Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Rechtbank wijst het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag en terugverhuizing van de moeder en het kind toe.

Afwijzing van het verzoek tot het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij de vader, wel (minimale) zorgregeling en informatieregeling met dwangsom.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

Locatie Utrecht

Zaaknummers: C/16/474620 / FO RK 19-137 (omgangsregeling)

C/16/474624 / FO RK 19-138 (gezag)

C/16/477796 / FA RK 19-1701 ( kinderalimentatie )

Beschikking van 15 augustus 2019

in de zaak van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. S.N. Ziekman-Meijerink,

tegen

[de moeder] ,

woon- of verblijfplaats onbekend,

hierna te noemen: de moeder.

1 Verdere verloop van de procedure

1.1.

De rechtbank heeft op 17 april 2019 een eerdere beschikking gegeven tussen partijen. In deze beschikking heeft de rechtbank de verdere behandeling van de verzoeken pro forma aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de rechtbank naar deze beschikking.

1.2.

Daarna heeft de rechtbank nog de volgende stukken ontvangen:

- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 mei 2019 met bijlagen;

- een brief van de vader van 9 juli 2019 met aanvullende verzoeken.

1.3.

De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting met gesloten deuren van

18 juli 2019. Verschenen zijn de vader met zijn advocaat, mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI).

1.4.

Hoewel behoorlijk opgeroepen is de moeder niet ter zitting verschenen.

1.5.

Op de zitting van 18 juli 2019 is ook het verzoek van de Raad tot een ondertoezichtstelling van [minderjarige] behandeld. Op dat verzoek is in een andere beschikking beslist. Dit verzoek is bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer:

C/16/483504 / JE RK 19-1303.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.

2.2.

Uit deze relatie is geboren:

- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [2018] te [geboorteplaats] .

2.3.

De vader heeft [minderjarige] voor haar geboorte erkend.

2.4.

[minderjarige] verblijft bij de moeder. De woon- en verblijfplaats van de moeder en [minderjarige] is niet bekend.

2.5.

Bij arrest van 19 maart 2019 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden bepaald dat de vader [minderjarige] op donderdag om 15.00 uur bij het kinderdagverblijf ophaalt en haar daar weer om 17.00 uur terugbrengt en dat de vader [minderjarige] op zondag om 10.00 uur bij de moeder ophaalt en haar daar weer om 12.00 uur terugbrengt. In dit arrest heeft het Hof de eerder opgelegde dwangsom in stand gehouden en dit op maximaal € 25.000,00 bepaald.

2.6.

[minderjarige] staat onder toezicht van de GI tot 18 juli 2020.

3 Beoordeling van het verzochte

3.1.

De volgende verzoeken liggen nog ter beoordeling van de rechtbank voor:

een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen;

de vader, samen met de moeder, gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] te belasten;

een informatie- en consultatie regeling vast te stellen;

een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen.

Bij brief van 9 juli 2019 heeft de vader nog de volgende aanvullende verzoeken gedaan:

5. te bepalen dat de moeder samen met [minderjarige] dient terug te verhuizen naar Nederland c.q. gemeente [plaats] en haar te verbieden om [minderjarige] wederom buiten de Nederlandse landsgrenzen te brengen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de moeder in gebreke blijft haar medewerking te verlenen;

6. te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de vader zal hebben, waarbij de vader wordt gemachtigd om de beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, althans de vader te machtigen om de tenuitvoerlegging van de verandering van de hoofdverblijfplaats te bewerkstelligen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de moeder geen gehoor geeft aan de verandering van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] .

Bevoegdheid

3.2.

De rechtbank stelt allereerst vast dat hij bevoegd is om te oordelen over de (aanvullende) verzoeken, ondanks dat op dit moment niet duidelijk is waar [minderjarige] verblijft. Tot maart 2019 had [minderjarige] in ieder geval haar gewone verblijfplaats in Nederland. Zolang niet is gebleken dat [minderjarige] inmiddels in een ander land haar gewone verblijfplaats heeft, blijft de Nederlandse rechter bevoegd.

Gezag

3.3.

De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen. De rechtbank volgt daarmee het advies van de Raad. Alhoewel nog onbekend is waar de moeder en [minderjarige] wonen, is de rechtbank met de Raad van mening dat gezamenlijk gezag niet in strijd is met het belang van [minderjarige] . De vader is zeer betrokken. Al vanaf de zwangerschap wil de vader graag zijn rol als vader/opvoeder vervullen en er zijn de Raad en de rechtbank geen omstandigheden gebleken die gezamenlijk gezag in de weg staan. Door toewijzing van het gezamenlijk gezag krijgt de vader (meer) mogelijkheden om zijn verantwoordelijkheden als ouder uit te voeren en dat past bij de rol die de vader wil vervullen.

Terugverhuizing

3.4.

De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen. De moeder is in maart 2019 met [minderjarige] vertrokken en niemand weet waar ze zijn. De moeder heeft haar huur en haar baan opgezegd, ze heeft zichzelf en [minderjarige] uitgeschreven uit het BRP en [minderjarige] gaat niet meer naar het kinderdagverblijf. De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel de vrijheid heeft om haar leven in te richten zoals zij dat wil. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de moeder in maart 2019 het eenhoofdig gezag had, waardoor zij bevoegd was om te beslissen over de vraag waar [minderjarige] zou wonen. Dit neemt echter niet weg dat de moeder bij haar beslissing rekening moest houden met de belangen van [minderjarige] en het recht van [minderjarige] en de vader om elkaar te zien. De vader heeft immers op grond van de wet het recht op omgang met zijn kind en de moeder heeft op haar beurt de verplichting om deze omgang tussen de vader en [minderjarige] te bevorderen. De rechtbank is van oordeel dat de moeder met haar handelen onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [minderjarige] . De vader wordt volledig buiten beeld gehouden door de moeder en dit is in zijn algemeenheid schadelijk voor de (identiteits)ontwikkeling van een kind. Bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden is ook de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd dat er omgang moest zijn tussen de vader [minderjarige] van twee keer twee uur per week. De moeder wist dus dat ook de hoger beroepsrechter het belangrijk vond dat de vader contact had met [minderjarige] . Op dit moment is onbekend waar de moeder met [minderjarige] is en in hoeverre de omstandigheden van [minderjarige] daar goed zijn. De moeder geeft er kennelijk de voorkeur aan om met [minderjarige] te vertrekken en zich schuil te houden, omdat zij anders moet gaan voldoen aan de beslissing van de rechtbank en het gerechtshof over contact van de vader met [minderjarige] . Dat is erg zorgelijk. De rechtbank zal daarom de moeder bevelen om terug te verhuizen vóór 1 september aanstaande. De rechtbank zal hieraan ook een dwangsom verbinden, namelijk € 250,00 voor iedere dag dat de moeder na betekening van dit vonnis en na 1 september 2019 in gebreke blijft om hieraan te voldoen. De rechtbank zal verder een maximum verbinden aan de door de moeder te verbeuren dwangsommen, zoals hierna zal worden vermeld.

Hoofdverblijfplaats

3.5.

De rechtbank zal dit verzoek van de vader afwijzen. De rechtbank begrijpt dat de vader zich grote zorgen maakt over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige] . Hij heeft geen enkele informatie over haar. De rechtbank is het ook met de vader eens dat de moeder niet in het belang van [minderjarige] heeft gehandeld door zomaar met haar te verdwijnen. Dat betekent niet zonder meer dat het voor [minderjarige] beter is dat zij haar hoofdverblijf bij de vader krijgt. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van [minderjarige] op het moment dat het duidelijk is waar [minderjarige] is en zij dus feitelijk haar hoofdverblijf bij de vader zou kunnen krijgen. Daarbij geldt dat [minderjarige] haar vader op dit moment niet kent. Voor zover de rechtbank kan overzien, is de moeder de enige vertrouwde persoon in het leven van [minderjarige] . Haar moeder zal voor [minderjarige] waarschijnlijk de primaire hechtingsfiguur zijn. Verder geldt dat de opvoedsituatie bij zowel de vader als de moeder niet bekend is. Op dit moment is dan ook onvoldoende duidelijk dat het in het belang is van [minderjarige] om haar hoofverblijf bij haar vader te bepalen.

Zorgregeling

3.6.

Gelet op het feit dat onbekend is waar de moeder en [minderjarige] verblijven, zal de rechtbank een minimale zorgregeling vaststellen vergelijkbaar met de eerder vastgestelde omgangsregeling. Gedurende de ondertoezichtstelling is het aan de gezinsvoogd om deze regeling zo mogelijk uit te breiden.

3.7.

De rechtbank zal een dwangsom aan de moeder opleggen van € 500,00 per keer dat de moeder de zorgregeling niet nakomt. Het is gebleken dat met een dwangsom van € 250,00 niet het beoogde resultaat wordt bereikt, namelijk contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder betaalde immers de verschuldigde dwangsommen. De rechtbank hoopt dat de prikkel om de zorgregeling na te komen groter wordt door het verhogen van de dwangsom. De rechtbank zal daaraan een maximum verbinden zoals hierna onder 3.10 is vermeld.

Informatie- en consultatieregeling

3.8.

De rechtbank zal dit verzoek van de vader toewijzen. Een ouder met gezag is verplicht om de andere ouder (met dan wel zonder gezag) te informeren over belangrijke zaken van het kind. De moeder heeft geen verweer gevoerd.

3.9.

De rechtbank zal de verzochte dwangsom aan de moeder opleggen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de vader weigert de moeder informatie over [minderjarige] te verstrekken. Gelet op de hele situatie ziet de rechtbank aanleiding om aan nakoming van deze verplichting door de moeder een dwangsom te verbinden van € 250,00 per keer met een maximum zoals hierna onder 3.10 is vermeld.

Maximaal te verbeuren dwangsommen

3.10.

De rechtbank ziet aanleiding om het totaal bedrag dat de moeder aan dwangsommen kan verbeuren, te bepalen op € 40.000,00.

Kinderalimentatie

3.11.

De rechtbank zal dit verzoek van de moeder afwijzen. De rechtbank heeft door gebrek aan gegevens niet kunnen vaststellen wat de draagkracht van de moeder is. Om die reden kan de rechtbank geen bedrag voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] vaststellen.

4 Beslissing

De rechtbank:

4.1.

bepaalt dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de vader en de moeder toekomt;

4.2.

beveelt de moeder uiterlijk voor 1 september 2019 met [minderjarige] terug te verhuizen naar [plaats] ;

4.3.

bepaalt dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor elke dag dat zij vanaf 1 september 2019 en na betekening van dit vonnis niet voldoet aan de veroordeling om met [minderjarige] terug te verhuizen;

4.4.

stelt als zorgregeling vast dat de vader tweemaal per week gedurende twee uur omgang heeft met [minderjarige] , éénmaal twee uur op een doordeweekse dag en éénmaal twee uur op een dag in het weekend, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt en terugbrengt;

4.5.

bepaalt dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke keer dat zij geen medewerking aan de zorgregeling geeft,

4.6.

stelt als informatieregeling vast dat de moeder de vader uiterlijk op de eerste dag van elke maand schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , waarbij zij in ieder geval informatie verstrekt over de verblijfplaats van [minderjarige] , haar gezondheid en de ontwikkeling, eventuele doktersbezoeken, medische behandelingen en medicijngebruik;

4.7.

bepaalt dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor elke keer dat zij geen medewerking aan de informatieregeling geeft;

4.8.

bepaalt de door de moeder te verbeuren dwangsommen als hiervoor onder 4.3, 4.5 en 4.7 opgelegd op maximaal € 40.000,00.

4.9.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.10.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens (kinder)rechter, in aanwezigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature