U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Een 20-jarige man heeft geprobeerd een snackbar in Hilversum te overvallen. Hij heeft daarbij gedreigd met een vuurwapen. De rechtbank veroordeelt de man voor poging tot afpersing tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/175496-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] (Thailand),

gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.E.M. Poll, advocaat te Hilversum, alsmede de deskundige [A] , reclasseringswerker bij de [organisatie 1] , naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. Deze gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

op 5 juli 2020 in Hilversum heeft geprobeerd geld en/of goederen van [slachtoffer] te stelen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;

en/of

op 5 juli 2020 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en te kwalificeren als een poging tot afpersing.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de bewijsbaarheid van het feit.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. Er is geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen:

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2020;

een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 juli 2020, genummerd PL0900-2020214612-7, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 7 tot en met 9 van het dossier met registratienummer PL0900-2020214612.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 5 juli 2020 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geldbedragen die aan [naam snackbar] en/of [slachtoffer] , toebehoorden, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:

- [naam snackbar] is binnengelopen en

- een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft gericht en

- met dat vuurwapen op tafels heeft geslagen en

- daarbij de woorden heeft toegevoegd "Geld, geld, geld",

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

poging tot afpersing.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een Pro Justitia rapport van 6 oktober 2020, opgemaakt door M. de Klerk, GZ-psycholoog.

Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik cannabis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van antisociale trekken in zijn persoonlijkheid. Dit was ten tijde van het tenlastegelegde eveneens aanwezig en heeft de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed. Hij heeft de beslissing gemaakt om de snackbar te overvallen en werd daarin niet gehinderd door empathie, berouw of simpelweg het gegeven dat hij een strafbaar feit ging plegen. Hij dacht niet na over de mogelijke gevolgen en koos geen alternatieve oplossingen dan het daadwerkelijk doen. Hij wordt hierin gehinderd door zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psycholoog adviseert dan ook om verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen.

De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over, maakt die tot de hare en zal gelet daarop het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:

een meldplicht bij de [organisatie 1] ;

ambulante behandeling in een forensische polikliniek, met mogelijkheid tot een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken;

meewerken aan verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;

onthouden van het vestigen op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;

volgen van een opleiding;

meewerken aan middelencontrole.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het adolescentenstrafrecht in de zin van art. 77c lid 1 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast. De raadsman heeft voorts de rechtbank verzocht te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Adolescentenstrafrecht

Het uitgangspunt bij meerderjarigen is dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Toepassing van het jeugdstrafrecht kan alleen ingeval de verdachte ten tijde van het strafbare feit meerderjarig was, maar jonger dan 23 jaar én als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.

Ten tijde van het plegen van het feit was verdachte negentien jaar en dus meerderjarig. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd geen aanknopingspunten om af te wijken van het uitgangspunt om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Dit in overeenstemming met hetgeen de deskundige en de reclassering hierover hebben geadviseerd.

Strafoplegging

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Aard en de ernst van het feit

Verdachte heeft geprobeerd een snackbar te overvallen. Verdachte is met een vuurwapen de snackbar van het slachtoffer ingelopen, heeft vervolgens op de tafels geslagen en daarbij geroepen dat hij geld wilde. Hiermee heeft verdachte geprobeerd het slachtoffer te dwingen tot het afgeven van geld.

Dit is een ernstig feit en heeft veel impact op het slachtoffer. Zij woont met haar gezin boven de snackbar en, mede omdat zij daar al eens eerder is overvallen, overheersen als gevolg van dit handelen van verdachte, gevoelens van onveiligheid, niet alleen in haar eigen zaak, maar ook in haar privé-omgeving. De zesjarige dochter van het slachtoffer was op het moment van de poging afpersing aanwezig in de snackbar en heeft alles meegekregen. De zoon van het slachtoffer bevond zich ten tijde van de overval in het kamertje achter de snackbar. De gebeurtenis is dan ook eveneens van grote invloed geweest op de kinderen van het slachtoffer. Zij hebben nachtmerries en durven niet alleen te slapen. Het slachtoffer maakt zich zorgen over welke gevolgen dit in de toekomst zal hebben voor haar kinderen. De dochter fluistert sinds de overval alleen nog maar en wordt hiervoor ook begeleid. Dit zijn allemaal gevolgen die verdachte heeft veroorzaakt. Verdachte wilde snel aan geld komen en heeft er kennelijk niet bij stil gestaan hoeveel leed hij hiermee aanrichtte, of het kon hem op dat moment niet schelen.

Daar komt nog eens bij dat een poging tot overval zoals verdachte die heeft gepleegd onrust in de samenleving meebrengen. Mensen gaan zich onveiliger voelen in de stad waar zij wonen.

De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 september 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.

De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:

voornoemd Pro Justitia rapport;

een reclasseringsrapport van 9 oktober 2020, opgemaakt door [A] , reclasseringswerker.

Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik cannabis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van antisociale trekken in zijn persoonlijkheid. Dit was ten tijde van het tenlastegelegde eveneens aanwezig en heeft de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed. De psycholoog adviseert dan ook om verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen.

Het recidiverisico wordt door de psycholoog ingeschat als matig. Het risico zit met name in de antisociale persoonlijkheidstrekken van verdachte. Indien dit onbehandeld blijft zal het risico op recidive toenemen. De psycholoog adviseert om verdachte een behandeling te laten volgen bij een ambulante forensische polikliniek, met de mogelijkheid tot een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, gericht op behandeling van de onderliggende persoonlijkheidspathologie van verdachte waarbij drugsgebruik kan worden gemonitord. Tevens kan in de behandeling de diagnostiek verder worden uitgekristalliseerd.

Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte vanaf jonge leeftijd veel te maken heeft gehad met verschillende hulpverleningsinstanties. De reclassering stelt dat er bij alle betrokken instanties inmiddels sprake is van een grote mate van hulpverleningsmoeheid waarbij men alle hulpverleningsmogelijkheden als uitgeput beschouwd en men met name reageert vanuit de behoefte aan controle en beheersen.

De reclassering concludeert dat het tijd is om verdachte op eigen benen te laten staan en hem het vertrouwen te geven waar hij dat verdient en hem te ondersteunen op de gebieden waarvan hij laat zien dat hij daar moeite mee heeft.

Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een verbod op het vestigen op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie, het volgen van een opleiding en het meewerken aan middelencontrole.

Oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit is een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor vergelijkbare zaken en het feit dat verdachte een wapen heeft gebruikt maar ook meegewogen dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf aan verdachte opleggen.

9 BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van

€ 2.509,54. Dit bedrag bestaat uit € 509,54 materiële schade en € 2.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.

9.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de gevorderde materiële schade nu er geen rechtstreeks verband is tussen deze schade en het bewezenverklaarde.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding voor immateriële schade erg hoog is en dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,--.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

De materiële schade

De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat de gestelde materiële schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de infrarood bellen, de straat-/gevelverlichting en het vervangen van de sloten teneinde het gevoel van veiligheid te herstellen, zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom ten aanzien van dit onderdeel afwijzen.

De immateriële schade

De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van de immateriële schade ontoereikend is. Door de benadeelde partij is gesteld dat de geleden immateriële schade op grondslag van artikel 6:106, eerste lid, sub a van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt omdat verdachte met het uiten van de bedreiging het oogmerk heeft gehad om de benadeelde vrees aan te jagen. De rechtbank is echter van oordeel dat hiervan geen sprake is. Hoewel het slachtoffer angstig is geweest, is het niet zo dat verdachte naar de snackbar is gegaan met als doel het slachtoffer angst aan te jagen. Zijn oogmerk was geldelijk gewin. Dit maakt dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade niet op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub a van het Burgerlijk Wetboek kan worden toegewezen.

Voor toewijzing op grond van ander nadeel als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek is de vordering onvoldoende onderbouwd. Voor toewijzing op deze grond is immers vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Meer of minder sterk psychisch onbehagen is hiervoor onvoldoende.

Het alsnog aan het procesdossier laten toevoegen van een onderbouwing van de vordering vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding vanwege de daarmee gemoeide vertraging van de afdoening van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ook voor dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit laat onverlet de mogelijkheid van [slachtoffer] om de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte worden gecompenseerd in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht , zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals in rubriek 5 vermeld;

- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en speekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;

- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;

- beveelt dat een gedeelte, groot 5 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;

- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

o zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de [organisatie 1] , [adres] te [plaatsnaam] zal melden en zich daarna zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

o zich onder behandeling zal stellen van [organisatie 2] en/of [organisatie 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken ten behoeve van ten behoeve van crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener aan verdachte zullen worden gegeven;

o zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [organisatie 4] , of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;

o een opleiding aan het [naam onderwijsinstelling] volgt of bij een soortgelijke onderwijsinstelling;

o zich niet zal vestigen op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;

o zal meewerken aan controle van het gebruik van cannabis teneinde het middelengebruik te beheersen, zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij urineonderzoek en ademonderzoek tot de mogelijke controlemiddelen behoren.

Benadeelde partij

- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de materiële schade af;

- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;

Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2020.

Mr. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte

voorgenomen misdrijf om één of meer geldbedragen en/of één of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is en/of heeft hij, verdachte,

- [naam snackbar] binnengelopen en/of

- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer] gericht en/of

- met dat vuurwapen op tafels geslagen en/of

- ( daarbij) de woorden toegevoegd "Geld, geld, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of

hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van één of meer geldbedragen en/of één of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam snackbar] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, toebehoorde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:

- [naam snackbar] is binnengelopen en/of

- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft gericht en/of

- met dat vuurwapen op tafels heeft geslagen en/of

- ( daarbij) de woorden heeft toegevoegd "Geld, geld, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature