Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706270-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2019, waarop de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Op 18 september 2019 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
2 TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
A) in de periode van 25 juni 2014 tot 29 oktober 2014 te Soest, althans in Nederland, feitelijk leiding heeft gegeven aan het samen met anderen, althans alleen, gebruik maken van valse of vervalste documenten;
B) in de periode van 25 juni 2014 tot 29 oktober 2014 te Soest, althans in Nederland samen met anderen, althans alleen, gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten.
Feit 2
A) in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest of Amsterdam, samen met anderen, althans alleen, 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken (bestaande uit kavels grond en/of opstalrechten en/of appartementsrechten) heeft witgewassen;
B) in de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest of Amsterdam, feitelijk leiding heeft gegeven aan het samen met anderen, althans alleen, witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken (bestaande uit kavels grond en/of opstalrechten en/of appartementsrechten).
3 VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen zowel als natuurlijke persoon (medepleger) als in zijn rol als feitelijk leidinggever. Verdachte heeft de onderhandelingen met [onderneming 1] Ltd. (hierna [onderneming 1] ) en de banken gevoerd en heeft de vervalste bankbrieven aan getuige [getuige 1] van [onderneming 1] toegezonden. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat deze bankbrieven leidend zijn geweest bij het verstrekken van de lening, zodat sprake is van misleiding. Het geld dat verdachte hierdoor heeft kunnen lenen is uit misdrijf verkregen en vervolgens witgewassen door hiermee vier recreatieparken te kopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde – zowel in de variant van het (mede)plegen als in het feitelijk leidinggeven – en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de bankbrieven vervalst waren, zodat opzet ontbreekt. Verschillende personen binnen [onderneming 2] hebben de beschikking over de brieven gehad. Verdachte heeft de brieven slechts achteloos aan [getuige 1] toegezonden, zonder verder kennis te nemen van de inhoud.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van misleiding. Ten eerste omdat [onderneming 1] (vertegenwoordigd door [getuige 2] en [getuige 1] ) op de hoogte was van de daadwerkelijke koopprijs. Zij beschikte namelijk over de opstelling van notaris [notaris 1] en de notariële afrekening van notaris [notaris 2] . Daarnaast waren [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig bij de overdracht van de parken. Het is onbestaanbaar dat de koopprijs bij de overdracht niet is besproken. Ten tweede omdat al overeenstemming over de hoogte van de lening was bereikt, ruim voordat de vervalste bankbrieven waren toegezonden. De vervalste bankbrieven hebben dus geen rol gespeeld bij de overeengekomen hypothecaire lening en zijn dan ook niet met het oogmerk van misleiding toegezonden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman primair bepleit dat een vrijspraak voor feit 1 automatisch tot gevolg heeft dat er geen sprake kan zijn van witwassen. Er is dan immers geen sprake van uit misdrijf verkregen geld.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vervalste brieven geen invloed hebben gehad op het verstrekken van de lening, omdat er al overeenstemming was bereikt over de hoogte van de lening. Dit maakt dat de verkregen lening niet van misdrijf afkomstig is en er dus geen sprake is van witwassen.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat [onderneming 1] ook zonder de vervalste bankbrieven een lening zou hebben verstrekt, zij het mogelijk voor een lager bedrag. Dit betekent dat niet de gehele lening uit misdrijf verkregen geld betreft, maar slechts een klein deel daarvan.
Ten slotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat met de aankoop van de parken niet ook de parken zijn witgewassen, maar alleen het geld, zodat verdachte in het meest subsidiaire geval ten minste moet worden vrijgesproken van het witwassen van de parken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1: valsheid in geschrifte
4.3.1.1 Bewijsmiddelen
ABN AMRO Bank heeft aangifte gedaan. In de aangifte wordt het volgende verklaard:
Op 25 juni 2014 heeft ABN AMRO Bank een brief gestuurd aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] en een door Rabobank West Betuwe gefinancierd park, te weten [recreatiepark 3] . In deze brief was opgenomen dat ABN AMRO Bank en Rabobank bereid waren de genoemde 3 parken te verkopen voor EUR 3.000.000,- en dat met de ontvangst van de koopsom een aantal in de brief genoemde zekerheden vrijgegeven zouden worden. De brief is op 25 juni 2014 per email verstuurd aan [verdachte] ( [e-mailadres] .nl).
Op 25 juli 2014 heeft ABN AMRO Bank een tweede brief gestuurd aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van recreatiepark [recreatiepark 4] . In deze brief was opgenomen dat ABN AMRO bereid was het park te verkopen voor EUR 295.000,- en dat met de ontvangst van de koopsom een aantal in de brief genoemde zekerheden vrij gegeven zouden worden.
De brief is op 25 juli 2014 per e-mail verstuurd aan desk1 [onderneming 2] ( [e-mailadres] .com). De e-mail is gericht aan [verdachte] . Op 29 oktober 2014 heeft de overdracht van de genoemde recreatieparken plaats gevonden bij notaris [notaris 2] te Amsterdam. In de akte tot levering is [A] opgenomen als verkoper en [medeverdachte] als koper namens [onderneming 2] B.V..
Op 17 augustus 2015 heeft de bank een melding ontvangen van mr. M.J.C. Wensink, advocaat bij Dirkzwager Advocaten & Notarissen, dat de genoemde brieven van ABN AMRO van 25 juni 2014 en 25 juli 2014 aan [onderneming 2] B.V. mogelijk zijn vervalst ten behoeve van het verkrijgen van een investering door haar cliënte [onderneming 1] .
Uit een beoordeling van de brief van 25 juni 2014 is gebleken dat de koopsom van EUR 3.000.000,- is aangepast naar EUR 4.800.000,-.
Uit een beoordeling van de brief van 25 juli 2014 is gebleken dat de koopsom van EUR 295.000,- is aangepast naar EUR 1.200.000,-.
Rabobank Nederland heeft aangifte gedaan. In de aangifte wordt het volgende verklaard:
Op 25 juni 2014 heeft Rabobank Nederland een brief verzonden aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van het recreatiepark [recreatiepark 3] (gefinancierd door de Rabobank West Betuwe) en de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] (beiden gefinancierd door de ABN-AMRO bank NV). In deze brief was opgenomen dat de Rabobank bereid was de zekerheid op het recreatiepark [recreatiepark 3] vrij te geven ten ontvangst van € 3.000.000,-. Deze brief is op 25 juni 2014 per e-mail verstuurd aan [verdachte] ( [e-mailadres] .nl).
Op 29 oktober 2014 heeft de overdracht van de genoemde recreatieparken plaats gevonden bij notaris [notaris 2] te Amsterdam. In de akte tot levering is [A] als verkoper, namens de aan hem gelieerde ondernemingen vermeld en als koper is vermeld [onderneming 2] B.V..
Op 17 augustus 2015 heeft de Rabobank een melding ontvangen van mr. M.J.C.
Wensink dat de genoemde brief van de Rabobank Nederland mogelijk is vervalst ten behoeve van het verkrijgen van een investering door haar cliënte: [onderneming 1] . De Rabobank heeft deze brief ontvangen van mr. Wensink. Uit de beoordeling van de verstrekte brief is gebleken dat de koopsom is aangepast van € 3.000.000,- naar € 4.800.000,-.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de politie verklaard:
[verdachte] wilde vier parken kopen en zocht een financier.De stichting van zijn vrouw is op papier de eigenaar van [onderneming 2] B.V.. Zijn vrouw was nooit bij besprekingen aanwezig. Voor mij was alleen [verdachte] het contact. Hij handelde als eigenaar.Volgens de brief van de bank bleek de koopsom 6 miljoen euro. De koopprijs is voor ons heel belangrijk. Wij gaan ervan uit dat de juiste verkoopprijs wordt getoond. Wij hebben hem gezegd dat hij nooit 6 miljoen zou krijgen, omdat wij nooit 100% financieren. Vervolgens hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij wel 5 miljoen wilde. Ook dat wilden wij niet omdat wij dat teveel risico vonden. Uiteindelijk zijn wij akkoord gegaan dat wij hem 4,5 miljoen zouden geven en [verdachte] zelf uit eigen middelen 1,5 miljoen zou inbrengen. Dat gaf ons wel vertrouwen dat het goed zou komen.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
We hebben twee brieven van de bank gezien. Op grond daarvan zijn wij ervan uit gegaan dat dat zijn koopprijs was. Dat zijn de brieven die ik na mijn verhoor aan de politie heb toegezonden. U vraagt of die brieven van belang waren bij het verstrekken van de hypotheek. Ja. Daarin stond de koopprijs. Ik neem aan dat dat het geld was dat hij nodig had. Dat was ook het bedrag dat hij wilde lenen.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Ik dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen nodig had en wij hebben hem iets van 5 miljoen gegeven. Ik weet niet meer precies welke stukken [verdachte] heeft aangeleverd, maar er waren bankbrieven en een taxatierapport bij. Ik herinner me dat er een aankoopbrief bij was waarop het bedrag stond waarvoor hij de parken kon kopen.
De verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard:
In april 2014 ben ik benaderd door meneer [A] . Hij had financiële problemen en vroeg of ik interesse had in de parken. Dit werd op een gegeven moment concreter en toen moesten wij de financiering gaan regelen. Toen kwam [onderneming 1] in beeld. [onderneming 1] werd vertegenwoordigd door [getuige 2] en [getuige 1] . Ik heb zaken gedaan met [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 2] was onze gesprekspartner. Wij hebben 4,5 miljoen euro geleend van [onderneming 1] .
De e-mail die in het dossier zit waarin de vervalste brieven als bijlage zijn gevoegd heb ik op 27 oktober 2014 aan mevrouw [getuige 1] gestuurd. Het e-mailadres ‘ [e-mailadres] .nl’ is bij mij in gebruik. Ik had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 2] .
4.3.1.2 Te bespreken verweren
Betrouwbaarheid getuige [getuige 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige 1] als onvoldoende betrouwbaar terzijde moet worden geschoven, voor zover het gaat om het percentage van de koopprijs dat [onderneming 1] wilde financieren. Voor het overige moet de verklaring argwanend worden beschouwd. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst de raadsman op de verklaringen van getuige [getuige 1] over de vraag wie binnen [onderneming 1] de uiteindelijke beslissingen nam en of [onderneming 1] al dan niet bereid was om 100% van de koopprijs te financieren. Daarover heeft zij wisselend verklaard en haar verklaringen stroken niet met verklaringen van andere getuigen, aldus de raadsman. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat [getuige 1] wisselend zou hebben verklaard over wie binnen [onderneming 1] de beslissingen nam – wat daar verder van zij – nog niet betekent dat haar gehele verklaring als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Van belang is voorts dat de verklaring van [getuige 1] met betrekking tot de vervalste bankbrieven steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 2] . Immers, laatstgenoemde heeft verklaard dat hij dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen euro nodig had en [onderneming 1] hem iets van 5 miljoen euro heeft geleend. Hoewel de door [getuige 2] genoemde bedragen niet exact overeenkomen, komen zij verhoudingsgewijs vrijwel overeen met de daadwerkelijk verstrekte 4,5 miljoen ten opzichte van de uit de brieven blijkende koopsom van (in totaal) 6 miljoen. Dat maakt dat de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 1] dat [onderneming 1] niet 100% wilde financieren geloofwaardig en derhalve bruikbaar acht.
Opzet
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het gebruiken van de vervalste bankbrieven. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte - zowel met de banken als met [onderneming 1] - de financieringsonderhandelingen heeft gevoerd en het contact onderhield. Verdachte heeft, kennelijk in antwoord op een vraag van [onderneming 1] , zelf de e-mail aan getuige [getuige 1] verstuurd en de vervalste bankbrieven als bijlagen aan die mail gehecht. Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] gaat de rechtbank er voorts vanuit dat verdachte al vanaf het begin van de onderhandelingen een valse kooprijs heeft vermeld die vervolgens is neergelegd in de vervalste bankbrieven. Gelet op voornoemde omstandigheden tezamen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het opzet had op het versturen en daarmee gebruiken van de vervalste bankbrieven.
Misleiding
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat valsheid in geschrifte niet kan worden bewezen omdat de vervalste bankbrieven niet zijn gebruikt ter misleiding van [onderneming 1] . De verklaring van verdachte dat hij vanaf het begin van de onderhandelingen melding heeft gemaakt van de daadwerkelijke verkoopprijs vindt geen steun in het dossier. Getuige [getuige 1] verklaart expliciet dat zij verdachte heeft laten weten dat hij geen 6 miljoen euro zou krijgen. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . Hij verklaart weliswaar niet expliciet over een koopprijs van 6 miljoen euro, maar verklaart wel over een substantieel hoger bedrag dan de daadwerkelijke koopprijs van 3.295.000,- euro. Getuige [getuige 2] heeft daarover verklaard: ‘Ik dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen nodig had en wij hebben hem iets van 5 miljoen gegeven.’ De rechtbank gaat er gelet op deze verklaringen vanuit dat verdachte een valse voorstelling van de verkoopprijs heeft gegeven. Naast de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] bevestigen het gebruik van de vervalste bankbrieven dit scenario ook. Indien [verdachte] de daadwerkelijke koopprijs zou hebben vermeld was het ook niet nodig geweest om deze vervalste bankbrieven te gebruiken.
Voorwaardelijk verzoek horen notaris [notaris 2]
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van notaris [notaris 2] , indien de rechtbank hem niet volgt in zijn standpunt dat [onderneming 1] op de hoogte was van de daadwerkelijke koopprijs.
Bij de beoordeling van dit verzoek is het noodzaakscriterium van toepassing. Dat betekent dat als criterium geldt of het horen van de gevraagde getuige noodzakelijk is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit zowel de verklaring van getuige [getuige 1] als uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat verdachte hen gedurende de onderhandelingen een valse voorstelling van de verkoopprijs heeft gegeven.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de hypotheekakte en de akte van levering - die zich beide in het dossier bevinden - niet de koopprijs vermelden, maar verwijzen naar de bankbrieven. Aldus heeft de notaris verhinderd dat de koopprijs in de stukken stond. Dat had niet zo gemogen en de notaris heeft een rectificatie moeten uitvoeren. Gelet op voorgaande is het horen van notaris [notaris 2] niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. De rechtbank wijst het verzoek af.
4.3.1.3 Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte opzettelijk gebruik is gemaakt van vervalste brieven. Verdachte heeft de originele brieven op 25 juni en 25 juli 2014 van de banken ontvangen. Hij heeft vervolgens op 27 oktober 2014 per mail een vervalste versie van de brieven verstuurd aan getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte voor de financiering van de recreatieparken 6 miljoen euro nodig had en dat [onderneming 1] op basis van deze vervalste brieven een lening van 4,5 miljoen euro heeft verstrekt aan [onderneming 2] B.V. Daarbij ging getuige [getuige 1] ervan uit dat verdachte zelf 1,5 miljoen zou inleggen.
De vervalste brieven met daarin de vermelde (gezamenlijke) koopprijs van 6 miljoen euro zijn door verdachte gebruikt als overtuigingsstuk teneinde een hypotheek te verkrijgen om vier recreatieparken te kunnen kopen. Dit terwijl de daadwerkelijke koopprijs van de vier recreatieparken slechts 3.295.000,- euro was.
Juridische toerekening aan [onderneming 2] B.V.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat opzettelijk gebruik is gemaakt van vervalste brieven. Dat is gedaan door verdachte. Hetzelfde feit is ook ten laste gelegd aan verdachte in de hoedanigheid van feitelijk leidinggever van [onderneming 2] B.V.
Ter beoordeling daarvan dient eerst te worden vastgesteld of [onderneming 2] B.V. een strafbaar feit heeft begaan. Pas als dat het geval is, zou verdachte als feitelijk leidinggever in beeld kunnen komen.
Ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht kunnen strafbare feiten worden begaan door rechtspersonen. De strafbaarheid van een rechtspersoon wordt vastgesteld aan de hand van drie vraagpunten:
Is de rechtspersoon geadresseerde van de norm?
Kan de verboden gedraging – die door een natuurlijk persoon is verricht – aan de rechtspersoon worden toegerekend?
Kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?
De eerste vraag kan bevestigend worden beantwoord. Valsheid in geschrifte is een delict dat door een rechtspersoon kan worden gepleegd.
Bij de beantwoording van de tweede vraag is van belang dat de vervalste brieven zijn verstuurd vanaf een e-mailadres van [onderneming 2] B.V., in het kader van onderhandelingen over de koop van recreatieparken door [onderneming 2] B.V., waarbij de verkregen hypothecaire lening geheel ten goede is gekomen aan [onderneming 2] B.V. Ook de tweede vraag dient daarmee bevestigend te worden beantwoord.
Ten slotte acht de rechtbank ook bewezen dat de verboden handelingen opzettelijk door [onderneming 2] B.V. zijn gepleegd (zie hierboven onder het kopje ‘Opzet’).
Feitelijk leidinggeven
Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan ingevolge het tweede lid van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht ook strafvervolging worden ingesteld, en kunnen ook straffen worden uitgesproken tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven en/of aan dat feit feitelijk leiding hebben gegeven.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – waaronder de verklaring van verdachte – volgt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de dagelijkse leiding had binnen [onderneming 2] B.V.. Nu verdachte bovendien (ook) zelf opzettelijk de vervalste brieven heeft verstuurd, behoeft het naar het oordeel van de rechtbank geen nadere motivering dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [onderneming 2] B.V. gepleegde valsheid in geschrifte.
Plegen of feitelijk leidinggeven?
Indien een leidinggevende ervan verdacht wordt persoonlijk de delictsbestanddelen te hebben vervuld, heeft het Openbaar Ministerie de keuze om hem ofwel ter zake van plegen ofwel op de voet van artikel 51 Sr te vervolgen als feitelijk leidinggever, eventueel naast de rechtspersoon. Dat is een kwestie van opportuniteit. In onderhavige zaak heeft de officier van justitie er echter voor gekozen om verdachte in beide hoedanigheden te vervolgen.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of het juridisch mogelijk is om de strafbare gedraging ook in beide hoedanigheden bewezen te verklaren. De Hoge Raad heeft zich daarover niet uitgelaten. De rechtbank ziet echter geen juridisch-technische bezwaren om een verdachte in beide varianten te vervolgen zo lang bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de verwevenheid tussen de feiten. De rechtbank acht daarom het gebruikmaken van vervalste brieven in beide hoedanigheden bewezen. Verdachte heeft als natuurlijk persoon immers zelf alle delictsbestanddelen vervuld, maar heeft ook feitelijk leidinggegeven aan de rechtspersoon.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als natuurlijk persoon én als feitelijk leidinggever in de periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste bankbrieven die bestemd waren om als bewijs van de koopprijs te dienen als ware deze brieven echt en onvervalst.
4.3.2
Feit 2: witwassen
4.3.2.1 Bewijsmiddelen
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken (die bestaan uit kavels grond, opstalrechten en/of appartementsrechten), en/of dat hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen genoemd ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank vast dat [onderneming 2] B.V. door gebruik te maken van vervalste documenten een lening heeft verkregen van 4,5 miljoen euro en dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het gebruikmaken van de vervalste documenten.
In een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens is gerelateerd welke gegevens door [notaris 2] Notariaat zijn verstrekt. Deze documenten zijn als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
Uit het uittreksel van de Kwaliteitsrekening van [notaris 2] Notariaat volgt dat door [onderneming 1] op 24 oktober 2014 een bedrag van 4.049.942,71 euro is overgemaakt op de kwaliteitsrekening van [notaris 2] Notariaat en dat vervolgens op 31 oktober 2014 een bedrag van 3.295.000,- euro is overgemaakt aan de ABN AMRO bank. Bij de omschrijving staat vermeld ‘afl. hypotheken inz [recreatiepark 4] / [recreatiepark 1] / [vestigingsplaats] ’.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het gehele geldbedrag van 4,5 miljoen euro onmiddellijk uit eigen misdrijf is verkregen. Daarbij verdient opmerking dat [onderneming 1] niet 4,5 miljoen euro heeft overgeschreven, maar een lager bedrag, omdat door [onderneming 2] B.V. direct een rente-aflossing werd gedaan ter hoogte van tien procent van de hoofdsom.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende investeringen in recreatieparken is het volgende gerelateerd:
[onderneming 2] B.V. is opgericht op 26 juni 2014. Enig aandeelhouder en bestuurder is Stichting Administratiekantoor [onderneming 2] . Onder [onderneming 2] B.V. hangen vervolgens zes werkmaatschappijen waarvan [onderneming 2] B.V. de enig aandeelhouder en bestuurder is.
Mij werd medegedeeld dat de levering van de vier recreatieparken op 29 oktober 2014 bij de notaris [notaris 2] te Amsterdam zal plaatsvinden. Tevens werd medegedeeld dat [verdachte] namens de kopende partij de onderhandelingen voert dan wel heeft gevoerd.
Uit de kadastrale bevraging bleek dat er op 29 oktober 2014 drie akten waren gepasseerd in relatie tot de vier recreatieparken.
Eerste levering
Op 29 oktober 2014, 12.05 uur wordt de akte tot levering van de parken aan [onderneming 2] B.V. en [onderneming 2] B.V. ondertekend. Uit de akte blijkt het volgende:
Bij de notaris verscheen [A] . Hij handelt namens:
- [recreatiepark 2] B.V., verder als verkoper 1 aangeduid;
- [recreatiepark 1] B.V., verder als verkoper 2 aangeduid;
- [recreatiepark 4] B.V., verder als verkoper 3 aangeduid;
- [recreatiepark 3] B.V., verder als verkoper 4 aangeduid
- [onderneming 3] B.V., verder als Opstaller en/of verkoper 5 aangeduid.
Verkoper 1 t/m 5 en de Opstaller worden verder tezamen als verkoper aangeduid.
Daarnaast verscheen mevr. [medeverdachte] . Zij handelt namens:
- [onderneming 2] B.V., verder aan te duiden als koper 1
- [onderneming 2] B.V., verder aan te duiden als koper 2 en/of de Opstalgerechtigde.
Koper 1 en Koper 2 worden verder tezamen als koper aangeduid.
Op basis van de koopovereenkomsten worden op 29 oktober 2014, bij de akte van levering, geleverd:
Door [recreatiepark 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 1) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1):
24 percelen grond gelegen bij [adres] te [vestigingsplaats] ;
234 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
30 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Dit wordt hierna genoemd [recreatiepark 2] .
Door [recreatiepark 1] , gevestigd te [recreatiepark 1] (verkoper 2) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1):
203 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels voor onder meer het plaatsen van een stacaravan/chalet, het gebruik als camping, hoofdgebouwen, wegen enzovoort
Door [onderneming 3] B.V. (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V. (koper 2):
194 Opstalrechten om op genoemde appartementen te [adres] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen [recreatiepark 1] genoemd.
Door [recreatiepark 4] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 3) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1)
3 percelen grond, gelegen aan de [adres] te [adres]
34 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 3] B.V. (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V.
31 opstalrechten om op genoemde appartementen te Sinderen een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben.
Door [recreatiepark 3] B.V., gevestigd te Weert aan [onderneming 2] B.V.:
24 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 3] B.V., (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V.
15 opstalrechten om op genoemde appartementen te [recreatiepark 3] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen onder 4A en 4B [recreatiepark 3] genoemd.
De verdachte heeft ter terechtzitting als volgt verklaard:
De eigendom van de recreatieparken is op 29 oktober 2014 door [A] overgedragen aan [onderneming 2] B.V. en de opstalrechten van drie van de vier recreatieparken zijn overgedragen aan [onderneming 2] . B.V. De recreatieparken zijn op dezelfde dag via [onderneming 2] doorgeleverd aan de dochterondernemingen.
Voor de aankoop van de recreatieparken hebben wij 4,5 miljoen euro geleend van [onderneming 1] . We hebben de rente één jaar vooruitbetaald. Die rente is ingehouden op de hypothecaire lening. Ik had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 2] .
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat op 29 oktober 2014 de overdracht heeft plaatsgevonden van de recreatieparken. Bij de overdracht zijn aan [onderneming 2] B.V. kavels/percelen grond en appartementsrechten geleverd met betrekking tot [recreatiepark 2] gevestigd te [vestigingsplaats] , [recreatiepark 1] gevestigd te [vestigingsplaats] , [recreatiepark 4] gevestigd te [vestigingsplaats] en [recreatiepark 3] gevestigd te [vestigingsplaats] , als ook de opstalrechten met betrekking tot [recreatiepark 2] .
Aan [onderneming 2] . B.V. zijn de opstalrechten met betrekking tot [recreatiepark 1] , [recreatiepark 4] en [recreatiepark 3] geleverd.
Hypotheekakte
Op 29 oktober 2014, 13.35 uur passeert er een hypotheekakte. Daarin staat het volgende vermeld, voor zover hier van belang.
Voor het passeren van deze akte zijn verschenen:
[medeverdachte] , handelend namens:
- De Stichting Administratiekantoor [onderneming 2]
- [onderneming 2] B.V., schuldenaar
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 1
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 2
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 3
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 4
Onderzetters 1 t/m 4 worden verder tezamen als onderzetter benoemd.
[getuige 2] , handelend namens
- [onderneming 1] Limited naar het recht van Hong Kong, gevestigd te Hong Kong.
verder te noemen Schuldeiser.
Uit akte blijkt dat er recht van hypotheek ten gunste van [onderneming 1] ltd. gevestigd wordt op de
volgende registergoederen:
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., de 24 percelen grond
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., 203 appartementsrechten
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. ,de 3 percelen grond en 34 appartementsrechten
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., de 24 appartementsrechten.
De basis van dit recht is een Overeenkomst tussen [onderneming 1] Ltd. en [onderneming 2] B.V.. De inhoud daarvan is niet bekend. De hoofdsom bedraagt
€ 4.500.000.
Daarnaast worden ten gunste van [onderneming 1] Litd. diverse pandrechten gevestigd op zaken van de onderzetter ( [onderneming 2] [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] B.V.).
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde hypotheekakte stelt de rechtbank vast dat de door [onderneming 1] aan [onderneming 2] B.V. geleende 4,5 miljoen is gebruikt ter financiering van de door [onderneming 2] B.V. gekochte recreatieparken. Nu de uit misdrijf verkregen 4,5 miljoen euro is gebruikt ter financiering van de recreatieparken is sprake van witwassen in de zin van ‘omzetten’. Het uit misdrijf verkregen geld is omgezet in vier recreatieparken.
Tweede levering
Vervolgens wordt om 14.40 uur een akte gepasseerd terzake de (door)levering van de diverse registergoederen.
De betrokken partijen zijn:
- [onderneming 2] B.V., verkoper
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 1
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 2
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 3
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 4.
Kopers 1 t/m 4 werden tezamen koper genoemd.
De levering in deze akte betreft:
1. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 2] : 24 percelen grond
2. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 1] : 203 appartementsrechten
3. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 4] : 3 percelen grond, 34 appartementsrechten
4. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 3] : 24 appartementsrechten.
Tussenconclusie
Op basis van voorgaande akte van levering concludeert de rechtbank dat ook met de overdracht van de recreatieparken en de daarop gevestigde rechten wederom een witwashandeling is verricht. De recreatieparken, die middellijk uit misdrijf afkomstig waren, zijn overgedragen aan de dochterondernemingen, hetgeen zich ook laat kwalificeren als witwassen.
4.3.2.2 Te bespreken verweren
Causaal verband
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat [onderneming 1] de hypothecaire lening niet als gevolg van de toezending van de vervalste brieven heeft verstrekt en verwijst hiervoor naar hetgeen zij daar over heeft overwogen onder punt 4.3.1.3.
De door de raadsman beschreven scenario’s
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het grootste deel van de door [onderneming 1] verstrekte lening ook zonder de vervalste bankbrieven was verkregen. Nog daargelaten dat de vraag hoe hoog de door [onderneming 1] verstrekte hypothecaire lening zou zijn geweest indien geen gebruik was gemaakt van de vervalste bankbrieven niet te beantwoorden is, ligt deze vraag ook niet aan de rechtbank voor. Immers, uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de lening zoals deze door [onderneming 2] B.V. is verkregen, zonder de vervalste bankbrieven niet zou zijn verstrekt.
Witwassen van de recreatieparken
Het standpunt van de raadsman dat met de aankoop van de parken alleen het geld en niet de parken zijn witgewassen, omdat geen sprake is van vermenging van vermogen waardoor de illegale component niet meer aanwijsbaar is, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Het door [onderneming 2] B.V. verwerven en overdragen van de recreatieparken, terwijl deze recreatieparken middellijk uit misdrijf zijn verkregen, zijn gedragingen die kwalificeren als witwassen. Van vermenging is daarbij geen sprake.
4.3.2.3 Bewijsoverwegingen
Juridische toerekening aan de vennootschappen
Omdat de ten laste gelegde gedragingen – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersonen worden deze gedragingen (ook) aan hen toegerekend. Het zijn immers de vennootschappen die de goederen verwerven en/of omzetten en/of overdragen.
Omdat de handelingen door iedere vennootschap afzonderlijk zijn verricht is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen.
Feitelijk leidinggeven
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de witwashandelingen door de vennootschappen zijn verricht. Verdachte is daarvoor als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk. Dit behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen uitgebreide motivering nu verdachte erkent dat hij ten tijde van het ten laste gelegde de dagelijkse leiding had binnen het bedrijf en ook uitvoerende handelingen heeft verricht (zoals bewezenverklaard onder feit 1). Daarnaast volgt uit de verklaring van verdachte dat hij de ‘architect’ was van de bedrijfskundige constructie met betrekking tot [onderneming 2] B.V..
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken en de daarbij behoren rechten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit zelf als (mede)pleger heeft gedaan en zal verdachte van het onder feit 2 A ten laste gelegde vrij spreken.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
A
[onderneming 2] B.V. op 27 oktober 2014 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste brieven, te weten:
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark [recreatiepark 4] ' van ABN Amro Bank N.V. d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] ' van ABN Amro Bank N.V. d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark ' [recreatiepark 3] ' van Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte de brieven bij de hypotheekverstrekker [onderneming 1] Ltd. heeft ingebracht als overtuigingsstuk van de door [onderneming 2] B.V. te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina 1631),
en bestaande die vervalsing hierin dat op voornoemde brieven valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 4] 1.200.000,-, in plaats van 295.000,-bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier: pagina 0124), en
-de koopsom voor de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25.06.2014,vindplaats dossier: pagina 0122), en
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 3] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014, vindplaats dossier: pagina 0126),
zulks terwijl hij, verdachte aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven,
en
B
op 27 oktober 2014 te Nederlandopzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste brieven, te weten:
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark [recreatiepark 4] ' van ABN Amro Bank N.V. d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en
-de brief inzake 'aankoop recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] ' van ABN Amro Bank N.V. d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark ' [recreatiepark 3] ' van Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte de brieven bij de hypotheekverstrekker [onderneming 1] Ltd. heeft ingebracht als overtuigingsstuk van de door [onderneming 2] B.V. te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina 1631),
en bestaande die vervalsing hierin dat op voornoemde brieven valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 4] 1.200.000,-, in plaats van 295.000,-bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier: pagina 0124), en
-de koopsom voor de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25.06.2014,vindplaats dossier: pagina 0122), en
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 3] 4.800.000,-, in plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014, vindplaats dossier: pagina 0126),
Ten aanzien van feit 2
B
[onderneming 2] B.V. op 29 oktober 2014 te Amsterdam, meerdere voorwerpen, te weten:
A. één geldbedrag verkregen uit een hypothecaire lening (in totaal circa EUR 4.500.000,-(vindplaats dossier: pagina's: 1636 en 1818),
heeft omgezet terwijl verdachte wist, dat dat voorwerp geheel - onmiddellijk afkomstig was van enig misdrijf,
en
B. meer kavels grond en opstalrechten met betrekking tot [recreatiepark 2] , en
C. meer appartementsrechten met betrekking tot het [recreatiepark 1] , en
D. meer percelen grond en appartementsrechten met betrekking tot [recreatiepark 4] , en
E. meer appartementsrechten met betrekking tot recreatiepark [recreatiepark 3] ,
heeft verworven, en overgedragen terwijl verdachte wist, dat die voorwerpen geheel middellijk afkomstig waren van enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Eendaadse samenloop van
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon
Ten aanzien van feit 2:
feitelijk leidinggeven aan witwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman aangevoerd dat het voor de strafmaat van belang is dat verdachte met zijn handelen aan niemand schade heeft toegebracht. Ook [onderneming 1] heeft geen schade geleden. De lening is al grotendeels afbetaald en over het geleende bedrag is bovendien veel rente betaald.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen door bij de aanvraag van een hypotheek, ten behoeve van de financiering van vier recreatieparken, twee bankbrieven te overhandigen waarin de koopprijs was vervalst. De overeengekomen koopprijs was 3.295.000 euro, terwijl in de vervalste bankbrieven een koopprijs werd voorgewend van 6 miljoen euro. Door gebruik te maken van deze vervalste bankbrieven heeft verdachte een lening gekregen van 4,5 miljoen euro, waarmee vervolgens vier recreatieparken konden worden aangekocht. De rechtbank heeft dit ten aanzien van verdachte bewezen verklaard zowel in de hoedanigheid van natuurlijk persoon als in de hoedanigheid van feitelijk leidinggever. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om aan verdachte een hogere straf op te leggen. In de kern betreft het immers dezelfde handeling en hetzelfde verwijt.
Voornoemde feiten vormen een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat informatie aangeleverd door banken juist is. Door het handelen van verdachte kan in het economische verkeer twijfel ontstaan over de juistheid van bankbrieven. Dat is ongewenst en dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. In het nadeel van verdachte spreekt ook dat hij op illegale wijze is komen te beschikken over een grote som geld die hij heeft geïnvesteerd in de legale economie. De inmenging van illegaal verkregen geld in de legale economie is gelet op de concurrentieverhoudingen in de markt ongewenst.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 juli 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat op basis van voornoemd uittreksel niet kan worden gesteld dat sprake is van recidive.
Daarnaast blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde, namelijk op 29 januari 2016 is veroordeeld tot een gevangenisstaf van vier jaar. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) daardoor van toepassing is. Het in onderhavig vonnis bewezen verklaarde heeft zich immers afgespeeld vóór 29 januari 2016. Dit maakt dat de rechtbank bij het bepalen van de straf de voorschriften zal toepassen die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor verschillende fraudebepalingen, waaronder valsheid in geschrifte en witwassen, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de straf wordt gekeken naar het benadelingsbedrag. Daarbij geldt: hoe hoger het benadelingsbedrag, hoe hoger de straf. Naar het oordeel van de rechtbank is dit oriëntatiepunt echter niet goed toepasbaar op onderhavige feiten, omdat bij de bewezen verklaarde feiten niet zonder meer is vast te stellen in hoeverre [onderneming 1] daadwerkelijk is benadeeld. Verdachte (althans [onderneming 2] B.V.) heeft door het plegen van valsheid in geschrifte een lening verkregen die hij niet had moeten krijgen, maar blijkens de verklaringen van getuige [getuige 1] is de lening inmiddels grotendeels terugbetaald, inclusief rente. Zo bezien is verdachte financieel voldoende draagkrachtig gebleken. Daarbij komt dat met de lening daadwerkelijk recreatieparken zijn aangekocht. In die zin is geen sprake van enkel een papieren constructie die het overmaken van grote sommen geld niet rechtvaardigt.
Gelet op de omvang van de fraude en de hoogte van de geldbedragen is de rechtbank wel van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Daarbij weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 17 januari 2017 bij de politie gehoord als verdachte. Vanaf dat moment heeft hij redelijkerwijs kunnen verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. De termijn als bedoeld in artikel 6 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is op die dag begonnen. In beginsel dient binnen twee jaar in eerste aanleg een vonnis te volgen. Dat is in deze zaak niet het geval, want er wordt pas (ruim) 2 jaar en 8 maanden later uitspraak gedaan. Dit betekent dat de redelijke termijn met 8 maanden is overschreden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting (substantieel) af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is met name van belang dat de rechtbank artikel 63 Sr anders weegt dan de officier van justitie en de rechtbank zich op grond van dit artikel de vraag heeft gesteld welke straf voor dit feit aan verdachte zou zijn opgelegd voor het geval deze zaak gelijktijdig met de zaak uit 2016 zou zijn berecht.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
9 BESLAG
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van de vier in beslag genomen recreatieparken gevorderd, omdat deze parken rechtstreeks en volledig uit de baten van het misdrijf afkomstig zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van een geldbedrag van 646.984,72 euro. Dit geldbedrag is volgens de officier van justitie na aftrek van alle kosten met betrekking tot de aanschaf van de parken overgebleven om vrij te besteden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de verbeurdverklaring heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het Europees Hof van de Rechten van de Mens heeft bepaald dat verbeurdverklaring proportioneel moet zijn. Verbeurdverklaring van de parken is volgens de verdediging disproportioneel, want de geschatte waarde van de parken is op dit moment ongeveer 22,5 miljoen euro.
De raadsman verzoekt de rechtbank daarom primair om niet tot verbeurdverklaring over te gaan. Indien de rechtbank wel tot verbeurdverklaring overgaat stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte op grond van artikel 33c lid 2 Sr aanspraak maakt op een geldelijke vergoeding, omdat hij door de verbeurdverklaring onevenredig wordt getroffen.Er is volgens de verdediging geen geldbedrag overgebleven om vrij te besteden. Al het ter beschikking gestelde geld is in de parken geïnvesteerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring is een bijkomende vermogensstraf. Dat betekent dat bij oplegging beoogd wordt de verdachte in zijn vermogen te treffen. Het draagkrachtbeginsel uit artikel 24 Sr wordt in artikel 33 Sr van overeenkomstige toepassing verklaard. Bij oplegging van verbeurdverklaring moet derhalve zowel op de ernst van het feit als op de draagkracht van de veroordeelde worden gelet. Indien de verbeurdverklaring disproportioneel is dan is op grond van artikel 33c Sr compensatie mogelijk. Gelet op de geschatte waarde van de parken, die een veelvoud bedraagt van de aankoopwaarde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij verbeurdverklaring disproportioneel in zijn vermogen wordt getroffen. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot verbeurdverklaring van de recreatieparken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding tot verbeurdverklaring van het genoemde bedrag van 646.984,72 euro, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat dit bedrag voor verdachte is overgebleven om vrij te besteden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat een en ander nader aan de orde kan komen in de door de officier van justitie reeds aangezegde ontnemingsprocedure.
De rechtbank zal – gelet op artikel 353 tweede lid onder b van het Wetboek van Strafvordering – bepalen dat de beslagen goederen aan de rechthebbenden dienen te worden teruggegeven, met de opmerking dat aan deze beslissing geen feitelijke uitvoering dient te worden gegeven zo lang op deze goederen nog conservatoir beslag rust.
10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 51, 55, 57, 63, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht , zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
Beslag
- gelast de teruggave van de beslagen goederen – kort gezegd: de vakantieparken – aan de rechthebbenden, met de opmerking dat aan deze beslissing geen feitelijke uitvoering dient te worden gegeven zo lang op deze goederen nog conservatoir beslag rust.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2019.
Mr. I.L. Gerrits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
A
[onderneming 2] B.V. op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of
omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 te Soest,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik
heeft gemaakt of doen maken van (een) valse of vervalst(e) brief/brieven, te weten:
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark [recreatiepark 4] ' van ABN Amro Bank
N.V. d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] ' van ABN
Amro Bank N.V. d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark ' [recreatiepark 3] ' van Rabobank
Nederland d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die (telkens) bestemd was/waren om tot
bewijs van enig feit te dienen - als ware dat dat/die (geschrift)en (telkens)
echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of
zijn mededader(s), de brief/brieven (telkens) bij de hypotheekverstrekker
[onderneming 1] Ltd. heeft/hebben ingebracht als overtuigingsstuk van de door
[onderneming 2] B.V. te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina 1631),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde brief/brieven
(telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 4] 1.200.000,-, in plaats
van 295.000,-bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier:
pagina 0124), en/of
-de koopsom voor de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] 4.800.000,-, in
plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25.06.2014,vindplaats
dossier: pagina 0122), en/of
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 3] 4.800.000,-, in plaats
van 3.000.000,- bedroeg (brief Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014,
vindplaats dossier: pagina 0126),
zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen
althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht heeft/hebben
gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven,
en/of
B
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 25
juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 te Soest, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van (een)
valse of vervalst(e) brief/brieven, te weten:
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark [recreatiepark 4] ' van ABN Amro Bank
N.V. d.d. 25 juli 2014 (vindplaats dossier: pagina 0128), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] ' van ABN
Amro Bank N.V. d.d. 25.06.2014 (vindplaats dossier: pagina 0129), en/of
-de brief inzake 'aankoop recreatiepark ' [recreatiepark 3] ' van Rabobank
Nederland d.d. 25 juni 2014 (vindplaats dossier: pagina 0130),
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die (telkens) bestemd was/waren om tot
bewijs van enig feit te dienen - als ware dat dat/die (geschrift)en (telkens)
echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of
zijn mededader(s), de brief/brieven (telkens) bij de hypotheekverstrekker
[onderneming 1] Ltd. heeft/hebben ingebracht als overtuigingsstuk van de door
[onderneming 2] B.V. te betalen koopsom (vindplaats dossier: pagina
1631),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde brief/brieven
(telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat:
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 4] 1.200.000,-, in plaats
van 295.000,-bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25 juli 2014, vindplaats dossier:
pagina 0124), en/of
-de koopsom voor de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] 4.800.000,-, in
plaats van 3.000.000,- bedroeg (brief ABN-Amro d.d. 25.06.2014, vindplaats
dossier: pagina 0122), en/of
-de koopsom voor het recreatiepark [recreatiepark 3] 4.800.000,-, in plaats
van 3.000.000,- bedroeg (brief Rabobank Nederland d.d. 25 juni 2014,
vindplaats dossier: pagina 0126).
art 51 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
A
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29
oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest en/of Amsterdam en/of (elders)
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
A. één of meer geldbedrag(en) verkregen uit een hypothecaire lening (in totaal
circa EUR 4.500.000,-, vindplaats dossier: pagina's: 1636 en 1818), en/of
B. één of meer kavel(s) grond en/of opstalrecht(en) met betrekking tot Resort
[recreatiepark 2] , en/of
C. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
het [recreatiepark 1] , en/of
D. één of meer perce(e)l(en) grond en/of appartementsrecht(en) en/of
opstalrecht(en) met betrekking tot [recreatiepark 4] , en/of
E. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
recreatiepark [recreatiepark 3] ,
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen
of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp
voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren van
uit enig misdrijf,
en/of
B
[onderneming 2] B.V. en/of Stichting Administratiekantoor [onderneming 2]
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of
omstreeks de periode van 29 oktober 2014 tot en met 18 juli 2017 te Soest
en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere
voorwerp(en), te weten:
A. één of meer geldbedrag(en) verkregen uit een hypothecaire lening (in totaal
circa EUR 4.500.000,-,vindplaats dossier: pagina's: 1636 en 1818), en/of
B. één of meer kavel(s) grond en/of opstalrecht(en) met betrekking tot Resort
[recreatiepark 2] , en/of
C. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
het [recreatiepark 1] , en/of
D. één of meer perce(e)l(en) grond en/of appartementsrecht(en) en/of
opstalrecht(en) met betrekking tot [recreatiepark 4] , en/of
E. één of meer appartementsrecht(en) en/of opstalrecht(en) met betrekking tot
recreatiepark [recreatiepark 3] ,
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
daarvan de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen of verhuld en/of heeft/hebben verborgen
of verhuld wie de rechthebbende van het voorwerp was en/of het voorwerp
voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp/die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren van
uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) tot voren omschreven feit(en) opdracht
heeft/hebben gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding
heeft/hebben gegeven.
Art. 420bis lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art. 51 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Wanneer in dit vonnis over ‘parken’ of ‘recreatieparken’ wordt gesproken, dan wordt daarmee bedoeld de recreatieparken zoals genoemd in de tenlastelegging, daaronder te verstaan: kavels grond en/of percelen grond en/of appartementsrechten en/of opstalrechten.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2017 genummerd 2015357668 (onderzoek 09Winsor) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2008. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , namens de ABN AMRO bank, pagina 826.
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , namens de ABN AMRO bank, pagina 827.
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , namens de Rabobank, pagina 862.
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , namens de Rabobank, pagina 863.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 447.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 448.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 450.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 451.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris, pagina 4.
Proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris, p. 2.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2019.
HR 21 oktober 1986 NJ 1987/362.
Vgl. conclusie A-G Spronken: ECLI:NL:PHR:2017:122, alinea 4.15. .
Een geschrift inhoudende een rekeningafschrift van [notaris 2] Notariaat Derdengelden betreffende af & bij in de periode 1 juli 2014 tot en met 30 november 2014, pagina 1647;
Een geschrift inhoudende een rekeningafschrift van [notaris 2] Notariaat Derdengelden betreffende af & bij 152674 in de periode 6 december 2013 tot en met 19 januari 2017, pagina 1636.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2019.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1230.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1231.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1231.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1232.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2019.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1232.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1233.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1233.