U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor drugshandel, drugsbezit en bezit Sildenafil.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/702049-12 (P)

vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 juni 2013

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats] (Marokko),

wonende te [woonplaats],

gedetineerd voor deze zaak PI Amsterdam, HvB Demersluis, Amsterdam.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 april 2013 en 12 juni 2013.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. J.G.M. Dassen, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: in de periode van 1 januari 2011 tot 18 januari 2013 te Amersfoort en elders in Nederland heroïne en cocaïne heeft verhandeld;

Feit 2: op 18 januari 2013 een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid heroïne voorhanden heeft gehad;

Feit 3 primair: op 18 januari 2013 832 tabletten, bevattende Sildenafil, in voorraad heeft gehad;

Feit 3 subsidiair: op 18 januari 2013 832 tabletten voorzien van de indruk “viagra”, die valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waar een ander recht op had, in voorraad heeft gehad.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd het onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gevorderd dealen in cocaïne voor de periode van één jaar wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft voorts partiële vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde heroïne onder feit 2, omdat de aangetroffen stof geen heroïne is, maar fenacetine.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de cocaïne in feit 2 en ten aanzien van feit 3. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de heroïne in feit 2.

Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging bepleit dat een periode van maximaal 6 maanden wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de telefoongegevens en de afgelegde verklaringen door getuigen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Het bewijs ten aanzien van feit 1

De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.

Onder verdachte zijn op 18 januari 2013 twee mobiele telefoons met drie simkaarten in beslag genomen. De simkaarten hebben de telefoonnummers [telefoonnummer 1], [telefoonnumer] en[telefoonnummer 2].

Uit onderzoek blijkt dat met het telefoonnummer [telefoonnumer] in de periode van 1 juli 2012 tot en met 18 januari 2013 15.387 contacten hebben plaatsgevonden. Dit is een gemiddelde van 76 contacten per dag.

Uit onderzoek blijkt voorts dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de periode 1 december 2012 tot en met 18 januari 2013 6.875 contacten hebben plaatsgevonden. Dit is een gemiddelde van 143 contacten per dag. Met het telefoonnummer[telefoonnummer 2] h ebbenin de periode 18 december 2012 tot en met 18 januari 2013 559 contacten plaatsgevonden, wat neer komt op een gemiddelde van 18 contacten per dag.

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij wel eens coke heeft gekocht. Hij heeft dit tien keer bij de heer[verdachte]gekocht. Getuige [getuige 1] herkent verdachte als de heer [verdachte]. Getuige [getuige 1] heeft ongeveer één jaar coke bij hem gekocht. De eerste keer was één jaar terug vanaf januari 2013 gerekend.

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij coke kocht van verdachte. Getuige[getuige 2] heeft verklaard dat hij gedurende twee of twee en een halve maand drugs van verdachte heeft gekocht. Verdachte heeft aan getuige[getuige 2] verteld dat hij dealde.

Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij bij verdachte coke kocht vanaf januari 2012. Hij kocht ongeveer één keer in de maand en later werd dat één of twee keer in de week. Het nummer dat hij belde had 11 of 22 als eindcijfers.

Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende drie weken in januari 2013 drugs, coke, heeft gehaald en doorgegeven.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende één jaar in cocaïne heeft gehandeld. De rechtbank baseert zich met betrekking tot de periode op de bovengenoemde getuigenverklaringen en de telefoongegevens. Uit de telefoongegevens blijkt dat direct vanaf de dag van ingebruikname van het desbetreffende telefoonnummer veel contacten met dat nummer plaatsvinden, waaruit naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd kan worden dat sprake is van een vervanging van een eerder (onbekend) telefoonnummer. De rechtbank acht het gelet op de hoeveelheid telefoongesprekken en de getuigen die verklaren over een periode van een jaar, niet aannemelijk dat verdachte korter dan een jaar heeft gehandeld in cocaïne en verwerpt dan ook het standpunt van de verdachte dat hij uitsluitend 3 weken lang coke heeft verstrekt (en niet verhandeld) en ook het verweer van de raadsman dat een periode van maximaal 6 maanden bewezen kan worden.

Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2 (heroïne)

Uit onderzoek is gebleken dat de hoeveelheid van 17,25 gram die bij verdachte is aangetroffen geen heroïne, maar een stof bevattende fenacetine betreft. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van heroïne.

Het bewijs ten aanzien van feit 2 (cocaïne)

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte cocaïne voorhanden heeft gehad.

Aangezien verdachte dit (onderdeel van het) feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering , met een opsomming van de bewijsmiddelen.

- het rapport Opiumwet d.d. 23 januari 2013;

- het rapport NFI d.d. 28 januari 2013;

- het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte d.d. 18 januari 2013;

- de bekennende verklaring van verdachte.

Het bewijs ten aanzien van feit 3

Op 18 januari 2013 is de woning van verdachte aan de [adres]te Amersfoort doorzocht. In de woning wordt – onder meer – een zak met pillen in beslag genomen.

De 832 pillen hebben de indruk Pfizer en VGR 100. Zij worden gekenmerkt met nummer AAFD7112NL.

De status van de losse blauwe tabletten is die van een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt.

Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de tabletten met kenmerk AAFD7112NL circa 62 mg Sildenafil per tablet bevatten. Sildenafil is het werkzame bestanddeel in onder andere Viagra tabletten.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

1.

op verschillende tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2012 tot 18 januari 2013 te Amersfoort en elders in Nederland telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

op 18 januari 2013 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad (in zijn, verdachtes kleding)

- ( ongeveer) 17.5 gram van een materiaal bevattende cocaïne en

(in zijn, verdachtes woning/kamer)

- ( ongeveer) 25,07 gram van een materiaal bevattende cocaïne

zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

Primair

op 18 januari 2013 te Amersfoort, opzettelijk een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 832 tabletten /pillen van een stof bevattende Sildenafil (bekend onder de handelsnaam Viagra) in voorraad heeft gehad, zijnde een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning

geldt.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als

Feit 1: handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 2: handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 3 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet gegeven verbod.

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd in haar rapport d.d. 28 maart 2013.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. De verdediging heeft opgemerkt dat daaraan een forse voorwaardelijke straf gekoppeld kan worden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en eventueel ook dat verdachte mee moet werken aan urinecontroles. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nu inzicht heeft in zijn persoon en dat de hulp voor verdachte prioriteit verdient.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich gedurende een jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Daarnaast heeft verdachte cocaïne en pillen bevattende sildenafil voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat handel in cocaïne de gezondheid van anderen schaadt en voorts dat het vermogenscriminaliteit en andere vormen van criminaliteit bevordert. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.

De rechtbank is van oordeel dat op dergelijke feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een forse gevangenisstraf.

De rechtbank heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 april 2013. De rechtbank heeft voorts gelet op het rapport van de reclassering d.d. 28 maart 2013, waarin wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij de reclassering en een behandelverplichting.

Gelet op de persoon van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd. Met een voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt en voorts maakt een voorwaardelijk deel het opleggen van verplicht reclasseringscontact en het meewerken aan een behandeling mogelijk .

De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij (in sterkere mate) rekening houdt met de richtlijnen van het LOVS en met de persoon van de verdachte.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en na te noemen bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

9 Het beslag

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de in beslag genomen goederen terug kunnen worden gegeven aan verdachte. De rechtbank zal het beslag op de twee mobiele telefoons en de fotocamera opheffen.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet , de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 40 van de Geneesmiddelenwet , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1: handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 2: handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 3 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet gegeven verbod.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Beveelt dat een gedeelte, groot 5 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde

zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

dat veroordeelde zich na zijn invrijheidstelling dient te melden bij De Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) te Amersfoort en dat hij zich gedurende een door de SVG bepaalde periode blijft melden zo frequent als zij dat nodig acht. Gedurende deze periode moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zo ver deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;

dat veroordeelde moet meewerken aan een behandeling bij de forensische psychiatrie polikliniek Victas of een soortgelijke instelling, zo lang de behandelaar en/of de reclassering dit nodig acht;

dat veroordeelde moet meewerken aan urinecontroles, zo lang de reclassering dat nodig acht.

Heft op het beslag en gelast de teruggave aan verdachte van:

de mobiele telefoon, merk Nokia, kleur grijs, goednummer 812326;

de mobiele telefoon, merk Nokia, kleur paars, goednummer 812338;

de fotocamera, merk Sony, goednummer 812381.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2013.

Mr. Fung Fen Chung is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE: De tenlastelegging

Aan[verdachte] wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de

periode van 1 januari 2011 tot 18 januari 2013 te Amersfoort en/of elders in

Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of

verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne

(diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,

zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet;

art 2 ahf/ond B Opiumwet

art 10 lid 4 Opiumwet

2.

hij op of omstreeks 18 januari 2013 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft

gehad

(in zijn, verdachtes kleding)

- ( ongeveer) 17.5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende cocaïne en/of

(in zijn, verdachtes woning/kamer)

- ( ongeveer) 25,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende cocaïne en/of

- ( ongeveer) 17,25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende heroïne (diacetylmorfine),

zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de

Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet;

art 2 ahf/ond C Opiumwet

art 10 lid 3 Opiumwet

3.

Primair

hij op of omstreeks 18 januari 2013 te Amersfoort, althans in Nederland,

opzettelijk een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de

Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten

(ongeveer) 832 tabletten/pillen, in elk geval een grote hoeveelheid van een

stof bevattende Sildenafil (bekend onder de handelsnaam Viagra) in voorraad

heeft gehad en/of verkocht en/of

afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd, zijnde

metachloorphenylpiperazine een geneesmiddel waarvan geen handelsvergunning

geldt;

zijnde de gebezigde terminologie als bedoeld in de Geneesmiddelenwet

art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet

art 1 sub 1 Wet op de economische delicten

art 6 lid 1 sub 1 Wet op de economische delicten

art 2 Wet op de economische delicten

art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet

Subsidiair

hij op of omstreeks 18 januari 2013 te Amersfoort opzettelijk waren, die zelf

of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander

of van het merk waarop een ander recht had, te weten 832 (blauwe)

pillen/tabletten voorzien van de indruk "Viagra", heeft ingevoerd,

doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft

afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad;

art 337 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 43.

Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 B, pagina 1.

Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 B, pagina 1.

De verklaring van getuige [getuige 1], afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2013.

De verklaring van getuige [getuige 2], afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2013.

De verklaring van getuige [getuige 3], afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2013.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2013.

Het rapport Opiumwet, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 153 tot en met 155.

Het rapport NFI, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 159 en 160.

Het proces-verbaal van doorzoeking, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 61 tot en met 63.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2013.

Het proces-verbaal van doorzoeking, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 61 tot en met 63.

Het rapport Opiumwet, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 157 en 158.

Het proces-verbaal van de inspectie voor de Gezondheidszorg d.d. 28 januari 2013, opgenomen in dossiernummer PL0940/2012-265937 A, pagina 161 tot en met 164.

Het rapport van het NFI d.d. 4 april 2013 (niet opgenomen in het doorgenummerde proces-verbaal).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature