Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Zorgtoeslag; juiste berekening door vw van zorgtoeslag 2017; vw heeft in vwschrift zorgtoeslag 2018 anders berekend dan in besluit, daarom beroep gegrond en sp vw gevolgd voor beide jaren.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 19/3324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M. Essakkili),

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: A. Büchly en R. Noortmann).

Procesverloop

Bij besluiten van 12 maart 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder het recht op zorgtoeslag van eiser over het jaar 2017 definitief vastgesteld op 0 euro en over het jaar 2018 het voorschot zorgtoeslag vastgesteld op 59 euro.

Bij besluit van 10 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de zorgtoeslag van eiser over de jaren 2017 en 2018 terecht heeft vastgesteld op 0 respectievelijk 59 euro. Eiser is het namelijk niet eens met die vaststelling van verweerder.

2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder een onjuiste berekening heeft gemaakt van het recht op zorgtoeslag over beide jaren. Uit eisers eigen berekening volgt een bedrag aan zorgtoeslag van € 1351,92 dan wel € 675,92 voor 2017. Eiser betoogt dat hij voor 2018 zelf nog geen berekening kan maken, omdat de inkomens nog niet zelfstandig zijn vastgesteld. Eiser verzoekt verweerder wel bij de berekening van de zorgtoeslag over 2018 de juiste methode van berekening te volgen.

3. Verweerder betoogt in het verweerschrift dat de berekening over 2017 juist is uitgevoerd. Het verschil tussen verweerders berekening en die van eiser komt volgens verweerder omdat eiser de zogenoemde woonlandfactor niet juist bij zijn berekening betrokken heeft.

Volgens verweerder klopt de beslissing op bezwaar over 2018 echter niet. Verweerder maakt in het verweerschrift een nieuwe berekening die volgens hem neerkomt op een recht op zorgtoeslag van € 59,00 voor de maand juni 2018, en € 46,00 voor elk van de maanden juli en augustus 2018. Dat betekent een totaal van € 151,00 aan zorgtoeslag over 2018.

Uitleg van het wettelijk kader

4. De rechtbank legt eerst kort uit hoe de hoogte van de zorgtoeslag in zaken als deze wordt vastgesteld. Verweerder maakt gebruik van een standaardformule voor de berekening van het recht op zorgtoeslag. Bij verblijf van de aanvrager van de toeslag en/of zijn toeslagpartner in het buitenland, wordt de zogenoemde woonlandfactor toegepast. Die woonlandfactor is gebaseerd op het feit dat de zorgkosten in andere landen kunnen verschillen van die in Nederland. Bij de berekening van de hoogte van de zorgtoeslag is verweerder verplicht om de woonlandfactor te betrekken. Die woonlandfactor wordt vervolgens vermenigvuldigd met de standaardpremie zoals die geldt bij de berekening van de zorgtoeslag. Voor de vraag vanaf wanneer en voor welk land de woonlandfactor geldt, kijkt verweerder naar de registraties van het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Oordeel van de rechtbank over de zorgtoeslag 2017

5. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de zorgtoeslag over 2017 terecht vastgesteld op 0 euro. Verweerder heeft die berekening namelijk juist uitgevoerd. De standaardpremie voor 2017 bedroeg € 1530,00 voor eiser. Hij woonde heel 2017 in Nederland, waardoor dus geen woonlandfactor wordt toegepast. De toeslagpartner van eiser, mevrouw [A] , woonde heel 2017 in Marokko, waarvoor een woonlandfactor van 0,0125 geldt. Dat betekent dat verweerder voor eisers toeslagpartner terecht een standaardpremie van € 19,30 (€ 1530 vermenigvuldigd met de woonlandfactor 0,0125) heeft berekend. De gezamenlijke standaardpremies voor eiser en zijn toeslagpartner bedroegen in 2017 dus € 1549,13 (€ 1530,00 plus € 19,13). Eiser bestrijdt niet dat verweerder de normpremie voor 2017 terecht heeft vastgesteld op € 1708,08. De rechtbank overweegt dat door het aftrekken van dat laatste bedrag van de gezamenlijke standaardpremies verweerder de zorgtoeslag over 2017 terecht heeft berekend op € 0,00.

Oordeel van de rechtbank over de zorgtoeslag 2018

6. De rechtbank volgt verweerders standpunt in het verweerschrift dat het voorschot zorgtoeslag over 2018 ten onrechte is berekend op € 59,00. Hieronder gaat de rechtbank in op de manier waarop verweerder de zorgtoeslag over 2018 heeft berekend.

6.1.

Voor januari tot en met mei 2018 geldt het volgende. De standaardpremie voor 2018 bedroeg € 1546,00. De woonsituatie van eiser en zijn toeslagpartner was voor de periode januari tot en met mei 2018 hetzelfde als in 2017. Dat betekent dat verweerder voor eiser terecht een standaardpremie heeft vastgesteld van € 1546,00 (zonder toepassing van een woonlandfactor) en voor zijn toeslagpartner terecht een standaardpremie van € 19,33 heeft vastgesteld (€ 1546,00 vermenigvuldigd met 0,0125 als woonlandfactor voor Marokko). Verweerder heeft terecht de zorgtoeslag voor de maanden januari tot en met mei 2018 vastgesteld op 0 euro, door van de gezamenlijke standaardpremies (€ 1546,00 plus € 19,33 = € 1565,33) de niet door eiser bestreden normpremie van € 1671,82 af te trekken.

6.2.

Ook voor juni 2018 heeft verweerder de zorgtoeslag naar het oordeel van de rechtbank juist berekend. Eiser woonde in die maand nog in Nederland, wat voor hem een standaardpremie van € 1546,00 betekent. Zijn toeslagpartner was in deze maand terecht onverzekerd, omdat zij in het buitenland woonde en zich niet bij de CAK als verdragsgerechtigde heeft gemeld. Dat betekent ook voor haar een standaardpremie van

€ 1546,00 zonder toepassing van een woonlandfactor, zodat de gezamenlijke standaardpremies € 1546,00 plus € 1546,00 bedragen, dus € 3092,00. Door de normpremie van € 1671,82 euro daarvan af te trekken komt verweerder terecht tot een bedrag van € 1420,18 euro. Verweerder heeft daarna dit bedrag terecht door twee gedeeld door het onverzekerd zijn van eisers toeslagpartner (artikel 2, vierde lid, van de Wet op de zorgtoeslag) Dat betekent dat verweerder de zorgtoeslag over juni 2018 op juiste wijze heeft vastgesteld op € 710,09. Voor alleen de maand juni 2018 komt de zorgtoeslag daarmee uit op € 710,09 gedeeld door 12 maanden is afgerond € 59,00.

6.3.

Wat betreft juli en augustus 2018 heeft verweerder in het verweerschrift erkend dat de berekening in het primaire besluit over 2018 niet juist is. Volgens verweerder is voor eiser ten onrechte uitgegaan van een woonlandfactor door zijn registratie bij de CAK als verdragsgerechtigde van Spanje per 1 juli 2018. Verweerder stelt zich eerst in het verweerschrift op het standpunt dat die woonlandfactor ten onrechte is toegepast, omdat eiser in juli en augustus 2018 nog in Nederland woonde en de Nederlandse zorgverzekering daarom moet voorgaan op de woonlandfactor van Spanje. Dat betekent volgens verweerder voor eiser een standaardpremie van € 1546,00 zonder woonlandfactor. Eisers toeslagpartner woonde in deze maanden in Spanje, waarvoor woonlandfactor 0,4365 geldt. Daarmee komt de standaardpremie van eisers toeslagpartner uit op € 1546,00 keer 0,4365, is € 674,83 euro. De gezamenlijke standaardpremies van eiser en zijn toeslagpartner bedragen € 1546,00 plus € 674,83, is € 2220,83. Na aftrekken van de normpremie van € 1671,82 volgt een zorgtoeslag van € 549,01. Dat betekent een zorgtoeslag voor elk van de maanden juli en augustus 2018 van 549,01. De zorgtoeslag voor die maanden komt daarmee uit op € 549,00 gedeeld door 12 maanden is afgerond € 46,00 voor elk van die maanden. De door verweerder berekende zorgtoeslag in deze maanden, zoals in het verweerschrift vermeld, is dus juist.

6.4.

Voor de maanden september tot en met december 2018 heeft verweerder de zorgtoeslag

terecht vastgesteld op 0 euro. Omdat eiser en zijn toeslagpartner in deze periode in Spanje woonden en daar als verdragsgerechtigden zijn aangemerkt, geldt voor hen beide de woonlandfactor voor Spanje, te weten 0,4365. Dat betekent dat de standaardpremie voor elk van hen € 1546,00 keer 0,4365 is, dus 674,83 en dat de gezamenlijke standaardpremie twee keer dat bedrag is, dus € 1349,66. Na aftrekken van de normpremie van € 1671,82 komt verweerder terecht tot een bedrag van 0 euro zorgtoeslag voor september tot en met december 2018.

6.5.

Uit wat onder rechtsoverweging 6.3 is overwogen, volgt dat eiser terecht betoogt dat verweerder de zorgtoeslag over 2018 onjuist heeft berekend. Verweerder heeft dit in zijn verweerschrift erkend. Dat betekent dat het beroep van eiser gegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit op bezwaar van 20 juli 2019 vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht . De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat gelet op het door verweerder in de procedure ingenomen standpunt geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De rechtbank draagt verweerder dan ook op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen over de zorgtoeslag over 2018 met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.

6.6.

Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat gaat over de zorgtoeslag van eiser over 2018;

- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €47,- aan eiser te voldoen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature