U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt veroordeeld wegens mensenhandel (door een caissière van een supermarkt onder bedreiging met geweld tegen haar familieleden te dwingen vals geld aan te nemen en echt geld als wisselgeld te geven), het meermalen voorhanden hebben en uitgeven van vals geld en vernieling. Hij wordt vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van een andere caissière en minderjarigen die hij vals geld liet uitgeven en van afdreiging van de beide caissières. De rechtbank past het adolescentenstrafrecht toe en veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een aantal bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/043084-20, 16/250596-19 (gev. ttz), 16/263340-19 (gev. ttz) en 16/026355-19 (tul) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2020

in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [2000 ] in [geboorteplaats] ,

gedetineerd in JJI De Hunnerberg in Nijmegen.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op 9 juni 2020 en 3 juli 2020. De zaken met parketnummers 16/250596-19, 16/263340-19 en 16/026355-19 (tul) hebben ook op 27 februari 2020 op zitting gestaan. Verdachte was bij de behandeling van de zaak op 3 juli 2020 aanwezig, waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak.

De zaak is op 3 juli 2020 inhoudelijk behandeld. Op deze zitting waren aanwezig:

- verdachte zelf;

- de advocaat van verdachte: mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn;

- de officier van justitie: mr. D.M.A. van der Zwan;

- de jeugdreclasseerder van verdachte: [A] , werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS).

2 TENLASTELEGGING

Aan verdachte zijn drie dagvaardingen uitgereikt, waarop de feiten staan beschreven waarvan het Openbaar Ministerie verdachte verdenkt. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. Samengevat weergegeven verdenkt het Openbaar Ministerie verdachte ervan dat hij:

parketnummer 16/043084-20

1: zich in de periode van 10 oktober 2019 tot en met 23 oktober 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;

2: zich in de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;

3: zich in de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) ten aanzien van de minderjarigen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel;

4: in de periode van 1 juli 2019 tot en met 19 december 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft afgedreigd;

5: in de periode van 1 juli 2019 tot en met 19 december 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] heeft afgedreigd;

6: in de periode van 1 juli 2019 tot en met 19 december 2019 in Utrecht samen met (een) ander(en) vals geld heeft uitgegeven, terwijl hij dit geld zelf heeft vervalst of ten tijde van het ontvangen van dit geld wist dat het vals was;

parketnummer 16/250596-19

1 primair: op 15 oktober 2019 in Vleuten vals geld heeft uitgegeven, terwijl hij dit geld zelf heeft vervalst of ten tijde van het ontvangen van dit geld wist dat het vals was; 1 subsidiair: op 15 oktober 2019 in Vleuten vals geld heeft uitgegeven; 2: op 15 oktober 2019 in Vleuten drukwerken die op bankbiljetten lijken in voorraad heeft gehad;

parketnummer 16/263340-19

1: op 7 augustus 2019 in Utrecht een ruit heeft vernield.

3 VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

parketnummer 16/043084-20

Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het verdachte is geweest die aangeefster [slachtoffer 1] onder dreiging van het doorsturen van een naaktfoto heeft gedwongen geld uit de kassa af te geven voor zogenaamd geretourneerde goederen. Zij heeft daarom gevraagd verdachte van de feiten 1 en 5 vrij te spreken. Volgens de officier van justitie kan ook niet worden bewezen dat ten aanzien van de vier minderjarige jongens sprake is van uitbuiting, aangezien de jongens niet zodanig in hun vrijheid werden beperkt dat zij geen andere keus hadden. Zij heeft daarom gevraagd verdachte ook van feit 3 vrij te spreken. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij de feiten 2, 4 en 6 op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wel wettig en overtuigend te bewijzen acht.

parketnummer 16/250596-19

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 primair en 2 op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

parketnummer 16/263340-19

Volgens de officier van justitie kan ook dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

parketnummer 16/043084-20

De advocaat heeft met verwijzing naar het requisitoir van de officier van justitie vrijspraak gevraagd van de feiten 1, 3 en 5. Hij heeft daarnaast ook vrijspraak gevraagd van de feiten 2 en 4, aangezien hij de verklaring van aangeefster onvoldoende overtuigend vindt. De advocaat heeft aangegeven dat feit 6 wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.

parketnummer 16/250596-19

De advocaat heeft verzocht verdachte van feit 1 primair en subsidiair vrij te spreken, aangezien volgens hem niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig was bij de overdracht van de telefoon. De advocaat heeft zich niet uitgelaten over feit 2.

parketnummer 16/263340-19

Volgens de advocaat kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

parketnummer 16/043084-20

Vrijspraak feiten 1 en 5

De rechtbank is met de officier van justitie en de advocaat van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet buiten twijfel kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die aangeefster [slachtoffer 1] zou hebben uitgebuit en afgedreigd. Dit wil niet zeggen dat verdachte dit niet kan hebben gedaan, maar wel dat voor een bewezenverklaring van de feiten 1 en 5 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 3

De rechtbank is eveneens met de officier van justitie en de advocaat van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake was van mensenhandel van de vier minderjarige jongens. De rechtbank licht dat als volgt toe.

De rechtbank stelt vast dat verdachte vier minderjarige jongens heeft ingezet om strafbare feiten te plegen, te weten het uitgeven van vals geld - met als doel om er in elk geval zelf financieel beter van te worden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte de minderjarigen daarbij heeft uitgebuit in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de tenlastelegging bestaat deze uitbuiting er kort gezegd uit dat de minderjarigen voor verdachte vals geld hebben uitgegeven bij de Albert Heijn en dat verdachte daar financieel beter van is geworden.

Vaste rechtspraak is dat de vraag of, en zo ja, wanneer sprake is van 'uitbuiting' in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht niet in algemene termen is te beantwoorden. De beantwoording van die vraag is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de activiteiten, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengen en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Ook is vaste rechtspraak dat wanneer het om minderjarige slachtoffers gaat, de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is.

Hoewel de drempel voor uitbuiting van strafbare activiteiten met inzet van minderjarigen lager ligt dan bij volwassenen, moet deze inzet wel gepaard gaan met een zekere mate van onvrijheid voor de minderjarige. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in dit geval geen sprake van geweest. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat de minderjarigen door verdachte in hun vrijheid werden beperkt, noch dat zij in een kwetsbare positie verkeerden of in een afhankelijke relatie stonden ten opzichte van verdachte. De rechtbank merkt in dat verband ook op dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten 19 jaar oud was en de minderjarigen de leeftijd hadden van 14 of 15 jaar. Hoewel dat op zichzelf genomen niet doorslaggevend hoeft te zijn, acht de rechtbank in dit geval ook van belang dat het leeftijdsverschil tussen verdachte en de vier minderjarigen relatief gering is en dat de minderjarigen een leeftijd hadden waarop zij in meer of mindere mate in staat waren zelf hun wil te bepalen.

Om de hiervoor genoemde redenen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 4

Aangeefster [slachtoffer 2] heeft - toen zij als verdachte werd gehoord - verklaard dat verdachte tegen haar had gezegd dat hij naaktfoto's van haar zou hebben. Aangeefster liet tijdens dat verhoor daarop meteen weten dat dat helemaal niet mogelijk was, naar de rechtbank begrijpt omdat er helemaal geen naaktfoto’s van aangeefster zijn. In haar aangifte en verdere verklaringen heeft [slachtoffer 2] het niet gehad over de eventuele dreiging van verdachte om naaktfoto’s van haar te verspreiden. Wel heeft aangeefster in haar aangifte en haar verdere verhoren verklaard dat verdachte haar heeft gedwongen om geld van de Albert Heijn af te geven (als wisselgeld na het aannemen van valse biljetten van 50 euro), omdat verdachte dreigde haar familieleden iets aan te doen als zij niet meewerkte. Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat aangeefster geld heeft afgegeven vanwege het dreigement van verdachte dat hij naaktfoto’s van aangeefster zou publiceren. Feit 4 kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewijsmiddelen feit 2

Namens de Albert Heijn, gevestigd aan de [adres] te Utrecht (de rechtbank begrijpt: Albert Heijn [vestiging] ), is verklaard dat er tussen 16 juli 2019 en 19 juli 2019 24 valse biljetten van vijftig euro zijn ingenomen.

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in juli 2019 werkzaam was bij de Albert Heijn. Zij hoorde [verdachte] zeggen: “Ik heb neppe briefjes van vijftig euro en ik laat dat al door meerdere mensen wisselen bij andere winkels, jij moet dat ook voor mij doen”. Zij ontving diezelfde avond een bericht van [verdachte] waarin stond “Je vader werkt bij [bedrijf] , je moeder is regelmatig bij [adres] en jouw zusje zit op het [school] en je andere zusje zit op de [school] en zij is altijd om 14:00 uur klaar toch?” Zij werd heel erg bang omdat alles wat hij zei klopte. Zij hoorde hem zeggen: “Als de jongens bij jou aan de kassa komen wil ik niet dat je tegen ze praat en dat briefje moet zo snel mogelijk weg. Je mag de briefjes niet door het scanapparaat halen, je mag het niet in je kassalade leggen, je moet de briefjes

meteen weg doen en je moet wisselgeld geven. Als je dit niet doet dan zie je of je vader nooit meer, of ik ga naar je zusjes toe en maak ik ze kapot”. [verdachte] liet haar twee foto’s zien. Nadat zij de foto’s had gezien hoorde zij [verdachte] zeggen: “Dit zijn de jongens die altijd komen, maar soms kunnen er ook andere jongens bij zijn. Je weet wat je te doen staat en wat de gevolgen kunnen zijn.” Diezelfde dag zag zij opeens de twee jongens van de foto’s in de rij van haar kassa staan. Zij zag dat jongen één een blikje drinken wilde afrekenen. Zij zag dat de jongen haar een briefje van vijftig euro gaf. Zij zag dat het een opgevouwen briefje was. Zij zag en voelde dat het briefje nep was. Zij deed vervolgens het briefje in een koker en stopte deze in de buis. Zij gaf de jongen het wisselgeld terug. Zij zag dat jongen twee bij het afrekenen van zijn boodschappen ook een opgevouwen briefje van vijftig euro aan haar gaf. Zij deed dezelfde handelingen en gaf hem zijn wisselgeld. Vanaf deze dag kwam er altijd één van deze jongens bij haar aan de kassa. Soms waren ze samen en soms was het een groepje van drie of vier jongens. Alle jongens gaven altijd een opgevouwen briefje van vijftig euro. Het wisselen van het geld heeft zij uit angst voor [verdachte] gedaan. Zij wilde voorkomen dat haar familie iets zou overkomen.

[getuige] heeft verklaard dat zij op school hoorde dat [verdachte] nepgeld had. Hij had [slachtoffer 2] gedwongen dat af te geven of in te ruilen of zoiets. Zij zat aan dezelfde tafel als [verdachte] toen [verdachte] hierover vertelde.

Verdachte heeft verklaard dat hij een keer met een vals biljet van vijftig euro heeft betaald bij de kassa van [slachtoffer 2] . Hij heeft ook een keer vier jongens naar de Albert Heijn gebracht, die ook met valse biljetten van vijftig euro gingen betalen. Zij kochten dan snoep of wat te drinken. Hij kreeg toen het wisselgeld.

Bewijsoverweging feit 2

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] onder dreiging met geweld tegen haar familieleden heeft gedwongen om aan de kassa valse biljetten aan te nemen en wisselgeld terug te geven. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij aangeefster hiertoe niet heeft gedwongen, maar dat het haar eigen idee was - mede gelet op de inhoud van het dossier, waaronder de verklaring van

[getuige] - ongeloofwaardig. Verdachte heeft deze verklaring pas op zitting afgelegd en de verklaring is daarnaast onvoldoende concreet en verifieerbaar. Verdachte heeft bijvoorbeeld niet de naam willen geven van de persoon die volgens hem zijn lezing van de feiten zou kunnen bevestigen. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster op meerdere punten wordt ondersteund door andere stukken in het dossier, waardoor zij deze verklaring voldoende betrouwbaar en overtuigend acht.

De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Artikel 273f lid 1, onderdeel 1, van het Wetboek van Strafrecht stelt, voor zover hier van belang, als schuldig aan mensenhandel strafbaar degene die door de in de wetsbepaling genoemde dwangmiddelen een ander werft met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Het vierde onderdeel van deze bepaling stelt, wederom voor zover hier van belang, als schuldig aan mensenhandel strafbaar degene die door in de wetsbepaling genoemden dwangmiddelen een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten. Vereist is dat een slachtoffer door aanwending van de dwangmiddelen tegen zijn of haar zin in een situatie van uitbuiting is gebracht, waarin hij of zij niet zou zijn beland als hij of zij daar weerstand tegen zou kunnen bieden.

Een van de in de wetsbepaling genoemde dwangmiddelen is afpersing. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster als gevolg van de afpersing door verdachte in een situatie is gebracht, waarin zij niet zou zijn beland als zij aan de afpersing weerstand zou hebben kunnen bieden. De vraag is vervolgens of verdachte aangeefster ook heeft uitgebuit. Op grond van artikel 273f lid 2 van het Wetboek van Strafrecht moet onder uitbuiting onder meer gedwongen diensten worden verstaan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster door afpersing heeft geworven en vervolgens meerdere dagen achtereen heeft gedwongen om diensten voor hem te verrichten, namelijk het afgeven van (echt) wisselgeld op de momenten dat (handlangers van) verdachte met valse biljetten van 50 euro kleine aankopen kwam(en) afrekenen aan haar kassa. Aldus heeft verdachte aangeefster gedwongen om mee te werken aan strafbare gedragingen voor zijn eigen economisch gewin. Aangeefster heeft verklaard dat zij hiervoor geen tegenprestatie ontving, maar uitsluitend het risico liep om (minst genomen) haar baan te verliezen. Het voorgaande brengt mee dat sprake was van een situatie waarin aangeefster door verdachte werd uitgebuit en dat verdachte aangeefster heeft afgeperst met het oogmerk van uitbuiting.

De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mensenhandel.

Bewijsmiddelen feit 6

Verdachte heeft bekend dat hij samen met anderen vals geld heeft uitgegeven bij de Albert Heijn. De advocaat heeft de rechtbank niet gevraagd verdachte hiervan vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn.

- het proces-verbaal van aangifte namens de Albert Heijn in Utrecht;

- de bekennende verklaring van verdachte op zitting.

parketnummer 16/250596-19

Bewijsmiddelen

[aangever 1] , wonende in [woonplaats] (gemeente Utrecht), heeft verklaard dat hij een iPhone 10 te koop had aangeboden op Marktplaats. Op 15 oktober 2019 stonden er twee jongens voor zijn deur. Jongen 1 was vermoedelijk van Noord-Afrikaanse afkomst, licht getint, tussen de 18 en 20 jaar oud en droeg een donkerblauwe jas. Jongen 1 was degene die zijn iPhone wilde kopen. Hij zag dat jongen 1 geld uit zijn jaszak haalde. Hij zag dat het allemaal briefjes van 50 euro waren. Hij zag dat het in totaal 600 euro betrof. Hij nam het geld aan en gaf de iPhone aan jongen 1. Hij zag dat beide jongens wegliepen. Hij zag dat er geen watermerken in de briefjes zaten. Hij voelde dat het geld nep was. Hij rende meteen achter de jongens aan. Hij rende achter jongen 1 aan, maar de jongens waren sneller. Hij werd door mensen op straat aangesproken dat zij een auto heel hard hadden zien wegrijden. Dit betrof een donkerblauwe Fiat 500, voorzien van kenteken [kenteken] . Hij hoorde dat ze hadden gezien dat de jongen waar hij achteraan gerend was, een grijze joggingsbroek droeg. Hij hoorde dat ze zeiden dat ze met drie jongens weg waren gereden.

Verbalisant [verbalisant] zag op 15 oktober 2019 het voertuig met kenteken [kenteken] . Hij zag dat de bestuurder uitstapte en wegrende. Hij zag dat er nog twee verdachten in de auto zaten.

Op 15 oktober 2019 is verdachte aangehouden. In zijn rechter jaszak is een biljet van 50 euro aangetroffen. Dit 50 euro biljet had serienummer PB1893639103.

Bij de aangever werd een geldbedrag van 600 euro (12 biljetten van 50 euro) in beslag genomen. Verbalisanten hebben een nader onderzoek naar de echtheid van de in beslag genomen bankbiljetten gedaan. Zij zagen dat 11 van de in beslag genomen 50 euro bankbiljetten het serienummer PB1893639103 hadden. Alle aangetroffen en in beslag genomen bankbiljetten van 50 euro waren vals danwel vervalst.

Verdachte heeft verklaard dat er een plan was gemaakt om een iPhone te kopen met vals geld. Hij was de bestuurder van de Fiat. Ten tijde van zijn aanhouding droeg hij een blauwe jas en een grijze joggingbroek. Hij wist dat het geld dat hij bij zich had, vals was.

Bewijsoverweging

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat het verdachte is geweest die met vals geld de iPhone heeft gekocht en derhalve vals geld heeft uitgegeven en aanwezig heeft gehad. Verdachte voldoet aan het opgegeven signalement, terwijl de twee andere personen in de auto daaraan niet voldoen. Zo is verdachte de enige van de drie met een blauwe jas en een grijze joggingbroek. Bovendien is bij verdachte een vals geldbiljet aangetroffen met exact hetzelfde serienummer als waarmee betaald is voor de iPhone. De verklaring van verdachte dat ze met vijf jongens naar de aangever zijn toegegaan en dat de twee personen die betrokken waren bij de overdracht van de iPhone zijn weggerend, terwijl hij met de andere twee jongens in de auto is blijven zitten, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft deze verklaring pas op zitting afgelegd en hij heeft geen namen genoemd die het mogelijk maken zijn verklaring te controleren. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair. Ook acht de rechtbank feit 2 bewezen, gelet op het valse briefje van 50 euro dat bij hem is aangetroffen.

parketnummer 16/263340-19

Verdachte heeft bekend dat hij de ruit heeft vernield. De advocaat heeft de rechtbank niet gevraagd verdachte hiervan vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn.

- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] ;

- de bekennende verklaring van verdachte op zitting.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:

parketnummer 16/043084-20

2in de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 te Utrecht,

A) een ander, te weten [slachtoffer 2] , door dreiging met geweld en door afpersing,

- heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en - heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten (sub 4°)

en

B) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6°), hebbende hij, verdachte, aan die [slachtoffer 2] laten weten dat zij, [slachtoffer 2] , moest doen wat hij, verdachte, haar opdroeg en aan die [slachtoffer 2] laten weten dat hij, verdachte, erg veel over haar familieleden wist en dat zij, [slachtoffer 2] , moest doen wat verdachte haar opdroeg en dat als zij dit niet zou doen hij haar familieleden iets ernstigs zou aan doen en die [slachtoffer 2] (caissière bij Albert Heijn [vestiging] ) instructies gegeven hoe precies te handelen wanneer zijn, verdachtes, handlangers bij haar kassa zouden komen (om met valse biljetten van 50 euro kleine aankopen af te rekenen) en dat zij die handlangers bij het afrekenen echt geld als wisselgeld moest teruggeven, waarna die [slachtoffer 2] handelde als geïnstrueerd en aan die handlangers daadwerkelijk geld uit de kassa van Albert Heijn gaf;

6

in de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid en/of vervalsing hem toen hij deze ontving bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven.

parketnummer 16/250596-19

1. primairop 15 oktober 2019 te Vleuten, gemeente Utrecht, opzettelijk bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was als echt en onvervalst heeft uitgegeven;2op 15 oktober 2019 te Vleuten, gemeente Utrecht drukwerken in voorraad heeft gehad en heeft vervoerd die op bankbiljetten doen gelijken;

parketnummer 16/263340-19

op 7 augustus 2019 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan een ander, te weten aan de Mitros toebehoorde, heeft vernield.

Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.

De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:

parketnummer 16/043084-20

2: mensenhandel;

6: opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was;

parketnummer 16/250596-19

1 primair: opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was;

2: drukwerken in een vorm die ze op bankbiljetten doet gelijken in voorraad hebben en vervoeren;

parketnummer 16/263340-19

opzettelijk en wederrechtelijke enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd het adolescentenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de door de WSS geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook heeft zij een contactverbod ten behoeve van aangeefster [slachtoffer 2] voor de duur van 5 jaar gevorderd.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat heeft verzocht verdachte zo snel mogelijk vrij te laten en derhalve geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft aangegeven dat verdachte bereid is zich aan alle geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten. De rechtbank weegt in haar strafoplegging het zwaarst mee dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] onder bedreiging met geweld jegens haar familieleden heeft gedwongen vals geld bij de Albert Heijn om te wisselen voor echt geld en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Verdachte heeft aangeefster daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en vrijheid van aangeefster. Aangeefster heeft hierdoor niet alleen haar baan bij de Albert Heijn verloren, maar ervaart - zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring - tot op de dag van vandaag gevoelens van angst en heeft geen vertrouwen meer in anderen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.

Verder heeft verdachte heeft een ruit vernield en zich bezig gehouden met vals geld, dat hij aanwezig heeft gehad en meerdere keren heeft uitgegeven. Niet alleen de ontvangers van het valse geld, maar de gehele economie wordt hierdoor benadeeld. Het in omloop brengen en houden van vals geld brengt namelijk het vertrouwen in papiergeld en het economisch verkeer schade toe.

De persoon van verdachte

Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 8 juli 2020 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het uitgeven van vals geld. Deze veroordeling dateert echter van ná de onderhavige feiten, waardoor dit niet in strafverzwarende zin zal worden meegewogen. De rechtbank zal rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Er zijn verschillende rapporten over verdachte opgemaakt, waaronder het deeladvies EC van Reclassering Nederland van 29 juni 2020, het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 juni 2020, het strafadvies van de WSS uit mei 2020 en het rapport van de WSS van 30 juni 2020. Op zitting is ook de jeugdreclasseringswerker van verdachte, mevrouw [A] , gehoord. Door de reclassering en de WSS wordt, mede gelet op de licht verstandelijke beperking van verdachte en het feit dat sprake is van een disharmonisch IQ-profiel, geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Hoewel het reclasseringstoezicht in eerdere zaken al meerdere keren is teruggemeld, wil de WSS verdachte nog een allerlaatste kans bieden. Zeker omdat er nu eindelijk goed contact tot stand is gekomen tussen verdachte en de WSS. Verdachte lijkt zich te beseffen dat hij zijn leven anders moet inrichten en is bereid zich aan (strenge) voorwaarden te houden. De WSS adviseert daarom als bijzondere voorwaarden bij een (fors) voorwaardelijk strafdeel de volgende voorwaarden op te leggen: reclasseringstoezicht met de maatregel ITB Harde Kern, een locatieverbod met elektronische controle, een behandelverplichting bij De Waag, de verplichting naar school te gaan, de verplichting een bijbaan te zoeken voor tijdens de zomervakantie, een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers.

Strafoplegging

De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de rapporten die hierover over verdachte zijn uitgebracht, in deze zaak het adolescentenstrafrecht toepassen. De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een forse jeugddetentie. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte aan zijn problemen en aan zijn toekomst gaat werken en in september weer naar school kan gaan. De tijd is gekomen dat verdachte dient te kiezen welke kant hij in zijn leven op wil. Alles afwegend acht zij in deze zaak een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd, passend en geboden. Dit is een aanmerkelijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Dat komt enerzijds doordat de officier van justitie meer feiten bewezen acht dan de rechtbank bewezen heeft verklaard en past naar het oordeel van de rechtbank anderzijds beter bij straffen die doorgaans worden opgelegd aan jongvolwassenen in dit soort zaken.

Gelet op de aard en ernst van met name het feit dat ziet op de mensenhandel, in combinatie met het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Over de bijzondere voorwaarden merkt de rechtbank ook op dat daarin geen contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] wordt opgenomen, gelet op de maatregel die in dat kader zal worden opgelegd. Daarnaast is het locatieverbod beperkter dan opgenomen in het advies van de reclassering, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten die betrekking hebben op aangeefster [slachtoffer 1] en het locatiegebod dat op haar ziet dan ook niet toepasselijk is. Daarnaast acht de rechtbank het locatieverbod rond de winkel waar [slachtoffer 2] werkt te uitgebreid en beperkt dat tot het winkelcentrum Hoog Catharijne.

Het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven op het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.

Naast de jeugddetentie zal aan verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 2] worden opgelegd voor de duur van 5 jaar. Per overtreding van dit contactverbod zal jeugddetentie voor de duur van 1 week, met een maximale duur van 6 maanden, worden toegepast. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster of (een) ander(en), beveelt de rechtbank dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Aangezien verdachte wordt vrijgesproken van de feiten die zien op aangeefster [slachtoffer 1] , wordt ten aanzien van haar geen contactverbod opgelegd.

9 BENADEELDE PARTIJ

9.1

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (16/043084-20, feiten 1 en 5)

[slachtoffer 1] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten die zien op aangeefster [slachtoffer 1] , zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

De proceskosten zullen worden verdeeld, in die zin dat partijen elk hun eigen kosten dragen.

9.2

Benadeelde partij [slachtoffer 2] (16/043084-20, feiten 2 en 4)

[slachtoffer 2] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 2.600,00 aan materiële schade (bestaande uit € 1.000,00 aan het geldbedrag dat zij aan verdachte heeft gegeven en € 1.600,00 aan gemiste inkomsten) en € 1.800,00 aan immateriële schade.

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen te vermeerderen met wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

De advocaat heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.

De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade heeft opgelopen. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.600,00 aan materiële schade (te weten: de gemiste inkomsten). De rechtbank is van oordeel dat de vordering op deze punten voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van het geldbedrag van € 1.000,00 niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, aangezien deze schade geen rechtstreeks verband heeft met het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank zal de vordering van € 1.000,00 aan immateriële schade toewijzen. Als het gaat over mensenhandel zoals in dit geval waarbij aangeefster gedwongen werd diensten te verrichten onder dreiging van geweld jegens haar familieleden brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 2.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 oktober 2019 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

De schadevergoedingsmaatregel houdt in dat de benadeelde partij niet zelf contact hoeft op te nemen met verdachte om het toegewezen bedrag te krijgen, maar dat de Staat dit namens de benadeelde partij zal doen. Verdachte zal het toegewezen bedrag dus aan de Staat moeten betalen en de Staat zal het bedrag dan weer aan de benadeelde partij uitbetalen.

Verdachte zal ook worden veroordeeld tot het betalen van de kosten die de benadeelde partij in het kader van de tenuitvoerlegging van dit vonnis heeft gemaakt of nog zal moeten maken.

9.3

Benadeelde partij [aangever 1] (16/250596-19, feit 1)

[aangever 1] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Hij heeft aangegeven dat hij € 600,00 schade had, maar ook dat deze schade al door de verzekeraar is vergoed.

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen.

De advocaat heeft verzocht de vordering af te wijzen.

De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, aangezien de schade van de benadeelde partij al door een verzekeraar is vergoed.

Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de benadeelde partij worden veroordeeld tot het betalen van de kosten die de verdachte in het kader van de vordering tot schadevergoeding heeft gemaakt. Deze kosten worden begroot op nihil.

10 VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is op 17 juli 2019 onder parketnummer 16-026355-19 veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarvan 37 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Op 14 januari 2020 is reeds een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 14 dagen, tenuitvoergelegd. Het Openbaar Ministerie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van de het resterende gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie (te weten: 23 dagen) ingediend.

10.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

10.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat heeft verzocht de proeftijd te verlengen.

10.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank constateert dat verdachte zich gedurende de onder parketnummer 16-026355-19 opgelegde proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Zij ziet geen reden de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen of de proeftijd te verlengen. Zij wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 23 dagen daarom toe.

11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde:

36f, 38v, 55, 57, 63, 77c, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 209, 213, 273f, 350 en 440 van het Wetboek van Strafrecht.

12 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder parketnummer 16/043084-20 onder feiten 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder parketnummer 16/043084-20 onder feiten 2 en 6, onder parketnummer 16/250596-20 onder feiten 1 primair en 2 en onder parketnummer 16/263340-19 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden;

- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat een gedeelte van 5 maanden van de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;

- als voorwaarden gelden dat verdachte:

* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste 6 maanden bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zal melden bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, zo frequent en zo vaak die instelling dat nodig acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die die instelling hem geeft;

* zal verblijven op het adres [adres] , [woonplaats] , waarbij hij een aaneengesloten blok van 12, respectievelijk 15 uur heeft ter invulling van zijn activiteiten, wat in overleg met de reclassering zal worden afgesproken;

* zijn medewerking zal verlenen aan (het aansluiten van) elektronische controle voor de duur van 6 maanden, zolang dit door de reclassering nodig wordt geacht;

* mee zal werken aan de behandeling Topzorg door De Waag in Utrecht, of soortgelijke behandeling, zulks ter beoordeling van de reclassering;

* naar school zal gaan volgens zijn rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken die op school gelden;* een bijbaan zoekt voor de zomervakantie van ten minste 26 uur per week indien de reclassering dat noodzakelijk vindt;* zich gedurende 22.00 uur en 10:00 uur niet zal bevinden in het wooncomplex waarin de woning aan de [adres] te [woonplaats] gevestigd is (de politie ziet toe op dit locatieverbod);

* zich niet zal bevinden in Hoog Catharijne in Utrecht en het volgende gebied in Vianen: de volgende gebieden (de politie ziet toe op dit locatieverbod):

- geeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

Dadelijk uitvoerbaar

- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

Voorlopige hechtenis

- heft op het bevel voorlopige hechtenis op het moment dat de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk is aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde jeugddetentie;

Oplegging maatregel

- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaar;

- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal zoeken en/of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [2000 ] ;

- beveelt dat voor het geval de maatregel wordt overtreden telkens 1 week jeugddetentie; wordt toegepast;

- beveelt dat de totale duur van de toe te passen jeugddetentie ten hoogste 6 maanden bedraagt;

- beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (16/043084-20, feiten 1 en 5)

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering;

compenseert de kosten van partijen aldus, dat partijen hun eigen kosten dragen;

Benadeelde partij [slachtoffer 2] (16/043084-20, feit 2)

- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.600,00, bestaande uit

€ 1.600,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;

veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1oktober 2019 tot aan de dag van volledige betaling;

verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk ;

veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat

€ 2.600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot de dag van de algehele voldoening;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;

Benadeelde partij [aangever 1] (16/250596-19, feit 1 primair)

wijst de vordering van de benadeelde partij af;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die verdachte in het kader van de vordering tot schadevergoeding heeft gemaakt, begroot op nihil.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/026355-19

wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe;

gelast dat de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 23 dagen ten uitvoer zal worden gelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,

mrs. G. Schnitzler en I.G.C. Bij de Vaate, rechters,

bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,

en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2020.

Mr. I.G.C. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

16/043084-20

1

hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2019 tot en met 23 oktober 2019, althans in de maand oktober 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),

door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie

- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of

- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen

waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°)

en/of

B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] (sub 6°), hebbende en/of zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), aan die [slachtoffer 1] laten weten dat hij, verdachte, een naaktfoto van haar

( [slachtoffer 1] ) had en/of dat zij, [slachtoffer 1] , moest doen wat hij (verdachte) haar opdroeg

en/of dat als zij dit niet zou doen hij die foto openbaar zou maken en/of die [slachtoffer 1] (cassiere bij Kruidvat winkelcentrum [vestiging] ) instructies gegeven hoe precies te handelen wanneer zijn (verdachtes) handlanger(s) bij haar kassa zou(den) komen met goederen die die handlanger(s) net gepakt had(den) in die winkel (en nimmer afgerekend) en die aan haar zouden geven alsof hij/zij die goederen wel eerder had(den) gekocht en die nu kwam(en) retourneren waarna zij die handlanger(s) (telkens) geld uit de kassa moest geven

voor dat zogenaamd geretourneerde goed, waarna die [slachtoffer 1] handelde als geinstrueerd en aan die handlanger(s) daadwerkelijk (telkens) geld uit de kassa van Kruidvat gaf;

( art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2

hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019, althans in de maand juli 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),

door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of

- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of

- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen

waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°)

en/of

B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6°), hebbende en/of zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), aan die [slachtoffer 2] laten weten dat hij, verdachte, een naaktfoto van haar

( [slachtoffer 2] ) had en/of dat zij, [slachtoffer 2] , moest doen wat hij (verdachte) haar opdroeg en/of aan die [slachtoffer 2] laten weten dat hij, verdachte, erg veel over haar familieleden wist en/of dat zij, [slachtoffer 2] , moest doen wat (verdachte) haar opdroeg en/of dat als zij dit niet zou doen hij die foto openbaar zou maken en/of haar familieleden (iets ernstigs) zou aan doen en/of die [slachtoffer 2] (cassiere bij Albert Heijn [vestiging] ) instructies gegeven hoe precies te handelen wanneer zijn (verdachtes) handlanger(s) bij haar kassa zou(den) komen (om met valse biljetten van 50 euro kleine aankopen af te rekenen) en/of dat zij die handlanger(s) bij het afrekenen echt geld als wisselgeld moest teruggeven;

waarna die [slachtoffer 2] handelde als geinstrueerd en aan die handlanger(s) daadwerkelijk (telkens) geld uit de kassa van Albert Heijn gaf; ( art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van

Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

3

hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2019 tot en met 19 juli 2019, althans in de maand juli 2019 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

A) een ander of anderen, te weten

[slachtoffer 3] (geboren [2005] ) en/of

[slachtoffer 4] (geboren [2005] ) en/of

[slachtoffer 5] (geboren [2003] ) en/of

[slachtoffer 6] (geboren [2004] )

(die toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had/hadden bereikt)

(telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen,

met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] (sub 2°)

en/of

B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] (sub 6°),

(terwijl die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt), hebbende en/of zijnde hij verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6]

(telkens) vervoerd in een auto/of overgebracht naar een winkel (Albert Heijn [vestiging] , hierna AH) en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6]

(ieder voor zich) (meermalen althans eenmaal) een vals biljet van 50 euro gegeven om uit te geven bij die AH waarna die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die

[slachtoffer 6] telkens dat valse biljet van 50 euro gebruikten om een kleine aankoop bij die AH af te rekenen en derhalve (telkens) echt geld als wisselgeld van de cassiere van die AH terug kregen, welk (echte) wisselgeld hij / zij (telkens) aan hem, verdachte, overhandigden;

( art 273f lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 3 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

4

hij op een of meer tijdstippen in de periode van ongeveer 01 juli 2019 tot en met ongeveer 19 december 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te door dreiging van smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim

[slachtoffer 2] (meermalen) heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld,

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Albert Heijn,

in elk geval (toebehorend) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke (be)dreiging hierin bestond dat verdachte heeft gedreigd (een) naaktfoto(’s)/-afbeelding(en) van die [slachtoffer 2] openbaar te maken en/of aan bekenden en/of familieleden van die [slachtoffer 2] te sturen;

( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

5

hij op een of meer tijdstippen in de periode van ongeveer 01 juli 2019 tot en met ongeveer 19 december 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door dreiging van smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] (meermalen) heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Kruidvat,

in elk geval (toebehorend) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welke (be)dreiging hierin bestond dat verdachte heeft gedreigd (een) naaktfoto(’s)/-afbeelding(en) van die [slachtoffer 1] openbaar te maken en/of aan bekenden en/of familieleden van die [slachtoffer 1] te sturen;

( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

6

hij op een of meer tijdstippen in de periode van ongeveer 01 juli 2019 tot en met ongeveer 19 december 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro dat/die hij/zij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen hij/zij deze ontving(en) bekend was als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven (in meerdere winkels);

( art 209 Wetboek van Strafrecht )

16-250596-19

1

hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Vleuten, gemeente Utrecht althans in Nederland,

opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft

nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was als echt en onvervalst heeft uitgegeven;

( art 209 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Vleuten, gemeente Utrecht, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven;

( art 213 Wetboek van Strafrecht )

2

hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Vleuten, gemeente Utrecht drukwerken in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd die op bankbiljetten doen gelijken.

( art 440 Wetboek van Strafrecht )

16-263340-19

hij, op of omstreeks 7 augustus 2019 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Mitros en/of [aangever 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juni 2020, genummerd PL0900-2020051308Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 699. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte, p. 36.

Proces-verbaal van aangifte, p. 257.

Proces-verbaal van aangifte, p. 259.

Proces-verbaal van aangifte, p. 260.

Proces-verbaal van aangifte, p. 261.

Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 244.

Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2020.

Proces-verbaal van aangifte, p. 36-38.

Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2020.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 november 2019, genummerd PL0900-2019309019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 150. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte, p. 6.

Proces-verbaal van aangifte, p. 7.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.

Proces-verbaal van aanhouding, p. 84.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.

Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2020.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 november 2019, genummerd PL0900-2019239142, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 22. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte, p. 3-4.

Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juli 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature