Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot wijziging partneralimentatie afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht

Locatie Lelystad

zaaknummer: C/16/366161 / FL RK 14-729

datum: 23 december 2014

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

advocaat mr. N.R.H. Boasman-Trustfull,

hierna als de man aangeduid,

verzoeker,

en

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],

advocaat mr. M. Kashyap,

hierna als de vrouw aangeduid,

belanghebbende.

Het procesverloop

De man heeft op 1 april 2014 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het wijzigen van partneralimentatie ingediend.

De vrouw heeft op 25 april 2014 een verweerschrift ingediend.

De man heeft op 15 september 2014 een aanvullend verzoekschrift ingediend.

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van:

een brief van 10 september 2014 namens de vrouw met bijlagen;

een F9-formulier van 15 september 2014 namens de man met bijlagen;

een brief van 16 september 2014 namens de vrouw met bijlagen en

een F9-formulier van 22 september 2014 namens de man met bijlagen.

De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 25 september 2014. Daarbij zijn partijen met hun advocaat verschenen.

De man heeft op 15 oktober 2014 een nader verzoekschrift houdende wijziging van verzoek en/of gronden daarvan ingediend.

De vrouw heeft hierop gereageerd bij brieven van 21 oktober 2014 en 27 oktober 2014, met bijlagen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van voormelde stukken.

Bij F9-formulier van 15 december 2014 heeft de man de jaarrekeningen over 2010 en 2011 ter zake van Nieuwendijk Monumenten B.V. en een brief van DUO overgelegd.

De vrouw heeft de rechtbank bij faxbericht van 17 december 2014 verzocht geen kennis te nemen van voormelde stukken.

De rechtbank heeft geen kennis genomen van voormelde stukken. Niet gesteld of gebleken is dat deze stukken niet eerder overgelegd hadden kunnen worden. Daarbij komt dat de man niet in de gelegenheid is gesteld nog nadere stukken over te leggen.

Vaststaande feiten

De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest.

Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 augustus 2004 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Deze beschikking is op 24 augustus 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 juni 2009 is voor zover hier van belang aan de man een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw opgelegd van € 1.032,00 per maand met ingang van 1 mei 2009.

Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van

13 januari 2011 is voormelde beschikking vernietigd en is voor zover hier van belang de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud met ingang van 1 mei 2009 bepaald op € 1.984,45 per maand.

Bij beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2013 is het verzoek van de man tot nihilstelling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw afgewezen.

Bij beschikking van 9 januari 2014 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, is voormelde beschikking van 28 maart 2013 bekrachtigd onder verbetering en/of aanvulling van de gronden.

Bij vonnis in incident van 9 juli 2014 van deze rechtbank is de man in de boedelscheidingsprocedure veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 100.000,00 aan de vrouw. Verder is de man veroordeeld om, indien voormelde betaling niet uiterlijk 23 juli 2014 heeft plaatsgevonden, te bewerkstelligen dat Nieuwendijk Monumenten het hiervoor genoemde bedrag vóór 6 augustus 2014 aan de vrouw uitbetaalt, ten titel van uitbetaling door Nieuwendijk Monumenten aan de man en ten titel van voorschot op verdeling door de man aan de vrouw, op voorwaarde dat de vrouw medewerking verleent aan opheffing van het door haar ten laste van Nieuwendijk Monumenten gelegde beslag, voor zover dat nodig is om de uitbetaling aan haarzelf én betaling van door de man en/of Nieuwendijk Monumenten in verband daarmee verschuldigde fiscale lasten mogelijk te maken.

Bij beschikking van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 1 oktober 2014 is, voor zover hier van belang, door de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Nieuwendijk Monumenten B.V. over de periode vanaf 2008 en is, vooralsnog voor de duur van het geding, de man geschorst als bestuurder van Nieuwendijk Monumenten B.V., waarbij tevens is bepaald dat Nieuwendijk Monumenten B.V. ontslagen is van de verplichting tot betaling van de managementvergoeding aan de man.

Beoordeling van de zaak

De man heeft de rechtbank verzocht de uitkering tot levensonderhoud te wijzigen door die met ingang van 1 juni 2013 te bepalen op nihil, althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. De man heeft in aanvulling op voormeld verzoek verzocht de partneralimentatie met ingang van 1 oktober 2014 op nihil te stellen op grond van gewijzigde omstandigheden, dan wel de verbreking van de lotsverbondenheid, dan wel de alimentatieplicht van de man te limiteren tot maximaal tien jaar.

De vrouw heeft verweer gevoerd.

Ontvankelijkheid

De man heeft gesteld dat er sprake is van wijzigingen van omstandigheden, in die zin dat zijn inkomen is gewijzigd en dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.

Nu de man gewijzigde omstandigheden heeft gesteld, is hij naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk in zijn verzoek tot nihilstelling van de partneralimentatie.

Behoefte vrouw

De man heeft gesteld dat de vrouw volledig in haar eigen behoefte kan voorzien. Hierbij heeft hij - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren gebracht.

De vrouw verhuurt een verdieping van haar woning aan derden. Daarnaast ontvangt zij een bijzondere uitkering van de gemeente [woonplaats]. De vrouw voert veel procedures tegen de man of de onderneming van de man. Als zij de kosten voor een advocaat kan dragen, moet zij ook geacht worden in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Als de financiële situatie van de vrouw echt zo slecht is, had zij een advocaat moeten inschakelen die op basis van een toevoeging werkt.

De man heeft ter uitvoering van het vonnis van 9 juli 2014 begin augustus 2014 € 100.000,00 aan de vrouw uitbetaald door betaling op de derdengeldenrekening van haar advocaat. Door dit vermogen aan te wenden kan de vrouw in haar eigen levensonderhoud voorzien. Dit bedrag is toereikend om de schulden, die de man overigens betwist, te betalen en van te leven. Verder heeft de vrouw in 2013 forse bedragen van de man ontvangen vanwege achterstallige alimentatie.

De vrouw heeft ook inkomen uit parttime werk.

De vrouw heeft - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende verweer gevoerd.

De vrouw heeft betwist dat zij enig deel van haar woning onderverhuurt. De vrouw ontvangt een leenbijstandsuitkering van de gemeente ter hoogte van € 668,86 per maand. Zij leent dit bedrag om haar hypotheeklasten te kunnen blijven voldoen. Zodra de vrouw hiertoe in staat is, dient zij de lening terug te betalen. Verder is de vrouw om rond te komen genoodzaakt geld te lenen van een vriendin. Zij verkeert in een financiële noodsituatie. De vrouw heeft een schuld aan haar advocaat welke is ontstaan door de vele procedures die de man tegen de vrouw is gestart en doordat de vrouw steeds procedures heeft moeten starten vanwege handelingen die de man heeft verricht. Het door de vrouw ontvangen bedrag van

€ 100.000,00 is volledig verrekend met openstaande declaraties van haar advocaat. Gelet op de hoogte van de partneralimentatie, kan de vrouw geen aanspraak maken op een toevoeging.

De vrouw heeft de van de man ontvangen bedragen ter zake van achterstallige alimentatie moeten aanwenden om achterstallige betalingen te voldoen, nu de vrouw gedurende een lange periode geen alimentatie van de man had ontvangen.

De vrouw heeft nog altijd behoefte aan een onderhoudsbijdrage van de man.

De rechtbank overweegt als volgt.

In de beschikking van 13 januari 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, is overwogen dat de netto behoefte van de vrouw in 2009 € 1.952,00 bedroeg en is de behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud gesteld op € 1.984,45 bruto per maand.

De vrouw heeft de stelling van de man, dat zij een deel van haar woning verhuurd, betwist. Hierna heeft de man hierover niets meer gesteld. De man heeft zijn stelling op geen andere wijze onderbouwd dan door het overleggen van foto’s. Uit deze foto’s valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de vrouw een deel van haar woning verhuurt.

Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank voormelde stelling van de man niet volgen.

De vrouw heeft haar stelling dat zij het bedrag van € 100.000,00 heeft aangewend voor betaling van de advocaatkosten voldoende gemotiveerd onderbouwd, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de vrouw niet meer de beschikking heeft over dit bedrag. Reeds om deze reden zal de rechtbank de man niet volgen in zijn stelling dat de vrouw door aanwending van het bedrag van € 100.000,00 kan voorzien in de kosten van haar levensonderhoud. Het feit dat de man achterstallige alimentatie heeft voldaan kan niet leiden tot een wijziging van de behoefte van de vrouw nu de alimentatie juist is vastgesteld vanwege de omstandigheid dat de vrouw daar behoefte aan heeft.

In de overige door de man aangevoerde omstandigheden, ziet de rechtbank geen aanleiding om op grond daarvan te oordelen dat de vrouw geen behoefte meer heeft aan een onderhoudsbijdrage van de man.

Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de stelling van de man ter zake van de behoeftigheid van de vrouw niet volgen en er vanuit gaan dat de vrouw nog steeds behoefte heeft aan de bij beschikking van 13 januari 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, vastgestelde partneralimentatie.

Draagkracht man

Ter zake van het verzoek om de partneralimentatie met ingang van 1 juni 2013 op nihil te stellen

De man heeft ter onderbouwing van voormeld verzoek - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren gebracht.

De man haalde zijn inkomen uit de exploitatie van een restaurant “[B]” en het besturen van Nieuwendijk Monumenten B.V. Deze B.V. was eigenaar van het monumentale pand aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Nieuwendijk Monumenten B.V. genereerde inkomsten door de verhuur van dit pand. Eén van de huurders was het restaurant [B]. Het restaurant werd sinds 2010 geëxploiteerd door de neef van de man.

De man heeft in 2008 de aandelen van Nieuwendijk Monumenten B.V. overgedragen aan zijn neef. De man bleef in loondienst werkzaamheden verrichten en verdiende een inkomen van € 2.550,00 bruto per maand. De aandelentransactie is op verzoek van de vrouw nietig verklaard, zodat de man weer directeur-grootaandeelhouder van de B.V. is geworden.

Het pand aan de Nieuwendijk te Amsterdam is verkocht en in juni 2013 geleverd aan BAVA Winkelbeleggingen voor een bedrag van € 4.785.000,00. Van dit bedrag is in totaal

€ 2.000.000,00 betaald aan KPN en de zittende huurders: het restaurant [B] en Residence Amsterdam B.V., vanwege ontbinding van de huurcontracten. In 2013 heeft de vrouw beslag gelegd op het resterende bedrag dat op een derdenrekening van een notaris staat, zodat dit bedrag niet aan Nieuwendijk Monumenten B.V. kon worden overgemaakt en er geen nieuwe investeringen konden worden gedaan. Nieuwendijk Monumenten B.V. genereert geen inkomsten meer door de verkoop van het pand aan de Nieuwendijk waardoor de B.V. niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. De man ontvangt dan ook vanaf juni 2013 geen inkomen. In overleg met de vrouw is de achterstand in het loon tot 1 januari 2014 onder inhouding van de aan de vrouw te betalen alimentatie aan de man uitbetaald. In april 2014 hebben partijen tijdens een zitting in kort geding afgesproken dat de alimentatie rechtstreeks door de notaris aan de vrouw zou worden betaald en dat het resterende loon van de man van € 4.500,00 bruto (na aftrek van de alimentatie) aan de man wordt voldaan. Dit loon betreft een overeengekomen voorwaardelijk DGA salaris vanaf 1 februari 2014. Partijen zijn nog steeds verdeeld over de vraag of de man aanspraak heeft op enig loon sinds juni 2013. De man heeft geen andere bron van inkomen.

Het restaurant heeft geen onderkomen en geen werkkapitaal om voortgezet te worden op een andere locatie en ook het werkkapitaal van de B.V. staat geblokkeerd.

De man heeft betwist dat hij inkomen kan genereren uit het onroerend goed van partijen. de panden staan al lang leeg en de man heeft geen nieuwe huurders kunnen vinden.

De watervilla, waarin de man woont, is eigendom van de onderneming van de man. De man huurt slechts een etage. De auto van de man is van Residence. Als bestuurder van deze B.V. is hem een auto ter beschikking gesteld.

De vrouw heeft - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende verweer gevoerd.

De door de man aangevoerde omstandigheden zijn door hem ook aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van het 9 januari 2014.

De vrouw heeft beslag gelegd op het restant van de verkoopopbrengst van het pand aan de Nieuwendijk ter verzekering van haar vordering in de aanhangige procedure omtrent de boedelscheiding. De vrouw is bereid het beslag op te heffen, indien de man akkoord gaat met verdeling bij helfte van de verkoopopbrengst van het pand aan de Nieuwendijk. Ook is de vrouw bereid akkoord te gaan met uitbetaling van het loon van de man, indien hiermee de partneralimentatie wordt verrekend.

De vrouw heeft betwist dat Nieuwendijk Monumenten B.V. na de verkoop van het pand aan de Nieuwendijk geen inkomsten meer genereert.

Het restaurant [B] is niet geëxploiteerd door de neef van de man. Het betreft een commanditaire vennootschap, waarvan mevrouw [A], de huidige partner van de man, de beherend vennoot is. De neef van de man is slechts een stille vennoot.

De vrouw betwist voorts dat de man geen andere bron van inkomsten/vermogen heeft. De man heeft in alle procedures herhaaldelijk tegenstrijdige verklaringen over zijn inkomsten en vermogen ingenomen en geweigerd inzicht te geven in zijn inkomens- en vermogenspositie.

Ook in deze procedure weigert de man dit.

Nu stelt de man ineens een loonvordering te hebben op Nieuwendijk Monumenten B.V.. In de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 27 augustus 2013 heeft de man gesteld dat hij vanaf 1 juni 2013 geen arbeidsovereenkomst meer had met Nieuwendijk Monumenten B.V. De man heeft in eerdere procedures ook aangevoerd dat hij geen inkomen (meer) ontvangt en dit is geen reden geweest om de partneralimentatie te verlagen dan wel op nihil te stellen.

De man heeft alle goederen van partijen, met uitzondering van de voormalige echtelijke woning en een appartement in Den Haag, aan de gemeenschap onttrokken door verkoop aan zijn familieleden en/of zijn huidige partner zonder met de vrouw af te rekenen.

De huurbeëindigingsovereenkomsten ter zake van het pand aan de Nieuwendijk zijn schijnovereenkomsten en slechts opgezet met het oogmerk de verkoopopbrengst van het pand buiten het bereik van de vrouw te houden.

De man is bestuurder van Residence Amsterdam B.V. Volgens de verkoopovereenkomst ter zake van het pand aan de Nieuwendijk zou Residence een uitkoopsom van € 1.000.000,00 ontvangen. Ter zake van de vergoeding voor werkzaamheden van de man als bestuurder mag een redelijke vergoeding worden vastgesteld.

Het pand van partijen in Rijswijk is verhuurd geweest tegen een huurprijs van € 11.000,00 per maand. De man weigert inzichtelijk te maken wat hij met de opbrengsten heeft gedaan. De man kan met de exploitatieopbrengsten de alimentatie voldoen.

De man heeft drie appartementen in Spanje, die tot de boedel behoren, verkocht voor in totaal € 249.431,68. Het is niet duidelijk wat de man met deze verkoopopbrengsten heeft gedaan. Er zijn nog drie appartementen in Spanje, die tot de boedel behoren. De man heeft niet aangetoond dat deze appartementen niet worden verhuurd en ook niet gesteld wat hij heeft gedaan om de appartementen verhuurd te krijgen.

Met de exploitatie- en/of verkoopopbrengsten kan de man aan zijn alimentatieverplichting voldoen.

Blijkens de Belastingaangifte over 2010 heeft de man een vordering op Nieuwendijk Monumenten B.V. van € 50.000,00. Tot op heden is niet aangetoond dat deze vordering niet te verhalen is.

De man rijdt nog altijd in een dure auto, waarvoor hij privé een bijtelling moet voldoen, en woont in een luxe watervilla.

Niet is gebleken dat de man heeft gesolliciteerd om elders inkomsten uit arbeid te genereren. Hij heeft veel ervaring in de horeca en in vastgoed. De omstandigheid dat de man zijn verdiencapaciteit niet volledig benut, dient voor zijn rekening en risico te komen.

De rechtbank overweegt als volgt.

Het hof heeft in de beschikking van 9 januari 2014 geoordeeld dat de stelplicht en bewijslast van de stelling dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de man niet langer in staat is de vastgestelde partneralimentatie te betalen op hem rust. Daarbij heeft het hof overwogen dat in een vorige beschikking en vonnis nogal wat (inhoudelijke) overwegingen zijn gewijd aan tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van de man over zijn inkomsten en vermogenspositie en ook al het nodige is overwogen omtrent de door de man geïnitieerde constructies met betrekking tot vermogensbestanddelen die tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren of behoorden. Uit de door de man in het geding gebrachte stukken valt naar het oordeel van het hof geen compleet en verifieerbaar beeld van de financiële situatie (lasten, inkomsten en vermogen) van de man te destilleren. Het hof is daarbij tot de conclusie gekomen dat nu onduidelijk blijft over welke middelen de man nu werkelijk kan beschikken die onduidelijkheid, gelet op de op de man rustende stelplicht en bewijslast, voor zijn rekening dient te blijven.

De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige procedure door de man (nog steeds) geen helderheid is gegeven over zijn financiële situatie. Recente jaarstukken zijn niet, althans niet tijdig, overgelegd en de stelling van de man ter zitting dat die er niet zijn omdat er geen activiteiten in Nieuwendijk Monumenten B.V. worden uitgevoerd en dus geen jaarrekening kan worden opgesteld is onzin. Iedere vennootschap is immers wettelijk verplicht een jaarrekening op te stellen. Voorts heeft de man geen inzage gegeven in zijn werkzaamheden voor Residence Amsterdam B.V. Hij heeft verklaard dat hij in een auto van Residence rijdt omdat hij voor Residence werkt. Stukken waaruit blijkt welke vergoeding hij van Residence ontvangt zijn niet overgelegd. Uit de door de man in het geding gebrachte aangifte IB 2013 blijkt niet of deze aangifte ook daadwerkelijk is ingediend. Uit deze aangifte blijkt ook niets over inkomsten in de vorm van de ter beschikking gestelde auto door Residence. Ook zijn er geen belastingaanslagen overgelegd door de man. De financiële situatie van de man blijft dan ook onduidelijk en dit dient voor rekening van de man te komen en te blijven.

Hierbij overweegt de rechtbank dat op basis van de wel door de man overgelegde stukken niet geoordeeld kan worden dat hij geen of te lage inkomsten heeft om de alimentatie te blijven voldoen of dat hij geen vermogen heeft dat hij kan aanwenden voor het betalen van de alimentatie.

Het standpunt van de man dat hij, nu er beslag is gelegd door de vrouw, de alimentatie niet kan betalen kan ook niet leiden tot een nihilstelling. Door het beslag kan de man niet over de liquiditeiten beschikken, maar daarmee is het vermogen niet verdwenen. Daarbij komt dat de vrouw heeft aangegeven bereid te zijn om het beslag op te heffen, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd voor in ieder geval de alimentatieverplichtingen en het salaris van de man uit Nieuwendijk Monumenten B.V.

Ter zake van het verzoek om de partneralimentatie met ingang van 1 oktober 2014 op nihil te stellen

De man heeft ter onderbouwing van voormeld verzoek - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren gebracht.

Door de beslissing van de Ondernemingskamer is het inkomen van de man uit Nieuwendijk Monumenten B.V. komen te vervallen, zodat hij de partneralimentatie niet meer kan betalen.

De vrouw heeft als verweer - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren gebracht.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat sprake is geweest van tegenstrijdige belangen tussen de man en Nieuwendijk Monumenten B.V. en dat de man als bestuurder meermaals in strijd heeft gehandeld met de belangen van de onderneming om daarmee een eigen voordeel te behalen. Het wanbeleid van de man mag niet als gevolg hebben dat de man wordt beloond door vrijgesteld te worden van partneralimentatie. De gevolgen van de schorsing van de man als bestuurder dient voor rekening en risico van de man te komen en te blijven.

De vrouw heeft verder herhaald wat zij eerder in de procedure al heeft gesteld en hiervoor kort samengevat is vermeld.

De rechtbank overweegt als volgt.

Het enkele wegvallen van de managementvergoeding aan de man van Nieuwendijk Monumenten B.V. is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de onduidelijkheid over zijn financiële situatie, onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat de man niet langer is staat is de alimentatie te betalen. Daarbij wordt overwogen dat de man nog steeds aandeelhouder is en uit hoofde daarvan gelden van de onderneming kan ontvangen.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank in de door de man gestelde wijzigingen van omstandigheden die zien op zijn draagkracht geen aanleiding om de partneralimentatie te wijzigen.

Verbreking lotsverbondenheid en limitering

Op grond van artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de verzoeker, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, bevoegd het verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen.

De rechtbank laat de vermeerdering van het verzoek en de aanvulling van de gronden daarvan buiten beschouwing op grond van strijd met de eisen van een goede procesorde nu de rechtbank van oordeel is dat hierdoor, en met name door het late moment van indienen, sprake is van onredelijke vertraging van de procedure. Niet gebleken is dat de man de vermeerdering van zijn verzoek en de aanvulling van de gronden daarvan niet eerder bekend had kunnen maken.

Proceskosten

Nu de verzoeken van de man (wederom) worden afgewezen en gelet op voormelde motivering van de rechtbank daartoe, zal de rechtbank, zoals door de vrouw is verzocht, de man veroordelen in de proceskosten.

De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:

- griffierecht 282,00

- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten x € 452,00 (tarief II)

Totaal € 1.638,00

Beslissing

De rechtbank:

wijst de verzoeken van de man af,

veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op

€ 1.638,00.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. J.K. Franken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2014.

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature