U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

valsheid in geschrift en witwassen, al dan niet gepleegd als deelnemer aan een criminele organisatie

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 07/662262-11 (P)

vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 februari 2015

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren [1964] te Distrikt [geboorteplaats] (Suriname),

wonende te [adres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Behandelingen van deze zaak hebben plaatsgevonden op 16 en 29 maart 2012,

4 en 6 juli 2012, 6 en 26 november 2012, 26 maart 2013, 9 april 2013,

9 en 12 september 2013, 11, 12, 19 en 20 november 2013, 19 december 2013,

20 maart 2014 en 10 april 2014.

Het onderzoek ter terechtzitting is (opnieuw) aangevangen op 17 november 2014 en heeft vervolgens plaatsgevonden op de openbare terechtzittingen van 18 en 20 november 2014,

1 december 2014 en 2 februari 2015.

De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van

1 december 2014, waarbij de officier van justitie en de raadsman, mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;

feit 2: samen met een ander een woning aan de [adres] te [plaatsnaam], een hypothecaire geldlening van € 176.000,00, een geldbedrag van € 14.939,92 en geldbedragen die als salaris werden gestort op bankrekeningen van derden heeft witgewassen;

feit 3: samen met een ander valsheid in geschrift heeft gepleegd;

feit 4: samen met een ander van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van

€ 49.555,00 een gewoonte heeft gemaakt.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

[adres] – valsheid in geschrift (feit 3)

Medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) heeft op 1 februari 2008 de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] gekocht. Ten behoeve van de financiering heeft zij op 28 april 2008 een aanvraag voor een hypotheek ingediend bij MNF bank N.V. Op deze hypotheekaanvraag staat vermeld dat [medeverdachte] werkzaam is bij het bedrijf Correct Belasting & Adm Services. Dit is een eenmanszaak die wordt gedreven voor rekening van [verdachte](verder: verdachte). Van het hypotheekdossier maken tevens een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie deel uit. Volgens de gegevens op deze werkgeversverklaring en salarisspecificatie zou [medeverdachte] als belastingconsulente sinds

1 augustus 2007 in loondienst zijn bij Correct Belasting & Adm Services, gevestigd aan de [adres] in [plaatsnaam], tegen een bruto jaarsalaris van € 31.882,56. Het netto maandsalaris in de maand maart 2008 bedroeg € 1.749,65. Deze werkgeversverklaring is ondertekend door verdachte. Verdachte heeft bovendien de salarisspecificatie opgemaakt.

[medeverdachte] heeft haar salarisstrook en jaaropgave samen met een kopie van haar paspoort aan haar partner, medeverdachte [medeverdachte 2] (verder:[medeverdachte 2]) – destijds werkzaam als hypotheekadviseur – overhandigd.[medeverdachte 2] heeft vervolgens een werkgeversverklaring en een loonstrook geregeld van een administratiekantoor aan de [adres] in [plaatsnaam].

Uit gegevens van de belastingdienst is niet gebleken van een dienstverband van [medeverdachte] bij Correct Belasting & Adm Services.

Volgens verdachte is er nooit iemand in dienst geweest bij Correct Belasting & Administratie Services; dit is een “fake” bedrijf. Verdachte heeft valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties opgemaakt op basis van gegevens die hem door anderen, zoals [medeverdachte 2] of [A] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] of [A]), werden aangeleverd. Zij kwamen met alle gegevens en die moest verdachte letterlijk overnemen in zijn salarisprogramma’s. Zij gaven hem gegevens van klanten voor wie zij een hypotheek moesten regelen. Het ging dan altijd om een combinatie van valse werkgeversverklaringen met valse salarisstroken, waarvan verdachte er tien tot twintig heeft opgemaakt. Verdachte wist dat deze stukken zouden worden gebruikt voor het aanvragen van hypotheken.

Medeplegen

Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor omschreven rol van verdachte bij het opmaken van de valse salarisspecificatie en werkgeversverklaring kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Verdachte beschikte over een bedrijf ten aanzien waarvan bij hem de bereidheid bestond om het te gebruiken als dekmantelfirma. Op basis van gegevens die door anderen werden aangeleverd heeft verdachte, naar eigen zeggen, in tien tot twintig gevallen salarisspecificaties en werkgeversverklaringen valselijk opgemaakt. Verdachte wist dat dit was bedoeld voor het aanvragen van hypotheken. Dit samenstel van gedragingen van verdachte laat zich dan ook bij uitstek omschrijven als een wezenlijke bijdrage aan het misdrijf van valsheid in geschrift die verder gaat dan het enkele bevorderen of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.

[adres] – witwassen van de woning en € 176.000,00 (feit 2)

[medeverdachte] heeft op 4 juni 2008 een hypotheek verkregen van MNF bank N.V. ten behoeve van de financiering van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam]. Deze hypotheek is verstrekt (mede) op basis van de valse gegevens op de werkgeversverklaring en salarisspecificatie die door verdachte zijn opgemaakt.

Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich door aldus te handelen tevens heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de woning aan de [adres] en de (op basis van valse stukken verstrekte) hypothecaire geldlening van € 176.000,00.

De rechtbank overweegt dat het aandeel van verdachte bij dit misdrijf niet van een vergelijkbare betekenis en zwaarte is als dat van zijn mededaders bij dit strafbare feit: de voor medeplegen vereiste gelijkwaardigheid tussen de medeplegers aan het strafbare feit ontbreekt in dit geval. Nu de gedragingen van verdachte bovendien slechts in een zeer ver verwijderd verband staan ten opzichte van het ten laste gelegde laat de rol van verdachte bij dit strafbare feit zich op zijn hoogst kwalificeren als ondersteunend. Medeplichtigheid bij of tot het witwassen is niet ten laste gelegd.

De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het medeplegen van witwassen van de woning aan de [adres] en de hypothecaire geldlening van € 176.000,00.

Witwassen van geldbedragen (betalingen benoemd als salaris) (feit 2)

Betalingen tot een bedrag van € 14.939,92 aan [medeverdachte 3]

Vanaf bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] ten name van Correct Belasting & Adm Services zijn in de periode van 28 juni 2007 tot en met 24 januari 2008 geldbedragen overgeboekt onder vermelding van (kortweg) “salaris Avondwinkel [B]” of “salaris [B]” naar bankrekening [bankrekeningnummer]op naam van medeverdachte [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3]). Het in totaal in die periode overgeboekte bedrag is € 14.939,92.

Uit gegevens van de belastingdienst is niet gebleken van een dienstverband van [medeverdachte 3] bij Avondwinkel [B].

Betalingen aan [C], [D], [E] en[F]

Vanaf de bankrekening [bankrekeningnummer] ten name van Correct Belasting & Adm Services zijn maandelijkse overboekingen gedaan naar bankrekeningen op naam van [C], [D], [E] en[F].

In de periode van november 2006 tot en met oktober 2007 hebben maandelijkse overschrijvingen plaatsgevonden naar een bankrekening op naam van [C], telkens onder vermelding van de omschrijving “salaris”. Er is drie keer een bedrag van € 640,55 overgemaakt en er is acht keer een bedrag van € 645,89 overgemaakt.

Verdachte heeft verklaard dat de naam van [C] hem bekend voorkomt en dat [A] deze hypotheekaanvraag heeft geregeld (de rechtbank begrijpt: een hypotheekaanvraag voor [C]).

In februari en maart 2007 zijn twee overboekingen gedaan van telkens € 1.811,44 naar een bankrekening op naam van [E] onder vermelding van de omschrijving van “salaris februari [B]” en “salaris Avondwinkel [B]”.

In de periode van september 2006 tot en met juni 2007 zijn overboekingen gedaan naar een bankrekening op naam van [D] onder vermelding van de omschrijving van (kortweg) “salaris”. Er zijn (onder meer) bedragen overgemaakt van telkens € 1000,00.

Verdachte heeft hierover verklaard dat dit waarschijnlijk ook voor een hypotheekaanvraag is geweest.

In februari en maart 2007 zijn twee overboekingen gedaan van telkens € 1.318,42 naar een bankrekening op naam van[F] onder vermelding van de omschrijving van (kortweg) “salaris”.

Verklaringen verdachte

Het werken met valse dienstverbanden is begonnen in 2006. Alles wat over de bankrekening van Correct Belasting en Adm Services ging was “fake”. Degenen die salaris betaald hebben gekregen via de bankrekening van Correct Belasting & Adm Services hebben daar nooit gewerkt. Verdachte stortte daartoe contante geldbedragen op deze bankrekeningen die hij kreeg van [medeverdachte 2] of [A] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] of [A]), waarna deze bedragen werden overgemaakt naar anderen, veelal door [A]. Verdachte wist dat er geld moest worden overgemaakt omdat dit volgde uit de door hem opgemaakte salarisstroken. Volgens verdachte had [A] voornamelijk de beschikking over de bankpas van Correct Belasting en Adm Services, maar heeft hij zelf ook gebruik gemaakt van deze bankpas. Verdachte wist niet waar het geld voor de salarisbetalingen vandaan kwam. Hij heeft het zich ook niet afgevraagd. Eén van de bedrijven op naam waarvan verdachte valse papieren heeft opgemaakt is Avondwinkel [B]. Verdachte is hiermee in 2008 gestopt.

Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte geldbedragen die van anderen afkomstig waren heeft gestort op de bankrekening van zijn bedrijf, dat fungeerde als dekmantelfirma voor fictieve dienstverbanden. Verdachte heeft door het beschikbaar stellen van zijn bankpas bovendien mogelijk gemaakt dat fictieve salarisbetalingen werden gedaan vanaf de bankrekening van zijn bedrijf. Verdachte wist dat de contante stortingen op de bankrekening van zijn bedrijf werden gedaan ten behoeve van deze salarisbetalingen en ook dat op basis van de door hem opgemaakte valse stukken hypotheekaanvragen werden ingediend.

Door aldus te handelen bestaat ten aanzien van verdachte het ernstige vermoeden dat de geldbedragen die onder de noemer “salaris” zijn uitbetaald uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Van verdachte mag onder die omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die geldbedragen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is (Hoge Raad 13 juli 2010, NJ 2010, 460).

Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet afgelegd. Verdachte heeft het als een gegeven geaccepteerd dat er “salarissen” moesten worden uitbetaald omdat dit voortvloeide uit de door hem valselijk opgemaakte salarisspecificaties en werkgeversverklaringen.

Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat van een legale herkomst van de als “salaris” uitbetaalde geldbedragen niet is gebleken. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank tevens van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit ook wist.

Het is niet komen vast te staan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf gepleegd misdrijf. Zulks is niet aangevoerd door de verdediging en evenmin is dit gebleken op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting. De situatie waarin vaststaat dat het enkele voorhanden hebben of verwerven van een voorwerp uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en om die reden niet als witwassen kan worden gekwalificeerd (Hoge Raad 13 juli 2010, NJ 2010, 655) doet zich dan ook niet voor.

De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde, voor zover betrekking hebbend op de betalingen aan [medeverdachte 3], [C], [D], [E] en[F], heeft begaan. De gedragingen van verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde geldbedragen kunnen bovendien als witwassen worden gekwalificeerd.

Witwassen van een geldbedrag van € 49.555,00 (feit 4)

In de woning aan de [adres] in [plaatsnaam], waar verdachte op 31 oktober 2011 is aangehouden, zijn op die datum bankbiljetten in diverse coupures, variërend van biljetten van € 10,00 tot biljetten van € 200,00, gevonden in enveloppen in kledingkasten, in twee kluizen en in kleding. Er is een bedrag van € 49.555,00 aangetroffen.

Verdachte is op 1 juni 2008 met zijn bedrijf Correct Belasting & Adm Service gestopt en op 1 juli 2008 ook met zijn bedrijf D&N Consultancy. Verdachte ontvangt sinds januari 2010 een WAO-uitkering van ongeveer € 1.400,00 of € 1.500,00 per maand.

Nadere overweging met betrekking tot witwassen

De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 28 september 2004 (NJ 2007, 278) heeft geoordeeld dat op grond van het doel en de strekking van de strafbaarstelling in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voorts geldt ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2010 (NJ 2010, 456) dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf afkomstig is”, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.

Op grond van hetgeen hiervoor ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 is opgenomen bestaat ten aanzien van verdachte het ernstige vermoeden dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Hierbij heeft de rechtbank betekenis toegekend aan:

het gegeven dat de geldbedragen op verschillende plaatsen in de woning werden verborgen;

het gegeven dat verdachte door anderen werd benaderd om contante geldbedragen op de zakelijke bankrekening van zijn bedrijf te storten ten behoeve van salarisbetalingen zonder dat daar een dienstverband tegenover stond;

het gegeven dat verdachte in 2008 is gestopt met zijn beide bedrijven en sinds 2010 een WAO-uitkering ontvangt.

Van verdachte mag onder deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is (Hoge Raad, 13 juli 2010, NJ 2010, 460).

Verdachte heeft op 12 december 2011 verklaard dat hij in 2008 is begonnen met het opnemen van geldbedragen van zijn bankrekeningen bij ABN Amro. Het in de woning aangetroffen geld is volgens verdachte dan ook uit drie bronnen afkomstig:

een bedrag van € 20.000,00 uit een consumptief krediet bij de Rabobank dat hij heeft gecasht tussen de jaren 1993 en 2004;

een bedrag van € 30.000,00 uit de verkoop van een woning, welk bedrag tussen 2007 en 2010 in twee of drie keer contant is opgenomen en waarvan een gedeelte van ongeveer € 10.000,00 consumptief is gebruikt;

een bedrag van € 47.000,00 na een uitkering door de verzekering na een woningbrand, van welk bedrag ongeveer € 10.000,00 is besteed aan een verbouwing en waarvan het restant tussen 2007 en 2010 contant is opgenomen.

Verdachte heeft voorts op diverse andere momenten verklaringen afgelegd over de herkomst van het in zijn woning aangetroffen geldbedrag, zoals:

verdachte en zijn vrouw hebben al hun geld van de bankrekening afgehaald toen zij gingen scheiden . Na verdeling hadden zij ieder een bedrag van € 22.000,00 (verklaring van 10 november 2011) dat zij op verschillende plaatsen in het huis hadden liggen en waarvan verdachte een bedrag van € 3.000,00 heeft geïnvesteerd in een nieuw op te zetten bedrijf in Suriname;

verdachte heeft € 20.000,00 overgehouden aan de verkoop van een auto die hij voor

€ 18.500,00 had gekocht.

Verdachte heeft met deze verklaringen aanknopingspunten aangeleverd voor het doen van nader onderzoek naar de herkomst van de aangetroffen geldbedragen. De resultaten van dit nadere onderzoek zijn neergelegd in het “proces-verbaal van bevindingen n.a.v. verklaringen [verdachte]” van 11 februari 2014.

De uitkomsten van dit nadere onderzoek komen neer op het volgende.

De bankafschriften van de ABN Amro rekeningen van verdachte zijn onderzocht. Dit zijn de bankrekeningen met nummers: [bankrekeningnummer] en [bankrekeningnummer].

Uit het onderzoek met betrekking tot bankrekening [bankrekeningnummer] is gebleken dat:

er geen contante opnamen in de periode 2008 t/m oktober 2010 hebben plaatsgevonden;

de verzekering een bedrag van € 59.494,41 op deze bankrekening heeft gestort in de periode 2008/2009.

De stelling van verdachte ter terechtzitting dat hij het geld van de verzekering ten dele heeft overgeboekt naar de bankrekening van zijn dochter, doet hieraan niet af nu daarmee nog altijd geen verklaring is gegeven voor de herkomst van het contante geldbedrag dat op

31 oktober 2011 is aangetroffen.

Uit het onderzoek met betrekking tot bankrekening [bankrekeningnummer] is gebleken dat:

er in totaal een bedrag van € 6.860,77 contant is opgenomen in 2008;

er in totaal een bedrag van € 34.871,82 contant opgenomen in 2009;

er in totaal een bedrag van € 8.464,94 contant is opgenomen in 2010 (periode januari tot en met oktober).

De winst van de verkoop van de woning is op 3 september 2007 gestort op bankrekening [bankrekeningnummer] en vervolgens doorgestort naar een bankrekening van verdachte bij Aegon op 4 september 2007.

Of verdachte tussen 1993 en 2004 een consumptief krediet van € 20.000,00 te gelde heeft gemaakt via zijn ABN Amro rekening was niet meer na te gaan.

In het nadere onderzoek naar de verklaring van verdachte is voorts betrokken:

de stelling van verdachte dat hij in 2006/2007 ongeveer € 100.000,00 aan spaargeld had;

de stelling van verdachte dat hij een auto heeft gekocht voor € 18.500,00, welke auto hij naar zijn zeggen heeft verkocht voor € 20.000,00.

Verdachte heeft in de jaren 2001 tot en met 2011 geen opgave gedaan bij de belastingdienst van spaartegoeden of sommen contant geld.

Bij een inbraak in de woning van verdachte rond 1 augustus 2010 is een kluis weggenomen met daarin een bedrag van (ongeveer) € 4.000,00 aan contanten.

De bekende inkomensgegevens op basis van fiscale informatie over verdachte over de jaren 2005 tot en met 2011 staan niet in verhouding tot de door verdachte gedane uitgaven.

Het nadere onderzoek van het openbaar ministerie naar de herkomst van het aangetroffen geldbedrag heeft aldus niet geleid tot de vaststelling dat sprake is van een legale herkomst van het geldbedrag van € 49.555,00.

Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit ook wist.

Overige uitgangspunten uit de jurisprudentie van de Hoge Raad

Niet elke gedraging die in artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht is omschreven rechtvaardigt onder alle omstandigheden de kwalificatie (schuld)witwassen. Van de verdachte wordt in beginsel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd (Hoge Raad, 26 oktober 2010, NJ 2010, 655). Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (Hoge Raad 8 januari 2013, LJN BX 4449). Eén en ander geldt ook indien het gaat om het verwerven van voorwerpen als gevolg van een door de verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 18 juni 2013, NJ 2013, 453).

Deze rechtsregels hebben slechts betrekking op het geval dat verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 17 december 2013, NJ 2014, 75).

Niet is komen vast te staan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf gepleegd misdrijf. Zulks is niet aangevoerd door de verdediging en evenmin is dit gebleken op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting. De situatie waarin vaststaat dat het enkele voorhanden hebben of verwerven van een voorwerp uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en om die reden niet als witwassen kan worden gekwalificeerd (Hoge Raad 13 juli 2010, NJ 2010, 655) doet zich dan ook niet voor.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigen bewezen en kunnen de gedragingen van verdachte ook als witwassen worden gekwalificeerd.

Vrijspraak van gewoontewitwassen

Verdachte heeft op 31 oktober 2011 een contant geldbedrag voorhanden gehad. Gelet op deze zeer beperkte periode acht de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid van het maken van een gewoonte van witwassen niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.

Deelname aan een criminele organisatie (feit 1)

Bij de beoordeling van de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, betrekt de rechtbank alleen de feiten die bewezen kunnen worden verklaard, zoals hiervoor is omschreven, alsmede de zich in het dossier bevindende feiten en omstandigheden die (concreet) in het door het openbaar ministerie opgestelde bewijsmiddelenoverzicht worden genoemd én uitdrukkelijk ter zitting zijn besproken. Het openbaar ministerie heeft een zeer omvangrijk dossier aangeleverd, waarin tal van zaken worden genoemd die mogelijk een strafrechtelijk verwijt zouden kunnen opleveren. In de voorbereiding op de zitting heeft de rechtbank het openbaar ministerie verzocht een bewijsmiddelenoverzicht op te stellen, zodat niet alleen verdachte en zijn raadsman maar ook de rechtbank zich adequaat op de zitting zou kunnen voorbereiden. Gelet op de omvang van het dossier en de veelheid aan mogelijke strafbare feiten, kon immers niet van verdachte worden gevergd dat hij zich adequaat zou voorbereiden op alle feiten en omstandigheden die het openbaar ministerie en/of de rechtbank mogelijk van belang zou kunnen achten bij de beoordeling van dit feit. Voor zover het openbaar ministerie slechts in min of meer algemene bewoordingen heeft verwezen naar andere zaaksdossiers of naar indicaties voor de omvang van het witwassen / de valsheid in geschrift, gaat de rechtbank daaraan dan ook voorbij. Dit geldt ook voor zaken die de rechtbank ambtshalve bekend zijn geworden omdat deze bij de behandeling ter terechtzitting van de strafzaken tegen medeverdachten zijn besproken, waarbij ook de naam van verdachte is genoemd.

Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225).

Enerzijds is voor deelneming aan een criminele organisatie voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, maar anderzijds is niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven is niet vereist (HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 65)

Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarin de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een zodanige organisatie.

Uit de motivering van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten volgt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband, waarbij verdachte gedurende enkele jaren samen met[medeverdachte 2]

[medeverdachte 2] en [A] valsheid in geschrift heeft gepleegd ten behoeve van hypotheekaanvragen en het witwassen van geldbedragen. Uit de motivering van de hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten volgt immers dat verdachte zijn bedrijf, bankrekening en bankpas ter beschikking heeft gesteld voor het verrichten van fictieve salarisbetalingen en ook dat hij in tien tot twintig gevallen werkgeversverklaringen en salarisspecificaties valselijk heeft opgemaakt ten behoeve van het aanvragen van hypotheken. Verdachte deed dit in opdracht van dan wel samen met[medeverdachte 2] en [A].

Naar het oordeel van de rechtbank behoorde verdachte daarmee tot de organisatie en is hij betrokken geweest bij de gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie: te weten het plegen van valsheid in geschrift en witwassen. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen aangaande de feiten 2 en 3 vloeit bovendien voort dat verdachte wetenschap had van dit criminele oogmerk van de organisatie.

Door bovengenoemde wijze van samenwerken, de nauwe afstemming onderling en het bewezen verklaarde tijdsverloop is bovendien voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de in de tenlastelegging genoemde “hypotheekfraude” en “vastgoedfraude” nu, in het licht van het totale dossier in de zaak 25Peseta niet op voorhand duidelijk is welke betekenis aan deze termen kan en moet worden toegekend en deze termen ook overigens niet (strafrechtelijk) relevant zijn om tot het bewezenverklaarde oogmerk van de organisatie te komen.

Dat ook het verschaffen van verblijf/woonruimte aan illegale vreemdelingen in Nederland en/of het plegen van geweldsdelicten en/of bedreigen met geweldsdelicten een doel van de organisatie was, zoals door de officieren van justitie is betoogd, is onvoldoende aannemelijk geworden. De stelling van het openbaar ministerie dat een ander (Rijkaard) als lid van de criminele organisatie zich schuldig zou hebben gemaakt aan het verschaffen van verblijf/woonruimte aan illegale vreemdelingen is in overwegende mate gebaseerd op algemeenheden en nauwelijks concreet onderbouwd. In het dossier zijn voorts wel aanknopingspunten voor het oordeel dat[medeverdachte 2] zich samen met medeverdachte

[medeverdachte 4] schuldig zou hebben kunnen gemaakt aan (bedreiging met) geweld, maar deze incidenten zijn hetzij niet bewijsbaar (het bedreigen met geweld dan wel gebruiken van geweld tegen een huurder) en voor het overige zo incidenteel en bovendien niet altijd in het kader van de werkzaamheden van de criminele organisatie, dat niet kan worden geoordeeld dat het plegen van of het bedreigen met geweldsdelicten behoort tot het doel van de organisatie.

Gelet op het vorenstaande hierop acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

1.

in de periode van 31 augustus 2006 tot en met 31 december 2008 in de gemeente [plaatsnaam] heeft deelgenomen aan een organisatie welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven namelijk het plegen van valsheid in geschrift en het plegen van witwassen;

2.

in de periode van 27 september 2006 tot en met 24 januari 2008 in de gemeente [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een ander (van) onderstaande voorwerpen

de werkelijke aard en de herkomst en vervreemding en verplaatsing heeft verborgen en verhuld en

heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt,

te weten

een geldbedrag van 14.939,92 euro benoemd als salaris gestort op rekening [bankrekeningnummer]ten name van [medeverdachte 3] en

maandelijkse geldbedragen van 640,55 euro en 645,89 en 1.000 euro en 1.811,44 euro en 1.318,42 euro benoemd als salaris gestort op de rekeningen van [C] en [D] en [E] en[F]

terwijl verdachte en zijn mededaders telkens wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;

3.

in de periode van 1 maart 2008 tot en met 21 april 2008 in de gemeente [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met anderen geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een salarisspecificatie en werkgeversverklaring valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen doen te gebruiken bestaande die valsheid uit het vermelden van een onjuist salaris en onjuiste salarisgegevens en onjuiste salariscomponenten en onjuiste naam van werkgever en dat gebruiken of doen gebruiken uit het overleggen van die valse salarisspecificatie en werkgeversverklaring aan banken ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres];

4.

op 31 oktober 2011 in de gemeente [plaatsnaam] (van) onderstaand geldbedrag

de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld, dan wel heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was en

heeft verworven en voorhanden gehad

te weten

een geldbedrag van in totaal 49.555 euro in de vorm van een grote hoeveelheid diverse coupures onder andere verborgen in kluizen, kleding en kasten terwijl verdachte wist dat dat geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6 De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Feit 2: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Feit 3: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Feit 4: witwassen.

7 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat kan worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bij het bepalen van de aard en de ernst van de deelname aan een criminele organisatie betrekt de rechtbank, anders dan het openbaar ministerie, alleen de feiten zoals hiervoor omschreven bij de waardering van de bewijsmiddelen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift ten behoeve van hypotheekaanvragen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie.

Door het plegen van valsheid in geschrift werden hypotheekgevers bewogen tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening terwijl zij dit anders niet zouden hebben gedaan. De hypotheekgevers hebben hierdoor aanzienlijk financieel nadeel geleden.

De feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt tasten de integriteit van het financieel economisch (betalings-)verkeer. In het economische verkeer spelen hypothecaire geldleningen een belangrijke rol. In alle gevallen gaat het om korter of langer durende financiële verplichtingen die worden aangegaan tussen banken en (natuurlijke) personen. Voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de aanvrager is de bank afhankelijk van de juistheid van de overgelegde stukken. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2014 en een reclasseringsadvies van 12 juni 2012.

Verdachte is niet eerder voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten veroordeeld.

Alles afwegende, waaronder de tijd die is verstreken sinds verdachte op 31 oktober 2011 is aangehouden in verband met de onderhavige strafzaak, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden een passende en geboden reactie op de bewezen verklaarde feiten.

9 Beslag

De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 49.555,00 gevorderd.

Onder verdachte is een bedrag van € 49.560,00 in beslag genomen (zijnde de bedragen genummerd 3 tot en met 10 op de beslaglijst).

De rechtbank begrijpt de vordering van de officier van justitie aldus dat deze heeft bedoeld de verbeurdverklaring van een bedrag van € 49.560,00 te vorderen.

De rechtbank is van oordeel dat een geldbedrag van € 49.560,00 dient te worden verbeurdverklaard omdat deze voorwerpen op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht voor verbeurdverklaring vatbaar zijn nu deze geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde feiten zijn verkregen althans de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

feit 2: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

feit 3: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

feit 4: witwassen.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.

Strafoplegging

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beslag

Verklaart verbeurd: een geldbedrag van € 49.560,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en

mr. M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg en mr. F.R. Horst, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2015.

BIJLAGE: De tenlastelegging

1.

hij in de periode van 31 augustus 2006 tot en met 31 oktober 2011 in de

gemeente Almere en/of Lelystad en/of Amsterdam, althans in Nederland heeft

deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen

van misdrijven, namelijk het plegen van valsheid in geschrift ten behoeve van

hypotheekfraude en/of vastgoedfraude en/of het verschaffen van

verblijf/woonruimte aan illegale vreemdelingen in Nederland en/of het plegen

van witwassen en/of het plegen van geweldsdelicten en/of bedreigen met

geweldsdelicten; (zaak 309)

art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.

hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2006 tot en met 31 oktober

2011 in de gemeente Amsterdam en/of Almere en/of Lelystad, althans in

Nederland tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, (van)

onderstaande voorwerp(en)

- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of vervreemding

en/of verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen

en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is/was en/of

- heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of

omgezet en/of gebruikt gemaakt, te weten

- ( een) onroerende za(a)k(en)/woning(en) gelegen aan de [adres] te

[plaatsnaam] (zaak 10) en/of

- ( een) geldbedrag (en) 176.000 Euro (hypothecaire lening zaak 10), althans

enig geldbedrag en/of

- ( een) geldbedrag (en) van (ongeveer) 14.939,92 Euro, althans enig geldbedrag

benoemd als salaris/uitbetaald loon gestort op rekening [bankrekeningnummer]ten name van

[medeverdachte 3] (zaak 299) en/of

- ( een) (maandelijks(e)) geldbedrag (en) van (ongeveer) 640,55 Euro en/of

645,89 en/of 1.000 Euro en/of 1.811,44 Euro en/of 1.318,42 Euro, althans enig

geldbedrag benoemd als salaris/uitbetaald loon gestort op de rekening(en) van

[C] en/of [D] en/of [E] en/of[F] (zaak 312),

terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist (en) , althans

redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of

middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

art 420quater Wetboek van Strafrecht

art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

3.

hij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 31 augustus

2006 tot en met 31 oktober 2011 in de gemeente Almere en/of Amsterdam, althans

in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans

alleen, (telkens) een of meer geschrift (en), die (dat) bestemd zijn (is) om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten loon/salarisafrekening(en) en/of specificatie(s) en/of loonsta(a)t(en) en/of werkgeversverklaring (en) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen doen te

gebruiken bestaande die valsheid uit het vermelden van onjuist(e) salaris (sen)

en/of onjuiste salarisgegeven(s) en/of onjuiste salariscomponent(en) en/of

onjuiste namen van werkgever(s) en/of dat gebruiken of doen gebruiken uit het

overleggen van die valse/vervalste loon/salarisafrekening(en) en/of die

salarisspecificatie(s) en/of loonsta(a)t(en) en/of werkgeversverklaring (en)

aan banken ter financiering en verkrijging van een hypotheciare lening en/of

het overleggen bij/aan de notaris ter fine van/voorafgaand aan het passeren

van de leveringsakte en/of hypotheekakte

met betrekking tot de onroerende za(a)k(en)/woning(en) gelegen aan de El

Grecostraat 10 (zaak 10);

art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht

art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij op of omstreeks 31 oktober 2011 in de gemeente Almere, althans in

Nederland tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, van het

plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte

en/of zijn mededader(s) (van) onderstaande geldbedrag(en)

- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of vervreemding

en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld (heeft), dan wel verborgen en/of

verhuld (heeft) wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag (en) is/was en/of

- verworven en/of voorhanden (gehad) en/of overgedragen en/of omgezet en/of

gebruik gemaakt,

te weten (een) geldbedrag (en) van in totaal 49.555 Euro, in de vorm van een

grote hoeveelheid diverse coupures (onder andere verborgen in kluizen,

kleding en kasten) ,

terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist (en) , althans

redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die geldbedrag (en) - onmiddellijk

of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht

art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

art 420quater Wetboek van Strafrecht

art 420ter Wetboek van Strafrecht

art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende (papieren) dossier PESETA bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Het schriftelijke bescheid, te weten: de koopakte d.d. 1 februari 2008, zaaksdossier 10, bijlage 21, pagina 292 t/m 298.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, zaaksdossier 10, bijlage 10, pagina 217.

Het schriftelijke bescheid, te weten: de werkgeversverklaring d.d. 21 april 2008, zaaksdossier 10, bijlage 24, pagina 316.

Het schriftelijke bescheid, te weten: de salarisspecificatie, zaaksdossier 10, bijlage 25, pagina 318.

De verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 december 2014.

De verklaring van [medeverdachte] d.d. 14 augustus 2012, pagina 3.

De verklaring van [medeverdachte] d.d. 31 oktober 2011, persoonsdossier [medeverdachte], bijlage 8, pagina 30.

De verklaring van [medeverdachte] d.d. 31 oktober 2011, persoonsdossier [medeverdachte], bijlage 8, pagina 30.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het fiscaal overzicht [medeverdachte], zaaksdossier 10, bijlage 26, pagina 325.

De verklaring van verdachte d.d. 31 oktober 2011, zaaksdossier 10, bijlage 41, pagina 884.

De verklaring van verdachte d.d. 1 november 2011, zaaksdossier 10, bijlage 41, pagina 893.

De verklaring van verdachte d.d. 10 november 2011, zaaksdossier 10, bijlage 41, pagina 898.

De verklaring van verdachte d.d. 10 november 2011, zaaksdossier 10, bijlage 41, pagina 898.

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2014.

Het proces-verbaal “Verstrekking gegevens Belastingdienst mbt [verdachte]” d.d. 21 oktober 2011, opgemaakt door [G], zaaksdossier 299, bijlage 9, pagina 64 en 65.

Het proces-verbaal “Relaas zaak 299”, d.d. 9 maart 2012 opgemaakt door [H], zaaksdossier 299, pagina 7.

Het proces-verbaal “Relaas zaak 299”, d.d. 9 maart 2012 opgemaakt door [H], zaaksdossier 299, pagina 7.

Het schriftelijke bescheid, te weten: de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen verstrekking fiscale gegevens [medeverdachte 3], zaaksdossier 299, bijlage 10, pagina 69 tot en met 74.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het overzicht van mutaties op bankrekening [bankrekeningnummer], zaaksdossier 312, bijlage 17, pagina 101 tot en met 104.

Het proces-verbaal “Relaas zaak 312 Gewoontewitwassen door [verdachte]” d.d. 27 maart 2012, opgemaakt door [I], zaaksdossier 312, pagina 18.

De verklaring van verdachte 31 oktober 2011, zaaksdossier 312, bijlage 1, pagina 8.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het overzicht van mutaties op bankrekening [bankrekeningnummer], zaaksdossier 312, bijlage 17, pagina 101.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het overzicht van mutaties op bankrekening [bankrekeningnummer], zaaksdossier 312, bijlage 17, pagina 101 tot en met 102.

De verklaring van verdachte d.d. 31 oktober 2011, zaaksdossier 312, bijlage 1, pagina 8.

Het schriftelijke bescheid, te weten: het overzicht van mutaties op bankrekening [bankrekeningnummer], zaaksdossier 312, bijlage 17, pagina 102.

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 december 2014.

De verklaring van verdachte d.d. 31 oktober 2011, zaaksdossier 312, bijlage 1, pagina 4.

De verklaring van verdachte d.d. 11 november 2011, zaaksdossier 299, bijlage 15, pagina 111.

De verklaring van verdachte d.d. 1 november 2011, zaaksdossier 299, bijlage 13, pagina 98.

De verklaring van verdachte d.d. 31 oktober 2011, zaaksdossier 299, bijlage 12, pagina 89.

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 december 2014.

De verklaring van verdachte d.d. 11 november 2011, zaaksdossier 299, bijlage 15, pagina 109.

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 december 2014.

De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 1 december 2011.

Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres] te [plaatsnaam] d.d. 31 oktober 2011, zaaksdossier 312, bijlage 27, pagina 301 tot en met 303.

Het proces-verbaal “Relaas zaak 312 Gewoontewitwassen door [verdachte]” d.d. 27 maart 2012, opgemaakt door [I], zaaksdossier 312, pagina 38.

Het proces-verbaal “Relaas zaak 312 Gewoontewitwassen door [verdachte]” d.d. 27 maart 2012, opgemaakt door [I], zaaksdossier 312, pagina 35.

De verklaring van verdachte d.d. 31 oktober 2011, persoonsdossier [verdachte], bijlage 11, pagina 43.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature