< Terug naar de zoekresultaten

Opties voor deze uitspraak




U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Fictief, geen rechtsgeldige aanvraag, ingebrekestelling te vroeg, niet-ontvankelijk.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/1457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: T.M.H. Carrilho),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

3. Eiseres heeft haar aanvraag per mail ingediend op 28 januari 2020. Volgens eiseres kon de aanvraag niet via de portal van verweerder worden ingediend, omdat het adres van eiseres niet herkend werd als zelfstandige woonruimte zonder parkeerplaats. Verweerder heeft in reactie op deze mail op 28 januari 2020 een bevestigingsmail verzonden. Verweerder moet binnen zes weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4, derde lid, van de Parkeerverordening Hilversum 2018 (verordening). Verweerder had dus uiterlijk op 10 maart 2020 moeten beslissen.

4. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 11 maart 2020 in gebreke heeft gesteld.

5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een ontvankelijke aanvraag. Volgens verweerder heeft eiseres de aanvraag niet via het digitaal parkeerloket ingediend, terwijl dit wel is vereist. Verweerder heeft op 18 februari 2020 aan eiseres laten weten dat het vanaf dat moment voor eiseres wel mogelijk was om de bewonersvergunning aan te vragen op de juiste manier. Eiseres heeft dit echter vervolgens niet meer gedaan.

6. Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Awb kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.

7. De rechtbank stelt vast dat verweerder nadere eisen heeft gesteld aan het gebruik van de elektronische weg in de verordening. Uit artikel 4, eerste lid, van de verordening volgt dat een aanvraag voor een parkeervergunning wordt ingediend middels een daartoe bestemd door het college vastgesteld formulier. Vast staat dat eiseres dit formulier niet heeft gebruikt, maar dat zij alleen per mail een aanvraag heeft ingediend. Hoewel verweerder de ontvangst van deze mail wel heeft bevestigd op 28 januari 2020, zijn er geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat eiseres er ook vanuit mocht gaan dat zij hiermee op de juiste wijze haar aanvraag had ingediend en dat de beslistermijn is gaan lopen. In dat verband is ook van belang dat verweerder bij mail van 18 februari 2020, dus korte tijd later, aan eiseres heeft laten weten dat zij de aanvraag vanaf dat moment wel kon indienen via de portal. Verweerder heeft hiermee voldaan aan zijn plicht om eiseres in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. Dat eiseres hier vervolgens geen gebruik meer van heeft gemaakt is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt.

8. Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een rechtsgeldige aanvraag. De beslistermijn was daarom nog niet gaan lopen. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 11 maart 2020 te vroeg is ingediend. Er is dan ook geen sprake van een rechtsgeldige ingebrekestelling.

9. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.

de griffier de rechter

Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature