Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte heeft in de periode van 31 augustus 2018 tot en met 11 februari 2019 meerdere berichten met een bedreigende tekst via Facebook Messenger en Whats-app Messenger naar haar gestuurd.

Daarnaast heeft hij een spraakbericht aan haar gestuurd waarop te horen is dat hij aangeefster bedreigt. Tevens heeft verdachte aangeefster meerdere malen mishandeld in de periode van 1 juli 2018 tot en met 9 februari 2019, waarbij zij pijn en letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster.

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. Ook legt de rechtbank een taakstraf op van 120 uur.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/045144-19 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2019.

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1988] te [geboorteplaats ] ,ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats] ,

wonende te [adres] ,

[woonplaats]

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 november 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. F.M. van Lenthe, en van hetgeen verdachte en mr. J.J. Bussink, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht, alsmede van hetgeen de benadeelde partij, [slachtoffer] , en haar advocaat, mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 31 augustus 2018 tot en met 11 februari 2019 te Utrecht [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;

Feit 2

in de periode van 1 juli 2018 tot en met 9 februari 2019 te Utrecht, zijn levensgezel, [slachtoffer] , meermalen heeft mishandeld.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde. De stukken in het dossier bewijzen niet dat verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld. Het is onduidelijk wanneer de foto’s van het letsel van de benadeelde partij zijn gemaakt en de verklaringen van de getuigen komen niet overeen met de verklaring van aangeefster.

Tevens is niet duidelijk waardoor het letsel van aangeefster is ontstaan. Verdachte geeft hiervoor een alternatief scenario; aangeefster zou letsel hebben opgelopen bij een val van de trap en ze zou letsel hebben opgelopen bij een ruzie met een meisje. Uit het dossier is niet een overtuigend en consistent verhaal af te leiden waardoor niet met volle overtuiging tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 november 2019;

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 februari 2019, genummerd PL0900-201944795-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , BOA domein generieke opsporing aktenummer 6027419 van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer] (pagina 27 tot en met 33 van het doorgenummerde proces-verbaal nr. PL0900-2019056623);

- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2019, genummerd PL0900-201944795-22, opgemaakt door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende het onderzoek naar de door aangeefster aangeleverde berichten van Facebookmessenger (pagina 22 tot en met 24 van het doorgenummerde proces-verbaal nr. PL0900-2019056623).

Feit 2

Bewijsmiddelen

[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft het volgende verklaard:

Direct aan het begin van onze relatie hadden wij al vaak ruzie. In juli 2018 waren we op stap geweest. Vanaf die periode sloeg [verdachte] mij wekelijks. [verdachte] sloeg mij vanaf die periode ook met kracht in mijn gezicht. [verdachte] deed dit met zijn vuist. Ik heb diverse keren blauwe plekken in mijn gezicht gehad.

Ik heb heel veel pijn gehad doordat [verdachte] mij sloeg. Op 7 juli 2018 heb ik erge ruzie gehad met [verdachte] . Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vervolgens een aantal keren met zijn linkervuist met kracht in mijn gezicht sloeg. Ik voelde heel veel pijn aan mijn gezicht.

Op 30 oktober 2018 zag en voelde ik dat [verdachte] mij met kracht tegen de bovenzijde van mijn rechterbeen aantrapte. Ik zag en voelde dat [verdachte] bleef doortrappen terwijl ik op de grond lag. [verdachte] trapte, tussen mijn benen door, tegen mijn vagina aan en trapte tegen mijn stuitje. Ik voelde ontzettend veel pijn. Ik hoorde bij de huisartsenpost dat ik een gekneusd stuitje zou hebben. Op 24 november 2018 zag en voelde ik dat [verdachte] mij één keer met kracht in mijn gezicht sloeg. [verdachte] kneep mij vervolgens in mijn arm. [verdachte] sleurde mij aan mijn arm op de grond. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vervolgens met kracht met zijn vuist op mijn hoofd sloeg. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij diverse keren trapte en stompte. Op het moment dat ik half overeind was zag en voelde ik dat [verdachte] mij met kracht tegen mijn rechterzij aantrapte. Bij een urinetest vonden ze bloed in mijn urine. Ik werd doorverwezen naar de spoedeisende hulp van het Diakonessenhuis. Ik hoorde daar, na onderzoek, dat mijn rechternier was gekneusd.

Ik heb een week heel veel pijn gehad. Ik slikte zware pijnstillers. Op 26 november 2018 zag en voelde ik dat [verdachte] mij met kracht tegen mijn linkerhand aantrapte. Ik hoorde van de huisarts dat mijn linkerhand was gekneusd. Op 6 februari 2019 pakte [verdachte] mij en ik belandde op de grond. Op 9 februari 2019 zag en voelde ik dat [verdachte] mij met zijn vuist op mijn rechteroog sloeg.

Bij de aangifte van [slachtoffer] zijn in de bijlagen foto’s van aangeefster opgenomen waarbij onder meer is te zien dat aangeefster een blauw oog en blauwe plekken op haar lichaam heeft en waarop een verdikking op haar hand zichtbaar is.

Op 7 juli 2018 is de politie ter plaatse geweest in de woning van aangeefster. De verbalisanten die ter plaatse kwamen hebben het volgende gerelateerd:

7/7/2018 - naar [adres] waar ruzie in de woning was. In de woning was wel onderling het nodige geweld gebruikt.

Aangeefster is op 30 oktober 2018 en op 24 november 2018 naar de huisartsenpost geweest in verband met pijnklachten aan haar stuitje. Op 24 november 2018 is vastgesteld dat zij bloed in haar urine had (urine: leuco3+ bl 1+) en aangeefster is door de huisartsenpost verwezen naar de spoedeisende hulp. Bij de spoedeisende hulp is vastgesteld dat aangeefster een nierkneuzing had opgelopen.

Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard:

In november 2018 was ik thuis. Ik werd gebeld door [slachtoffer] . Ze vroeg mij of ik haar kon komen halen omdat het thuis helemaal mis was gegaan met [verdachte] . Ik hoorde haar zeggen dat hij haar had geslagen. Ze zat helemaal te shaken. Ze was heel erg bang voor [verdachte] . Ik zag wel dat ze veel pijn had, aan haar benen onder andere. Ze had zo veel pijn dat we naar het ziekenhuis zijn gegaan. (…). Er was iets met haar nier. Ze had ook bloed in haar urine. (…). Ik heb ook gezien dat ze op haar been blauwe plekken had. Ik heb voor november 2018, ik weet niet meer wanneer, wel eens een blauw oog gezien bij haar.

Getuige [getuige 2] heeft op 19 februari 2019 het volgende verklaard:

Ik snap dat u het met mij wil hebben over mijn buurmeisje van [adres] ,

genaamd [slachtoffer] . Van afgelopen weken kan ik mij herinneren dat er zeer

regelmatig ruzie was tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Op een gegeven moment hoorde ik dat er

‘s nachts ruzie was. Ik hoorde dat [slachtoffer] huilde. Ik hoorde [slachtoffer] onder andere

roepen: "Laat me los, houd op, niet slaan!".

Er is één situatie die mij heel erg goed is bijgebleven. Ik weet nog dat het halverwege januari was. Ik hoorde dat [slachtoffer] mij vertelde dat zij was geslagen door [verdachte] . Ook liet zij mij haar armen en polsen zien. Ik zag dat het rondom haar beide polsen helemaal rood en blauw was, alsof hij haar heel hard had vastgepakt.

Getuige [getuige 3] heeft het volgende verklaard:

Op 6 februari 2019 was ik, samen met mijn man thuis. Wij wonen aan [adres] te

[woonplaats] . Wij hoorden een doffe harde klap en zagen op datzelfde moment een vrouw, voor onze woning op de stoep vallen. Wij herkenden haar als een buurvrouw van ons.

Verdachte is op 24 februari 2019 gehoord door de politie en heeft het volgende verklaard:

Ik had haar wel eens met beide armen beet gepakt waardoor ze blauwe plekken op haar armen had.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld en dat het letsel dat aangeefster heeft opgelopen niet ten gevolge van het handelen van verdachte is ontstaan. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu zij geen reden ziet om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. De verklaring van aangeefster dat zij mishandeld werd door verdachte wordt met betrekking tot meerdere momenten ondersteund door de getuigenverklaringen en de foto’s waarop letsel bij aangeefster is waar te nemen. De buren van aangeefster hebben gehoord dat er ruzie was tussen de verdachte en aangeefster en zij hebben vervolgens letsel bij aangeefster gezien. Daarnaast heeft een buurvrouw van aangeefster haar horen roepen en heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster wel eens heeft beet gepakt waardoor zij blauwe plekken op haar armen had. De aangifte wordt tevens ondersteund door de medische stukken die aan het dossier zijn toegevoegd.

De rechtbank is, gelet op deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster meermalen heeft mishandeld.

4.4

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

Feit 1

in de periode gelegen tussen 31 augustus 2018 tot en met 11 februari 2019 te Utrecht, [slachtoffer] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door telkens middels Facebook Messenger en/of Whats-App Messenger tekstberichten en een voicebericht naar voornoemde [slachtoffer] te sturen met onder meer de woorden en teksten:- "Kankerwijf wil je dood. Dan komt jou foto ook in het clubhuis. Kom je echt je kankerhuis uittrekken" en- "Ik blaas je hele kankerzooi om je heen op" en- "Jij tekent je kk doodvonnis. Jij komt er wel achter" en- "Jij hebt je doodvonnis getekend meisje. Jij gaat eraan. Zeker goed maak jou kapot. Maak jou dood. Jij bent er echt geweest" en- "Ik maak jou kapot en al je mensen en dieren die je lief heb om je heen. Want je gaat eraan kk wijf" en- "Jij bent er geweest meisje" en- "Geloof mij meisje, ik snij je kankerstrot door"

Feit 2

in de periode gelegen tussen 1 juli 2018 tot en met 9 februari 2019 te Utrecht, zijn levensgezel, [slachtoffer] , telkens heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen,

- tegen het gezicht, althans het hoofd, te stompen/slaan en- de armen stevig vast te pakken en te knijpen en- tegen de armen en benen, althans het lichaam, te trappen en schoppen;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Ten aanzien van feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

6 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

- een gevangenisstraf van 90 dagen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en dat verdachte zich, indien door de reclassering noodzakelijk geacht, aanmeldt bij een instelling voor laagdrempelige maatschappelijke hulpverlening;

- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;

- een vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van een jaar, met vervangende hechtenis van 5 dagen per overtreding voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden, inhoudende dat verdachte zich niet zal begeven in de omgeving van het woonadres van aangeefster en zich zal onthouden van contact met aangeefster.

De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, het uit te oefenen

toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van feit 1 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over een op te leggen straf. De verdachte heeft verklaard dat hij niet naar de gevangenis wil en een taakstraf zou willen uitvoeren.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte heeft in de periode van 31 augustus 2018 tot en met 11 februari 2019 meerdere berichten met een bedreigende tekst via Facebook Messenger en Whats-app Messenger naar haar gestuurd. Daarnaast heeft hij een spraakbericht aan haar gestuurd waarop te horen is dat hij aangeefster bedreigt. Tevens heeft verdachte aangeefster meerdere malen mishandeld in de periode van 1 juli 2018 tot en met 9 februari 2019, waarbij zij pijn en letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Verdachte en aangeefster hadden een relatie en aangeefster had zich veilig moeten kunnen voelen bij verdachte. De schriftelijke slachtofferverklaring die aangeefster ter terechtzitting heeft voorgelezen, laat zien wat de impact van de bedreigingen en de mishandelingen op het leven van aangeefster zijn geweest. Aangeefster voelde zich onveilig in haar eigen huis en was bang voor verdachte. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.

Persoon van de verdachte

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2019 van verdachte. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat verdachte op 28 oktober 2014 is veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren voor twee geweldsdelicten. De rechtbank gaat er, gelet op het tijdsverloop sinds de uitspraak van uit dat de taakstraf is verricht, en dat derhalve het taakstrafverbod ex artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Uit het uittreksel van de justiti ële documentatie blijkt voorts dat verdachte langer geleden meermalen is veroordeeld voor huiselijk geweld.

In het advies van Reclassering Nederland van 25 juli 2019, opgesteld door de heer M. van der Graaf, reclasseringswerker, is opgenomen dat er sprake is van een patroon van agressiedelicten. In 2014 is door de reclassering een intensieve klinische behandeling is geadviseerd. Verdachte kwam daarna voor een periode van ongeveer vier jaar niet meer met justitie in aanraking. Hoewel er, gezien het delictpatroon van agressiedelicten er enerzijds wellicht de noodzaak is voor een nieuwe klinische behandeling, wil de reclassering, gelet op de ogenschijnlijke motivatie van verdachte, verdachte de kans geven een behandeling te starten in een ambulant kader. Naast de agressieproblematiek is er sprake van praktische problemen in het leven van verdachte. Hij heeft geen inkomen of dagbesteding. Ook op het gebied van middelengebruik uit de reclassering haar zorgen. De kans op algemene recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld tot hoog. Verdachte komt de afspraken in het kader van zijn schorsingstoezicht op dit moment goed na. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling, en de aanmelding door verdachte bij een instelling voor laagdrempelige hulpverlening.

Strafoplegging

Gelet op komt De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, de impact van de feiten op het slachtoffer en de recidive. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, hetgeen bovendien naar het oordeel van de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht ook niet mogelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de voorlopige hechtenis, dient te worden opgelegd. Het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf biedt verdachte een kader waarin hij kan worden begeleid en behandeld, hetgeen de rechtbank gelet op het rapport van de reclassering en de zorgwekkende justitiële documentatie van verdachte noodzakelijk acht. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering, temeer nu verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk heeft aangegeven open te staan voor een behandeling. De rechtbank zal daarbij aanvullen dat verdachte zich niet alleen dient aan te melden bij een instelling voor laagdrempelige hulpverlening, doch zich ook actief zal moeten inzetten om die hulpverlening te ondergaan.

Gelet op het patroon van geweldsdelicten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van een persoon. De rechtbank zal dan ook bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

De rechtbank is van oordeel dat naast het opleggen van een gevangenisstraf aan verdachte tevens een taakstraf van 120 uren, moet worden opgelegd. De op te leggen taakstraf is, gelet op de opgelegde gevangenisstraf, lager dan de officier van justitie heeft gevorderd.

Vrijheidsbeperkende maatregel

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling.

De rechtbank zalter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte ook opleggen een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van een jaar. In dat kader zal de rechtbank bevelen dat verdachte gedurende een jaar zich niet mag bevinden in een straal van 100 meter rondom het adres van het slachtoffer bij haar ouders, waar zij nu woont, op [adres] , [woonplaats] . Hiertoe overweegt de rechtbank dat zij het, gelet op het bewezen verklaarde, niet wenselijk acht dat verdachte zich de komende tijd zal begeven in de leefomgeving van het slachtoffer. De rechtbank beveelt tevens dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] , zowel direct als indirect en in welke vorm dan ook. De rechtbank bepaalt dat, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maximale vervangende hechtenis 5 dagen bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.

Gelet op het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat er rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom beveelt de rechtbank dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8 BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.

8.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Mocht de rechtbank hier niet in mee gaan dan verzoekt de verdediging de vordering fors te matigen.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Feit 1

De rechtbank benadrukt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat voor het vergoeden van immateriële schade ten gevolge van een aantasting in de persoon, voldoende moet komen vast te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het ten laste feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Vereist is dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, wordt vastgesteld. In het algemeen zal dit slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De benadeelde partij heeft onvoldoende concrete gegevens aangevoerd waaruit kan volgen dat, ten gevolge van het ten laste gelegde, een psychische beschadiging is ontstaan, waarna naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen worden vastgesteld.

De rechtbank voorondersteld dat de benadeelde partij ten gevolge van de bedreiging een gevoel van onbehagen en angst heeft opgelopen maar dit is onvoldoende om vast te stellen dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen na een aantasting in de persoon.

Feit 2

Blijkens de door de benadeelde partij ingebrachte stukken staat voor de rechtbank voldoende vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de gepleegde mishandelingen. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00, gelet op de ernst en de duur en de intensiteit van het feit en de gevolgen voor de benadeelde partij, toewijsbaar is.

Conclusie

De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de vordering tot het bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf

9 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.

De schadevergoedingsmaatregel

Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;

verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen;

bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in

verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 60 dagen niet ten uitvoer zal

worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de

verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft

nageleefd;

stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;

als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:

* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het

nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in

artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede

lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder

begrepen;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:

* zich binnen 1 werkdag na zijn invrijheidsstelling meldt bij Reclassering Nederland

(Vivaldiplantsoen 200, 3553 JE Utrecht), waarna hij zich zal blijven melden bij de

reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt, waarbij verdachte

zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering zullen worden

gegeven;

* zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door

de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

* zich meldt, indien door de reclassering noodzakelijk geacht, aan bij een instelling

voor laagdrempelige maatschappelijke hulpverlening en zich actief inzet bij

het ondergaan van die hulpverlening;

- geeft Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de

voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

- bepaalt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen voor 60 dagen

hechtenis indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht;

Vrijheidsbeperkende maatregel

legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 1 jaar;

beveelt dat verdachte:

zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van het adres: [adres] , [woonplaats] ;

zich onthoudt van contact - direct of indirect en in iedere vorm - met [slachtoffer] , geboren op [1994] te [geboorteplaats ] ;

- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door veroordeelde niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;

- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;

- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Benadeelde partij [slachtoffer]

wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling;

verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk;

veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis;

bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Voorlopige hechtenis

- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Spruit, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en C.M.A.T. van der Geest, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2019.

Mr. C.M.A.T. van der Geest is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

Feit 1 hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 31 augustus 2018 tot en met 11 februari 2019 te Utrecht, althans inNederland, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of metbrandstichting, door (telkens) middels Facebook Messenger en/of Whats-App Messenger één of meer tekstberichten en/of voiceberichtennaar voornoemde [slachtoffer] te sturen met onder meer de woorden en/of teksten:- "Kankerwijf wil je dood. Dan komt jou foto ook in het clubhuis. Kom je echt je kankerhuis uittrekken" en/of- "Ik blaas je hele kankerzooi om je heen op" en/of- "Jij tekent je kk doodvonnis. Jij komt er wel achter" en/of- "Jij hebt je doodvonnis getekend meisje. Jij gaat eraan. Zeker goed maak jou kapot. Maak jou dood. Jij bent er echt geweest" en/of- "Ik maak jou kapot en al je mensen en dieren die je lief heb om je heen. Want je gaat eraan kk wijf" en/of- "Jij bent er geweest meisje" en/of- "Geloof mij meisje, ik snij je kankerstrot door", althans (telkens)woorden en/of teksten van gelijke dreigende aard en/of strekking;

( art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Feit 2 hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2018 tot en met 9 februari 2019 te Utrecht, althans inNederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , (telkens) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te stompen/slaan en/of- aan/in/tegen de armen, althans het lichaam, te duwen en/of (stevig) vast te pakken en/of te knijpen en/of- op/tegen de armen en/of benen, althans het lichaam, te trappen en/of schoppen;

( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 24 februari 2019, genummerd PL0900-2019056623, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 161. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 27.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 28.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 29.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 30.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 31.

Proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [slachtoffer] , pagina 104 e.v.

Proces-verbaal van bevindingen, verbalisant [verbalisant 3] , genummerd PL0900-2019044795-36, opgemaakt op 26 april 2019, ongenummerd.

Een geschrift, inhoudende een letselverklaring, pagina 34.

Een geschrift, inhoudende een letselverklaring, pagina 36.

Een geschrift, inhoudende een letselverklaring, pagina 37.

Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1] , pagina 19.

Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] , pagina 136.

Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2] , pagina 137.

Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 3] , pagina 138.

Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 146.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature