Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3561
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2019 in de zaak tussen
drs. [verzoekster] MSc., te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 25 september 2019 gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. Verweerder heeft op 14 augustus 2018 een besluit op het bezwaar van verzoekster genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 21 februari 2019, 16 april 2019 en 11 september 2019 heeft verweerder het besluit van 14 augustus 2018 gewijzigd. Verweerder heeft met die gewijzigde besluiten gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 512,- (1 punt voor het indienen de gronden van beroep, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid van de Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.
Beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 512,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.