U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn voormalige partner en hun zoon. Hij is met de auto van zijn voormalige partner met hoge snelheid op hun woning ingereden, waardoor de gevel van de woning is ontzet. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling, bedreiging met een nepwapen en diefstal van een auto. Uit dit alles komt voor de rechtbank het beeld naar voren dat verdachte zijn voormalige partner en hun kinderen niet met rust kan laten en hen in een langere periode op meerdere momenten op ontoelaatbare wijze heeft lastig gevallen.

De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden op. Het gevorderde gebiedsverbod wordt afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/289580-19

Vonnis van de meervoudige kamer van 22 mei 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Suriname),

thans gedetineerd in [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] ,

hierna te noemen: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.W. Langereis, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt erop neer dat verdachte:

feit 1 primair:

op 3 december 2019 in Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door met (hoge) snelheid met een auto tegen de woning en/of gevel van die woning in te rijden, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich aldaar achter het raam bevonden;

feit 1 subsidiair:

op 3 december 2019 in Almere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd door met (hoge) snelheid met een auto tegen de woning te rijden, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich aldaar achter het raam bevonden;

feit 2:

op 3 december 2019 in Almere een woning van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of woningbouwcorporatie [naam organisatie] gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] heeft vernield door met een auto tegen de gevel van die woning aan te rijden;

feit 3:

op 3 december 2019 in Almere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd door een (nep)vuurwapen (zichtbaar) in zijn broeksband te dragen en/of dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen;

feit 4:

op 21 november 2019 in Almere door middel van de uit de woning meegenomen autosleutel een auto van [slachtoffer 1] heeft gestolen;

feit 5:

op 21 november 2019 in Almere een snorfiets en/of een televisie en/of de ruit van de achterdeur van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of woningbouwcorporatie [naam organisatie] heeft vernield;

feit 6:

op 3 december 2019 in Almere een veerdrukwapen dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair en het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair, het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde en heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 en 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde poging zware mishandeling:

De rechtbank is van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het verwijt dat verdachte het opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt daartoe dat er op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake was een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangevers, omdat uit de verschillende aangiftes en de verklaring van verdachte niet onomstotelijk kan worden vastgesteld waar de aangevers zich in de woning bevonden toen de auto tegen de gevel aanreed en bovendien geen enkel onderzoek is gedaan naar de snelheid waarmee de auto heeft gereden, dan wel de gevel heeft geraakt. Hierdoor kan evenmin worden vastgesteld dat de gedraging van verdachte zo zeer was gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot feit 1 subsidiair:

[slachtoffer 2] heeft op 3 december 2019 aangifte gedaan, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Hij heeft het volgende verklaard:

Op 3 december 2019 was ik thuis. Ik woon op de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 2] . Ik zag dat mijn vader de auto pakte. Hij reed naar achteren en maakte het grote licht aan. Toen reed hij in. Ik zag hem toen aan komen racen. Ik hoorde gas, heel veel gas. Ik dacht dat ik geraakt zou worden.

[slachtoffer 1] heeft op 3 december 2019 aangifte gedaan, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Zij heeft het volgende verklaard:

Ik zag dat hij in de auto stapte. Ik hoorde dat het toerental van de auto omhoog ging. Ik zag dat hij met snelheid op ons af kwam rijden.

Ter terechtzitting van 8 mei 2020 heeft verdachte verklaard:

Op 3 december 2019 ben ik in de auto gestapt en ben ik daarmee tegen de woning aangereden. Op die manier heb ik mijn boosheid geuit.

Met betrekking tot feit 2:

[slachtoffer 1] heeft op 3 december 2019 aangifte gedaan, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Zij heeft het volgende verklaard:

Ik doe aangifte van vernieling van mijn woning gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 2] . De woning betreft een huurwoning. Ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte namens woningbouwvereniging [naam organisatie] . Op 3 december 2019 bevond ik mij in mijn woning. Mijn ex-vriend is [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Ik zag dat hij in de auto stapte. Ik zag dat hij met snelheid op ons af kwam rijden. Wij hoorden vervolgens een harde klap. Wij zagen dat hij uit de auto stapte. Ik zag dat de voorgevel van de woning kapot was.

Ter terechtzitting van 8 mei 2020 heeft verdachte verklaard:

Op 3 december 2019 ben ik in de auto gestapt en ben ik daarmee tegen de woning aangereden.

Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:

Op 3 december 2019 kwamen wij aan bij de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 2] . Ik zag dat de voorkant van de auto ingedeukt was. Ik zag dat de voorgevel van de woning volledig ontzet was.

Met betrekking tot feit 3:

[slachtoffer 2] heeft op 3 december 2019 aangifte gedaan, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Hij heeft het volgende verklaard:

Op 3 december 2019 was ik thuis te Almere. Toen zei ik tegen mijn vader: "Mama voelt zich angstig dus kan je gewoon gaan zonder gedoe. Ga je accepteren dat mama je niet wil? Gewoon rustig uit elkaar gaan nu. Dat wij niet bang hoeven te zijn dat er iets gaat gebeuren, want mijn zusjes en ik ga gaan er onder lijden." Toen liep hij weer ons huis binnen. Toen zei hij van: "Is dit je beslissing? Ok?" Toen trok hij zijn jas ter hoogte van zijn rechterheup omhoog. Ik zag een pistool in zijn broeksband zitten. Ik was echt bang om een kogel door mijn hoofd te krijgen.

Ter terechtzitting van 8 mei 2020 heeft verdachte verklaard:

Toen ik op 3 december 2019 naar de woning ging, had ik mijn nepvuurwapen bij me. Ik droeg dit nepwapen in de broeksband aan de voorkant van mijn broek.

Met betrekking tot feit 4:

[slachtoffer 2] heeft namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan van diefstal van een auto op 21 november 2019, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Hij heeft het volgende verklaard:

Op 21 november 2019 heb ik aan mijn vader genaamd [verdachte] gevraagd om de sleutel van de auto van het merk Renault , type Megane, en voorzien van het kenteken [kenteken] , in te leveren. Dit betreft de auto die eigendom is van mijn moeder en aan haar toebehoort. Deze stond aan de [straatnaam] te [plaatsnaam 2] . Ik was alleen thuis. Ik zag dat hij de autosleutel van de Renault vast had en ik vroeg aan hem of hij deze aan mij wilde geven en of hij uit huis wilde vertrekken. Dit deed hij niet. Ik heb de politie gebeld. Die zijn de woning in gegaan maar mijn vader was al weg. De auto was ook weg. Mijn moeder geeft aan dat hij deze auto niet mag hebben en dat ze aangifte wil doen van diefstal.

Ter terechtzitting van 8 mei 2020 heeft verdachte verklaard:

Op 21 november 2019 heb ik de auto van [slachtoffer 1] meegenomen.

Met betrekking tot feit 5:

Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:

Op 21 november 2019 gingen wij naar de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 2] . Er was die ochtend een melding binnengekomen met de onderstaande tekst: Mijn ex [verdachte] […] is heel erg gewelddadig. Hij heeft de huissleutel en wil niet weg. Op donderdag 21 november 2019 omstreeks 09:20 uur gingen wij, verbalisanten, wederom in opdracht van het operationeel centrum naar de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 2] - [.] . [verdachte] en [slachtoffer 2] zouden ruzie hebben en [verdachte] zou nu in de woning zijn. Wij zagen dat in de hal van de woning een scooter tegen de deur lag. Wij zagen dat een televisie op de grond lag. Wij zagen dat de achterdeur openstond en dat de ruit van deze deur was vernield.

[slachtoffer 2] heeft namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan van vernieling op 21 november 2019, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Hij heeft het volgende verklaard:

Ik wil aangifte doen van vernieling van goederen in ons huis op de [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam 2] . Mijn vader [verdachte] heeft spullen vernield. Ik zag dat de tv omver gegooid was. Deze lag op de grond en had een grote barst in het midden van het scherm. Ik zag dat de snorfiets meerdere krassen had en op zijn zij lag. Ik zag dat het ruit wat in de achterdeur zit kapot was. De aangever verstrekte over de vernieling aanvullende informatie:

Voertuig: snorfiets. Merk/type: Nonoiz.

Object: televisie. Merk/type: Panasonic.

Met betrekking tot feit 6: De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde, gelet op de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

een proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2019, genummerd PL0900-2019361528-22 (pagina 1043);

de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 mei 2020.

Bewijsoverwegingen

Met betrekking tot feit 1 subsidiair:

Niet ter discussie staat dat verdachte op 3 december 2019 te Almere met een auto is ingereden op de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl zij zich in die woning bevonden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten minste het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Door met een auto in te rijden op hun woning - terwijl verdachte wist dat zij zich in die woning bevonden - en door dit te doen met een zodanige snelheid dat daarmee de gevel van die woning kon worden ontzet, kon bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de redelijke vrees ontstaan dat hij hen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen en verdachte moet – door zo te handelen - hebben beseft en aanvaard dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die redelijke vrees zou ontstaan.

Met betrekking tot feit 3:

Vast staat dat verdachte op 3 december 2019 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn broeksband droeg. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring die [slachtoffer 2] over het door verdachte aan hem tonen daarvan heeft afgelegd. De verklaring van [slachtoffer 2] dat verdachte een wapen bij zich droeg in zijn broeksband vindt steun in de verklaring van verdachte zelf dat hij een nepwapen bij zich droeg. De rechtbank volgt de verklaring van [slachtoffer 2] daarom en gaat ervan uit dat verdachte het nepwapen aan [slachtoffer 2] heeft getoond, terwijl [slachtoffer 2] niet wist dat dit geen echt vuurwapen betrof. De rechtbank overweegt dat door die gedraging van verdachte bij [slachtoffer 2] , die zijn vader net had gevraagd om het huis te verlaten en zijn moeder met rust te laten, de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hem met dat (nep)wapen iets aan zou doen. Temeer nu verdachte voorafgaand aan het tonen van het (nep)wapen de woorden sprak: ‘Is dit je beslissing? Ok?’

Met betrekking tot feit 4:

De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij met toestemming van [slachtoffer 1] van haar auto gebruik heeft gemaakt en dat zij hem daartoe de autosleutel heeft overhandigd, niet aannemelijk. Dit komt met name door de verklaring van verdachte dat hij op die dag niet in de woning aanwezig was en de sleutel ergens anders heeft gekregen, terwijl uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie die dag twee keer een melding heeft binnen gekregen dat verdachte zich in de woning bevond. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring die [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1] heeft afgelegd. Uit die verklaring blijkt ondubbelzinnig dat verdachte geen toestemming had om van de auto van [slachtoffer 1] gebruik te maken.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1 subsidiair:

op 3 december 2019 te Almere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto met (hoge) snelheid tegen de woning te rijden, terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich aldaar bevonden;

feit 2:

op 3 december 2019 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een woning gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] , toebehorende aan woningbouwcorporatie [naam organisatie] , heeft vernield door met een personenauto tegen de gevel van deze woning te rijden;

feit 3:

op 3 december 2019 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (in het huis van die [slachtoffer 2] ) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 2] getoond;

feit 4:

op 21 november 2019 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk: Renault Megane Berline, kenteken: [kenteken] ), geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht met behulp van de uit de woning meegenomen autosleutel;

feit 5:

op 21 november 2019 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een snorfiets (merk Nonoiz) en een televisie (merk Panasonic) en de ruit van de achterdeur, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of woningbouwcorporatie [naam organisatie] , heeft vernield en/of beschadigd;

feit 6:

op 3 december 2019 te Almere een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is)(een pistool, merk Glock, kaliber 6mm BB), voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

feit 1 subsidiair:

bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

feit 2:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

feit 3:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 4:

diefstal door middel van valse sleutels;

feit 5 met betrekking tot de televisie en de ruit van de achterdeur:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

feit 5 met betrekking tot de snorfiets:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 6:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte voor de duur van drie jaren een vrijheidsbenemende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod ten aanzien van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , op te leggen.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat voor de feiten die volgens de raadsvrouw bewezen verklaard kunnen worden de oplegging van een gevangenisstraf die langer is dan de duur van het voorarrest niet aan de orde is. Indien de rechtbank dat passend en geboden acht kan aan verdachte eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van de vrijheidsbenemende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet aangewezen is, omdat verdachte en [slachtoffer 1] ondanks al hetgeen is voorgevallen een goede relatie hebben.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn voormalige partner en hun zoon, door met de auto van zijn voormalige partner in te rijden op hun woning, terwijl zij en nog twee andere kinderen op dat moment in die woning aanwezig waren. Verdachte is met een dusdanig hoge snelheid op de woning ingereden dat daardoor de gevel van de woning is ontzet. Dit is voor de slachtoffers erg bedreigend geweest. Zij zijn vreselijk geschrokken en dachten dat hen iets zeer ernstigs zou overkomen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een nepwapen. De rechtbank is van oordeel dat het zeer kwalijk is dat verdachte met dit nepwapen naar de woning van zijn voormalige partner is gegaan, terwijl daar ook kinderen (waaronder hun zoon) waren. Dat verdachte vervolgens met dit nepwapen zijn zoon heeft bedreigd rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook de bewezenverklaarde diefstal van de auto en de vernielingen in en aan de woning hebben plaatsgevonden in de relationele sfeer. Uit dit alles komt voor de rechtbank het beeld naar voren dat verdachte zijn voormalige partner en hun kinderen niet met rust kan laten en hen in een langere periode op meerdere momenten op ontoelaatbare wijze heeft lastig gevallen.

In strafverzwarende zin weegt de rechtbank verder mee dat verdachte eerder ter zake van diefstallen, vernielingen en bedreigingen is veroordeeld, hetgeen blijkt uit een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 januari 2020). Door zich opnieuw aan die misdrijven schuldig te maken toont verdachte aan dat hij van die eerdere veroordelingen weinig geleerd heeft.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ernst van de feiten (met name dat deze feiten zijn gericht tegen zijn voormalige partner en hun zoon) en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, nu het de rechtbank niet is gebleken of de oplegging daarvan door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gewenst is.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht (8) maanden;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 mei 2020.

Mr. N.P.J. Janssens, mr. D.S. Terporten-Hop en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 3 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto met (hoge) snelheid is ingereden tegen de woning en/of de gevel van die woning, terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich aldaar achter het raam bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 3 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met (hoge)

snelheid tegen de woning te rijden terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich aldaar achter het raam bevonden;

2.

hij op of omstreeks 3 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een woning, in elk geval de gevel van de woning, gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of woningbouwcorporatie [naam organisatie] ,

heeft vernield door met een personenauto tegen de gevel van deze woning te rijden;

3.

hij op of omstreeks 3 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (in het huis van die [slachtoffer 1]

en/of [slachtoffer 2] ) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (zichtbaar) in zijn broeksband gedragen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond;

4.

hij op of omstreeks 21 november 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto

(merk: Renault Megane Berline, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik heeft gebracht met behulp van de uit de woning meegenomen autosleutel(s), in elk geval door middel van een valse

sleutel;

5.

hij op of omstreeks 21 november 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een snorfiets (merk Nonoiz) en/of een televisie (merk Panasonic) en/of de ruit van de achterdeur, in elk geval enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of woningbouwcorporatie [naam organisatie] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

6.

hij op of omstreeks 3 december 2019 te Almere, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is)(een pistool, merk Glock, kaliber 6mm BB) voorhanden heeft gehad.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘Eind PV’, genummerd 2019361528, 2019361590 en 2019363375, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 101 tot en met pagina 5019. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Pagina 1007.

Pagina 1008.

Pagina 1011.

Pagina 1002.

Pagina 1001.

Pagina 1002.

Pagina 1014.

Pagina 1007.

Pagina 1008.

Pagina 1010.

Pagina 4000.

Pagina 4001.

Pagina 5011.

Pagina 5012.

Pagina 5000.

Pagina 5001.

Pagina 5002.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature