U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Overkreditering door inkomen bejaarde ouders leningnemer in aanmerking te nemen?

Uitspraak



vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Zittingsplaats Utrecht

zaaknummer: NL18.19090

Vonnis van 11 oktober 2019

in de zaak van

[eiseres] ,wonende te [woonplaats] ,eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,advocaat mr. R.H.J.M. Silvertand te Waalwijk,

tegen

de naamloze vennootschapVOLKSBANK N.V.,gevestigd te Utrecht,verweerster, hierna te noemen: Volksbank ,advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de procesinleiding

het verweerschrift

het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 15 juli 2019

de reactie op het proces-verbaal van [eiseres] en het bericht van Volksbank naar aanleiding van deze reactie.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald. De rechtbank zal in dit vonnis geen rekening houden met dat wat [eiseres] in de reactie op het proces-verbaal heeft opgemerkt. Zoals Volksbank terecht heeft bericht, bevat deze reactie namelijk geen correcte weergave van wat [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard.

2 Het geschil en de beoordeling

2.1.

Volksbank heeft in 2004 en 2005 in drie verschillende delen een hypothecaire lening van in totaal € 490.000,- aan [eiseres] en haar toenmalige echtgenoot, de heer [A] , (hierna: [A] ) verstrekt. Deze lening hebben zij gebruikt voor de koop van een bouwkavel en betaling van een aanneemsom voor een daarop te bouwen woning. In maart 2005 heeft Volksbank [eiseres] en [A] daarnaast € 35.000,- geleend en in mei 2005 nog eens € 15.000,-. In totaal is dus € 540.000,- van Volksbank geleend. De genoemde woning werd bewoond door [eiseres] , [A] en de ouders van [eiseres] .

2.2.

In november 2009 hebben [eiseres] en [A] aan Volksbank laten weten dat zij de maandelijkse rentelasten niet meer konden dragen. In februari 2010 hebben zij de woning verkocht. Er was een restschuld aan Volksbank van € 71.845,89. Op die schuld is in ieder geval in mindering gebracht de afkoopsom van een polis van € 6.363,55 en daarnaast is er in ieder geval een bedrag van € 39.960,- afgelost. Volksbank heeft [eiseres] laten weten dat de hypothecaire schuld op dit moment nog € 25.524,36 bedraagt. De schuld in verband met de leningen van maart en mei 2015 bedraagt volgens Volksbank € 11.772,77.

2.3.

[eiseres] meent dat Volksbank zich bij het verstrekken van de genoemde leningen schuldig heeft gemaakt aan overkreditering: de maandelijkse rentelasten waren hoger dan zij en [A] konden dragen. Het inkomen van [eiseres] bedroeg in 2004 € 11.960,- en dat van [A] € 47.081,-. Volksbank had hun gezien dit inkomen maximaal een bedrag van € 295.205,- mogen lenen (vijf keer hun gezamenlijke inkomen). Volksbank heeft bij het verstrekken van de hypothecaire lening daarnaast ten onrechte gerekend met een bedrag van € 50.000,- aan eigen vermogen, een ‘truc” waarmee de door haar te verstrekken financiering passend kon worden gemaakt. Dat eigen geld was er namelijk niet. Volgens [eiseres] werd het door Volksbank verstrekt door de hiervoor genoemde twee persoonlijke leningen te geven.

2.4.

[eiseres] stelt dat zij en [A] hierdoor schade hebben geleden. [A] heeft zijn vordering die hij hierdoor op Volksbank heeft, aan [eiseres] gecedeerd. [eiseres] vordert primair dat Volksbank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van (1) € 49.120,23 aan te veel betaalde restschuld, (2) € 50.741,- aan te veel betaalde rente, (3) € 35.440,67 aan fiscale schade vanwege de afkoop van een verzekering, alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair vordert zij een verklaring voor recht dat zij in verband met het hypotheekrecht van Volksbank niets meer aan Volksbank verschuldigd is.

2.5.

Volksbank meent dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, inclusief de nakosten.

2.6.

De rechtbank zal de vorderingen afwijzen. Hierna zal worden uitgelegd waarom.

2.7.

Volksbank heeft aangevoerd dat zij bij het verstrekken van de hypothecaire leningen niet alleen heeft gekeken naar het inkomen van [eiseres] en [A] , maar ook naar dat van de ouders van [eiseres] . Zij zouden de woning ook bewonen en bijdragen aan de lasten daarvan, doordat zij maandelijks een vergoeding aan [eiseres] en [A] zouden betalen. [eiseres] heeft dit niet weersproken. Volksbank heeft gesteld dat het totale inkomen van de ouders van [eiseres] in 2004 € 38.824,- bedroeg en dat als de hoogte van het gezamenlijke inkomen van [eiseres] , [A] en haar ouders in aanmerking wordt genomen, de hypothecaire lening kon worden verstrekt. Ook dit heeft [eiseres] niet betwist. Wel heeft zij aangevoerd dat Volksbank dit inkomen van haar ouders niet in aanmerking had mogen nemen, omdat haar vader toen al eenentachtig jaar oud was en haar moeder vijfenzeventig. De rechtbank is dit met [eiseres] eens. Door het inkomen van de ouders van [eiseres] in aanmerking te nemen, ontstond er een reëel risico op overkreditering op de relatief korte termijn. Het inkomen van de ouders van [eiseres] zou bij hun overlijden immers wegvallen en het zou voor [eiseres] en [A] dan niet meer mogelijk zijn om de hypotheeklasten te voldoen. Toch hoeft Volksbank de door [eiseres] gestelde schade niet te vergoeden, omdat het genoemde risico zich hier niet heeft verwezenlijkt. Tussen het handelen van Volksbank en de door [eiseres] gestelde schade bestaat geen causaal verband.

2.8.

In de procesinleiding heeft [eiseres] aangevoerd dat haar ouders steeds hulpbehoevender werden en steeds minder konden bijspringen (de rechtbank begrijpt: konden bijdragen in de hypotheeklasten). Vanaf het moment dat haar ouders minder konden bijdragen, konden [eiseres] en [A] de maandelijkse lasten niet meer dragen, zo staat in de procesinleiding vermeld. Volksbank heeft echter gesteld dat [A] in 2007 zijn baan is verloren en dat pas nadat [eiseres] en [A] in 2009 gingen scheiden , [eiseres] aan haar liet weten dat zij de maandelijkse lasten niet meer konden voldoen.

2.9.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat het klopt dat [A] in 2007 zijn baan is verloren, dat [A] en zij eind 2009 uit elkaar zijn gegaan en dat de eerste betalingsachterstand in oktober 2009 ontstond. Zij heeft erop gewezen dat [A] zijn baan is kwijtgeraakt door de spanningen die onder andere werden veroorzaakt doordat de hypotheeklasten niet meer waren op te brengen. Doordat haar ouders hulpbehoevend werden, stegen hun zorgkosten en konden zij minder bijdragen in de hypotheeklasten, aldus [eiseres] . Volksbank heeft hierop naar voren gebracht dat de werkloosheid van [A] tot de betalingsproblemen heeft geleid en niet de vermeende hulpbehoevendheid van de ouders van [eiseres] . Dat dit anders is en dat de werkloosheid van [A] is veroorzaakt doordat hij (1) spanningen ervoer omdat (2) de ouders van [eiseres] hulpbehoevend werden en (3) zij daardoor minder konden bijdragen in de maandelijkse hypotheeklasten heeft [eiseres] niet onderbouwd. Dat de betalingsproblemen zijn ontstaan omdat de financiële situatie van de ouders van [eiseres] was gewijzigd, kan dus niet worden vastgesteld.

2.10.

[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook aangevoerd dat Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden doordat de maandelijkse hypotheeklasten alleen konden worden betaald als “er niets zou gebeuren”. “Life events” moet je kunnen opvangen, aldus (de advocaat van) [eiseres] . De rechtbank is dit niet met [eiseres] eens. De zorgplicht van de bank houdt niet in dat zij alleen een financiering mag verschaffen als de daaraan verbonden maandlasten ook kunnen worden betaald als het salaris van een van de geldleners wegvalt.

2.11.

Vast staat dat Volksbank bij het verstrekken van de hypothecaire leningen rekening heeft gehouden met een bedrag van € 50.000,- aan eigen vermogen, maar dat dit ten onrechte was omdat zij dit bedrag van € 50.000,- zelf middels twee leningen aan [eiseres] en [A] heeft verstrekt, kan de rechtbank niet concluderen. Volksbank heeft erop gewezen dat de twee leningen van in totaal € 50.000,- pas zijn verstrekt toen de hypothecaire leningen voor de aankoop van de bouwkavel en betaling van de aanneemsom al bestonden. Als het voor het verkrijgen van de hypothecaire leningen noodzakelijk was geweest om eigen middelen in te brengen, dan had dit volgens Volksbank voor het aangaan van die leningen moeten gebeuren en niet (meer dan een jaar) daarna. [eiseres] heeft vervolgens niet onderbouwd dat dit anders is. Dat er op dit punt sprake is geweest van overkreditering kan dus niet worden vastgesteld.

2.12.

Gezien het voorgaande bestaat er voor vergoeding van de door [eiseres] genoemde schade geen grond.

2.13.

Die bestaat er ook niet voor de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht dat zij niets meer aan Volksbank verschuldigd is. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat het overzicht dat Volksbank in randnummer 21 en 22 van haar verweerschrift heeft gegeven (en waaruit volgt dat de schuld nog € 37.297,13 bedraagt), niet juist is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat Volksbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat [A] in maart 2014 een polis heeft afgekocht en dat in dat verband een bedrag van € 15.339,68 aan Volksbank is betaald. Dit bedrag wordt in randnummer 22 van het verweerschrift echter genoemd. Dat [eiseres] niets meer aan Volksbank verschuldigd is, is dus niet gebleken.

2.14.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Volksbank worden begroot op:

- griffierecht 3.946,00

- salaris advocaat 3.414,00 (2 punt × tarief € 1.707,00)

Totaal € 7.360,00

[eiseres] zal hierover de wettelijke rente moeten vergoeden met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.

2.15.

De nakosten, waarvan Volksbank vergoeding heeft gevorderd, zullen op de hierna te vermelden wijze worden begroot.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1.

wijst de vorderingen af,

3.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Volksbank tot op vandaag begroot op € 7.360,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling,

3.3.

veroordeelt Volksbank in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op

- € 157,00 € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling

en

- € 82,00 € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling,

3.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature