Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Proces-verbaal mondelinge uitspraak. Verkeersbesluit. Verweerder heeft laadpaal kunnen plaatsen. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/2692

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

24 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden R. van der Panne en mr. E. Ossel).

Procesverloop

In het (verkeers)besluit van 13 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder ter hoogte van de [straat 1] , tussen de [straat 2] en de [straat 3] , twee parkeerplaatsen aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen.

In het besluit van 15 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Verkeersbesluit

1. Verweerder heeft bij besluit van 8 oktober 2020, gepubliceerd in de Staatscourant op 13 oktober 2020, de verkeersmaatregel vastgesteld voor het plaatsen van het verkeersbord E4 bij twee parkeerplaatsen, met het onderbord ‘alleen voor opladen elektrische voertuigen’ alsmede met onderbord OB504 volgens bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Reglement), ter hoogte van de [straat 1] , tussen de [straat 2] en de [straat 3] .

2. Eiseres is het niet eens met de locatie van de laadpaal vlak bij haar woning, met name omdat daar al een onevenredig deel van de parkeerplaatsen vervalt, verweerder de eigen leidraad niet naleeft omdat de paal nabij monumenten wordt geplaatst en er (betere) alternatieven zijn.

3. Uit de besluitvorming komt naar voren dat het beleid in de gemeente Utrecht is gericht op schoon vervoer (Actieplan Schoon Vervoer). Hier hoort infrastructuur van laadpalen bij, zo veel mogelijk dekkend over de gemeente (Strategisch plan laadinfrastructuur). De potentiële locaties van de laadpalen zijn aan de hand van de Plaatsingsleidraad aangewezen in wijklocatieplannen. Laadpalen worden niet allemaal tegelijk gerealiseerd, maar datagestuurd; als de drukte bij bestaande laadpalen te groot wordt, worden in de wijk extra laadpalen gerealiseerd. In de straat van eiseres waren reeds 2 laadpalen gerealiseerd; de in geding zijnde voor huisnummer [huisnummer] is de derde.

Oordeel van de rechtbank

4. De gemeente heeft beoordelingsruimte bij een verkeersbesluit als dit: dit betekent dat, ook al had een andere locatie ook gekund, desondanks de gemeente voor deze mag kiezen, mits deze behoorlijk is gemotiveerd en de betrokken belangen daarbij kenbaar zijn afgewogen. Verweerder heeft het besluit met name genomen met het oog op het belang van artikel 2, tweede lid onder a, van de Wegenverkeerswet; het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade, alsmede de gevolgen voor het milieu.

De noodzaak van (behoefte aan) een extra laadpaal in de wijk/straat/ter plaatse is niet in geding.

Parkeerdruk

5. Anders dan voorheen, is parkeerdruk in het gemeentelijk beleid geen plaatsingscriterium meer. Dit omdat de parkeerdruk overal hoog is en door de laadpalen weliswaar openbare parkeerplaatsen verdwijnen, maar deze als het ware worden ingeruild tegen tijdelijke, doelgebonden parkeerplekken. De elektrische auto’s staan op dat moment niet meer elders in de wijk geparkeerd. De rechtbank acht dit begrijpelijk gemotiveerd en niet onredelijk, hoewel van een 50/50 uitruil mogelijk geen sprake is. Het doel is immers een dekkend netwerk en dat geldt dan ook voor de plekken waar de parkeerdruk al erg hoog is. Wat betreft de door eiseres gestelde onevenredige nog hogere parkeerdruk dan elders (door andere functies zoals invalideparkeren, fietsenrekken, deelauto’s) heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de parkeerdruk per wijk en niet per straat wordt beoordeeld. Er bestaat ter plaatste immers niet een recht om voor de eigen deur te parkeren. Ook als de paal verderop in de straat zou zijn geplaatst, neemt de parkeerdruk toe. De argumenten die over de parkeerdruk/het verdwijnen van parkeerplekken gaan, treffen dus geen doel.

Monumenten

6. In de plaatsingsleidraad is de wens geuit dat plaatsing bij een monument zo veel mogelijk wordt voorkomen. In het bestreden besluit staat dat de laadpaal niet voor maar aan de achterkant van het monument staat. Bedoeld is aan de zijgevel van de [straat 2] . De paal staat schuin voor nummer [huisnummer] en dat is een gemeentelijk monument (resp. en tegenover nummer [nummer] en naast de zijgevel van [adres] . Dit zijn alle drie gemeentelijke monumenten). Hij is er niet pal voor geplaatst; dat is in overeenstemming met de leidraad en dus niet in strijd met het beleid. Dat de bewoners van de (gemeentelijke) monumenten erop uitkijken, maakt dat niet anders. Terecht acht verweerder relevant het aangezicht van de monument waar de paal dichtbij staat. Dat is hier in tact gebleven.

Alternatieven en persoonlijk belang

7. Op een aantal plekken die eiseres noemt, zijn al laadpalen; zoals op de [straat 2] , de [straat 4] , juist om de hoek van de [straat 1] , aan het begin van de [straat 5] (op de parkeerplaats) en de [straat 6] . Er is geen reden voor verweerder om juist daar nog meer palen te plaatsen. Verder mag verweerder gezien het beleid streven naar een dekkend netwerk, en niet voor plaatsen langs de rand van de wijk.

8. Ten slotte is niet aannemelijk geworden dat 2 parkeerplaatsen minder tot onevenredig nadeel voor eiseres leidt. Zij moest al naar een parkeerplaats zoeken.

9. De conclusie is dat er geen sprake is van motiverings- of andere gebreken aan het besluit. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Voor een veroordeling in proceskosten is geen aanleiding.

12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van

mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

24 augustus 2021.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature