Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659076-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] .
1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2019, waarop de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Op 18 september 2019 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren heeft gebracht. Verdachte werd vertegenwoordigd door [A] .
2 TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest en/of Amsterdam, althans in Nederland, samen met anderen, althans alleen, één of meer kavels grond en/of opstalrechten met betrekking tot [resort 1] , heeft witgewassen
3 VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft een recreatieparkverworven, terwijl verdachte wist dat dit recreatiepark met uit misdrijf verkregen geld was verkregen. Dit maakt dat zij zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft primair bepleit dat een vrijspraak voor het onderliggende misdrijf automatisch tot gevolg heeft dat er geen sprake kan zijn van witwassen. Er is dan immers geen sprake van uit misdrijf verkregen geld.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat met de aankoop en doorverkoop van de parken niet ook de parken zijn witgewassen, maar alleen het geld, omdat er geen sprake is van vermenging van vermogen waardoor de illegale component niet meer aanwijsbaar is. Dit betekent dat het aan verdachte ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank heeft ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] bewezen verklaard dat [onderneming 1] B.V. door gebruik te maken van vervalste documenten een lening heeft verkregen van 4,5 miljoen euro en met deze lening – kortgezegd – vier recreatieparken heeft gekocht, alsmede de daarop berustende rechten.
De rechtbank volstaat in dit vonnis met een verwijzing naar de in het vonnis van medeverdachte aangehaalde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de recreatieparken zijn gefinancierd met het uit misdrijf verkregen geldbedrag van 4,5 miljoen euro en welk geldbedrag vervolgens is omgezet in vier recreatieparken.
Verdachte wordt verweten dat zij zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan witwassen van percelen grond, appartementsrechten en opstalrechten met betrekking tot een van de recreatieparken, namelijk [resort 1] te [vestigingsplaats] .
Bewijsmiddelen
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende investeringen in recreatieparken is het volgende gerelateerd:
[onderneming 1] B.V. is opgericht op 26 juni 2014. Enig aandeelhouder en bestuurder is [stichting] . Onder [onderneming 1] B.V. hangen vervolgens zes werkmaatschappijen waarvan [onderneming 1] B.V. de enig aandeelhouder en bestuurder is.
Mij werd medegedeeld dat de levering van de vier recreatieparken op 29 oktober 2014 bij de notaris [notaris] te Amsterdam zal plaatsvinden. Tevens werd medegedeeld dat [medeverdachte 1] namens de kopende partij de onderhandelingen voert dan wel heeft gevoerd.
Eerste levering
Op 29 oktober 2014, 12.05 uur wordt de akte tot levering van de parken aan [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V. ondertekend. Uit de akte blijkt het volgende:
Bij de notaris verscheen [B] . Hij handelt namens:
- [resort 1] B.V., verder als verkoper 1 aangeduid;
- [resort 2] B.V., verder als verkoper 2 aangeduid;
- [resort 3] B.V., verder als verkoper 3 aangeduid;
- [resort 4] B.V., verder als verkoper 4 aangeduid
- [onderneming 3] B.V., verder als Opstaller en/of verkoper 5 aangeduid.
Verkoper 1 t/m 5 en de Opstaller worden verder tezamen als verkoper aangeduid.
Daarnaast verscheen mevr. [medeverdachte 2] . Zij handelt namens:
- [onderneming 1] B.V., verder aan te duiden als koper 1
- [onderneming 2] B.V., verder aan te duiden als koper 2 en/of de Opstalgerechtigde.
Koper 1 en Koper 2 worden verder tezamen als koper aangeduid.
Op basis van de koopovereenkomsten worden op 29 oktober 2014, bij de akte van levering, (onder andere) geleverd:
Door [resort 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 1) aan [onderneming 1] B.V. (koper 1):
24 percelen grond gelegen bij [adres] te [vestigingsplaats] ;
234 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
30 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Dit wordt hierna genoemd [resort 1] .
Tweede levering
Vervolgens wordt om 14.40 uur een akte gepasseerd terzake de (door)levering van de diverse registergoederen.
De betrokken partijen zijn:
- [onderneming 1] B.V., verkoper
- [verdachte] B.V., koper 1
- [onderneming 5] B.V., koper 2
- [onderneming 6] B.V., koper 3
- [onderneming 7] B.V., koper 4.
Kopers 1 t/m 4 werden tezamen koper genoemd.
De levering in deze akte betreft:
1. Door [onderneming 1] B.V. aan [onderneming 4] B.V. de levering van [resort 1] : 24 percelen grond.
Tussenconclusie Op basis van voorgaande aktes van levering concludeert de rechtbank dat de rechten met betrekking tot recreatiepark [resort 1] , die middellijk uit misdrijf afkomstig waren, op 29 oktober 2014 door verdachte zijn verworven.
Bewijsoverwegingen
Voor de bespreking van de door de raadsman gevoerde verweren volstaat de rechtbank met een verwijzing naar haar overwegingen in paragraaf 4.3.2.2. van het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] . Daar heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweren worden verworpen.
Toerekening aan rechtspersonen Voor de in dit vonnis aangehaalde overwegingen is van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Omdat de ten laste gelegde gedragingen – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon wordt deze aan haar toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door percelen grond en appartementsrechten te verwerven en voorhanden te hebben terwijl verdachte wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest of Amsterdam of elders in Nederland, meerdere voorwerpen, te weten:
- meer kavels grond met betrekking tot [resort 1] ,
heeft verworven en voorhanden gehad terwijl verdachte wist dat die voorwerpen geheel
middellijk afkomstig waren van enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
witwassen, begaan door een rechtspersoon.
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 GEEN OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 30.000.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman aangevoerd dat het voor de strafmaat van belang is dat verdachte aan niemand schade heeft toegebracht. Ook [onderneming 8] heeft geen schade geleden. De lening is al grotendeels afbetaald en over het geleende bedrag is bovendien veel rente betaald.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Zij heeft een recreatiepark verworven en voorhanden gehad terwijl zij wist dat dit recreatiepark middellijk uit misdrijf afkomstig was. Daarmee is sprake van witwassen.
De rechtbank heeft voor de strafbare feiten die binnen de bedrijvenstructuur hebben plaatsgevonden straffen opgelegd aan de moeder van verdachte (medeverdachte [onderneming 1] B.V.), de feitelijk leidinggever van de moederonderneming en de bij de eerste levering betrokken dochteronderneming ( [onderneming 2] B.V.). Naar het oordeel van de rechtbank wordt de strafrechtelijke verwijtbaarheid binnen de bedrijvenstructuur niet groter door (opvolgende) doorlevering aan een dochteronderneming.
Het doorleveren van parken door een moederonderneming aan dochterondernemingen is bedrijfseconomisch geen ongebruikelijke handeling met het oog op spreiding van risico’s en aansprakelijkheden.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf aan de dochteronderneming geen strafrechtelijk doel dient. Dit maakt dat de rechtbank aan verdachte geen straf of maatregel zal opleggen.
9 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel
- bepaalt dat ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2019.
Mr. I.L. Gerrits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29
oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest en/of Amsterdam en/of (elders)
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
-één of meer kavel(s) grond en/of opstalrecht(en) met betrekking tot Resort
Molenheide,
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen
of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp
voorhanden had, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren van
uit enig misdrijf.
art. 420bis lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Wanneer in dit vonnis over ‘parken’ of ‘recreatieparken’ wordt gesproken, dan wordt daarmee bedoeld de recreatieparken zoals genoemd in de tenlastelegging, daaronder te verstaan: kavels grond en/of percelen grond en/of appartementsrechten en/of opstalrechten.
Vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 2 oktober 2019 parketnummer 16/706270/16.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2017 genummerd 2015357668 (onderzoek 09Winsor) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1230.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1231.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1232.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1233.
Vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 2 oktober 2019 parketnummer 16/706270/16.