U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij het telen van hennep in haar woning. Overschrijden red. termijn.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/652701-16 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 31 juli 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres 1] , [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: in de periode van 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 in [woonplaats] gelegenheid heeft gegeven, dan wel behulpzaam is geweest aaneen onbekend gebleven ander of anderen, door een pand aan de [adres 2] beschikbaar te stellen, waardoor die andere(n) in voornoemd pand opzettelijk 92 hennepplanten heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad;

feit 2: in de periode van 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 in [woonplaats] door haar woning beschikbaar te stellen, behulpzaam is geweest aan de diefstal van elektriciteit van [bedrijf] B.V. door middel van braak of verbreking;

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft zij zich met betrekking tot een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

4.3.1.1 Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig is aan de diefstal van stroom in haar woning aan de [adres 2] . Zij voert hiertoe aan dat verdachte als hoofdbewoner zich bewust is geweest van de aanpassingen die zijn gedaan aan haar elektriciteitsmeter, zoals de wijze waarop de elektriciteit is aangelegd en de zegel van de meterkast is verbroken. Voor zover verdachte dit niet bewust heeft waargenomen, is het een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt vergezeld wordt door de diefstal van elektriciteit. Daarnaast stelt de officier van justitie dat verdachte heeft bekend dat zij de in haar woning aanwezige hennepkwekerij heeft waargenomen, inclusief de grote lampen die werden gebruikt. Zij had derhalve kunnen en moeten concluderen dat de apparatuur gebruikt ten behoeve van het telen van de hennep meer elektriciteit benodigde dan werd gefactureerd.

4.3.1.2 Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de diefstal van stroom nu zij geen wetenschap had van de diefstal en dit ook niet behoefde te weten. Het vereiste van voorwaardelijke opzet ontbreekt bij verdachte. Uit een recente uitspraak van de rechtbank volgt dat het enkele feit dat een verdachte bekend is met een hennepplantage in de woning, niet met zich meebrengt dat die persoon ook bekend is geweest met de diefstal van stroom ten behoeve van deze plantage. De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de diefstal van stroom.

4.3.1.3 Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De verklaring van verdachte dat zij geen weet had van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Voorts geldt dat het feit dat verdachte wist dat er een hennepkwekerij in haar pand aanwezig was dit niet anders maakt, nu bij hennepkwekerijen niet per definitie stroom op illegale wijze wordt weggenomen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 2 ten laste gelegde medeplichtigheid aan de diefstal van stroom.

4.3.2

De bewijsmiddelen

Feit 1

Verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 30 september 2014;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juli 2018.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

een of meer onbekend gebleven personen op meer tijdstip(pen) in de periode 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 te [woonplaats] , met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld, in een pand aan de [adres 2] , een hoeveelheid van 92 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

bij het plegen van welk misdrijf verdachte op meer tijdstippen in de periode 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 te [woonplaats] , meermalen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte

te veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 1.200,- waarvan een gedeelte van €800,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het eind van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis expliciet aangegeven rekening te hebben gehouden met de inmiddels verstreken tijd.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten een geldboete van € 1.000,- euro als uitgangspunt heeft te gelden, met dien verstande dat hierop ongeveer een derde in mindering moet worden gebracht nu het gaat om de medeplichtigheidsvariant.

Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er sprake is van schending van de redelijke termijn ex artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deze termijn is aangevangen op 4 juli 2014 bij het eerste verhoor van verdachte en er is geen enkele reden, gelet op de aard en omvang van de zaak, waarom de zaak nu pas wordt behandeld. Ook heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder voor de rechter is verschenen, en zij derhalve geldt als een first offender. Voorts heeft de raadsvrouw geconcludeerd dat voor verdachte dit incident grote gevolgen heeft gehad, en daarnaast dat verdachte haar verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen is gebeurd en spijt heeft getoond. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen ter hoogte van €500,- euro met een proeftijd van 1 jaar.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij het telen van hennep in haar woning door anderen door haar woning ter beschikking te stellen voor de teelt van deze hennep.

Het telen van hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade aan de maatschappij oplevert. Hennep is immers een stof die verslavend werkt en bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Ook is deze teelt noodzakelijk om de illegale handel in softdrugs mogelijk te maken, hetgeen diverse andere vormen van criminaliteit met zich brengt.

Uit het strafblad van 18 juni 2018 is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegenomen.

In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft volledige openheid van zaken gegeven en op zitting laten blijken het laakbare van haar handelen in te zien.

De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor straftoemeting. In deze oriëntatiepunten wordt bij een hennepkwekerij van deze grootte in een woning voor een zogenaamde first offender een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 1.000,- euro genoemd.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij de afhandeling van deze zaak de redelijke termijn is overschreden. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.

De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 4 juli 2014, te weten op de datum van het eerste verhoor van verdachte. Nu het vonnis op de datum van 31 juli 2018 is gewezen is de hierboven genoemde termijn met ruim 2 jaar overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding zal moeten worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf.

In voornoemde aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding te kiezen voor de strafmodaliteit van een geheel voorwaardelijke geldboete, terwijl zonder de overschrijding een (deels) onvoorwaardelijke geldboete zou worden opgelegd.

Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,- euro, met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden. De opgelegde straf is lager dan de strafeis zoals deze is gevorderd door de officier van justitie, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie concludeert dat verdachte voor feit 2 dient te worden vrijgesproken.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 en 11 van de Opiumwet zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van € 500,- euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen;

- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van één (1) jaar vast;

- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en A.G. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2018.

mr. A.G. Bakker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1.

een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 te [woonplaats] , althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 92, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

tot en/of bij het plegen van welk(e misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 mei 2014 tot en met 15 juni 2014 te [woonplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;

(art. 3 onder B/C, 11 Opiumwet en art. 48 Wetboek van Strafrecht)

2.

een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 17 november 2013 tot en met 15 juni 2014 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk haar woning/pand ter beschikking te stellen voor die diefstal;

(art. 310, 311 Wetboek van Strafrecht)

Onder verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, 13 februari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:791.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2014156347, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 59. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] d.d. 30 september 2014, pag. 6 t/m 10.

Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 juli 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature