U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Overeenkomst van geldlening in de familiesfeer. Verjaring.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

handelskamer

locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/368929 / HL ZA 14-149

Vonnis van 11 maart 2015

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. N.Y. Wong te Amsterdam

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. S.I.P. Schouten te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 22 oktober 2014

de akte van [eiseres] met producties

het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2015

de brieven van (de advocaten van) beide partijen van 10 februari 2015.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn de (stief)vader en moeder van [eiseres] .

2.2.

[eiseres] heeft in november 2001 in het kader van een (tweede) hypothecaire geldlening van de ING ontvangen een bedrag van (omgerekend) € 67.159,47. Zij heeft dit bedrag vervolgens overgemaakt aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Deze hypothecaire geldlening is door [eiseres] afgelost aan de bank op 1 juni 2005. Voorts heeft [eiseres] in november 2001 uit een doorlopend krediet bij de ING (omgerekend) € 13.613,00 overgemaakt aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Dit doorlopend krediet is per 20 augustus 2003 door [eiseres] aan de bank afgelost.

2.3.

Op een handgeschreven notitie van [gedaagde sub 1] , gedateerd 1 november 2001, staat vermeld:

“Mallorca

2e hypotheek 148.000 € 67.159,47

maandelijkse kosten premie + rente: 580,-

-/- belastingvoordeel: 200,-

----

380,-

iedere keer als hypotheek termijn wordt afgeschreven neemt [voornaam eiseres] hetzelfde

bedrag op direkt

bij voorkeur uit het fooienblik

hypotheek dient uiterlijk 1/11 2002 te zijn ingelost te beginnen bij NRW Cup”

Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde sub 1] desgevraagd verklaard dat de N(ord)R(hein)W(estfalen) Cup een door hem jaarlijks georganiseerd evenement is.

2.4.

Op een handgeschreven notitie van [gedaagde sub 1] staat vermeld:

“Stand per 1/1 2002:

Aan [voornaam eiseres] te betalen fl. 36.524,=

incl. alles! € 16.573,86

Vanaf 1/1 2002 te vermeerderen met de maandelijkse rente op krediet van ca.

fl. 220,= p/mnd.”

2.5.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben september 2005 € 12.000,00 aan [eiseres] betaald.

2.6.

Op een handgeschreven notitie van [gedaagde sub 1] , gedateerd 14 oktober 2008, staat vermeld:

“[voornaam eiseres]

2e hypotheek [straatnaam] : 53.663,- (fl. 118.258,-)

Krediet Postbank 13.613,- (fl. 30.000,-)

----------

Totaal meebetaald aan [...] 67.276,-

Afgelost sept. 2005 12.000,-

(bij verkoop [straatnaam] )

----------

Nog te betalen 55.176,-”

Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] desgevraagd verklaard dat de afkorting [...] staat voor [...] , het huis van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op Mallorca.

2.7.

Bij e-mail van 25 maart 2010 heeft de echtgenoot van [eiseres] aan [gedaagde sub 1] -onder meer- geschreven dat [eiseres] (privé) een vordering heeft van € 116.236,13, exclusief rente en kosten vanaf maart 2006 en dat zij deze vordering, met een voorrangsregeling, in een notariële akte opgenomen wil hebben. Hierop heeft [gedaagde sub 1] geantwoord, bij e-mail van dezelfde datum:

“(…) Over de vordering van [voornaam eiseres] heb ik een andere vraag, hoe kom je in godsnaam aan

een vordering van ruim 116 duizend euro? De inbreng van [voornaam eiseres] is ooit geweest 53.663,-

(Hfl. 118.258) afkomstig uit 2e hypotheek [straatnaam] en 13.613 (Hfl. 30.000) afkomstig uit

krediet postbank. In totaal 67.276,-. Hierop is in september 2005 een bedrag van 12.000

ineens afgelost, waardoor daarmee het uitstaande bedrag op 55.276 is gekomen. De door

jou aangegeven som is meer dan twee keer zo veel???

Ons leven ligt al op straat en we hebben al heel veel met de billen bloot gemoeten, wij

vinden het echt vervelend als het kleine familiegeheim van ons met [voornaam eiseres] nu ook bij die

gestropdaste struikrovers op tafel ligt. Spanje is iets wat nooit ergens in wat voor zakelijk

iets genoemd zou moeten worden, slechts onderling in de familie. (…)”

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 55.159,47 (lening 1) alsmede

€ 13.613,00 (lening 2), vermeerderd met rente en kosten.

3.2.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

bevoegdheid 4.1.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de rechtbank verzocht zich ambtshalve uit te laten over haar bevoegdheid, nu zij in Spanje woonachtig zijn.

4.2.

De rechtbank constateert dat de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-verordening) materieel toepasselijk is op grond van de preambule en artikel 1 van de ze verordening. De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel in artikel 2 lid 1 EEX-verordening [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in beginsel voor het gerecht van hun woonplaats in Spanje opgeroepen dienen te worden, indien en voor zover van die woonplaats moet worden uitgegaan.

4.3.

Het vorenstaande laat onverlet dat de Nederlandse rechter bevoegd kan zijn op basis van één van de alternatieve bevoegdheidsregels van de EEX-verordening. In navolging van het arrest van het HvJ EG van 4 maart 1982, NJ 1983, 508 (Effer / Kantner) gaat de rechtbank voor de beantwoording van de bevoegdheidsvraag uit van de stelling van [eiseres] dat sprake is van overeenkomsten van geldlening. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dat ten aanzien van één van de gestelde overeenkomsten (lening 1) ook niet betwist en hun betwisting van de andere overeenkomst (lening 2) komt pas in de hoofdzaak voor de alsdan bevoegde rechter aan de orde. Nu [eiseres] overeenkomsten van geldlening aan haar vordering ten grondslag legt, dient de alternatieve bevoegdheid gevonden te worden aan de hand van artikel 5 lid 1 sub a EEX-verordening: alternatief bevoegd is het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De verbintenis die aan de onderhavige eis ten grondslag ligt is de terugbetaling van de door [eiseres] gestelde geldleningen.

4.4.

Om de plaats te bepalen waar de voornoemde verbintenis dient te worden uitgevoerd, dient allereerst te worden beoordeeld wat het toepasselijke recht is dat volgens het internationaal privaatrecht van de aangezochte rechter (in dit geval de Nederlandse rechter) op de onderhavige overeenkomst van toepassing is (vergelijk HvJ EG 6 oktober 1976, NJ 1977, 169 (Tessili / Dunlop)). Het toepasselijke recht moet, nu de gestelde overeenkomst in 2001 tot stand zijn gekomen, worden vastgesteld aan de hand van het (Europees) Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: EVO). Volgens artikel 4 lid 2 EVO is de overeenkomst het nauwst verbonden met het land van de partij die de voor de overeenkomst kenmerkende prestatie moet verrichten. De kenmerkende prestatie bij een geldlening wordt geleverd door degene die het geld uitleent. Nu [eiseres] als uitlener in Nederland woonachtig is, is Nederlands recht van toepassing op de overeenkomst van geldlening.

4.5.

Zoals [eiseres] terecht heeft opgemerkt dient de terugbetaling van de door haar gestelde geldleningen conform artikel 6:116 lid 1 BW te geschieden aan haar woonplaats in [woonplaats] . Dat betekent dat op grond van artikel 5 lid 1 sub a EEX-Verordening de onderhavige rechtbank bevoegd is van de vordering van [eiseres] kennis te nemen.

verjaring

4.6.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat de vorderingen van [eiseres] , die zij ook inhoudelijk betwisten, verjaard zijn. Zij hebben er in dit kader op gewezen dat de notitie van [gedaagde sub 1] uit oktober 2005 de verjaring niet heeft gestuit, omdat deze notitie geen betrekking had op de financiële relatie tussen [eiseres] enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds, maar enkel zag op de financiële relatie van [eiseres] met haar bank. De rechtbank volgt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet in dit standpunt. Zoals [eiseres] terecht naar voren heeft gebracht, had zij in oktober 2008 geen (tweede) hypotheek meer, deze was afgelost op 1 juni 2005, en ook geen doorlopend krediet meer, deze was afgelost op 20 augustus 2003. De notitie kan dan ook niet zien op haar relatie met haar bank, omdat die relatie toen al niet meer (op die manier) bestond. Bovendien vermeldt de notitie dat [eiseres] in totaal heeft meebetaald aan [...] (het huis van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op Mallorca) € 67.276,00 en dat is afgelost € 12.000,00, zodat ‘nog te betalen’ resteert het bedrag van € 55.176,00. Ter comparitie heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat met de aflossing van € 12.000,00 wordt bedoeld de door hem en [gedaagde sub 2] gedane betaling. Hieruit volgt dat met de zinsnede ‘nog te betalen € 55.176,00’ bedoeld moet zijn dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat bedrag nog dienden te betalen aan [eiseres] . Dit geldt te meer nu [gedaagde sub 1] in zijn e-mail van 25 maart 2010 zich in precies dezelfde bewoordingen uitlaat als hij de ‘inbreng’ van en het ‘uitstaande bedrag’ aan [eiseres] berekent. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de hier besproken notitie de financiële verhouding tussen partijen betreft en in die zin geldt als erkenning door [gedaagde sub 1] van de schuld aan [eiseres] . Overeenkomstig artikel 3:318 BW is door deze erkenning de verjaring gestuit. Hetzelfde geldt voor de e-mail van 25 maart 2010 van de echtgenoot van [eiseres] aan [gedaagde sub 1] . In deze e-mail behoudt [eiseres] zich nadrukkelijk haar recht op nakoming, te weten terugbetaling van het geleende bedrag, voor, hetgeen overeenkomstig artikel 3:317 lid 1 BW ook de verjaring stuit. De omstandigheid dat deze

e-mail niet door [eiseres] zelf, maar door haar echtgenoot is verzonden, maakt dit niet anders, nu gesteld noch gebleken is dat de inhoud van deze e-mail niet een

-voldoende duidelijke- waarschuwing aan [gedaagde sub 1] is geweest, dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door [eiseres] ingestelde vordering kan verweren. Het vorenstaande betekent dat de vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] niet zijn verjaard. Nu niet is gebleken dat ook stuitingshandelingen jegens [gedaagde sub 2] zijn verricht, is haar vordering jegens [gedaagde sub 2] wel verjaard. Hetzelfde geldt ten aanzien van de jegens haar gevorderde rente, nu deze gegrond is op de stelling dat de geldlening niet (tijdig) is terugbetaald. In zoverre is [eiseres] dan ook niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] .

hoofdelijkheid

4.7.

Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet hebben betwist, zoals [eiseres] heeft gesteld, dat [gedaagde sub 1] hoofdelijk verbonden is ten aanzien van de gevorderde (terug)betalingen, zal de rechtbank hierna van die hoofdelijkheid uitgaan.

lening 1

4.8.

[eiseres] grondt haar vordering ten aanzien van lening 1 op de stelling dat zij in november 2001 € 67.159,47 (in guldens) aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft geleend, onder de afspraak dat zij dit bedrag voor 1 november 2002 aan haar terugbetalen en dat zij de door [eiseres] aan de bank verschuldigde maandelijkse rente van (fl. 580,00 minus fl. 200,00 =) fl. 380,00 (€ 172,43) voldoen. Volgens [eiseres] hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van deze lening € 12.000,00 terugbetaald,

4.9.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet betwist dat zij in november 2001 € 67.159,47 heeft ontvangen van [eiseres] en dat zij

€ 12.000,00 hebben terugbetaald. Dit staat dan ook in de onderhavige procedure vast. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben evenmin betwist dat bij het aangaan van de lening de afspraak is gemaakt dat het geleende bedrag binnen een jaar, dus uiterlijk voor 1 november 2012, zou zijn terugbetaald en dat zij rente zouden betalen aan [eiseres] . Weliswaar heeft [gedaagde sub 1] tijdens de comparitie van partijen verklaard, dat naderhand ‘nadere afspraken’ zijn gemaakt omtrent de terugbetaling, maar dit is betwist door [eiseres] en niet nader onderbouwd door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat en de afspraken over terugbetaling voor 1 november 2012 met rente als vaststaand aanneemt.

4.10.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld, dat een deel van het ontvangen bedrag van € 67.159,47, te weten € 39.000,00 plus € 13.613,00, geen lening was van [eiseres] aan hen maar een terugbetaling door haar aan hen. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hadden zij aan [eiseres] geld voorgeschoten ten behoeve van de verbouwing van haar woning aan [straatnaam] te [woonplaats]

(€ 39.000,00) en het -voorafgaand aan het afsluiten van de eerder genoemde tweede hypotheek- aflossen van haar doorlopend krediet bij de ING (€ 13.613,00). [eiseres] heeft deze stelling betwist.

4.11.

Tijdens de comparitie van partijen hebben zowel [eiseres] als [gedaagde sub 1] verklaard dat zij in de loop der tijd meermalen over hun onderlinge financiële situatie hebben gesproken en dat [gedaagde sub 1] in dit kader handgeschreven notities heeft gemaakt. Bij dagvaarding zijn dergelijke notities overgelegd (producties 3, 4 en 6). Op geen van deze notities is aangegeven dat van het ontvangen bedrag van € 67.159,47 moet worden afgetrokken € 39.000,00 plus € 13.613,00. Anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld, kan zulks ook niet worden afgeleid uit de notitie ‘Stand per 1/1 2002’. In die notitie staat weliswaar als totaal (‘incl alles’) aan [voornaam eiseres] [ [eiseres] ] te betalen het bedrag van € 16.573,86, maar, zoals [eiseres] terecht heeft aangevoerd, gelet op de verdere inhoud van deze notitie (‘rente op krediet’), hadden partijen hierbij zicht op de stand van de schuld uit het doorlopend krediet van [eiseres] . Dit blijkt te meer, nu [gedaagde sub 1] in zijn notitie van 14 oktober 2008 en in zijn e-mail van 25 maart 2010 zelf steeds onderscheid maakt tussen de door [eiseres] betaalde bedragen uit tweede hypotheek en uit doorlopend krediet. Ook in die notitie en e-mail vindt geen aftrek plaats van € 39.000,00 plus € 13.613,00.

4.12.

Het vorenstaande betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet hebben kunnen onderbouwen dat van het door [eiseres] aan hen geleende bedrag van € 67.159,47, naast hun aflossing van € 12.000,00, ook nog € 39.000,00 plus

€ 13.613,00 dient te worden afgetrokken. Conclusie is dan ook dat van de hier besproken lening nog € 55.159,47 dient te worden terugbetaald.

4.13.

Ten aanzien van de verschuldigde rente staat vast dat is overeengekomen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een rente zouden betalen van fl. 380,00 (€172,43) per maand. Weliswaar heeft [eiseres] gesteld dat zij hierbij per vergissing in mindering heeft gebracht fl. 200,00 aan fiscale aftrek, die zij echter niet ontving, maar dat maakt nog niet dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om die reden gehouden zijn een hoger bedrag aan rente aan haar te betalen. De gevorderde overeengekomen rente is overigens niet betwist en wordt toegewezen van 1 december 2001 tot 1 juni 2006, de datum waarop [eiseres] deze hypothecaire lening heeft afgelost, daarna wordt de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen.

lening 2

4.14.

[eiseres] grondt dit deel van haar vordering op de stelling dat zij in 2001, naast het hiervoor genoemde bedrag, ook nog een doorlopend krediet ten bedrage van € 13.613,00 is aangegaan met ING en ook dat bedrag aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft uitgeleend. Volgens [eiseres] is daarbij afgesproken dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan rente over dit bedrag iedere maand

fl. 220,00 (€ 99,84) aan haar betalen. Volgens [eiseres] hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het bedrag niet terugbetaald en ook geen rente betaald.

4.15.

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben betwist dat zij deze lening met [eiseres] zijn aangegaan. Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zij het genoemde bedrag ontvangen als terugbetaling van een eerdere lening van hen aan [eiseres] , waarmee zij haar doorlopend krediet bij ING heeft afgelost. Zonder deze aflossing kon [eiseres] immers geen tweede hypotheek afsluiten.

4.16.

[eiseres] heeft haar stelling onderbouwd met de hiervoor reeds besproken, door [gedaagde sub 1] opgemaakte, notities en zijn e-mail van 25 maart 2010. In deze notities en e-mail heeft [gedaagde sub 1] als inbreng van [eiseres] of als meebetaald door [eiseres] , naast het hiervoor besproken bedrag uit de tweede hypotheek, ook opgenomen een bedrag uit het door [eiseres] aangehouden doorlopend krediet van de ING. De rechtbank kan [gedaagde sub 1] niet volgen in zijn stelling dat de betaling door [eiseres] uit het doorlopend krediet aan hem een terugbetaling van een eerder verschafte lening was, nu in dat geval niet kan worden verklaard waarom hij die betaling heeft opgenomen in vorenbedoelde notities en e-mail onder de noemer ‘inbreng’ van of ‘meebetaald’ door [eiseres] .

4.17.

Het vorenstaande betekent dat ook het door [eiseres] betaalde bedrag uit haar doorlopend krediet van € 13.613,00 als lening aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft te gelden. Alhoewel [eiseres] de tussen partijen bestaande overeenkomst van geldlening niet uitdrukkelijk heeft opgezegd, kan uit de dagvaarding voldoende worden afgeleid dat zij die overeenkomst (in ieder geval) op dat moment opzegt en dient het geleende bedrag dan ook te worden terugbetaald.

4.18.

Ten aanzien van rente over deze lening heeft [eiseres] ter comparitie verklaard, dat de afspraak is gemaakt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de rente zouden betalen die zij aan de bank verschuldigd was, te weten

fl. 220,00 (€ 99,84) per maand. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben deze stelling niet afzonderlijk betwist. De gevorderde overeengekomen rente wordt toegewezen van 1 december 2001 tot 20 augustus 2003, de datum waarop [eiseres] het doorlopend krediet heeft afgelost, daarna wordt de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen.

proceskosten

4.19.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten, de buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten worden gecompenseerd, in die zin dat alle partijen de eigen kosten dragen.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 55.159,47 (vijfenvijftigduizend éénhonderdnegenenvijftig euro en zevenenveertig eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente van € 172,43 per maand van 1 december 2001 tot 1 juni 2006 en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 55.159,47 van 1 juni 2006 tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.613,00 (dertienduizend zeshonderddertien euro), vermeerderd met de overeengekomen rente van € 99,84 per maand van 1 november 2001 tot 20 augustus 2003 en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 13.613,00 van 20 augustus 2003 tot de dag van volledige betaling,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [gedaagde sub 2] ,

5.5.

compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.P. de Ridder en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2015


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature