U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ernstige escalatie van een conflict tussen aandeelhouders/bestuurders van een vennootschap.

De voorzieningenrechter wijst gelet op de uitzonderlijke omstandigheden van het geval een gevorderd gebod tot overdracht van aandelen toe.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/500879 / KG ZA 20-174

Vonnis in kort geding van 20 mei 2020

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres sub 1] B.V.,

gevestigd te 's- [vestigingsplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres sub 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres sub 3] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eiseressen in conventie/verweersters in reconventie, hierna: [eiseressen c.s.] ,

advocaten mr. F.M.A. ’t Hart en mr. S.C.S. Rijpkema te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 3] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagden in conventie/eisers in reconventie, hierna: [gedaagden c.s.] ,

advocaat mr. B.A. Boer te Den Haag.

1 De procedure

1.1.

[eiseressen c.s.] heeft op 10 april 2020 bij de rechtbank Gelderland een aanvraag ingediend voor de behandeling van dit kort geding. De rechtbank Gelderland heeft die aanvraag op grond van artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie ter verdere behandeling verwezen naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank.

1.2.

De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft partijen in verband met de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus een andere procedure dan gebruikelijk doen volgen.

1.3.

De voorzieningenrechter heeft in dit kort geding de volgende stukken ontvangen:

een dagvaarding van 20 april 2020 met 30 producties,

op 27 april 2020: een e-mail van [eiseressen c.s.] met 25 producties,

op 28 april 2020: een schriftelijke reactie van [gedaagden c.s.] met 35 producties,

op 28 april 2020: een akte met vorderingen in reconventie van [gedaagden c.s.] ,

op 30 april 2020: een schriftelijke reactie in conventie en in reconventie van [eiseressen c.s.] ,

op 4 mei 2020: een schriftelijke reactie in conventie en in reconventie van [gedaagden c.s.] ,

op 7 mei 2020: een schriftelijke reactie in reconventie van [eiseressen c.s.]

1.4.

De voorzieningenrechter heeft tot slot bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2 Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[eiseres sub 1] is een vermogensbeheerder. [gedaagde sub 1] houdt 40,8% van de aandelen in [eiseres sub 1] , [eiseres sub 3] 32% en [eiseres sub 2] 27,2%. [gedaagde sub 1] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] vormen gezamenlijk het bestuur van [eiseres sub 1] . [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1] , [A] ([A]) van [eiseres sub 3] en [B] ([B]) van [eiseres sub 2] . [A] en [B] hebben elk bij [eiseres sub 1] een portefeuille met cliënten van wie zij het vermogen beheren. [gedaagde sub 2] had tot in januari 2020 zo’n portefeuille bij [eiseres sub 1] .

2.2.

Vanaf 2017 bestaat tussen [gedaagde sub 2] enerzijds en [A] en [B] anderzijds een conflict. Het conflict is ontstaan door onenigheid over de wijze waarop [eiseres sub 1] moet groeien. [gedaagde sub 2] ziet niets in niet‑autonome groei, [A] en [B] daarentegen juist wel. In de loop van de jaren hebben veel gebeurtenissen plaatsgevonden waardoor de verhouding tussen [gedaagde sub 2] enerzijds en [A] en [B] anderzijds ernstig is verslechterd en uiteindelijk is geëscaleerd. De voorzieningenrechter somt hierna een aantal van die gebeurtenissen op:

 Op 3 januari 2018 is de Europese richtlijn MiFID II in de Wet op het financieel toezicht geïmplementeerd. [A] heeft met het oog hierop in 2017 een opleiding gevolgd. In het najaar van 2017 is hij gezakt voor het examen in de module vaardigheden. [gedaagde sub 2] heeft dit op 1 december 2017 als incident bij de AFM gemeld. [gedaagde sub 2] heeft tegelijkertijd ook andere meldingen over [A] gedaan. De AFM heeft geen gevolg gegeven aan de meldingen.

 [gedaagde sub 1] heeft op de algemene vergadering van aandeelhouders van [eiseres sub 1] (de ava) van 29 januari 2018 tegen goedkeuring van de begroting voor 2018 gestemd. [gedaagde sub 2] vond dat [A] niet deskundig was en daarom anders beloond moest worden dan in de begroting was opgenomen. [A] heeft op 23 januari 2018 het diploma in de module vaardigheden alsnog gehaald. [gedaagde sub 2] heeft vervolgens op de ava van 13 april 2018 alsnog ingestemd met goedkeuring van de begroting voor 2018.

 [gedaagde sub 1] heeft op 23 maart 2018 aan de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek te bevelen naar het beleid van [eiseres sub 1] en de gang van zaken bij [eiseres sub 1] . [A] en [B] hebben een advocaat ingeschakeld om verweer te voeren namens [eiseres sub 1] als verweerster en namens [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] als belanghebbenden. Dit is ook gebeurd. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van [gedaagde sub 1] afgewezen.

 [A] en [B] hebben op een bestuursvergadering besloten de advocaatkosten van het verweer van [eiseres sub 1] ten laste van [eiseres sub 1] te brengen. [gedaagde sub 2] was het hier niet mee eens en heeft tegen [A] , [eiseres sub 3] , [B] en [eiseres sub 2] aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering. Het openbaar ministerie heeft besloten niet tot onderzoek of vervolging over te gaan. [gedaagde sub 2] heeft tegen het besluit van het openbaar ministerie bij het gerechtshof Den Haag tevergeefs een artikel 12 Sv‑procedure gevoerd.

 [gedaagde sub 1] heeft op de ava van 25 juni 2019 tegen goedkeuring van de jaarrekening over 2018 gestemd. [gedaagde sub 2] vond dat in die jaarrekening de hiervoor genoemde advocaatkosten ten onrechte ten laste van [eiseres sub 1] werden gebracht. Hierdoor is de jaarrekening over 2018 toen niet vastgesteld.

 [gedaagde sub 2] heeft vele bestuursvergaderingen niet bijgewoond. [A] en [B] hebben in een brief van 1 november 2019 aan [gedaagde sub 2] meegedeeld dat vanaf november 2019 de managementvergoeding, verschuldigd op grond van een tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] gesloten managementovereenkomst, nog maar voor de helft aan [gedaagde sub 1] zal worden uitgekeerd. [gedaagde sub 2] heeft in een brief van 2 december 2019 hiertegen geprotesteerd en zich op het standpunt gesteld dat hij bij de feitelijke uitoefening van zijn taken wordt gehinderd door [A] en [B] .

 [gedaagde sub 1] heeft in een brief van 13 december 2019 de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd.

 De jaarrekening over 2018 is nog steeds niet vastgesteld. [gedaagde sub 2] heeft voor de ava van 4 februari 2020 aan [A] en [B] bericht dat [gedaagde sub 1] tegen goedkeuring van die jaarrekening stemt. Als de jaarrekening over 2018 (zoals die er nu in conceptvorm is) wordt vastgesteld, dan heeft [gedaagde sub 1] recht op uitkering van € 204.000,- aan dividend, [eiseres sub 3] op € 160.000,- en [eiseres sub 2] op € 136.000,-.

 [gedaagde sub 2] heeft [gedaagde sub 3] opgericht. [gedaagde sub 3] heeft ook als activiteit het beheren van vermogens. [gedaagde sub 2] heeft in januari 2020 aan [A] en [B] bericht dat hij uiterlijk 27 januari 2020 met zijn werk als vermogensbeheerder bij [eiseres sub 1] stopt. [A] en [B] hebben vervolgens namens [eiseres sub 1] de relaties met de cliënten van wie [gedaagde sub 2] de vermogens beheerde opgezegd.

 [gedaagde sub 1] heeft op 13 maart 2020 bij de rechtbank Oost-Brabant een civiele procedure tegen [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] aanhangig gemaakt. In die procedure vordert [gedaagde sub 1] onder meer dat aandeelhouders [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] op grond van artikel 2:343 BW de aandelen van [gedaagde sub 1] in [eiseres sub 1] overnemen (de uittredingsprocedure).

2.3.

[eiseressen c.s.] stelt, kort weergegeven, het volgende. Er is een onhoudbare situatie ontstaan. Het voortbestaan en de reputatie van [eiseres sub 1] worden ernstig bedreigd door de handelwijze van [gedaagden c.s.] Toewijzing van de gevorderde voorzieningen (zie hierna onder 3.1) is daarom noodzakelijk. [gedaagde sub 3] concurreert op onrechtmatige wijze met [eiseres sub 1] . Alle cliënten die [gedaagde sub 2] bij [eiseres sub 1] onder zijn hoede had, zijn naar [gedaagde sub 3] overgestapt. [gedaagde sub 2] kan verder niet tegelijkertijd (indirect) aandeelhouder en bestuurder zijn van [eiseres sub 1] en van haar concurrent [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 1] oefent tot slot haar stemrecht als aandeelhouder uit op een wijze die [eiseres sub 1] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] onevenredig schaadt.

2.4.

[gedaagden c.s.] voert verweer en stelt tegenvorderingen in (zie hierna onder 3.2). De voorzieningenrechter zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen van partijen, in hoofdstuk 4 (verder) ingaan. Eerst zullen die vorderingen in hoofdstuk 3 worden weergegeven.

3 De vorderingen

in conventie

3.1.

[eiseressen c.s.] vordert, samengevat, naar de rechtbank begrijpt:

A. primair [gedaagde sub 1] te gebieden om binnen zes uur na betekening van het te wijzen vonnis af te treden als statutair bestuurder van [eiseres sub 1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, subsidiair [gedaagde sub 1] te schorsen als statutair bestuurder van [eiseres sub 1] ,

B. primair [gedaagde sub 1] te gebieden om onmiddellijk haar aandelen in [eiseres sub 1] over te dragen aan [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] , onder de voorwaarde dat [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] de rechtens vast te stellen prijs voor die aandelen zullen betalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, subsidiair het stemrecht van [gedaagde sub 1] als aandeelhouder te schorsen,

C. primair [gedaagden c.s.] te verbieden om voor de duur van twee jaar na het te wijzen vonnis met [eiseres sub 1] te concurreren, in het bijzonder door voormalige cliënten van [eiseres sub 1] te benaderen of te bedienen, subsidiair [gedaagden c.s.] te verbieden om met [eiseres sub 1] te concurreren zolang [gedaagde sub 1] bestuurder en/of aandeelhouder van [eiseres sub 1] is, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

D. [gedaagden c.s.] te gebieden om onmiddellijk alle aan [eiseres sub 1] toekomende informatie van welke aard dan ook te retourneren zonder achterhouding van een kopie of andere gegevensdrager waarop die informatie staat, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

E. [gedaagden c.s.] te gebieden om onmiddellijk aan [eiseres sub 1] schriftelijk te verklaren dat alle aan [eiseres sub 1] toekomende informatie van welke aard dan ook door haar is geretourneerd zonder achterhouding van een kopie of andere gegevensdrager waarop die informatie staat, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

F. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres sub 1] € 100.000,- aan voorschot te betalen,

G. [gedaagden c.s.] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en nakosten.

in reconventie

3.2.

[gedaagden c.s.] vordert, samengevat, naar de rechtbank begrijpt:

1. voorwaardelijk, namelijk in het geval in conventie de primaire vordering onder B wordt toegewezen, [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] te veroordelen om gelijktijdig met de levering van de aandelen van [gedaagde sub 1] een bedrag van € 500.000,- aan [gedaagde sub 1] te betalen en een bankgarantie van € 250.000,- aan [gedaagde sub 1] te verstrekken,

2. [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] te veroordelen nader in de akte van 28 april 2020 omschreven informatie voor het bestuur van [eiseres sub 1] aan [gedaagde sub 1] te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

3. [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] te veroordelen op een bepaalde, nader in de akte van 28 april 2020 omschreven wijze het bestuur van [eiseres sub 1] te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom,

4. [eiseressen c.s.] te veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten.

4 De beoordeling

Producties 30 tot en met 54 van [eiseressen c.s.]

4.1.

Anders dan [gedaagden c.s.] stelt, zijn de producties 30 tot en met 54 van [eiseressen c.s.] tijdig ingediend. De voorzieningenrechter heeft deze producties op 27 april 2020 om 22.45 uur met een e-mail ontvangen. Dat was meer dan 24 uur vóór het tijdstip waarop [gedaagden c.s.] haar eerste schriftelijke reactie met een e-mail mocht indienen (28 april 2020 om 23.59 uur), zoals bepaald in de procedureregels (zie bladzijde 3 van de dagvaarding).

Spoedeisend belang

4.2.

[eiseressen c.s.] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Partijen hebben een langlopend conflict dat is geëscaleerd. Die escalatie heeft mogelijk op korte termijn grote negatieve gevolgen voor het voortbestaan en de bestuurbaarheid van [eiseres sub 1] . De gevorderde onmiddellijke voorzieningen zijn gericht op het voorkomen van die gevolgen.

4.3.

De voorzieningenrechter verwerpt hierbij de stelling van [gedaagden c.s.] dat de einduitspraak in de uittredingsprocedure kan worden afgewacht. Die procedure kan lang gaan duren. [eiseressen c.s.] heeft aangekondigd verweer te voeren tegen de vordering tot uittreding en in reconventie op grond van artikel 2:336 BW een vordering tot uitstoting van [gedaagde sub 1] in te stellen. Als de vordering tot uittreding of de vordering tot uitstoting wordt toegewezen, zal de waarde van de aandelen van [gedaagde sub 1] nog moeten worden vastgesteld. Daarvoor zullen een of meer deskundigen moeten worden benoemd.

Vordering onder B in conventie

4.4.

[eiseressen c.s.] vordert onder B primair [gedaagde sub 1] te gebieden haar aandelen in [eiseres sub 1] aan [gedaagden c.s.] over te dragen.

4.5.

De voorzieningenrechter is in spoedeisende zaken in beginsel slechts bevoegd om, na afweging van de belangen van partijen, tijdelijke voorzieningen te treffen. Een gebod tot overdracht van aandelen is geen tijdelijke voorziening, maar een beslissing waarvan de gevolgen niet meer herstelbaar zijn. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval, gelet op de hier aan de orde zijnde uitzonderlijke omstandigheden, van voormeld uitgangspunt moet worden afgeweken en een gebod tot overdracht van de aandelen van [gedaagde sub 1] moet worden uitgesproken. De voorzieningenrechter licht dit oordeel als volgt toe.

4.6.

[gedaagde sub 2] enerzijds en [A] en [B] anderzijds zijn het al jaren fundamenteel oneens over het te voeren beleid van [eiseres sub 1] . Dit heeft geleid tot een zeer ernstig conflict dat al jaren loopt en de persoonlijke verhoudingen op scherp heeft gezet.

De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de incidentmeldingen bij de AFM, het verzoek aan de Ondernemingskamer, de aangifte bij de politie en het beklag tegen niet-vervolging ex artikel 12 Sv tegen deze achtergrond moeten worden gezien. Het gevolg hiervan is onder meer dat belangrijke besluitvorming in de ava, bijvoorbeeld over goedkeuring van begrotingen en jaarrekeningen, vaak niet (tijdig) plaatsvindt. Dit kan een reële en acute bedreiging vormen voor het voortbestaan van de onderneming.

4.7.

Verder heeft [gedaagde sub 2] [gedaagde sub 3] opgericht. De voorzieningenrechter gaat er met [eiseressen c.s.] van uit dat in ieder geval het overgrote deel van de cliënten die [gedaagde sub 2] voorheen bij [eiseres sub 1] onder zijn hoede had, naar [gedaagde sub 3] zijn overgestapt. [gedaagden c.s.] heeft dit niet voldoende gemotiveerd betwist. Het feit dat [gedaagde sub 2] de vermogens van die cliënten nu bij [gedaagde sub 3] beheert (of binnenkort gaat beheren), maakt dat [gedaagde sub 3] , anders dan [gedaagden c.s.] stelt, een potentiële concurrent is. Niet aannemelijk is dat [gedaagde sub 2] een zodanig afwijkende beheervisie heeft dat er sprake zou zijn van gescheiden markten voor [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 3] . [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 3] hebben dus dezelfde doelgroep. Dit maakt een snelle en definitieve scheiding van partijen uitermate urgent. [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] hoeven niet te dulden dat [gedaagde sub 1] aandelen heeft in zowel [eiseres sub 1] als in een concurrent. Dat is onzorgvuldig tegenover [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] : conflicterende belangen liggen op de loer.

4.8.

Tot slot blijkt uit de uittredingsprocedure van [gedaagde sub 1] dat beide partijen een overdracht van de aandelen van [gedaagde sub 1] aan [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] beogen. Een gebod tot die overdracht kan dus in het belang van beide partijen worden geacht. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat met een overdracht op korte termijn de vrees van [gedaagden c.s.] dat zij te zijner tijd minder voor de aandelen van [gedaagde sub 1] krijgt omdat de aandelen door slecht bestuur van [A] en [B] in de loop van de tijd minder waard zullen worden, wordt weggenomen. De waarde van over te dragen aandelen moet immers zoveel mogelijk worden bepaald naar het moment van de overdracht (vgl. HR 11 september 1996, NJ 1997/177).

4.9.

De voorzieningenrechter zal de termijn waarbinnen [gedaagde sub 1] haar aandelen moet overdragen stellen op twee weken nadat aan [gedaagde sub 1] een afschrift van dit vonnis zal zijn betekend. De voorlopige overnameprijs van de aandelen van [gedaagde sub 1] zal worden bepaald op € 1,-. Deze prijs geldt totdat bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis of bij een onherroepelijk vonnis een definitieve overnameprijs is vastgesteld dan wel totdat partijen een definitieve overnameprijs zijn overeengekomen. [gedaagde sub 1] moet haar aandelen overdragen aan [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] . [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] moeten zelf bepalen welk deel van de aandelen van [gedaagde sub 1] zij ieder overnemen.

4.10.

[eiseressen c.s.] vordert een dwangsom van € 10.000,- voor elke dag dat [gedaagde sub 1] niet aan het gebod voldoet. Deze vordering is toewijsbaar tot een maximum van € 500.000,- aan verbeurde dwangsommen.

Vordering onder 1 in reconventie

4.11.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het gebod tot overdracht van de aandelen van [gedaagde sub 1] de voorwaarde moet worden verbonden dat [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] tegelijkertijd met die overdracht een bankgarantie voor betaling van de definitieve overnameprijs stellen, zoals in het dictum nader geformuleerd. [gedaagde sub 1] heeft voldoende belang bij het stellen van een dergelijke bankgarantie. In zoverre zal de vordering onder 1 in reconventie worden toegewezen.

4.12.

Over de hoogte van de te stellen bankgarantie overweegt de voorzieningenrechter als volgt. [gedaagden c.s.] gaat uit van een waarde van de aandelen van [gedaagde sub 1] van € 709.000,- per 31 december 2019. Zij heeft echter geen rekening gehouden met het feit dat de waarde van de onderneming fors zal zijn afgenomen door het vertrek van alle door [gedaagde sub 2] bij [eiseres sub 1] beheerde cliënten. De voorzieningenrechter zal dat wel doen. Uit de producties van [gedaagden c.s.] blijkt dat [gedaagde sub 2] ongeveer 40% van de omzet bij [eiseres sub 1] genereerde. Die omzet heeft [eiseres sub 1] dus niet meer. De voorzieningenrechter zal gelet hierop schattenderwijs uitgaan van een waardevermindering van de onderneming en dus van de aandelen van [gedaagde sub 1] van 40%. De hoogte van de te stellen bankgarantie wordt daarom bepaald op € 425.000,- (€ 709.000,- minus 40% daarvan). De voorzieningenrechter heeft daarbij gezien de aard van de beslissing (het stellen van een bankgarantie voor de koopprijs van aandelen die nu al moeten worden overgedragen) geen rekening gehouden met het feit dat [gedaagde sub 3] inmiddels het overgrote deel van de klanten van [gedaagde sub 2] bij [eiseres sub 1] bedient. Dat kan de vraag oproepen in hoeverre daar rekening mee moet worden gehouden bij de bepaling van het bedrag waarvoor [gedaagde sub 1] de aandelen moet overdragen. Voor het gedeelte in de overnameprijs van de aandelen dat is gebaseerd op de waarde van – kort aangeduid – het cliëntenbestand, geldt immers dat het nu vrijwel alleen nog gaat om de waarde van de cliënten van [A] en [B] . Anderzijds heeft [gedaagde sub 1] in ieder geval nog recht op 40% van de waarde van de onderneming die niet is gerelateerd aan het cliëntenbestand. In de opstelling die uitkomt op de door [gedaagde sub 1] gestelde waarde voor haar aandelen van € 709.000,- is aan “intrinsieke waarde” circa € 750.000,- opgenomen. Als alleen dat in de waardebepaling zou worden betrokken, is de waarde van de aandelen van [gedaagde sub 1] in [eiseres sub 1] circa € 300.000,- (40% van € 750.000,-).

4.13.

De voorzieningenrechter geeft [gedaagde sub 1] in overweging om vóór de overdracht van haar aandelen en in overleg met [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] alsnog in te stemmen met goedkeuring van de jaarrekening over 2018. Overleg met [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] is nodig omdat goedkeuring van de jaarrekening en bestemming van de winst voor uitkering van het dividend alleen kan plaatsvinden op een formeel opgeroepen ava tenzij alle aandeelhouders instemmen met voor dit moment andere wijze van besluitvorming van de ava. Op die manier is in beginsel nog uitkering mogelijk van het dividend van [gedaagde sub 1] over 2018, een bedrag van € 204.000,-. Dit bedrag kan dan in mindering worden gebracht op de hoogte van de bankgarantie, zoals nader in het dictum geformuleerd. De waarde van de aandelen van [gedaagde sub 1] zullen dan immers met hetzelfde bedrag als de dividenduitkering afnemen. Het voordeel voor [gedaagde sub 1] bij dividenduitkering is dat zij niet hoeft te wachten totdat de definitieve overnameprijs is betaald voordat zij de beschikking krijgt over een substantieel bedrag. Het voordeel voor [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] is dat zij een bankgarantie voor een lager bedrag kunnen stellen en zelf ook over meer liquide middelen kunnen beschikken. Het stellen van een bankgarantie zal gemakkelijker gaan en minder kosten met zich brengen.

Vordering onder A in conventie

4.14.

De voorzieningenrechter zal [gedaagde sub 1] schorsen als statutair bestuurder van [eiseres sub 1] tot het moment waarop haar aandelen aan [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] zullen zijn overgedragen. Een belangenafweging dient in het voordeel van [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] uit te vallen. Nu [gedaagde sub 2] (middellijk) een concurrerende onderneming heeft en bestuurt, is het niet meer in het belang van [eiseres sub 1] dat hij daar nog als (middellijk) bestuurder actief is. Dat weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde sub 2] als (middellijk) aandeelhouder in [eiseres sub 1] . Mogelijke tijdelijke bemoeienis van [gedaagde sub 2] als (middellijk) bestuurder in aanloop van de aandelenoverdracht zal naar verwachting ook niet meewerken aan een soepele scheiding van partijen.

Vordering onder C in conventie

4.15.

[eiseressen c.s.] vordert onder C primair een verbod om met [eiseres sub 1] te concurreren, in het bijzonder door voormalige cliënten van [eiseres sub 1] te benaderen. Deze vordering moet worden afgewezen. Ondernemingen mogen met elkaar concurreren. Onder omstandigheden kan de wijze waarop met andere ondernemingen wordt geconcurreerd onrechtmatig zijn en dus verbodswaardig. In dit geval zou zo’n omstandigheid kunnen zijn dat [gedaagden c.s.] , tot op heden aandeelhouder en statutair bestuurder van [eiseres sub 1] , cliënten van [eiseres sub 1] benadert om over te stappen naar [gedaagde sub 3] . Dit is echter onvoldoende gebleken. Daarbij is van belang dat [eiseres sub 1] haar relatie met door [gedaagde sub 2] bediende cliënten zélf heeft opgezegd. Vervolgens zijn die cliënten overgestapt naar [gedaagde sub 3] . Verder is niet gesteld of gebleken dat [gedaagden c.s.] cliënten van [eiseres sub 1] heeft benaderd die door [A] en/of [B] worden bediend.

4.16.

[eiseressen c.s.] heeft onvoldoende belang bij het subsidiaire deel van de vordering onder C. [gedaagde sub 1] zal immers worden geschorst als statutair bestuurder en op korte termijn haar aandelen moeten overdragen.

Vorderingen onder D en E in conventie

4.17.

Deze vorderingen moeten worden afgewezen, al omdat zij onvoldoende zijn gespecificeerd. Het is aan [eiseressen c.s.] om te stellen welke informatie [gedaagden c.s.] precies onder zich houdt en waarom [gedaagden c.s.] die informatie dient te retourneren.

Vordering onder F in conventie

4.18.

[eiseressen c.s.] vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] tot betaling van een voorschot van € 100.000,- op:

 verbeurde boetes wegens overtreding van het non‑concurrentiebeding in de managementovereenkomst,

 vergoeding van schade wegens verwaarlozing van bestuurderstaken en

 restitutie van toegeëigende managementfee.

4.19.

Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan in ieder geval een deel van deze eisen niet is voldaan. Zo is niet gesteld of gebleken dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening op dit punt is vereist.

Vorderingen onder 2 en 3 in reconventie

4.20.

[gedaagde sub 1] heeft gezien de beslissingen in conventie onvoldoende belang bij toewijzing van de vorderingen onder 2 en 3 in reconventie. [gedaagde sub 1] zal immers worden geschorst als statutair bestuurder en op korte termijn haar aandelen moeten overdragen.

Proceskosten

4.21.

De proceskosten zullen zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd, nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

in conventie

5.1.

gebiedt [gedaagde sub 1] om, onder de voorwaarde dat [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] tegelijkertijd een bankgarantie stellen als in 5.6 omschreven, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar aandelen in [eiseres sub 1] aan [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] over te dragen tegen een voorlopige overnameprijs van € 1,-,

5.2.

veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- voor elke dag dat [gedaagde sub 1] niet aan het in 5.1 omschreven gebod voldoet, dit tot een maximum van € 500.000,- aan verbeurde dwangsommen zal zijn bereikt,

5.3.

schorst [gedaagde sub 1] als statutair bestuurder van [eiseres sub 1] tot het moment waarop de aandelen van [gedaagde sub 1] in [eiseres sub 1] aan [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] zijn overgedragen,

5.4.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.5.

veroordeelt [gedaagde sub 1] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseressen c.s.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,

5.6.

verklaart hetgeen is beslist onder 5.1, 5.2, 5.3 en 5.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst af het meer of anders gevorderde,

in reconventie

5.8.

veroordeelt [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] om op hun kosten, tegelijkertijd met de onder 5.1 omschreven overdracht, aan [gedaagde sub 1] een ten gunste van [gedaagde sub 1] door een Nederlandse bank afgegeven bankgarantie ter hoogte van € 425.000,- te verstrekken tot zekerheid voor de betaling van de definitieve overnameprijs van de aandelen van [gedaagde sub 1] , zolang de definitieve overnameprijs niet is betaald,

5.9.

bepaalt dat een dividenduitkering aan [gedaagde sub 1] vóór de onder 5.1 bedoelde overdracht in mindering strekt op de hoogte van de te verstrekken bankgarantie als omschreven in 5.8,

5.10.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.11.

veroordeelt [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde sub 1] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,

5.12.

verklaart hetgeen is beslist onder 5.8, 5.9 en 5.11 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.13.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. F.C. Burgers op 20 mei 2020.

type: HvS (4206)

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature