Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Stalking en binnendringen woning. TBS opgelegd + contact -/ en locatieverbod + DUT. Klacht delict, geen klacht ingediend: OM wel ontv. in vervolging omdat uit aangifte afgeleid kan worden dat slo vervolging verdachte wenst.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/107911-19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 14 januari 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:Van der [adres] , [woonplaats] ,gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum [penitentiair psychiatrisch centrum] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2019 en 29 oktober 2019. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 31 december 2019 plaatsgevonden.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.A. Zijlstra en van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 in de periode van 1 april 2018 tot en met 4 mei 2019 in [woonplaats] [slachtoffer] heeft gestalkt;

feit 2 op 4 mei 2019 in [woonplaats] , gemeente [woonplaats] , tegen de wil van de bewoners de woning aan de [adres] is binnengedrongen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Uit artikel 285b, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat het onder 1 ten laste gelegde feit een klachtdelict betreft en dat het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgaat anders dan na een klacht.

Uit het dossier volgt niet dat [slachtoffer] een dergelijke klacht tegen verdachte heeft gedaan.

De rechtbank is echter van oordeel dat uit het dossier afgeleid kan worden dat zij met het doen van aangifte ook uitdrukkelijk de vervolging van verdachte ter zake belaging wenste. Daarnaast heeft zij zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en leidt de rechtbank uit de onderbouwing van dit verzoek tot schadevergoeding af dat zij vervolging van verdachte wenste ten tijde van het opmaken van de door haar gedane aangifte.

De officier van justitie is daarom ten aanzien van feit 1 ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde acht de officier van justitie de periode van begin september 2018 tot en met 4 mei 2019 wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

[slachtoffer] heeft verklaard dat zij vanaf 2011 wordt gestalkt door verdachte [verdachte] (hierna te noemen: verdachte). In 2013 had zij hiervan aangifte gedaan. In de periode daarna bleef verdachte maar bellen en langskomen. Nadat zij in 2016 weer aangifte had gedaan hoorde zij een tijdje niets meer van verdachte. Begin september 2018 zag zij dat verdachte wederom voor haar huis aan de [adres] in [woonplaats] stond en aanbelde. Haar moeder deed vaak het raampje van de voordeur open als verdachte langskwam. Zij hoorde van haar moeder dat verdachte dan altijd naar haar vroeg. Verdachte begon haar vanaf september 2018 weer lastig te vallen. Zij werd gebeld door een onbekend nummer. De tweede keer dat zij gebeld werd nam zij op en herkende de stem van verdachte. Zij had de verbinding verbroken en hoorde dat haar telefoon daarna bleef overgaan. Zij zag dat het telefoonnummer hetzelfde telefoonnummer was als waarmee verdachte haar had gebeld.Op 27 februari 2019 was zij in haar woning en hoorde dat er indringend werd aangebeld en dat haar moeder met iemand sprak. Daarna werd er meerdere keren indringend aangebeld.

Zij hoorde van haar moeder dat verdachte voor de deur stond en elke keer aanbelde.

Begin maart 2019 werd er weer indringend aangebeld. Verdachte was toen uit zichzelf weggegaan. Zij zag dat verdachte regelmatig bij hen voor de deur stond. Zij was vaak aan het werk en hoorde haar moeder dan later vertellen dat verdachte weer voor de deur had gestaan.Op 20 april 2019 was zij aan het werk en werd gebeld door haar moeder die vertelde dat zij niet thuis kon komen omdat verdachte weer voor de deur stond. Nadat de politie was gekomen kon zij naar huis en was via de achterdeur naar binnen gegaan. De politie vertelde dat zij tegen verdachte hadden gezegd dat hij niet meer langs moest komen. Op 27 april 2019 en 2 mei 2019 werd zij gebeld en zag zij dat het verdachte was en nam zij niet op. Op 2 mei 2019 kreeg zij direct nadat zij gebeld was een bericht met de vraag: “Waarom wil je mij niet te woord staan?”. Op 4 mei 2019 werd zij gebeld door haar moeder, die vertelde dat verdachte de woning was binnengedrongen.

[moeder slachtoffer] heeft verklaard dat zij de moeder is van [slachtoffer] . Haar dochter wordt al jaren lang lastiggevallen door [verdachte] (hierna te noemen: verdachte). In 2018 begon verdachte weer met het lastigvallen. Hij kwam geregeld langs bij hun woning aan de [adres] in [woonplaats] en belde dan vaak en langdurig aan. Zij had niet altijd de deur opengedaan. Op de momenten dat zij wel contact met verdachte had vroeg hij altijd naar haar dochter. Op 4 mei 2019 zag zij verdachte bij de achterdeur van de woning staan. Op het moment dat zij de deur wilde sluiten omdat zij verdachte niet in de woning wilde hebben, zag zij dat verdachte zijn arm en been tussen de deur plaatste. Het lukte haar niet om de deur te sluiten en zij zag dat verdachte de woning binnenkwam. Zij vluchtte daarop naar haar slaapkamer.

[ouderling] , ouderling bij de oud gereformeerde gemeente [woonplaats] / [woonplaats] , had van [slachtoffer] vernomen dat zij werd lastiggevallen door verdachte. [ouderling] heeft de incidenten die met verdachte te maken hadden bijgehouden. Hij had hiervan op verzoek van [slachtoffer] een overzichtje gemaakt.

In het overzichtje staan de navolgende gebeurtenissen genoteerd:

[verdachte] . is [verdachte]

[slachtoffer] . is [slachtoffer]

[ouderling] is [ouderling]

06-09-2018 [verdachte] . voor de deur van [slachtoffer] .

27-02-2019 [verdachte] . voor de deur van [slachtoffer] .

23-04-2019 Mw. [slachtoffer] . geeft bericht aan [ouderling] dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld: [verdachte] .) bijna wekelijks bij haar aan de deur staat.

Door verbalisant [verbalisant] is een overzicht gemaakt van registraties in het politiesysteem met betrekking tot verdachte. Uit het overzicht volgt onder andere:

- dat [slachtoffer] op 20 april 2019 de politie had gebeld omdat verdachte voor haar deur stond. Verdachte werd vervolgens door verbalisanten bij de woning aangetroffen;

dat [slachtoffer] op 23 april 2019 verklaarde dat verdachte in de week van 15 april 2019 ook aan de deur was geweest;

dat [slachtoffer] op 2 mei 2019 heeft gemaild dat verdachte regelmatig belt en had ge-sms’t;

- dat [slachtoffer] op 3 mei 2019 verklaarde dat verdachte haar op 27 april 2019 en 2 mei 2019 had gebeld;

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na afloop van zijn proeftijd in 2018 weer contact is gaan zoeken met [slachtoffer] . Omdat zij de telefoon niet opnam was hij haar blijven bellen. Ook was hij een aantal keren, terwijl hij op de heen- of terugweg van zijn werk was, omgereden via [woonplaats] om naar de woning van [slachtoffer] te gaan. Op 4 mei 2019 was hij ook naar de woning van [slachtoffer] en haar moeder in [woonplaats] gegaan. Hij zag de moeder van [slachtoffer] bij de woning en was naar de woning gelopen. Hij had snel gelopen omdat hij dacht dat zij, als zij hem zou zien, naar binnen zou gaan en de deur dicht zou doen. Hij had zijn voet op de drempel gezet en zij probeerde de achterdeur dicht te duwen. Hij was de woning binnengegaan nadat zij verder de woning inging en zich opsloot in de slaapkamer.

Bewijsoverwegingen

Periode

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat gelet op de aangifte van [slachtoffer] de tenlastegelegde periode beperkt dient te worden van 1 september 2018 tot en met 4 mei 2019. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het overige deel van de tenlastegelegde periode.

De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2018 tot en met 4 mei 2019:

- meerdere malen [slachtoffer] heeft gebeld en

- zich veelvuldig bij haar woonadres heeft opgehouden en

- [slachtoffer] een bericht heeft gestuurd met de vraag waarom zij hem niet te woord wil staan en

- tegen de wil van [moeder slachtoffer] de woning, waar ook [slachtoffer] woonachtig is, is binnengedrongen.

Gelet op de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.

Verdachte heeft zich stelselmatig en gedurende langere tijd op verschillende manieren in het persoonlijke leven van [slachtoffer] opgedrongen en willen opdringen, terwijl hij wist dat zij daar niet van was gediend.

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1

in de periode van 1 september 2018 tot en met 4 mei 2019 te [woonplaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door

- veelvuldig zich bij haar woonadres op te houden,

- meermalen te bellen,

- een smsje te sturen met de vraag waarom [slachtoffer] hem niet te woord wil staan,

- tegen de wil van de bewoonster ( [moeder slachtoffer] ) de woning, waar ook die [slachtoffer] woonachtig is, gelegen aan de [adres] binnen te dringen,

met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;

2

op 4 mei 2019 te [woonplaats] in de woning, [adres] te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] , bij een ander, te weten bij [moeder slachtoffer] en [slachtoffer] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

feit 1 belaging;

feit 2 in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte ter beschikking te stellen en van overheidswege te verplegen (hierna: de TBS-maatregel). De TBS-maatregel dient gelet op de aard van het tenlastegelegde gemaximeerd te zijn tot 4 jaar. De officier van justitie onderschrijft de conclusies uit de triple rapportage Pro Justitia.

Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende

maatregel wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar, in de vorm van een contactverbod met

[slachtoffer] en een locatieverbod voor [woonplaats] , gemeente [woonplaats] . Voor iedere

overtreding van de maatregel dient volgens de officier van justitie 14 dagen vervangende

hechtenis te worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.

8.2

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft [slachtoffer] gedurende een langere periode gestalkt, door haar veelvuldig te bellen, zich bij haar woning op te houden en dan ook langdurig aan te bellen. Eenmaal is verdachte tegen de wil van de toen 82-jarige moeder van [slachtoffer] daadwerkelijk de woning binnengedrongen door zijn voet en arm tussen de deur te houden waardoor de moeder de deur niet kon sluiten. Verdachte stalkt [slachtoffer] al vanaf 2011. Zij heeft hem meermalen duidelijk gemaakt dat zij geen contact met hem wil. Zij heeft in het verleden ook aangifte van stalking en bedreiging tegen verdachte gedaan. Verdachte is in 2015 door het gerechtshof voor huisvredebreuk en belaging van [slachtoffer] veroordeeld tot een forse, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren en een contactverbod en meldplicht met de reclassering. Verdachte is na het einde van die proeftijd weer verder gegaan met het lastigvallen van [slachtoffer] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daarmee bewust had gewacht tot zijn proeftijd voorbij was, omdat er dan geen wettelijk kader meer was dat hem verbood contact te zoeken met [slachtoffer] . Verdachte heeft laten zien dat hij ondanks meerdere waarschuwingen onverminderd doorgaat met zijn gedrag. Verdachte heeft met zijn handelen een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] gemaakt. Daarnaast heeft hij de moeder van [slachtoffer] , mede gelet op de voorgeschiedenis, op 4 mei 2019 veel angst aangejaagd door haar woning binnen te dringen.

De rechtbank heeft tevens gelet op het strafblad van verdachte van 2 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte, naast bovengenoemde veroordeling, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de Pro Justitia rapportage van 16 december 2019 van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt door J.C. Laheij, psychiater en F.H.A. Berkelbach, GZ-psycholoog.

Uit voornoemde rapportage volgt dat verdachte vanaf zijn 16e jaar toenemend maatschappelijk onacceptabel gedrag vertoont en dat hij geregeld in beeld komt bij politie en justitie met grensoverschrijdend (seksueel) gedrag en geweldsincidenten. Alles overziend is er een langdurig patroon van disfunctioneren op diverse levensgebieden, met name op het gebied van relaties. Verdachte is een identiteitszwakke man die continu bevestiging vraagt van de ander. Hij is bang voor verlating en kan tegelijk de relatie met de ander niet als gelijkwaardig benaderen. Hij hanteert daarbij verschillende (afweer)mechanismen die herhaaldelijk gezien worden bij de borderline persoonlijkheidsstoornis: weinig gedifferentieerd denken (zwart-wit), splitting, devalueren, externaliseren, bagatelliseren en projectieve identificatie. Daarnaast zijn er narcistische kenmerken (overwaardige ideeën, egocentrisch, beperkt zelfkritisch). De obsessieve gedragingen daaruit voortkomend zijn van antisociale aard, maar worden door verdachte vanuit zijn religieuze opvattingen met verregaande kritiek- en oordeelstoornissen gerechtvaardigd. Er is sprake van een beperkt empathisch vermogen. Alles overziend komt er uit het onderzoek naar voren dat er bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van de eerder genoemde borderline persoonlijkheidsstoornis.

Het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde werd voor een groot deel, maar niet geheel, beïnvloed door zijn persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte was dan ook niet geheel beroofd van zijn keuzevrijheid zoals blijkt uit de bewuste keuze die hij maakte om het slachtoffer een periode ook niet te benaderen. Het advies is om verdachte de beide ten laste gelegde feiten -indien bewezen- in een verminderde mate toe te rekenen.

Verder is in het rapport een inschatting gemaakt van het recidiverisico. Ondanks allerlei interventies in de afgelopen jaren, strafrechtelijk, door zijn eigen familie of geloofsgemeenschap ingezet, blijft verdachte zich toch genoodzaakt voelen om het contact met het slachtoffer aan te blijven gaan. Gezien de duidelijke uitspraken die verdachte doet, ook tijdens de klinische opname in het Pieter Baan Centrum, zal hij naar verwachting, indien hij niet wordt tegengehouden door derden, het slachtoffer weer gaan opzoeken. Zorgelijk is dat de frustratie bij verdachte lijkt op te lopen en de boosheid toeneemt wat zich uit in een toename van dreigende uitspraken en agressie incidenten. Verdachte is daarbij niet in staat om afstand te nemen en te relativeren. Het gevaar op escalatie kan daarbij niet worden uitgesloten gezien de vasthoudendheid van verdachte en de eerdere veroordelingen voor geweld. Op basis van gestructureerde klinische risicotaxatie wordt het recidiverisico voor belaging hoog geschat met een verhoogde kans op geweldsescalatie.

De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.

De verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking worden gesteld indien:

er sprake is van een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht en

de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.

De rechtbank overweegt hierover als volgt.

Verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is vermeld in artikel 37a, lid 1, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk belaging. Bij verdachte was tijdens het begaan van dit feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Hoewel dit bewezenverklaarde feit niet gepaard is gegaan met fysieke agressie, volgt uit de bevindingen van voornoemde deskundigen dat het recidiverisico voor belaging hoog wordt ingeschat met een verhoogde kans op geweldsescalatie.

Ten aanzien van het opleggen van een TBS-maatregel hebben voornoemde deskundigen onder meer het volgende gerapporteerd en geadviseerd.

Op basis van de ernst van de persoonlijkheidspathologie, het advies het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen en de risicoprognose waaruit een hoog recidiverisico volgt, adviseren de deskundigen om verdachte in een beveiligde setting klinisch te behandelen. Gezien de complexe persoonlijkheidsdynamiek met de forse kritiek- en oordeelstoornissen en de hiermee samengaande kwetsbare realiteitstoetsing zal een langdurig intensief traject nodig zijn om een behandelcontact met verdachte te kunnen bewerkstelligen. Een eerdere opgelegde (jarenlange) ambulante behandeling heeft als interventie tot weinig resultaat geleid en het risico niet doen afnemen. Verdachte heeft geen ziektebesef en laat zich, zoals blijkt uit de jarenlange voorgeschiedenis met politie en justitie-contacten, niet of nauwelijks begrenzen wat een gedwongen kader onvermijdelijk maakt. De inschatting dat er toename is van verharding en de kans op geweldsescalatie maakt dat de behandeling alleen in een afdoende beveiligde klinische setting verantwoord is. Het advies is om verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.

Concluderend stelt de rechtbank dat ten aanzien van feit 1 voldaan is aan de gestelde vereisten van artikel 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank ziet gelet op de forse persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, het feit dat hij ter zitting heeft aangegeven dat hij de noodzaak en het nut van een behandeling niet inziet en het hoge recidiverisico voor belaging met een verhoogde kans op geweldsescalatie, geen andere mogelijkheid dan een behandeling van verdachte met dwangverpleging.

Het onder 1 bewezenverklaarde feit is, zoals feitelijk door verdachte gepleegd, niet aan te merken als een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De aan de verdachte op te leggen TBS-maatregel is daarom in het onderhavige geval krachtens artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht beperkt tot de maximale periode van vier jaren. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen voor de duur van maximaal vier jaren.

De rechtbank acht het opleggen van een (gevangenis)straf, naast het opleggen van de TBS-maatregel voor feit 1, niet opportuun, gelet op wat omtrent de persoon van verdachte is komen vast te staan. De rechtbank acht het van belang dat zo snel mogelijk dient te worden gestart met de behandeling in de TBS-kliniek. De rechtbank zal verdachte daarom ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit geen straf opleggen.

Wel zal de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, bevelen dat verdachte op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact zal zoeken met [slachtoffer] , geboren op [1969] en dat verdachte zich niet zal begeven en/of bevinden in [woonplaats] , gemeente [woonplaats] .

De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaar. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd, met een maximum van zes maanden. De rechtbank wijkt hier af van de door de officier van justitie gevorderde periode, om te voorkomen dat de behandeling van verdachte voor een langere duur wordt onderbroken.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waaronder met name hetgeen de deskundigen van het Pieter Baan Centrum over verdachte hebben gerapporteerd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen tegenover [slachtoffer] en/of [moeder slachtoffer] . Om die reden zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9 BESLAG

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen bestelauto terug te geven aan verdachte

9.2

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:

- een bestelauto, merk Volkswagen , type Caddy Maxi.

10 BENADEELDE PARTIJ

10.1

[slachtoffer]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, geleden als gevolg van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.

10.1.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.

10.1.2

Het oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 1.000,00 en zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling.

De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.2

[moeder slachtoffer]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 850,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.

10.2.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 400,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.

10.2.2

Het oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 400,00 en zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling.

De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 138 en 285b van het Wetboek van Strafrecht , zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Ten aanzien van feit 1

Oplegging maatregel

- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld voor de duur van maximaal vier jaren en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.

Ten aanzien van feit 1 en 2

Vrijheidsbeperkende maatregel

- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren;

- beveelt dat verdachte gedurende deze 5 jaren:

zich niet zal bevinden in [woonplaats] (gemeente [woonplaats] );

op geen enkele wijze – direct en/of indirect – contact zal opnemen, zoeken en/of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1969] ;

- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;

- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

Benadeelde partijen

[slachtoffer] (feit 1)

- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling;

- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

[moeder slachtoffer] (feit 2)

- wijst de vordering van [moeder slachtoffer] toe tot een bedrag van € 400,00 bestaande uit immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan [moeder slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling;

- verklaart [moeder slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [moeder slachtoffer] aan de Staat

€ 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:

- een bestelauto, merk Volkswagen, type Caddy Maxi.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. P.A. Buijs en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 januari 2020.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1

hij in of omstreeks de periode 1 april 2018 tot en met 4 mei 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door

- ( veelvuldig) zich bij haar woonadres op te houden

- ( meermalen) te bellen

- een smsje te sturen met de vraag waarom [slachtoffer] hem niet te woord wil staan

- tegen de wil van de bewoonster ( [moeder slachtoffer] ) de woning (waar ook die [slachtoffer] woonachtig is) gelegen aan de [adres] binnen te dringen

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2

hij op of omstreeks 4 mei 2019 te [woonplaats] in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, [adres] te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] bij een ander, te weten bij [moeder slachtoffer] en/of [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;

( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 mei 2019, genummerd PL0900-2019132872, en het onder hetzelfde nummer opgemaakte aanvullend proces-verbaal van 7 mei 2019 en het onder nummer PL0900-2019131087 opgemaakte aanvullend proces-verbaal van 18 juli 2019, allen opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 32.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 33.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 34.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 35.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 36.

Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer] , pagina 61.

Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer] , pagina 62.

Proces-verbaal van aangifte [moeder slachtoffer] , pagina 23.

Proces-verbaal van verhoor getuige [ouderling] , pagina 42 en 43.

Proces-verbaal van verhoor getuige [ouderling] , bijlage pagina 44.

Proces-verbaal van verhoor getuige [ouderling] , bijlage pagina 46.

Proces-verbaal van bevindingen, pagina 47.

Proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.

Proces-verbaal van bevindingen, pagina 50.

Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.

Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 december 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature