweer, noodweerexces, of putatief noodweer toekomt. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat sprake was een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Hij is namelijk door aangever in zijn rug geschopt. Daarnaast is de keel van verdachte door aangever dichtgeknepen, is hij heen- en weer geslingerd en op de grond gegooid. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte heeft gedwaald in die zin dat hij dacht dat hij werd aangevallen door een willekeurige voorbijganger.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen geslaagd beroep kan worden gedaan op (putatief) noodweer(exces).

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde

Voor een geslaagd beroep op noodweer dient vast komen te staan dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte, toen hij het slachtoffer sloeg, heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.

Op grond van het strafdossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een aanranding door aangever of de dreiging daarvan. Op grond van de dossierstukken en wat ter terechtzitting is besproken, is aannemelijk geworden dat aangever verdachte slechts bij zijn arm heeft gepakt om te voorkomen dat hij zou wegrennen. Deze gedraging door aangever kan niet worden aangemerkt als een aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich moest verdedigen. Het beroep op noodweer zal dan ook worden verworpen.

Hetzelfde geldt voor het beroep van de raadsman op noodweerexces Ook een beroep daarop kan alleen slagen, indien aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij (een onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding moest afwenden. Dat daaromtrent sprake was van een verontschuldigbare dwaling aan de kant van verdachte is weliswaar gesteld, maar niet aannemelijk geworden. Het handelen van aangever gaf daartoe geen aanleiding, te minder nu dit handelen het gevolg was van het gedrag van verdachte zelf. Gelet op het voorgaande wordt ook zowel het beroep op noodweerexces als het beroep op putatief noodweer verworpen.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde

Verdachte was op 5 mei 2019 bestuurder van een auto die in eigendom toebehoorde aan zijn moeder, mevrouw [moeder] . De auto is over de kop geslagen en kon niet meer rijden. In zoverre was verdachte betrokken bij een verkeersongeval waarbij aan een ander schade is toegebracht, waarna verdachte is weggelopen. De rechtbank is dan ook tot een bewezenverklaring van dit feit gekomen. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).

Artikel 7 WVW 1994 strekt ertoe te voorkomen dat voor een verkeersongeval aansprakelijke personen zich onttrekken aan de gevolgen van dat ongeval, terwijl die bepaling mede erop is gericht te bevorderen dat de identiteit van de bij zo een ongeval betrokkenen en het motorrijtuig komt vast te staan om vaststelling van nog onzekere aansprakelijkheid mogelijk te maken. Artikel 7 lid 1 WVW 1994 is in de wet is opgenomen opdat degene die door een ongeval is gedupeerd in de gelegenheid wordt gesteld om desgewenst de ander bij het ongeval betrokken partij of diens verzekering te kunnen aanspreken. Op grond van artikel 7 lid 2 WVW 1994 vervalt de strafbaarheid indien gedupeerde gelegenheid is geboden tot vaststelling van de identiteit van verdachte.

Nu de eigenaar van de auto die verdachte bestuurde (zijn moeder), bekend was met de identiteit van verdachte (haar zoon), ook al was zij niet aanwezig op de plaats van het ongeval, zoals is vereist voor toepassing van artikel 7 lid 2 WVW 1994 , was er met het weglopen van verdachte van de plaats van het verkeersongeval, in wezen geen sprake meer van een wederrechtelijke situatie, geheel overeenkomstig de situatie zoals beschreven in artikel 7 lid 2 WVW 1994 .

Verdachte wordt ten aanzien van dit feit dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.

Ten aanzien van het onder 1, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Verdachte is ook strafbaar.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

feit 1

mishandeling

feit 4

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet

feit 5

openlijke geweldpleging

feit 6

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7 OPLEGGING VAN STRAF

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder 1, 2, 3, 5 en 6 bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 20 april 2020.

Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 750,-- en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoon van verdachte. Een voorwaardelijk strafdeel, al dan niet met bijzondere voorwaarden, zal volstaan.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

Op 5 mei 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden dat is veroorzaakt door het rijgedrag van verdachte. Aangever was een toevallige passant en zag de auto van verdachte op zijn kop in de berm liggen. Hij is vervolgens gestopt om verdachte te helpen, maar moest dat bekopen met een klap van verdachte tegen zijn gezicht. Verdachte is er vervolgens vandoor gegaan.

Daarnaast heeft verdachte op 27 juli 2019 [slachtoffer 2] bedreigd en heeft hij zich op 3 oktober 2019 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens diezelfde [slachtoffer 2] en diens zus [slachtoffer 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard over de situatie die is ontstaan toen zijn voormalige vriend [slachtoffer 2] een relatie kreeg met zijn moeder. De rechtbank wil aannemen dat die situatie mogelijk ingewikkeld is, maar dat levert geen rechtvaardiging op voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten.

Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder een aantal geweldsincidenten. Door zijn handelen heeft hij geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 20 april 2020, waarin de reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.

Op te leggen straf voor de feiten 1,5 en 6 (misdrijven)

De rechtbank acht, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de oplegging van een gevangenisstraf voor de feiten 1, 5 en 6 passend en geboden. Bij het bepalen van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn vastgesteld in het binnen de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest. Dit is een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat een gevangenisstraf van deze duur passend en geboden is, nu sprake is van bewezenverklaring van minder strafbare feiten dan ten laste gelegd. Bovendien heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel voor feit 4 (overtreding)

Ten aanzien van feit 4 ziet de rechtbank niet in welk doel nog gediend is met de oplegging van een aanvullende straf of maatregel aan verdacht. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte langer in voorarrest heeft gezeten voor de ten laste gelegde misdrijven dan de duur van de op te leggen gevangenisstraf. Verdachte wordt ten aanzien van deze overtreding dan ook schuldig bevonden, maar er zal met inachtneming van artikel 9a Sr geen straf of maatregel worden opgelegd.

8 BESLAG

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de drie airbags verbeurd te verklaren.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de in beslag genomen goederen, te weten drie airbags, zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank zal derhalve de teruggave van deze goederen gelasten aan de rechthebbende.

9 BENADEELDE PARTIJ

H. Jonker heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van

€ 475,--. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde.

9.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade aangevoerd dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij, zodat verdachte niet volledig verantwoordelijk voor de vordering kan worden gehouden.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

Vaststaat dat [aangever] als gevolg van het hiervoor onder 1 verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de hoogte van de immateriële schade vast op een bedrag van € 475,--. Tevens stelt de rechtbank vast dat dit bedrag reeds is toegewezen in de procedure tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] (parketnummer 16/109307-19). De rechtbank overweegt dat hiermee de immateriële schade van benadeelde partij reeds is vergoed. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen grondslag is voor een verdere toewijzing en zal de vordering daarom afwijzen.

Proceskosten

Nu de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 141, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/109329-19 onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Ontslag van alle rechtsvervolging

- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/109329-19 onder 2 ten laste gelegde bewezen maar niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;

Bewezenverklaring

- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/109329-19 onder 1, 4 en 5 en ten laste gelegde (hiervoor het onder 6 ten laste gelegde) bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/109329-19 onder 1, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 16/035894-20 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

veroordeelt verdachte voor de in de zaak met parketnummer 16/109329-19 bewezenverklaarde feiten 1 en 5 en het in de zaak met parketnummer 16/035894-20 bewezenverklaarde feit (hiervoor feit 6) tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;

bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Geen straf of maatregel

- bepaalt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16/109329-19 bewezenverklaarde feit 4 dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd;

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

Beslag

- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende.

Benadeelde partij

wijst de vordering van [aangever] af;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. A.M. Loots en

H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Doorman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2021.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

ten aanzien van parketnummer 16/109329-19:

1.

hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Blaricum, althans in het

arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een

of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, [aangever] , gedurende

en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft

mishandeld door meermalen, althans eenmaal,

- met zijn, verdachtes, (gebalde) vuist/hand (met kracht) te

slaan/stompen tegen de kaak en/of het gezicht, in elk geval tegen het

hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [aangever] en/of

- met zijn, verdachtes, (geschoeide) voet (met kracht) te schoppen tegen

de buik, althans tegen het bovenlichaam, en/of elders tegen het lichaam

van die [aangever] ;

2.

hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was

veroorzaakt en/of als degene die al dan niet als bestuurder van een

motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval, welke

gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had

verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Blaricum,

althans in Nederland, op/aan de Randweg-Oost, op of omstreeks 5 mei

2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,

terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,

aan een ander (te weten [moeder] ) schade was toegebracht;

3.

hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Blaricum, althans in Nederland,

aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door bij de

regionale meldkamer van politie Midden Nederland melding te maken

van diefstal van een (grijze) Mercedes, althans een personenauto,

wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;

4

hij op of omstreeks 5 mei 2019 te Blaricum, althans in Nederland, als

bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Mercedes met

kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Randweg-Oost,

zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd

gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft en/of is hij,

verdachte,

- gereden met een hoge snelheid, althans met een snelheid

(aanmerkelijk) te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of

- ter plaatse waar zich op of aan 't Merk een (flauwe) bocht naar de

Randweg bevindt, bij het naderen en/of inrijden van die bocht,

onvoldoende aandacht gehad bij het besturen van zijn voertuig en/of

voor de verkeerssituatie ter plaatse en/of

- ( vervolgens) met kracht moeten remmen en/of

- ( vervolgens) zijn snelheid niet zodanig geregeld dat hij in staat was om

zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de

weg kon overzien en/of

- ( waarna) de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren

om (uiteindelijk) tot stilstand te komen in een greppel en/of berm,

gelegen aan de, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, rechterkant van de

weg, waarbij schade aan goederen is ontstaan en/of letsel aan personen

is toegebracht;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,

Voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in

dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

5.

hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Hilversum, althans in Nederland,

openlijk, te weten aan/op (de parkeerplaats van het tankstation gelegen

aan) de [straat] , in elk geval op of aan de openbare

weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging,

geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1]

en [slachtoffer 2] , en/of een goed te weten een voertuig (merk

BMW met kenteken [kenteken] ), door

- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen

en/of te slaan in het gezicht, althans tegen het (boven)lichaam en/of

- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 2] (met kracht) te duwen

en/of te schoppen en/of te trappen en/of te slaan tegen het lichaam

en/of

- meermalen, althans eenmaal, tegen voornoemd voertuig (merk BMW

met kenteken [kenteken] ) (met kracht) te schoppen en/of te trappen;

Ten aanzien van parketnummer 16/035894-20:

hij op of omstreeks 27 juli 2019 te Huizen, in ieder geval in Nederland,

[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] , middels whatsapp-berichten en/of spraakberichten,

(ondermeer) de woorden toe te voegen "ik steek jou en je kankerfamilie”

en/of "ik neuk je kankerfamilie, ik ga nu naar je kankermoeder toe, ik ga

naar je kankervader toe. Ik steek ze allebei ma heel, om zeep vriend",

althans woorden en/of berichten van gelijke dreigende aard en/of

strekking.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 mei 2019 genummerd PL0900-2019131513 en 20192019306381, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van 1 tot en met 95. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Pagina 9 e.v.

Pagina 32.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 november 2019, genummerd

PL0900-2019296946, opgemaakt door politie Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd pagina 1 tot en met 58. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Digitale pagina 4 e.v.

Digitale pagina 9 e.v.

Digitale pagina 38 e.v.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature