Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Onrechtmatige ontruiming van een onderverhuurde opslagruimte.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Lelystad

zaaknummer: 7394701 LC EXPL 18-3836 ML/1133

Vonnis van 14 augustus 2019

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: G.W. Wezelman, h.o.d.n. Wezelman Advies,

tegen:

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 22 mei 2019

de akte van [gedaagde] van 21 juni 2019

de antwoordakte van [eiser] van 11 juli 2019

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1.

In het tussenvonnis van 22 mei 2019 heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze waarop, wanneer, door wie dan wel met wie de ontruiming van de bedrijfsruimte aan [adres] te [vestigingsplaats] heeft plaatsgevonden.

2.2.

[gedaagde] heeft, samengevat, hierover verklaard dat hij destijds contact heeft gehad met een persoon die zijn pand wilde huren. [gedaagde] heeft geen gegevens van deze man. Maar deze man heeft [gedaagde] laten weten iemand te kennen die de spullen in het gehuurde er uit zou kunnen halen. Volgens [gedaagde] zou deze persoon de eerder genoemde Roemeen kunnen zijn. [gedaagde] heeft geen contactgegevens van de nieuwe huurder, maar geeft wel het adres van de Roemeen. Volgens [gedaagde] heeft de Roemeen de sleutel gekregen van de nieuwe huurder. [gedaagde] stelt verder nog dat [A] (neef van eiser [eiser] ) en de Roemeen elkaar kennen, dat er helemaal geen meubels zijn afgevoerd en dat sprake is van oplichterij.

2.3.

Met deze mededelingen blijft ongewis wat zich onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] ten tijde van de ontruiming heeft voorgedaan. Wat is ontruimd en door wie, [gedaagde] weet het zelf ook niet. Maar het was wel zijn verantwoordelijkheid dit in goede banen te leiden, niet die van [B] , [A] , ( [voornaam van eiser] ) [eiser] of de nieuwe huurder.

2.4.

Het komt er op neer dat [gedaagde] in deze gerechtelijke procedure onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat de gang van zaken rondom de ontruiming anders is gegaan dan [eiser] heeft gesteld. De suggestie van [gedaagde] dat een Roemeen er mogelijk bij betrokken is geweest kan processueel tot niets leiden. Dit is te speculatief en onvoldoende feitelijk. Bovendien doet dit niet af aan het gegeven dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor het op goede wijze laten verlopen van de ontruiming. Gelet op hetgeen reeds is overwogen in het tussenvonnis van 22 mei 2019, komt daarom in rechte vast te staan dat door onrechtmatig handelen van [gedaagde] spullen van [eiser] uit het gehuurde zijn verdwenen, te weten 6 eetkamerstoelen, een eetkamertafel, een salontafel, een bankstel, een tv-kast en lambrisering. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. De kantonrechter zal [gedaagde] verder veroordelen tot betaling van de schade die [eiser] heeft geleden doordat [gedaagde] het gehuurde op onrechtmatige wijze heeft ontruimd.

2.5.

De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat (artikel 6:97 BW). Deze laatste situatie is hier aan de orde. Volgens [eiser] vertegenwoordigt het verlies van meubels en lambrisering een waarde van € 7.200,00. Hij heeft dit onderbouwd met een schade-opstelling en ter ondersteuning hiervan een offerte overgelegd van € 2.000,00 voor de aanschaf van zes eetstoelen, een eettafel en een salontafel en een offerte van € 2.200 voor nieuwe lambrisering. Daarnaast bevat het dossier facturen van € 2.700,00 en € 1.579,00 voor de aanschaf van nieuwe meubels. Deze onderbouwing schiet te kort, het zegt te weinig over de werkelijke waarde van de spullen die zijn verdwenen. Dat de verdwenen spullen slechts een jaar oud waren, is ook niet onderbouwd. Er ligt geen taxatierapport van een verzekeraar of schadedeskundige en er zijn geen aanschafbewijzen. Het komt in deze procedure daarom neer op een schatting van de kantonrechter van de schade. Het enige dat de kantonrechter hiervoor als aanknopingspunt heeft gekregen zijn de foto’s van de meubels toen die nog in de woning van [eiser] stonden. De kantonrechter schat, gelet op het aantal verdwenen meubelstukken, de werkelijke waarde op € 2.500,00. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de ontruiming tot de voldoening. Nu niemand in deze procedure precies weet wanneer is ontruimd, zal de dag van de ontruiming wordt bepaald op 1 september 2018, gelet op de aanzegging van [gedaagde] dat het gehuurde 31 augustus 2018 leeg moest zijn.

2.6.

[eiser] vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten die is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Dit leidt tot een afwijzing van dit deel van de vordering. [eiser] heeft nagelaten een omschrijving te geven van de voor zijn rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. [eiser] heeft zijn buitengerechtelijke kosten verder ook niet gespecificeerd. Als hij kosten heeft gemaakt, worden deze geacht betrekking te hebben op kosten waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit.

2.7.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- dagvaarding € 101,22

- griffierecht € 226,00

- salaris gemachtigde € 450,00 (2,5 punten x tarief € 180,00)

Totaal € 777,22

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;

3.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.500,00 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2018 tot de voldoening;

3.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 777,22, waarin begrepen € 450,00 aan salaris gemachtigde;

3.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature