U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Fraude in de arbeidsverhouding; werkgever vordert vergoeding van schade van werknemer; onrechtmatige daad werknemer; schade; vergoeding van (interne) onderzoekskosten.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/494949 / HL ZA 20-18

Vonnis van 20 januari 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. R.W. de Pater te Breda,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. K. Boukema te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 12 augustus 2020;

de akte houdende producties van [gedaagde] van 1 december 2020;

de akte houdende producties van [eiseres] van 4 december 2020;

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 december 2020.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar gaat het over?

2.1.

[eiseres] is een uitzend- en detacheringsbureau voor studenten. [gedaagde] was vanaf 2010 tot 25 oktober 2019 in dienst bij [eiseres] , in de laatste periode als accountmanager. [gedaagde] was in die functie onder meer verantwoordelijk voor het maken van planningen voor opdrachtgevers van [eiseres] en voor de wekelijkse verloning van gedetacheerde werknemers.

2.2.

[eiseres] constateerde in oktober 2019 dat [gedaagde] in de maanden ervoor gefingeerde uren in het verloningssysteem van [eiseres] had ingevoerd. Daardoor kreeg een aantal van de betrokken werknemers die in dienst waren bij [eiseres] loon uitbetaald voor uren die zij niet gewerkt hadden. [gedaagde] heeft met elk van die werknemers afspraken gemaakt over de verdeling van het door hen te veel ontvangen loon. Op die manier ontving [gedaagde] indirect een deel van de opbrengst van de door hem ten onrechte in het systeem ingevoerde uren. [gedaagde] heeft de fraude erkend.

2.3.

[eiseres] heeft [gedaagde] op 25 oktober 2019 op staande voet ontslagen. Daarnaast is [eiseres] een intern onderzoek naar de onregelmatigheden in haar administratie gestart. Vanaf 20 februari 2020 was ook de Marechaussee bij dat onderzoek betrokken, omdat de kwestie verband hield met een opdrachtgever van [eiseres] die op [naam locatie] actief is.

2.4.

[eiseres] heeft elk van de betrokken werknemers aanschreven en de te veel ontvangen bedragen van hen teruggevorderd. Een deel van de werknemers heeft de ten onrechte ontvangen bedragen (gedeeltelijk) aan [eiseres] terugbetaald.

3 De omvang van het geschil

3.1.

[eiseres] vordert in deze procedure:

een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig is verrijkt ten koste van [eiseres] door [eiseres] wederrechtelijk te bewegen tot afgifte van geld met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen;

[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 109.886,63, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf veertien dagen na 25 oktober 2019, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag van algehele voldoening;

[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.515,26;

- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente indien de kosten niet binnen tien dagen na het te wijzen vonnis aan [eiseres] zijn voldaan.

3.2.

[eiseres] legt aan het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld door in samenspraak met anderen gefingeerde uren en vergoedingen in het systeem van [eiseres] te boeken en de ten onrechte uitbetaalde bedragen te verdelen. [gedaagde] moet de schade vergoeden die [eiseres] daardoor heeft geleden. Die schade staat gelijk aan de ten onrechte uitbetaalde nettobedragen en de daarover afgedragen werkgeverslasten, zoals loonheffingen en pensioenbetalingen. Daarnaast was [eiseres] genoodzaakt uitgebreid onderzoek te doen naar de onregelmatigheden. [gedaagde] is ook gehouden de daarmee gepaard gaande onderzoekskosten te vergoeden.

3.3.

[gedaagde] erkent dat hij onrechtmatig heeft gehandeld, maar betwist de omvang van de door [eiseres] gevorderde bedragen.

3.4.

De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, per onderdeel nader ingaan op de stellingen van partijen.

4 De beoordeling van het geschil

Tot welk oordeel komt de rechtbank?

4.1.

De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en de schade moet vergoeden die [eiseres] daardoor heeft geleden. De schade die [gedaagde] moet vergoeden bestaat uit twee delen. Ten eerste moet [gedaagde] een bedrag van € 20.546,21 aan ten onrechte uitbetaalde bedragen aan [eiseres] terugbetalen, voor zover [eiseres] die bedragen nog niet van de betrokken werknemers terug heeft ontvangen. Ten tweede moet [gedaagde] € 20.865,17 aan onderzoekskosten aan [eiseres] betalen. [gedaagde] is over deze bedragen wettelijke rente verschuldigd en moet daarnaast de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten vergoeden.

4.2.

Voor het overige worden de vorderingen van [eiseres] afgewezen. Dit betekent dat [gedaagde] het aandeel werkgeverslasten van de ten onrechte uitbetaalde bedragen niet aan [eiseres] hoeft terug te betalen. Daarnaast komt een deel van de onderzoekskosten niet voor vergoeding in aanmerking. Ten slotte wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen.

4.3.

De rechtbank zal het oordeel hierna toelichten.

Wat is de grondslag van de vorderingen?

4.4.

De rechtbank ziet gelet op de stellingen van partijen aanleiding om eerst in te gaan op de grondslag van de vorderingen. [eiseres] heeft ten tijde van de mondelinge behandeling gesteld dat zowel ongerechtvaardigde verrijking als onrechtmatige daad aan haar vorderingen ten grondslag ligt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] de grondslag van de vordering ten tijde van de mondelinge behandeling niet meer kon wijzigen. Van een wijziging van de grondslag is echter geen sprake. [eiseres] heeft al in de dagvaarding en in de conclusie van repliek (ook) het onrechtmatig handelen van [gedaagde] aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. [eiseres] heeft ten tijde van de mondelinge behandeling enkel verduidelijkt dat onrechtmatige daad de grondslag is. Uit de conclusie van antwoord van [gedaagde] volgt dat hij de grondslag van de vorderingen ook zo heeft begrepen.

4.5.

De rechtbank zal de vordering beoordelen op grond van art. 6:162 BW. [gedaagde] is op grond van dat artikel in beginsel gehouden de schade te vergoeden die [eiseres] als gevolg van zijn onrechtmatige gedragingen lijdt. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding geldt dat de benadeelde, [eiseres] , zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. De rechtbank gaat hierna in op achtereenvolgens de hoofdsom, de onderzoekskosten, de wettelijke rente en ten slotte de buitengerechtelijke incassokosten.

Welk deel van de hoofdsom komt voor toewijzing in aanmerking?

4.6.

De door [eiseres] gevorderde hoofdsom valt uiteen in een ten onrechte uitbetaalde bruto loonsom van € 68.154,99 enerzijds en netto uitbetaalde vergoedingen zoals borg, reiskosten en toeslagen van € 4.040,30 anderzijds. [eiseres] voert in dat verband het volgende aan. De onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] hebben geleid tot de uitbetaling van nettobedragen aan de bij de fraude betrokken werknemers. Daarnaast heeft [eiseres] over de netto uitbetaalde bedragen ook loonbelasting en pensioenpremie afgedragen, waarvoor [gedaagde] ook aansprakelijk is. [gedaagde] is aldus gehouden de totale bruto loonsom aan [eiseres] te vergoeden.

4.7.

[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord erkend dat een deel van de door [eiseres] genoemde bedragen juist is, maar heeft ten tijde van de mondelinge behandeling de omvang van de schade alsnog betwist. De betwisting van [gedaagde] houdt - kort samengevat - verband met de omvang van de uitbetaalde bedragen en de terugbetalingen die zijn of nog worden verricht door betrokken werknemers. Volgens [gedaagde] is niet inzichtelijk welk deel van de ten onrechte uitbetaalde netto bedragen niet is terugbetaald. [eiseres] had een hoofdelijke veroordeling moeten vorderen, aldus [gedaagde] . Daarnaast zijn de werkgeverslasten zoals de afgedragen loonbelasting en pensioenpremie niet als schade te kwalificeren, omdat een werkgever die heffingen niet verschuldigd is over ten onrechte uitbetaald loon. Ten slotte moet het door [eiseres] van betrokken werknemers retour ontvangen totaalbedrag van de vordering op [gedaagde] worden afgetrokken.

4.8.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het netto aandeel van de ten onrechte uitbetaalde loonsom en de netto uitbetaalde vergoedingen als schade kwalificeren. [eiseres] heeft in dat verband bij dagvaarding e-mails en loonstroken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat per betrokken werknemer en per week kan worden gecontroleerd welke bedragen ten onrechte zijn uitbetaald. Daaruit volgt dat bedragen van € 35.764,98 (salaris) en € 4.040,30 (overige vergoedingen) ten onrechte uitbetaald. Bij repliek heeft [eiseres] haar eis vermeerderd omdat uit het onderzoek naar voren was gekomen dat nog meer werknemers betrokken waren. Uit de bij repliek aangeleverde stukken volgt dat nog eens een bedrag van € 8.867,86 ten onrechte is uitbetaald. Het gaat dan om het door [eiseres] gevorderde brutobedrag van € 13.035,76. Dat bedrag moet door 1,47 worden gedeeld om tot het nettobedrag van € 8.867,86 te komen, zoals als onweersproken vast is komen te staan. Opgeteld bedraagt het ten onrechte door [eiseres] uitbetaalde bedrag dus € 48.673,14.

4.9.

Voor de vaststelling van de omvang van de schade is vervolgens van belang dat betrokken werknemers een deel van de ten onrechte ontvangen bedragen hebben terugbetaald. Het gaat om bedragen van € 7.256,- (zoals gesteld bij dagvaarding) en € 20.870,93 (zoals gesteld ten tijde van de mondelinge behandeling). [gedaagde] heeft de omvang van deze bedragen niet betwist en partijen zijn het erover eens dat terugbetaalde bedragen moeten worden afgetrokken van de vordering van [eiseres] op [gedaagde] . Dit betekent dat de schade van [eiseres] ten aanzien van de netto uitbetaalde gelden € 20.546,21 bedraagt (namelijk € 48.673,14 minus € 7.256,- minus € 20.870,93).

4.10.

Het verweer van [gedaagde] dat de omvang van de vordering van [eiseres] niet duidelijk is, faalt. [gedaagde] was nauw betrokken bij het opstellen van de gefingeerde salarisstroken en wist welke werknemers bij de fraude betrokken waren. Verder beschikte hij in het kader van deze procedure over alle salarisstroken en urenlijsten van de betrokken werknemers. Het lag dan ook op de weg van [gedaagde] om concreet aan te geven welke gegevens ontbraken of welke gefingeerde uren of salarisstroken niet het gevolg waren van zijn onrechtmatige gedragingen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan, zodat de omvang van dit deel van de vordering van [eiseres] vast is komen te staan.

4.11.

Het hoofdelijkheidsverweer van [gedaagde] leidt ook niet tot afwijzing van de vordering. Op [gedaagde] en de betrokken werknemers rust de verplichting tot vergoeding van dezelfde schade (voor elk van de betrokken werknemers voor hun respectievelijke aandeel). De schade zou namelijk niet zijn ontstaan als ofwel [gedaagde] , ofwel de betrokken studenten niet zouden hebben meegewerkt aan de fraude. Dat betekent dat zij ten opzichte van [eiseres] hoofdelijk verbonden zijn (art. 6:102 BW). [eiseres] heeft als schuldeiser tegenover [gedaagde] recht op nakoming voor het geheel, zo volgt uit art. 6:7 BW. Als anderen dan [gedaagde] in de toekomst nog terugbetalingen aan [eiseres] verrichten en daarmee dus een deel van de schade vergoeden, geldt dat [gedaagde] ten opzichte van [eiseres] voor dat deel ook bevrijd is.

4.12.

De rechtbank zal het aandeel werkgeverslasten van de gevorderde hoofdsom afwijzen. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat het aandeel werkgeverslasten als schade kwalificeert. Zij heeft in dit verband slechts gesteld dat zij geen mogelijkheden heeft om de bedragen van de Belastingdienst en het pensioenfonds terug te vorderen, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd met bijvoorbeeld correspondentie met de Belastingdienst of een opinie van een accountant. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] lag het wel op de weg van [eiseres] om haar stellingen nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, is niet vast komen te staan dat de bruto werkgeverslasten als schade van [eiseres] kwalificeren.

4.13.

Het voorgaande leidt ertoe dat voor wat betreft de gevorderde hoofdsom een deel van € 20.546,21 zal worden toegewezen.

Welk deel van de onderzoekskosten is toewijsbaar?

4.14.

[eiseres] heeft naast de hoofdsom ook vergoeding van onderzoekskosten gevorderd. Die onderzoekskosten zijn volgens [eiseres] het gevolg van de gecompliceerde opzet van de fraude. Daardoor was [eiseres] genoodzaakt om een groot aantal urenregistraties en salarisstroken te controleren, ook omdat op voorhand niet duidelijk was wat de precieze omvang van de fraude was en wie daarbij was betrokken. In een later stadium is de Marechaussee bij het fraudeonderzoek betrokken geraakt omdat de betrokken werknemers op [naam locatie] actief waren. Dit heeft zowel een aantal werknemers als de bestuurder van [eiseres] veel tijd gekost, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft de onderzoekskosten als volgt gespecificeerd:

Werknemer [A] , betrokken accountmanager, 160 uur tegen een uurtarief van € 25,86;

Werknemer [B] , administratie, 154 uur tegen een uurtarief van € 23,63;

Werknemer [C] , 28 uur tegen een uurtarief van € 22,24;

Bestuurder [D] , 146 uur tegen een uurtarief van € 238,-;

Externe accountant, 8 uur tegen € 225,- per uur;

4.15.

[eiseres] vordert dus een vergoeding van in totaal € 44.947,34 aan onderzoekskosten.

4.16.

[gedaagde] heeft ten aanzien van de onderzoekskosten gesteld dat een klein deel daarvan terecht zou kunnen zijn. [gedaagde] betwist echter de noodzaak en omvang van de door [eiseres] gevorderde onderzoekskosten. Het was volgens [gedaagde] niet noodzakelijk en niet redelijk om een dergelijk uitgebreid onderzoek te doen. Verder is de omvang van de onderzoekskosten volgens [gedaagde] niet duidelijk onderbouwd en heeft [eiseres] voor de bestuurder te hoge uurtarieven gehanteerd.

4.17.

De door [eiseres] gevorderde onderzoekskosten kwalificeren als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW. Dergelijke kosten komen voor vergoeding in aanmerking als vaststaat dat er een (condicio sine qua non-)verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, als de kosten aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend en als de kosten redelijk zijn.

4.18.

In dit geval is sprake geweest van een gecompliceerde fraude. Toen [eiseres] de fraude ontdekte, kon de omvang daarvan op voorhand niet eenvoudig worden vastgesteld. Verschillende werknemers van [eiseres] waren over een periode van meerdere maanden betrokken bij het verwerken van gefingeerde uren in de administratie van [eiseres] . [eiseres] heeft in dit verband onweersproken gesteld dat zij in die periode honderden werknemers in dienst had die werkten voor de opdrachtgever waar de fraude plaatsvond. Het is onder die omstandigheden en gelet op het feit dat medewerking van veel betrokken werknemers uitbleef aannemelijk dat het in kaart brengen van de fraude een intensief en tijdrovend proces is geweest. Vanaf februari 2020 is ook de Marechaussee betrokken geraakt bij het in kaart brengen van de fraude, wat wederom tot veel extra werkzaamheden voor de bestuurder en werknemers van [eiseres] heeft geleid. [gedaagde] heeft niet betwist dat al deze omstandigheden zich inderdaad hebben voorgedaan.

4.19.

De aard van fraude betekent dat [eiseres] in dit geval in redelijkheid kon besluiten tot het doen van intern onderzoek naar de gevolgen van de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] . Dat onderzoek kon niet door één persoon worden uitgevoerd, zoals [gedaagde] ten onrechte heeft gesteld. Zo heeft [eiseres] ten tijde van de mondelinge behandeling nader toegelicht wat de werkzaamheden ter vaststelling van de omvang van de schade inhielden. Naast een omvangrijk administratief onderzoek, waarbij meerdere personen betrokken waren, heeft de bestuurder van [eiseres] een aantal dagen met de Marechaussee gesproken. Niet is gebleken dat de bestede tijd onrealistisch was en uitsluitend zou zijn opgevoerd om [gedaagde] te benadelen, zoals [gedaagde] heeft gesteld. [eiseres] heeft tegenover de betwisting door [gedaagde] voldoende onderbouwd dat het onderzoek in deze omvang noodzakelijk is geweest. Daar komt bij dat [gedaagde] zelf geen openheid van zaken heeft gegeven en niets gedaan om de fraude in kaart te brengen. Dat het onderzoek van [eiseres] tijdrovend en intensief was, is het gevolg van het handelen en nalaten van [gedaagde] en komt dus voor zijn rekening.

4.20.

De rechtbank ziet wel aanleiding om het uurtarief van de bestuurder van [eiseres] te matigen. Het ging om administratief onderzoek, contact met betrokken werknemers en contact met de Marechaussee. Het is niet onbegrijpelijk dat de bestuurder van [eiseres] zelf hierbij betrokken wilde zijn, maar het door [eiseres] gevorderde uurtarief staat niet in verhouding tot de aard van de werkzaamheden en is dus niet redelijk. De rechtbank matigt het uurtarief daarom tot € 73,06. Daarmee sluit de rechtbank aan bij het uurtarief zoals de bestuurder dat in 2019 uit hoofde van zijn dienstverband bij [eiseres] in rekening bracht.

4.21.

Het voorgaande betekent dat de volgende onderzoekskosten voor vergoeding in aanmerking komen:

Uren van [A] : € 4.137,60;

Uren van [B] : € 3.639,02;

Uren van [C] : € 622,72;

Uren van [D] : € 10.665,83;

Uren van de externe accountant: € 1.800.

4.22.

De rechtbank zal voor de onderzoekskosten een totaalbedrag van € 20.865,17 toewijzen.

De gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar

4.23.

[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] [eiseres] wederrechtelijk heeft bewogen tot afgifte van geld met het oogmerk om zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Wederrechtelijkheid en oogmerk zijn strafrechtelijke begrippen. In deze civiele procedure is geen plaats voor een vaststelling van de strafrechtelijke kwalificatie van het handelen van [gedaagde] . De rechtbank zal de gevorderde verklaring daarom afwijzen.

De wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten

4.24.

[gedaagde] is op 25 oktober 2019 gesommeerd de (destijds openstaande) hoofdsom terug te betalen. De wettelijke rente over de toe te wijzen hoofdsom van € 20.546,21 wordt dan ook toegewezen zoals gevorderd, te weten vanaf 8 november 2019, omdat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim is.

4.25.

De wettelijke rente over de onderzoekskosten wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. Hieraan ligt ten grondslag dat een deel van de onderzoekskosten tijdens deze procedure is gemaakt en deel van de gevorderde onderzoekskosten is afgewezen. [eiseres] heeft in dit verband onvoldoende gesteld op welk moment en voor welk aandeel van de kosten [gedaagde] in verzuim verkeerde.

4.26.

[eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke incassokosten gemaakt te hebben en heeft in dat kader een bedrag van € 1.515,26 gevorderd. [eiseres] heeft aannemelijk gemaakt dat zij in incassowerkzaamheden heeft verricht en door [gedaagde] is hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten daarom toewijzen, maar slechts over het toegewezen gedeelte van de hoofdsom van € 20.546,21. Gelet op de staffel zal de rechtbank een bedrag van € 983,65 toewijzen.

Slotsom

4.27.

[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op basis van het toegewezen bedrag op:

- dagvaarding € 85,18

- griffierecht 2.042,00

- salaris advocaat 2.085,00 (3,0 punten × tarief € 695,00)

Totaal € 4.212,18

4.28.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.29.

De gevorderde nakosten zullen op de hierna omschreven wijze worden toegewezen.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de schade ter hoogte van € 20.546,21, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 8 november 2019 tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de onderzoekskosten van € 20.865,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 983,65,

5.4.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.212,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.5.

veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature