Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kindgebonden budget, aanvraag te laat ingediend, de eerder ingediende aanvragen zijn niet onderbouwd, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/1048

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: S. Di Vincenzo).

Procesverloop

In het besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om kindgebonden budget voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 afgewezen.

In het besluit van 29 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Verweerder heeft de aanvragen van eiser afgewezen, omdat zijn aanvraag te laat is ingediend. Voor het jaar 2014 kon hij uiterlijk tot 1 mei 2016 een aanvraag kindgebonden budget indienen, voor 2015 uiterlijk tot 1 mei 2017, voor 2016 uiterlijk tot 1 mei 2018 en voor 2017 uiterlijk tot 1 mei 2019. Eiser heeft zijn aanvragen ingediend op 30 augustus 2019 (ontvangen op 6 september 2019).

3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert aan dat hij eerder tijdig via de website heeft geprobeerd om kindgebonden budget aan te vragen, maar dat dit (zonder opgaaf van reden) steeds mislukte. Hij heeft hierover gebeld met verweerder en hem werd verteld dat hij automatisch bericht zou krijgen als hij recht zou hebben op kindgebonden budget. Aangezien hij geen bericht kreeg, was hij in de veronderstelling dat hij geen recht had op kindgebonden budget. Vervolgens kwam hij er achter dat hij toch wel recht had op kindgebonden budget en heeft opnieuw gebeld met verweerder. Hem werd geadviseerd om met terugwerkende kracht een nieuwe aanvraag in te dienen, wat eiser met zijn brief van 30 augustus 2019 heeft gedaan. Eiser vindt het onzorgvuldig dat zijn eerdere aanvragen zonder opgaaf van reden zijn afgewezen en dat nu wordt gesteld dat zijn aanvragen te laat zijn ingediend. Daar merkt eiser bij op dat het voor hem nog steeds onduidelijk is waarom zijn eerdere aanvragen zijn afgewezen. Tot slot voert eiser aan dat hij ten onrechte niet is gehoord.

4. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat eiser zijn aanvragen te laat heeft ingediend en dat geen uitzondering kan worden gemaakt op de indieningstermijnen. Daar merkt verweerder bij op dat hem niet is gebleken dat eiser eerder een aanvraag heeft ingediend of naar aanleiding hiervan contact met hem heeft opgenomen. Verder stelt verweerder dat hij het kindgebonden budget niet automatisch (dus zonder aanvraag) aan eiser hoefde uit te keren. Dit gebeurt alleen als iemand ook een andere toeslag krijgt (zoals zorgtoeslag, huurtoeslag of kinderopvangtoeslag) en daarvan was in eisers geval geen sprake van. Tot slot stelt verweerder dat hij eiser niet heeft gehoord in de bezwaarfase, omdat van begin af aan duidelijk was dat zijn bezwaar niet tot een andere uitkomst zou leiden.

5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers aanvraag van 30 augustus 2019 voor kindgebonden budget voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 niet tijdig was. Uit de wet volgt dat er bepaalde termijnen zijn verbonden aan het doen van een aanvraag. Van deze termijnen kan niet worden afgeweken. De reden daarachter is dat het karakter van inkomensafhankelijke tegemoetkomingen (zoals het kindgebonden budget) het niet toelaat dat deze ook nog worden verstrekt als er een lange tijd is verstreken na het moment waarop de desbetreffende uitgaven zijn gedaan. Aangezien eiser niet binnen de termijn zijn aanvragen heeft ingediend, heeft verweerder terecht eisers aanvragen niet inhoudelijk beoordeeld. Dat eiser stelt dat hij eerder tijdig heeft geprobeerd een aanvraag in te dienen, kan de rechtbank zonder bewijs niet zomaar aannemen. Ook de door verweerder ingediende stukken bieden hiervoor geen aanknopingspunten. Wat eiser over het doen van eerdere aanvragen heeft aangevoerd, kan daarom niet slagen. Ook al zou eiser eerder een afwijzende beslissing hebben gehad, staat hier het besluit op eisers aanvraag van 30 augustus 2019 centraal.

6. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet verplicht was om automatisch aan eiser kindgebonden budget te verstrekken. Zoals verweerder stelt, gebeurt dit alleen als er ook een andere toeslag door verweerder wordt verstrekt. Daarvan was geen sprake en daarom kon eiser alleen kindgebonden budget krijgen door het doen van een tijdige aanvraag.

7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder van het horen in bezwaar heeft mogen afzien. Van het horen van de belanghebbende kan namelijk worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Een bezwaar is kennelijk ongegrond als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Daarvan is hier sprake. Gelet op wat eiser in het bezwaarschrift naar voren heeft gebracht en de toepasselijke bepalingen was op voorhand al duidelijk dat eiser niet tijdig zijn aanvraag heeft ingediend, waardoor verweerder het verzoek niet inhoudelijk hoefde te beoordelen. Daarom heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond mogen verklaren en mogen afzien van het horen.

8. De beroepsgronden van eiser slagen niet en daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd het

proces-verbaal te ondertekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)

Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 27 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:138).

Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht .

Zie de uitspraak van de ABRvS van 23 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:168).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature