Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt wegens tweemaal diefstal met geweld in vereniging, poging tot afpersing in vereniging en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een aantal bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

StrafrechtZittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/242110-19

Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2020

in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Lelystad.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020, 2 april 2020 en 23 juni 2020. Verdachte was bij de behandeling van de zaak aanwezig, waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak.

De zaak is op 23 juni 2020 inhoudelijk behandeld. Op deze zitting waren aanwezig:

- verdachte zelf;

- de advocaat van verdachte: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Barneveld;

- de officier van justitie: mr. D.C. Smits;

- de benadeelde partij: [slachtoffer 1] .

2 TENLASTELEGGING

De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. De officier van justitie verdenkt verdachte er samengevat weergegeven van dat hij:

1. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ;

2. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing van [slachtoffer 2] ;

3. zich op 15 augustus 2019 in Veenendaal samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ;

4. zich op 7 oktober 2019 in Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan het bezit van een nabootsing van een vuurwapen;

5. zich op 7 oktober 2019 in Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan het bezit van MDMA.

3 VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kunnen alle feiten wettig en overtuigend worden bewezen. Hij wijst hierbij op de aangiftes, de verklaringen van de beide verdachten en de rapportages van het NFI. De officier van justitie vindt de verklaringen van beide aangevers consistent en (daarmee) betrouwbaar. Daarbij komt dat het gebruik van een neppistool door verdachte bij de overval op [slachtoffer 2] volgens de officier van justitie steun vindt in het aantreffen van een neppistool in de woning van verdachte.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat van verdachte heeft aangegeven dat de onder feit 1 en 3 tenlastegelegde diefstallen met geweld kunnen worden bewezen, met uitzondering van de onderdelen dat er een wapen zou zijn gebruikt (feit 1) en dat er een boormachine zou zijn weggenomen (feit 3). Voor die onderdelen bevat het dossier volgens de advocaat namelijk te weinig bewijs. Ditzelfde geldt volgens haar ten aanzien van feit 2, aangezien de verklaring van de aangever voor zover deze ziet op de poging tot afpersing niet wordt ondersteund door andere stukken in het dossier. Feit 4 kan naar het oordeel van de advocaat wel wettig en overtuigend worden bewezen. Zij heeft tot slot vrijspraak gevraagd van het onder feit 5 tenlastegelegde, aangezien volgens haar niet kan worden vastgesteld dat de door het NFI geteste middelen afkomstig zijn uit de woning van verdachte.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 5

De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat er in de woning van verdachte pillen zijn aangetroffen. Ook stelt zij vast dat er door het NFI pillen zijn getest, waaruit is gebleken dat deze pillen MDMA bevatten. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen dat de geteste pillen de pillen uit de woning van verdachte zijn. Het dossier bevat namelijk geen kennisgeving van inbeslagneming, waarin het goednummer van de inbeslaggenomen pillen is vermeld. Hierdoor kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte ongeveer 6 gram MDMA voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde.

Bewijsmiddelen feiten 1 tot en met 4

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij via de app KIK is gaan chatten met een dame, genaamd [naam] . Zij hadden een afspraak gemaakt op 15 augustus 2019, bij de parkeerplaats bij de 3 Zussen. [naam] appte toen dat zij bij een andere parkeerplaats wilde afspreken. Hij kreeg een appje of hij naar het VV in Veenendaal wilde komen. Daar aangekomen, is hij rechts de parkeerplaats opgereden. Toen hij de parkeerplaats afreed, kwam vanuit tegenovergestelde richting een auto aangereden. Deze auto parkeerde overdwars op de weg, waardoor hij geen kant op kon. Voordat hij het besefte, was de deur aan zijn kant van de auto al open en kreeg hij een trap tegen zijn borst. Meteen daarna kreeg hij een harde klap in zijn gezicht op zijn linker jukbeen. Hij zag dat dat met een hand met daarin een pistool gebeurde. [slachtoffer 2] is toen met de man die het pistool vasthield in een worsteling geraakt. Daarbij heeft [slachtoffer 2] op een gegeven moment het pistool weten af te pakken en toen zag hij dat het pistool geen magazijn bevatte. Hij dacht toen dat het mogelijk geen echt pistool was. De man liep daarna voor de auto langs en stapte naast hem in de auto. De andere twee mannen stonden buiten de auto. Nadat de man in zijn auto was gestapt, moest hij de auto achteruit rijden. De man pakte vervolgens de autosleutels uit het contact. Vervolgens wilde de man zijn horloge hebben. [slachtoffer 2] zei dat de man die niet kreeg. De man zei toen tegen hem dat hij de autosleutels terug kon krijgen als hij hem 10.000,- euro zou betalen. Ook dat heeft [slachtoffer 2] geweigerd. Daarna vroeg de man hem om zijn bankpas. Vervolgens stapte de man uit de auto en vroeg nog een paar keer om geld . Toen [slachtoffer 2] zijn auto achteruit moest zetten, is een van de andere personen ook bij hem in de auto geweest. Die persoon heeft zijn telefoon gepakt. Naast de autosleutel en de telefoon hebben de daders volgens [slachtoffer 2] ook een sleutel meegenomen van zijn werk met toegangsbadge om de deur te openen.

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij via de app KIK is gaan chatten met een meisje genaamd [naam] . Op 15 augustus 2019 had hij een afspraak met haar gemaakt. Hij had afgesproken op een parkeerplaats in de buurt van het restaurant 3 Zussen te Rhenen. Toen hij op die parkeerplaats, genaamd Prattenburg, kwam, zag hij in de hoek een auto met drie personen erin. Er stapten drie jongens uit deze auto. Hij wilde in zijn auto stappen, maar dit werd verhinderd door één van de jongens. Deze jongen had een blanke huidskleur. De jongen duwde met zijn handen tegen zijn borst, zodat hij zijn auto niet in kon stappen. [slachtoffer 1] zag dat de Marokkaanse jongen het bijrijdersportier opentrok en de autosleutels uit het contact trok. Vervolgens zag hij dat de jongen de schuifdeur van zijn auto open wilde maken. Hij wilde daar ook heenlopen, maar werd verhinderd door de jongen die voor hem stond en de jongen die achter hem stond. Hij was als het ware ingesloten. Hij zag dat de Marokkaanse jongen een koffer van een Makita boormachine uit zijn auto had gehaald. Hij pakte deze koffer beet om te voorkomen dat de jongen deze mee zou nemen. Meteen voelde hij dat hij hard getrapt of geslagen werd van achteren in zijn rug. Door de Marokkaanse jongen werd hij hard op zijn kaak geslagen. De autosleutel en de boormachine zijn volgens [slachtoffer 1] door de daders weggenomen.

Verbalisant [verbalisant 1] is na de melding van een beroving/overval ter plaatse gegaan op de parkeerplaats ter hoogte van landgoed Prattenburg. Hij zag dat er meerdere goederen op de grond vlakbij de bestelauto van het slachtoffer lagen. Hij zag dat er een blauwe gereedschapskist lag. Er zat geen deksel op de gereedschapskist. Iets verderop zag hij een handvat van gereedschap liggen. Dit handvat was vermoedelijk van iets afgebroken. Dit handvat was van het merk Makita. Even verderop zag hij de deksel van een gereedschapskist liggen. Ook op deze deksel was het merk Makita te lezen.

Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zagen rechts achterop het parkeerterrein, waar volgens slachtoffer [slachtoffer 1] het voertuig van de daders had gestaan, een telefoonhoes liggen. De telefoonhoes was, naar later bleek, van aangever [slachtoffer 2] . De telefoonhoes is veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAJP6693NL.

De onder- en bovenrand van de telefoonhoes zijn bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als respectievelijk AAJP6693NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA onderzoek. Het DNA met SIN AAJP6693NL#01 kan afkomstig zijn van [verdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA met SIN AAJP6693NL#02 kan ook afkomstig zijn van [verdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.

Op 7 oktober 2019 is verdachte [verdachte] aangehouden in zijn woning in [woonplaats] . In het kastje naast het bed is een vuurwapen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 4] heeft een onderzoek aan dit voorwerp ingesteld. Het bleek te gaan om een nabootsing van een vuurwapen (gasdrukpistool, merk/model Colt M1911). Dit wapen was geschikt voor bedreiging of afdreiging en valt onder categorie I sub 7.

Verdachte heeft op de zitting van 23 juni 2020 verklaard dat iemand hem een telefoon heeft laten zien, waarop te zien was dat oude mannen met een jong meisje af wilden spreken om seks te hebben. Zij wilden die mannen een lesje leren. De jongen die hem de telefoon liet zien, heeft met beide mannen een afspraak gemaakt. Drie of vier dagen later is hij opgehaald en is hij met twee anderen naar deze afspraken toegereden. Ze hadden volgens verdachte afgesproken de mannen klappen te geven en hun autosleutels af te pakken. Met de eerste man (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2] ) is uiteindelijk afgesproken bij de voetbalvereniging in Veenendaal. [slachtoffer 2] is klemgereden op deze parkeerplaats. Verdachte is toen uit de auto gestapt en heeft het portier van de auto van [slachtoffer 2] open gedaan. Hij heeft [slachtoffer 2] geslagen en een trap op zijn borst gegeven. Hij heeft ook de autosleutels van [slachtoffer 2] afgepakt. Daarna is verdachte met dezelfde twee andere personen naar de parkeerplaats Prattenburg gereden. Daar kwam op een gegeven moment aangever [slachtoffer 1] aangereden. [slachtoffer 1] stapte uit zijn auto om te gaan plassen. De twee andere personen zijn toen op [slachtoffer 1] afgelopen. Verdachte heeft op dat moment de autosleutels van [slachtoffer 1] uit het contact gepakt. Hij heeft ook de Makita boormachine uit de auto gehaald. [slachtoffer 1] kwam toen op hem afgelopen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] daarop twee harde stompen gegeven. Hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] ook in zijn rug is getrapt. Verdachte heeft ter zitting verder nog gezegd dat het in zijn woning aangetroffen neppistool van hem was.

Bewijsoverwegingen feiten 1 en 3

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de deels bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 tenlastegelegde diefstallen met geweld. Ook de door de advocaat betwiste onderdelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het gebruik van een wapen bij de overval op [slachtoffer 2] wijst de rechtbank op de gedetailleerde en consistente verklaring die aangever [slachtoffer 2] hierover heeft afgelegd. [slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat hij in eerste instantie dacht dat de dader een pistool in zijn hand had, maar dat hij later - nadat hij het pistool wist te bemachtigen - zag dat het magazijn ontbrak en toen bij hem het vermoeden rees dat het om een nepwapen ging. De rechtbank acht deze verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar en gaat dan ook uit van de juistheid hiervan. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 2] op dit onderdeel wordt ondersteund door het aantreffen van een neppistool in de woning van verdachte.

Ten aanzien van de diefstal van de boormachine van [slachtoffer 1] wijst de rechtbank op het feit dat verdachte heeft bekend dat hij de boormachine uit de auto van aangever [slachtoffer 1] heeft gepakt. Daarmee heeft verdachte de feitelijke heerschappij over de boormachine verkregen en heeft hij als heer en meester over de boormachine beschikt, waardoor de diefstal is voltooid. Dat verdachte de boormachine zou hebben gepakt om die vervolgens weg te gooien, zoals verdachte en zijn advocaat hebben aangegeven, maakt dit niet anders.

Bewijsoverwegingen feit 2

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde poging tot afpersing. [slachtoffer 2] heeft op gedetailleerde wijze verklaard dat de man die hem in eerste instantie aanviel vervolgens tegen hem heeft gezegd dat hij zijn horloge moest afgeven, dat hij voor

€ 10.000,00 zijn autosleutel kon terugkrijgen, en dat hij zijn bankpas aan de man moest overhandigen. Hierboven heeft de rechtbank uitgelegd dat en waarom zij de verklaring van aangever [slachtoffer 2] betrouwbaar acht. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet vereist is dat dit steunbewijs ziet op de delictsgedraging in kwestie (hier: het afpersen), maar ook betrekking kan hebben op andere onderdelen van de verklaring. Hiervoor heeft de rechtbank al verwezen naar het aantreffen van het neppistool in de woning van verdachte. Daarnaast heeft verdachte - ook desgevraagd ter terechtzitting - geen verklaring kunnen geven voor het feit dat zijn DNA is aangetroffen op het hoesje van de telefoon van [slachtoffer 2] . Dat maakt dat de rechtbank verdachtes verklaring dat het slechts ging om aangever klappen te geven, zijn autosleutels af te pakken, maar verder geen spullen afhandig te maken, niet aannemelijk acht.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:

feit 1

op 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een autosleutel en een toegangssleutel van een bedrijfspand en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door

- die [slachtoffer 2] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachten bepaalde locatie te laten komen en

- die [slachtoffer 2] te trappen en te slaan en

- die [slachtoffer 2] een nabootsing van een vuurwapen te tonen.

feit 2

op 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld

[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een horloge en een geldbedrag van

10.000 euro en een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 2] ,

- door gebruik te maken van de naam " [naam] " met die [slachtoffer 2] heeft afgesproken dat die [slachtoffer 2] naar een door hem, verdachte, en/of zijn medeverdachten bepaalde locatie zou komen en

- die [slachtoffer 2] heeft getrapt en geslagen en

- die [slachtoffer 2] een nabootsing van een vuurwapen heeft getoond en

- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij zijn horloge wilde hebben en dat die [slachtoffer 2] 10.000 euro moest betalen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 3

op 15 augustus 2019 te Rhenen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel en een boormachine (merk Makita), toebehorende aan [slachtoffer 1] ,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachten bepaalde locatie te laten komen en

- die [slachtoffer 1] te stompen en te trappen.

feit 4

op 7 oktober 2019 te Veenendaal een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen (pistool, merk Colt, model 1911), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.

De door verdachte onder 1 en 2 gepleegde feiten beschouwt de rechtbank als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr . Het gaat hier namelijk om soortgelijke feiten, diefstal met geweld en (poging tot) afpersing, die kort na elkaar hebben plaatsgevonden en waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt. In feite wordt verdachte één verwijt gemaakt.

De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:

feiten 1 en 2

de voortgezette handeling van:

diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 3

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 4

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft gevorderd daarbij als (dadelijk uitvoerbare) bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, het meewerken aan woonbegeleiding, het meewerken aan schuldhulpverlening en een contactverbod met de medeverdachte en de slachtoffers op te leggen.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat van verdachte heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte tot nu toe in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft aangegeven dat verdachte bereid is zich aan de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel te houden.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.

De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd

Verdachte heeft zich samen met anderen in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee berovingen. Zij meenden dat de slachtoffers zich verwerpelijk gedroegen en wilden hen daarom een lesje leren. Zij hebben de slachtoffers onder valse voorwendselen naar afgelegen plekken gelokt en hebben hen daar mishandeld, beroofden zonder autosleutels en in het geval van [slachtoffer 2] ook zonder telefoon achtergelaten. Verdachte heeft samen met een ander ook nog geprobeerd om [slachtoffer 2] af te persen. Verdachte heeft voorts bij de beroving van [slachtoffer 2] een nabootsing van een vuurwapen gebruikt. Feiten als deze leveren pijn, overlast en gevoelens van onveiligheid op voor de slachtoffers. Daarnaast leiden dergelijke feiten ook tot onrust in de maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier voor eigen rechter heeft gespeeld.

Persoonlijke omstandigheden

De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 22 april 2020. Hieruit volgt dat verdachte in 2017 is veroordeeld wegens een openlijk geweldpleging. De rechtbank weegt het feit dat verdachte opnieuw geweldsdelicten heeft gepleegd in strafverzwarende zin mee.

Verdachte is onderzocht door de reclassering. Uit het reclasseringsadvies van 19 juni 2020 volgt dat bij betrokkene sprake is van chronische en complexe problematiek en dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. De reclassering acht voortzetting van de reeds ingezette professionele ondersteuning en begeleiding/behandeling nodig. Zij adviseert daarom als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, de verplichting mee te werken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, de verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening en een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachte op te leggen.

LOVS-oriëntatiepunten

De rechtbank houdt bij het bepalen van een passende straf altijd rekening met wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Hiervoor zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Voor een straatroof met licht geweld geeft het LOVS als oriëntatiepunt voor iemand die niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Strafverzwarende aspecten zijn daarbij onder meer dat sprake was van een samenwerkingsverband, een vooropgezet plan, fors geweld en het gebruik van een wapen. Voor het voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen staat een geldboete voorgeschreven.

Strafoplegging

Gelet op de ernst van de feiten, in combinatie met het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een lange gevangenisstraf in deze zaak passend is. In dit geval is sprake van twee berovingen die zijn gepleegd in een samenwerkingsverband en waarbij aanzienlijk geweld is gebruikt. Bij een van de berovingen is door verdachte ook nog een nepvuurwapen getoond. Gelet op deze strafverzwarende omstandigheden en het feit dat verdachte zich ook nog schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden aan verdachte opleggen. Gelet op de nog jonge leeftijd en persoonlijke problematiek van verdachte en het advies van de reclassering wordt een groot gedeelte van 12 maanden hiervan voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Gelet op de aard en ernst van de feiten, het strafblad van verdachte het feit dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank beveelt daarom dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

9 BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 11.333,37. Dit bedrag bestaat uit € 10.397,37 aan materiële schade (te weten € 383,99 aan boormachines, € 120,00 aan een spijkerbroek, € 30,00 aan een

t-shirt, € 174,00 aan schoenen, € 9.230,00 aan gemiste inkomsten, € 435,90 aan autosleutels en € 23,48 aan tandartskosten) en € 936,00 aan immateriële schade.

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de kosten voor de boormachine, de autosleutels en de tandarts en de immateriële schade geheel toe te wijzen. Hij heeft ten aanzien van de kleding gevorderd een bedrag van in totaal € 200,00 toe te kennen, omdat de kleding zich in gebruikte staat bevond en dus op de nieuwwaarde een afschrijving dient plaats te vinden. Hij heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de gemiste inkomsten, nu de behandeling van dit gedeelte van de vordering - gelet op de onderbouwing daarvan - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat van verdachte heeft verzocht het gedeelte van de vordering dat ziet op de boormachines af te wijzen, nu niet kan worden bewezen dat de boormachines zijn gestolen. Zij heeft primair verzocht de verzochte kosten voor de kleding en schoenen af te wijzen, aangezien het aan de politie te wijten is dat de benadeelde partij deze goederen niet heeft teruggekregen. Subsidiair heeft zij verzocht de kosten te matigen, omdat de kleding niet meer nieuw was. Wat betreft de gemiste inkomsten heeft de advocaat primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering op dit gedeelte af te wijzen, aangezien de vordering onvoldoende onderbouwd is. Meer subsidiair heeft zij verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen. De advocaat heeft gevraagd de kosten voor de autosleutels en de tandarts af te wijzen, aangezien zij van oordeel is dat onvoldoende is aangetoond dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen deze kosten en de tenlastegelegde feiten. Zij heeft tot slot gevraagd het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft opgelopen en waardeert deze schade als volgt.

Boormachine(s)

De rechtbank constateert dat op het verzoek tot schadevergoeding is vermeld dat er een vergoeding wordt gevraagd voor boormachines, terwijl uit de onderbouwing op deze kostenpost blijkt dat het gaat om een combiset in een zogenaamde Mbox. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze Mbox uit het voertuig van de benadeelde partij is weggenomen en dat de boormachines zich niet langer in deze box bevonden. Zij is derhalve van oordeel dat de kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit, waardoor de kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van € 383,99 zal daarom worden toegewezen.

Kleding: spijkerbroek, t-shirt en schoenen

Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek (pagina 287-292 van het einddossier) blijkt dat de spijkerbroek, het t-shirt en de schoenen van de benadeelde partij ten behoeve van een sporenonderzoek in beslag zijn genomen. De benadeelde partij heeft deze goederen niet meer teruggekregen. De rechtbank is van oordeel dat deze schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit, waardoor de schade voor vergoeding in aanmerking komt. Omdat de kleding zich in gebruikte toestand bevond op het moment van inbeslagname, zal de rechtbank op de gevorderde nieuwprijs wel een bedrag in mindering brengen. Bij deze afschrijving zal de rechtbank uitgaan van de afschrijvingspercentages die door Slachtofferhulp Nederland worden gehanteerd. Rekening houdend hiermee, zal de rechtbank de volgende bedragen toewijzen:

€ 60,30 voor de spijkerbroek (aanschafkosten € 90,00; datum aanschaf: eerder in 2019; afschrijvingspercentage 33% per jaar);

€ 15,00 voor het t-shirt (aanschafkosten € 30,00; datum aanschaf: het jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 50% per jaar); en

€ 148,00 voor de schoenen (aanschafkosten € 200,00; datum aanschaf: twee jaar voordat de overval plaatsvond; afschrijvingspercentage 13% per jaar).

Het totaal toe te wijzen bedrag aan kleding komt daarmee uit op € 223,30.

Gemiste inkomsten

De benadeelde partij stelt dat hij ten gevolge van het bewezenverklaarde niet heeft kunnen werken en daardoor inkomsten heeft gemist. Zijn totale inkomstenderving komt naar eigen zeggen uit op € 9.230,00. Ter onderbouwing is een verklaring van zijn administratiekantoor toegevoegd, waarin wordt gesproken over twee maanden omzetderving tegen een gemiddeld tarief en tegen een gemiddelde werkweek. Op basis van deze summiere onderbouwing kan de rechtbank niet vaststellen of en zo ja, hoeveel inkomsten de benadeelde partij heeft misgelopen als gevolg van het strafbare feit. Zo geldt dat omzetverlies niet hetzelfde is als winstverlies. Ook heeft de benadeelde partij niet nader onderbouwd (bijv. aan de hand van verkregen opdrachten) wat zijn daadwerkelijke inkomsten waren in de periode voorafgaand aan het strafbare feit en welke opdrachten hij niet heeft kunnen verrichten als gevolg van het strafbare feit. Nu nader onderzoek hiernaar tot aanhouding van de zaak zou leiden, levert de behandeling van deze vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaart in dit gedeelte van de vordering. Hij kan dit gedeelte van de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Autosleutels

De rechtbank stelt vast dat de autosleutels van de benadeelde partij zijn weggenomen, ten gevolge waarvan de auto moest worden opgehaald door een garage en er nieuwe sleutels moesten worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten, waaronder de kosten voor een reservesleutel, in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en dus voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van € 435,90 zal daarom worden toegewezen.

Tandartskosten

De rechtbank stelt vast dat de voortand van de benadeelde partij door het toegepaste geweld is afgebroken en moest worden hersteld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit en dus voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzochte bedrag van € 23,48 zal daarom worden toegewezen.

Immateriële schade

Op grond van de wet (artikel 6:106 aanhef en onder b BW ) heeft een benadeelde recht op een naar billijkheid te bepalen immateriële schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daar is hier zonder meer sprake van. Mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 936,00 billijk.

De verdachte is voor de schade met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het gehele schadebedrag aansprakelijk is. Het betekent ook dat een betaling verricht door verdachte aan de benadeelde partij (tevens) in mindering strekt op het door zijn mededaders verschuldigde bedrag en omgekeerd.

Conclusie

De rechtbank wijst de vonnis aldus toe tot een bedrag van € 1.066,67 aan materiële schade en € 936,00 aan immateriële schade. Deze bedragen zullen hoofdelijk worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 en de schadevergoedingsmaatregel.

Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal verdachte ook worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil (conform ook het door de benadeelde partij ingediende verzoek).

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde:

14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 56, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;

- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat een gedeelte van 12 maanden van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast;

- als voorwaarden gelden dat verdachte:

* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

- stelt als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:

* zich binnen twee werkdagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Nederland (Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht). Verdachte zal zich daarna blijven melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;

* zich zal laten behandelen door de (forensische) psychiatrische polikliniek De Waag of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

* zal verblijven bij Kwintes of soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;

* zich zal onthouden van - direct of indirect - contact met [slachtoffer 2] (geboren

op [1963] ), [slachtoffer 1] (geboren op [1967] ) en [medeverdachte] , geboren op [2000] ). De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;

* mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering daarbij inzicht in zijn financiën en schulden;

- geeft Reclassering Nederland de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

Dadelijk uitvoerbaar

- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3)

- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.002,67, bestaande uit

€ 1.066,67 aan materiële schade en € 936,00 aan immateriële schade;

veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;

verklaart de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van gemiste inkomsten niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;

wijst de vordering van de benadeelde partij voor overige af;

veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.002,67 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;

bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter,

mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.J. ter Meulen, rechters,

bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,

en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2020.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:

Feit 1

Hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of

meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening

hebben/heeft weggenomen een autosleutel en/of een toegangssleutel van een bedrijfspand

en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan

verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of

bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor

te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of

andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van

het gestolene te verzekeren, door

- die [slachtoffer 2] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,

verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of

- die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of

- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen te tonen, althans een (nabootsing van

een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] vast te houden;

( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2

ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Feit 2

Hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of

meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn

mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander

wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld

[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een horloge en/of een geldbedrag van

10.000 euro, althans een geldbedrag en/of een bankpas , in elk geval enig goed, dat geheel

of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde, toebehoorde

- door gebruik te maken van de naam " [naam] " met die [slachtoffer 2] hebben/heeft

afgesproken dat die [slachtoffer 2] naar een door hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(s)

bepaalde locatie zou komen en/of

- die [slachtoffer 2] hebben/heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt te

trappen en/of te schoppen en/of

- die [slachtoffer 2] een (nabootsing van een) vuurwapen hebben/heeft getoond, althans een

(nabootsing van een) vuurwapen zichtbaar voor de [slachtoffer 2] hebben/heeeft vast gehouden

en/of

- tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij/hij zijn horloge wilde(n) hebben en/of dat

die [slachtoffer 2] 10.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, moest betalen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Feit 3

Hij op of omstreeks 15 augustus 2019 te Veenendaal en/of te Rhenen, in elk geval in het

arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,

althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft

weggenomen een autosleutel en/of een boormachine (merk Makita), in elk geval enig goed,

dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)

toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of

bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor

te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of

andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van

het gestolene te verzekeren, door

- die [slachtoffer 1] door gebruik te maken van de naam " [naam] " naar een door hem,

verdachte en/of zijn medeverdachte(s) bepaalde locatie te laten komen en/of

- die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen (waardoor die

[slachtoffer 1] een korte tijd buiten bewustzijn is geweest, althans een verminderd bewustzijn

heeft gehad);

( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2

ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Feit 4

Hij op omstreeks 7 oktober 2019 te Veenendaal een wapen van categorie I onder 7°, te

weten een nabootsing van een vuurwapen (pistool, merk Colt, model 1911) , zijnde

voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde

met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Feit 5

Hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Veenendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad

(ongeveer) 6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA ,

zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel

aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(art 2C jo 10 Opiumwet)

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2020, genummerd 2019244440 (034RTKick), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 371. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 103.

Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 104.

Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 30 januari 2020, p. 4.

Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 105.

Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 135.

Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 136.

Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 149.

Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , p. 157.

Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , p. 158.

Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [woonplaats] ), opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , p. 160.

Een geschrift, te weten het NFI rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van diefstal met geweld gepleegd in Rhenen op 15 augustus 2019’, p. 208.

Een geschrift, te weten het NFI rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van diefstal met geweld gepleegd in Rhenen op 15 augustus 2019’, p. 210.

Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 30.

Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 56.

Proces-verbaal ter terechtzitting van 23 juni 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature