Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vakantiebijslag inbegrepen in loon? Moet training bond worden terugbetaald? nieuwe salarissystematiek voor piloot; geschil over terugbetaling training bond;

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 7141562 UC EXPL 18-9105 ip/1198

Vonnis van 8 mei 2019

inzake

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.A.M. Timmermans,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. M.R. Jansen-Schuurman.

1 De procedure

1.1.

In het dossier zitten de volgende stukken:

de dagvaarding van 6 augustus 2018 met 11 producties;

de akte houdende vermeerdering van eis van 12 september 2018 met producties 12 tot en met 17;

de conclusie van antwoord met 13 producties;

het tussenvonnis waarmee een zitting is bepaald van 7 november 2018;

de brief van mr. Timmermans van 7 december 2018 met productie 18;

de brief van mr. Jansen van 10 december 2018 met producties 14, 15 en 16;

de brief van mr. Jansen van 13 december 2018 met productie 17.

1.2.

De zitting is gehouden op 19 december 2018. Eiser was in persoon aanwezig, gedaagde was vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer [A] . Beide partijen zijn bijgestaan door de gemachtigde. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekening gehouden. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.

1.3.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten waarvan de kantonrechter uitgaat

2.1.

[gedaagde] is een organisatie die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de werving en het ter beschikking stellen van luchtvaartpersoneel aan Europese luchtvaartmaatschappijen.

2.2.

Eiser, geboren op [geboortedatum] 1985, is piloot. Hij is op 7 april 2014 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [gedaagde] in de functie van ‘ [functie 1] A320 ’ op basis van een ‘Agreement for the provision of services’ (productie 1 van [gedaagde] ). Eiser is op grond van dit Agreement door [gedaagde] ter beschikking gesteld aan [bedrijfsnaam] , een [..] luchtvaartmaatschappij. Als standplaats is [....] overeengekomen. Partijen hebben een keuze gemaakt voor Nederlands recht.

2.3.

Op de eerste pagina van het Agreement is vermeld dat een ‘ A320 Type rating Bond ’ is aangehecht. Dit document is overgelegd als productie 2 bij antwoord en houdt in dat eiser met ingang van 7 april 2014 zal deelnemen aan een training om te mogen vliegen op een Airbus A320 van [bedrijfsnaam] . De kosten van de training bedragen volgens dit document

€ 30.000.

2.4.

In het Agreement is een onderscheid gemaakt tussen een ‘training fee’ en een ‘service fee’. Voor de training fee is een bedrag van € 1.000 per maand overeengekomen om de ‘cost of living’ te dekken. Voor de service fee is een vast bedrag van € 20.000 per jaar overeengekomen en een variabel bedrag afhankelijk van de duur van de vlucht (sector pay) en de vraag of overnachting nodig was (daily allowance).

2.5.

Eiser heeft de training om te mogen vliegen op de Airbus A320 met succes gevolgd. [bedrijfsnaam] heeft zijn ‘release date’ vastgesteld op 27 augustus 2014. Tot die datum heeft [gedaagde] aan eiser de overeengekomen training fee van € 1000 per maand betaald. Zij heeft op dit bedrag loonbelasting en premie voor volksverzekeringen ingehouden. Vanaf 27 augustus 2014 is zij de service fee gaan betalen.

2.6.

In de periode van september 2014 tot en met februari 2017 heeft [gedaagde] maandelijks een bedrag voor de kosten van de training om te mogen vliegen op de Airbus A320 ingehouden op het salaris van eiser onder de vermelding ‘inhouding TR bond’. Aanvankelijk was dat een bedrag van € 750 bruto, met ingang van april 2015 is dat een bedrag van € 415 bruto geworden. In totaal is een bedrag van € 14.795 bruto ingehouden.

2.7.

Op 21 april 2016 heeft eiser een wijziging van de arbeidsovereenkomst ondertekend in verband met zijn promotie tot [functie 2] A320 .

2.8.

Met het loon over september 2017 heeft [gedaagde] aan eiser een bedrag van € 4.875 netto uitbetaald onder de vermelding ‘Bond Return’.

2.9.

Met ingang van 1 april 2018 heeft [bedrijfsnaam] een nieuwe beloningssystematiek doorgevoerd voor de piloten die bij haar zelf in dienst zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Zij heeft daarover per e-mail van 5 juni 2018 aan alle piloten, ook aan eiser, het volgende geschreven.

“Dear pilot,

Let us inform you that we have concluded the pilot remuneration package restructuring process. (…)

In the attachment, you can find two documents:

- Payslip: shows an estimate of comparison between your salary in the current compensation structure and the new scheme based for the period of July 2017 – January 2018;

- Information letter: serves as a guideline to understand the background of the payslip preparation and the principles of the new salary scheme;

In die ‘Information letter’ is - voor zo ver hier relevant - het volgende opgenomen;

“1.About the new compensation scheme

The aim of restructuring the compensation scheme is to provide a simplified, transparent and fair remuneration package for Pilots. The new compensation scheme will also result in salary rises for most of our Pilots. This change applies for the future upon signing the amendment to your contract which will be sent to you for your review in the following days.

If the amendment to your contract is signed by the 15th of the month to your agency, the changes will be implemented by the 1st day of the following month (…).

Should you not sign and send back the amendment to your contract on or before 15 April 2018, the changes will not be implemented for your April salary.

(…)

3 Further process

Please contact your agency directly for further steps in connection with the amendment to your contract.”

2.10.

[gedaagde] heeft aan eiser de keuze gegeven om loon te blijven ontvangen volgens de oude systematiek van [bedrijfsnaam] of de nieuwe. [gedaagde] heeft bepaald dat in de nieuwe systematiek het vakantiegeld is inbegrepen in de overeengekomen bedragen voor vast en variabel loon.

2.11.

Met een brief van 1 juni 2018 heeft de gemachtigde van eiser aan [gedaagde] bericht dat eiser niet akkoord gaat met de nieuwe salarissystematiek zonder aanvullende vergoeding voor vakantiegeld. Met deze brief heeft eiser [gedaagde] ook aangemaand om een bedrag van

€ 24.720,78 bruto (en € 1000 netto) aan eiser te betalen voor achterstallige vakantiebijslag over de periode tot en met 31 mei 2018, ten onrechte ingehouden en niet terugbetaalde training bond, ten onrechte toegepaste loonheffing over ‘daily allowance’ en kosten rechtsbijstand.

2.12.

In juli 2018 is eiser begonnen met de opleiding voor de functie van [functie 3] .

2.13.

Op 6 augustus 2018 is de dagvaarding betekend waarmee dit geschil is ingeleid.

2.14.

Op 7 augustus 2018 heeft [gedaagde] een bedrag van € 7.053,30 bruto betaald voor vakantiebijslag tot en met 31 mei 2018.

2.15.

Op 23 augustus 2018 hebben partijen een ‘Contract Amendment’ getekend. Daarin staat dat eiser met ingang van 10 augustus 2018 de functie van [functie 3] gaat vervullen tegen het bijbehorend salaris volgens de nieuwe systematiek waarin het vakantiegeld is inbegrepen. Sindsdien wordt eiser volgens de nieuwe systematiek betaald.

3 Het geschil

3.1.

Eiser vordert na vermeerdering van eis dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- voor recht zal verklaren dat [gedaagde] vanaf april 2018 het salaris op basis van de nieuwe structuur dient uit te betalen, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag;

- [gedaagde] zal veroordelen aan haar te betalen tegen deugdelijke specificatie:

€ 7.038,23 bruto voor wettelijke verhoging en wettelijke rente over het bedrag aan de te laat betaalde vakantiebijslag;

€ 14.795 bruto ter zake van ten onrechte ingehouden training bond, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, minus € 4.875 netto;

€ 2.668 aan brutoloon over de periode van april 2014 tot en met augustus 2014 met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

€ 4.500 excl. btw voor de kosten van juridische bijstand, subsidiair € 1.020,01 voor buitengerechtelijke incassokosten;

de kosten van de procedure en de nakosten met rente.

3.2.

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Deze zaak gaat over:

het recht op minimumloon gedurende de periode van 7 april 2014 tot 27 augustus 2014;

het recht op vakantiebijslag onder de oude en de nieuwe salarissystematiek;

de bedragen die zijn ingehouden op het loon voor de kosten van de training om te mogen vliegen op de Airbus A320 ;

wettelijke verhoging en wettelijke rente;

de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.

4.2.

Partijen leggen de afspraken die zij hebben gemaakt anders uit. Zij hebben in het bijzonder een verschil van mening over de uitleg van de tekst van het Agreement en de bijlage over de trainingskosten. Volgens vaste rechtspraak kan de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet worden beantwoord enkel op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst en moet de betekenis van een omstreden bepaling in een schriftelijke overeenkomst door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien. Opmerking verdient dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.

Het recht op minimumloon

4.3.

Eiser stelt dat het Agreement kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Daarvan uitgaande vordert hij betaling van het minimumloon over de eerste vijf maanden in 2014. Eiser heeft zijn vordering tot betaling van minimumloon over de eerste vijf maanden onderbouwd met de stelling dat hij meteen door [gedaagde] en [bedrijfsnaam] commercieel is ingezet als tweede piloot en alleen een training on the job heeft gekregen.

4.4.

Volgens [gedaagde] is eiser niet ontvankelijk in dit onderdeel van zijn vordering omdat zij rauwelijks is gedagvaard.

4.5.

Het formele verweer van [gedaagde] slaagt niet. Het is niet verboden om te dagvaarden zonder dat schriftelijk tot nakoming is gesommeerd. De dagvaarding is zelf ook een sommatie. [gedaagde] heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven, niet vóór de eerst dienende dag en ook niet tijdens deze procedure.

4.6.

Aanvankelijk heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van opdracht was. Dat standpunt heeft zij laten varen. Zij erkent inmiddels dat de overeenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Alleen in de eerste vijf maanden in 2014 is volgens [gedaagde] geen sprake geweest van een arbeidsovereenkomst maar van een trainingsovereenkomst. [gedaagde] betwist dat eiser meteen commercieel is ingezet. Zij stelt dat hij niet over de vereiste licentie beschikte om te mogen vliegen op een Airbus A320 en daarom gedurende de eerste vijf maanden geen arbeid als [functie 1] mocht verrichten. [gedaagde] heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het bedrag van € 1000 een onkostenvergoeding was en dat zij ten onrechte loonbelasting en premie volksverzekeringen heeft ingehouden.

4.7.

Naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen partijen ook gedurende de eerste vijf maanden als een arbeidsovereenkomst. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt namelijk dat eiser meteen al op 7 april 2014 voor onbepaalde tijd in loondienst is getreden in de functie van [functie 1] A320 . Daarmee is de overeenkomst van het begin af aan een arbeidsovereenkomst. [gedaagde] heeft niet, althans niet gemotiveerd, gesteld dat partijen mondeling anders zijn overeengekomen. Zij heeft ook niet gemotiveerd betwist dat eiser een training on the job heeft gekregen. De inhouding van loonbelasting en premie op het bedrag van € 1.000 is ook een aanwijzing dat [gedaagde] dit bedrag zelf als loon en niet als onkostenvergoeding heeft aangemerkt. Omdat van meet af aan sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst heeft eiser recht op minimumloon. [gedaagde] moet dat loon op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) betalen, ook al zijn partijen een lager loon overeengekomen. De vordering tot nabetaling van minimumloon kan dus op grond van de WMM kan dus worden toegewezen. De kantonrechter hoeft niet te onderzoeken of eiser commercieel is ingezet als tweede piloot of niet. Eiser heeft namelijk niet gevorderd om aan hem het loon te betalen dat een tweede piloot of [functie 1] A320 in dienst van [bedrijfsnaam] verdiende. Hij heeft alleen het minimumloon gevorderd.

Het recht op vakantiebijslag

4.8.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiser over de periode van 7 april 2014 tot en met 31 mei 2018 recht heeft op vakantiebijslag. [gedaagde] heeft in januari 2016 voor het eerst een bedrag voor vakantiegeld uitbetaald. Dat was een bedrag van € 2.271 bruto. Het bedrag is uitbetaald onder de vermelding dat het een nabetaling was voor het vakantiegeld over de periode van 2014 tot en met 31 mei 2015. [gedaagde] heeft in juni 2016 een rond bedrag van € 2000 bruto aan vakantiegeld betaald en in juni 2017 nogmaals een rond bedrag van € 2000 bruto. Pas na het uitbrengen van de dagvaarding, op 7 augustus 2018, heeft [gedaagde] gevolg gegeven aan de sommatie van 1 juni 2018 en een bedrag van € 7.053,30 bruto aan vakantiegeld nabetaald. Dat was iets meer dan het bedrag van € 7.038,23 bruto dat eiser in de sommatie had genoemd en bij dagvaarding had gevorderd.

4.9.

Het geschil gaat vooral over de vraag of [gedaagde] in de nieuwe salarissystematiek een all in loon mag betalen, dat wil zeggen een vast en variabel loon waarin de vakantiebijslag is inbegrepen. Eiser wil met de gevorderde verklaring voor recht bereiken dat [gedaagde] ook in de nieuwe systematiek een extra vergoeding van 8% per jaar blijft betalen voor vakantiegeld.

4.10.

Op grond van artikel 17 van de WMM is de vakantiebijslag jaarlijks in juni opeisbaar, maar kan hiervan schriftelijk worden afgeweken, mits uitbetaling minstens een keer per jaar geschiedt. Met de schriftelijke vastlegging dat het vakantiegeld in de nieuwe systematiek in het salaris is verdisconteerd en maandelijks zal worden uitbetaald is aan die voorwaarde voldaan. Het bedrag van 8% aan vakantietoeslag mag dus onderdeel zijn van een all-in salaris.

4.11.

Voor de beoordeling van de vraag of [gedaagde] kan volstaan met het all-in salaris volgens de nieuwe systematiek is ook de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) van belang. Deze wet bevat namelijk regels omtrent de arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten zoals eiser. Op grond van artikel 8 lid 1 Waadi hebben de ter beschikking gestelde arbeidskrachten recht op ten minste hetzelfde loon en andere vergoedingen als de piloten die werkzaam zijn in loondienst van [bedrijfsnaam] zelf.

4.12.

[gedaagde] heeft gesteld dat de piloten in dienst van [bedrijfsnaam] geen recht hebben op een extra betaling van vakantiegeld omdat in [..] daartoe geen verplichting bestaat. Eiser heeft dit niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Hij heeft een beroep gedaan op een deel van een presentatie van [bedrijfsnaam] over de nieuwe beloningsstructuur. Daaruit blijkt dat vakantiegeld geen onderdeel is van de nieuwe beloning. Daaruit blijkt echter niet dat werknemers naar [..] recht wel aanspraak kunnen maken op een extra betaling voor vakantiegeld. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de piloten in dienst van [bedrijfsnaam] geen additionele vergoeding voor vakantiegeld ontvangen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in de nieuwe salarisstructuur minder verdient dan een vergelijkbare piloot in dienst van [bedrijfsnaam] zelf. Op grond van de Waadi kan de gevorderde verklaring voor recht dus niet worden toegewezen.

Eenzijdige wijziging

4.13.

Eiser is met ingang van 10 augustus 2018 bevorderd tot [functie 3] . Hij heeft op 23 augustus 2018 een wijziging van zijn contract ondertekend waarin de nieuwe functie is vermeld. In die wijziging is ook vermeld dat eiser beloond zal worden overeenkomstig de nieuwe salarissystematiek voor piloten in dienst van [bedrijfsnaam] en dat de vakantiebijslag is inbegrepen in de vermelde bedragen. Met ingang van 10 augustus 2018 heeft hij op grond van de WMM dus geen recht meer op een extra vergoeding voor vakantiebijslag.

4.14.

Eiser heeft de gevorderde verklaring voor recht ook gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] de overeenkomst eenzijdig heeft gewijzigd. Ook dat betoog faalt. Eiser heeft immers ingestemd met zijn nieuwe arbeidsvoorwaarden. [gedaagde] heeft hem voor de periode van april 2018 tot 10 augustus 2018 de keuze geboden om op de oude wijze verloond te blijven. Van die keuze heeft hij gebruik gemaakt. Eiser verwijt [gedaagde] vooral dat de piloten met een contract naar Nederlands recht minder profiteren van de nieuwe salarissystematiek van [bedrijfsnaam] dan piloten met een contract naar een ander recht. De kantonrechter realiseert zich dat eiser liever meer zou hebben geprofiteerd. Er is echter geen rechtsregel die [gedaagde] verplicht om aan de piloten die zij ter beschikking stelt meer salaris te betalen dan [bedrijfsnaam] aan haar eigen piloten betaalt. De gevorderde verklaring voor recht kan dus niet worden toegewezen.

Training bond

4.15.

Eiser stelt dat [gedaagde] aan hem het volledige bedrag moet terugbetalen dat zij heeft ingehouden op zijn salaris voor de kosten van de training. Eiser betwist namelijk dat [gedaagde] kosten voor die training heeft moeten maken. Volgens eiser heeft [bedrijfsnaam] die kosten volledig voor haar rekening genomen omdat eiser meer dan 36 maanden in dienst is gebleven. Dat blijkt volgens eiser uit de tekst van artikel 2 van de bijlage bij het Agreement. [gedaagde] voert als verweer dat partijen mondeling en schriftelijk zijn overeengekomen dat eiser een bedrag van € 15.000 zelf zou moeten betalen. Zij stelt dat juist deze afspraak uit de tekst van de overeenkomst tussen partijen blijkt. Zij stelt verder dat partijen ook steeds de bedoeling hebben gehad dat eiser de helft van de kosten voor de training zelf zou betalen. Volgens [gedaagde] is de periode van 36 maanden alleen van belang voor de aanspraak op een bonus. Zij stelt dat eiser door die volledige periode uit te dienen een bonus heeft verdiend van de helft van het bedrag aan studiekosten dat hij voor eigen rekening diende te nemen. Dat is een bonus van € 7.500 bruto. Die bonus stelt [gedaagde] te hebben betaald met het netto bedrag van € 4.875 tegelijk met het salaris over september 2017.

4.16.

De kantonrechter oordeelt het standpunt van eiser over de betekenis van artikel 2 en volgende van de bijlage juist. In artikel 1 staat dat de bijlage van kracht blijft gedurende drie jaar (of 36 maanden). In artikel 2 staat het volgende:

“Parties hereby unanimously agree that the Airline shall bear full amount (Euro 30.000) paid, provided the Trainee completes the Course, obtains the A320 type-rated pilot license, and in possesion of all the necessary licenses is rendering services through [gedaagde] to the Airline or its branch offices and affiliated companies at least for the period defined in Article 3 herein (…).”

Hieruit blijkt dat [bedrijfsnaam] de kosten van de training volledig voor haar rekening neemt als eiser gedurende 3 jaar (36 maanden) in dienst blijft en de benodigde licenties verwerft. [gedaagde] heeft niet betwist dat eiser aan de voorwaarden van artikel 2 heeft voldaan. [gedaagde] heeft mogelijk een beroep willen doen op de tekst van artikel 4 van de bijlage. In dat artikel staan bijzondere bepalingen over de verplichting tot terugbetaling van trainingskosten voor het geval de overeenkomst vóór het verstrijken van 15 maanden of vóór het verstrijken van 36 maanden door opzegging zou eindigen. Die bepalingen zijn echter niet van toepassing omdat eiser de volle periode heeft uitgediend. Onderaan de bijlage staat ook een naschrift. Op grond van dat naschrift mocht [gedaagde] vanaf 27 augustus 2014 een bedrag van € 15.000 voor trainingskosten inhouden op het loon in vijftien maandelijkse termijnen. In dat naschrift staat echter niet dat [bedrijfsnaam] slechts de helft van de kosten voor haar rekening neemt indien eiser de volledige periode van 36 maanden in dienst blijft. In het naschrift staat ook niet dat eiser maar de helft van het bedrag van € 15.000 kan terugkrijgen.

4.17.

De stelling van [gedaagde] dat partijen een bonus van € 7.500 zijn overeengekomen indien eiser 36 maanden in dienst zou blijven vindt geen enkele steun in de tekst van het Agreement of de bijlage. Daarin komt een bonus helemaal niet voor en wordt ook het bedrag van € 7.500 nergens genoemd. [gedaagde] heeft met het loon over september 2017 ook geen betaling gedaan onder de vermelding van “bonus” maar een betaling onder de vermelding van “Bond Return”.

4.18.

[gedaagde] heeft voor de onderbouwing van haar verweer dat eiser een deel van de trainingskosten zelf moet betalen nog een beroep gedaan op een verklaring van een andere piloot over de bondconstructie van [bedrijfsnaam] . En zij heeft een voorbeeld overgelegd van een bondconstructie van een zzp-piloot. Die stukken zijn niet relevant voor de vaststelling van hetgeen partijen overeen zijn gekomen. Eiser mocht afgaan op de tekst van de documenten die hij zelf heeft ondertekend. [gedaagde] heeft ook een beroep gedaan op de wijziging van de arbeidsovereenkomst in verband met de promotie tot [functie 2] . Die wijziging hield echter geen wijziging van het document over de trainingskosten in..

4.19.

Ter zitting heeft [gedaagde] ook nog aangevoerd dat eiser zijn recht op teruggave van de ‘bond’ heeft verwerkt omdat hij te laat heeft geklaagd over een gebrek in de prestatie (artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek). De kantonrechter verwerpt dit beroep op rechtsverwerking. [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij het gehele ingehouden bedrag heeft terugbetaald. De plicht om te klagen over een gebrekkige prestatie is dus niet aan de orde.

4.20.

Op grond van de tekst van de overeenkomst aanvaardt de kantonrechter de stelling van eiser dat [bedrijfsnaam] de volledige trainingskosten voor haar rekening heeft genomen als juist. Dat betekent dat het verweer van [gedaagde] dat zij € 15.000 aan trainingskosten heeft moeten maken voor de opleiding van eiser faalt. [gedaagde] zal dus alsnog het volledig ingehouden bedrag voor trainingskosten aan eiser moeten terugbetalen.

Wettelijke verhoging en wettelijke rente

4.21.

Eiser heeft de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente gevorderd over de te laat betaalde bedragen voor ten onrechte ingehouden loon en vakantiebijslag. [gedaagde] heeft gevraagd de wettelijke verhoging en de wettelijke rente te matigen tot nihil. Als grond voor haar beroep op matiging heeft zij aangevoerd dat eiser pas bij brief van 1 juni 2018 heeft gevraagd om betaling van diverse posten. Volgens [gedaagde] is bij haar geen sprake geweest van onwil om te betalen. Eiser heeft betwist dat hij niet eerder om betaling heeft gevraagd. De kantonrechter kan in het midden laten wanneer eiser voor het eerst om een nabetaling heeft gevraagd. Het staat namelijk vast dat (veel) te laat is betaald en dat [gedaagde] daarvoor geen goede reden had. [gedaagde] had namelijk uit zichzelf de verschuldigde bedragen voor minimumloon, vakantiegeld en teruggave trainingskosten moeten uitrekenen en tijdig en volledig moeten betalen.

4.22.

[gedaagde] heeft niet aangevoerd dat zij het vakantiegeld te laat heeft betaald door onduidelijkheid over de keuze die eiser wilde maken voor de oude of de nieuwe beloningssystematiek van [bedrijfsnaam] . Dat zou haar ook niet geholpen hebben. De vakantiebijslag die is opgebouwd in de maanden april en mei 2018 is namelijk maar een klein onderdeel (ongeveer € 670) van het totale bedrag dat nabetaald moest worden.

De gemaakte kosten in en buiten rechte

4.23.

Eiser wordt grotendeels in het gelijk gesteld. Gedaagde zal daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden begroot op de wijze als bepaald in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering . Dat betekent dat de kantonrechter het zogenoemde liquidatietarief zal toepassen. De artikelen geven eiser geen recht op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten voor zover die het tarief te boven gaan. De achtergrond van het tarief is het belang van de toegang tot de rechter. De vrees voor een hoge proceskostenveroordeling zou partijen er van kunnen weerhouden hun standpunt aan de rechter voor te leggen. Eiser heeft niet onderbouwd dat in dit geval sprake is van buitengewone omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat [gedaagde] toch de werkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand zou moeten vergoeden. Daarom worden de proceskosten volgens de normale regels begroot op € 98,01 voor dagvaarding, € 972 voor griffierecht en € 960 voor salaris gemachtigde (2 punten x € 480). Een veroordeling in de nakosten is niet nodig omdat de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

4.24.

Alleen het gevorderde bedrag van € 1.020,01 is als niet weersproken voor toewijzing vatbaar voor buitengerechtelijke incassokosten.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan eiser tegen bewijs van kwijting te betalen:

een bedrag van € 3.519,12 aan wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 augustus 2018 tot de voldoening;

een bedrag van € 14.795 bruto minus € 4.875 netto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2018 tot de voldoening;

een bedrag van € 2.668 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 1.334 bruto en de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2018 tot de voldoening;

een bedrag van € 1.020,01 voor buitengerechtelijke incassokosten;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiser tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.030,01 waarin begrepen € 960 aan salaris gemachtigde;

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 8 mei 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature