Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Handhaving, noodwoning, overgangsrecht.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector bestuursrecht

AWB nummer: 08/598

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

(Naam),

wonende te (woonplaats),

eiseres,

gemachtigde mr. J.M.E. Schieman, advocaat te Middelburg,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,

verweerder.

I. Procesverloop

Op 6 maart 2008 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een last onder dwangsom van € 100,-- per dag, met een maximum van € 7.500,--, gelast de met het bestemmingsplan strijdige situatie op het perceel (adres) te (woonplaats) voor 17 maart 2008 op te heffen door het volledig verwijderen van de overblijfselen van de aanwezige noodwoning en de deels aangebrachte begane grondvloer.

Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 25 maart 2008 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.

Bij besluit van 4 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Het beroep is op 4 februari 2008 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. M.J. Spierdijk en Q. Karman.

Op verzoek van eiseres heeft de rechtbank op die zitting vijf door eiseres voorgebrachte getuigen gehoord omtrent het voortgezet van de noodwoning door eiseres en de bouwkundige staat daarvan rond 9 november 2007 en de aan die woning toen ontstane schade. De door deze getuigen afgelegde verklaringen zijn neergelegd in het van die zitting opgemaakte proces-verbaal.

Op 30 maart 2009 heeft de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 8:50, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onderzoek ter plaatse ingesteld. Hierbij was eiseres in persoon aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Van de zijde van verweerder waren aanwezig J. Bostelaar (portefeuillehoudend wethouder), mr. M.J. Spierdijk en Q. Karman. Van de zijde van eiseres is tevens verschenen A.L. Verhulst, architect.

De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

II. Overwegingen

1. Op het perceel (adres) te (woonplaats) staat een noodwoning die rond 1954 is opgericht. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Aagtekerke” zoals dat door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Mariekerke op 22 september 1971 is vastgesteld. Het perceel heeft de bestemming “kampeerterrein”.

2. Ingevolge het bepaalde in artikel 15, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan Aagtekerke zijn de op de kaart voor “kampeerterrein” aangewezen gronden bestemd voor de bouw van gebouwen ten dienste van het kampeerbedrijf en voor het plaatsen van tenten en caravans met de daarbij behorende groenvoorzieningen, andere bouwwerken en andere werken, met dien verstande dat één dienstwoning annex kampwinkel en recreatieruimte mag worden gebouwd.

3. Op grond van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van het bestemmingsplan “Aagtekerke” mag gebruik van gebouwen en andere bouwwerken, bestaand dan wel in uitvoering ten tijde van de vaststelling van dit plan en in strijd met dit plan, worden voortgezet.

In het derde lid van dit artikel is bepaald dat gebouwen en bouwwerken, die ten tijde van de vaststelling van dit plan bestaan dan wel in uitvoering zijn en die in strijd zijn met dit plan, in geval van tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel mogen worden vernieuwd, mits de afwijkingen ten aanzien van dit plan niet worden vergroot en de aanvraag om bouw-vergunning wordt ingediend binnen twee jaren na de dag waarop de calamiteit eindigde, behoudens onteigening overeenkomstig de wet.

Ingevolge het bepaalde in artikel 20, vierde lid, van het bestemmingsplan “Aagtekerke” mogen gebouwen en andere bouwwerken, welke in strijd met het plan zijn, gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd, mits de afwijkingen ten aanzien van het plan naar aard en afmeting niet zullen worden vergroot.

4. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan “Aagtekerke” is de noodwoning niet positief bestemd. Dit leidt ertoe dat de woning en het gebruik ervan onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan is gebracht.

5. Verweerder heeft op 5 december 2007 geconstateerd dat er bouwwerkzaamheden op het perceel (adres) te (woonplaats) plaatsvonden. Voor deze werkzaamheden was geen vergunning verleend. Bij brief van 6 maart 2008 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een last onder dwangsom gelast om de met het bestemmingsplan strijdige situatie op te heffen door het volledig verwijderen van de overblijfselen van de aanwezige noodwoning en de deels aangebrachte begane grondvloer. Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de oom van eiseres, (naam), tot 8 april 2001 in de gemeentelijke basis-administratie als bewoner van het betreffende pand ingeschreven heeft gestaan. Eiseres staat eerst sinds 1 december 2005 ingeschreven op het adres (naam) te (woonplaats). Van voortgezet gebruik, zoals bedoeld in het overgangsrecht, is geen sprake en het recht op het overgangsrecht is vervallen, aldus verweerder. Voorts is verweerder van mening dat de noodwoning niet in oude staat kan worden hersteld. De uit te voeren werkzaamheden zullen leiden tot een nieuwe woning, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 20, vierde lid, van het bestemmingsplan. Dit besluit heeft verweerder in bezwaar gehandhaafd.

6. Van de zijde van eiseres is in beroep – voor zover van belang en samengevat – betoogd dat eiseres de woning direct na het vertrek van haar oom in 2001 heeft betrokken. Haar komt dan ook een beroep toe op het overgangsrecht. Voorts heeft zij betoogd dat de achterwand van de woning ten gevolge van de storm op 9 november 2007 is vernield. Zij beroept zich hiertoe op het bepaalde in artikel 20, derde lid, van het bestemmingsplan. Subsidiair beroept eiseres zich op het bepaalde in artikel 20, vierde lid, van het bestemmingsplan. Dit artikel voorziet erin al hetgeen noodzakelijk is om een gebouw of bouwwerk in stand te houden en in bouwkundig opzicht aan te passen aan de gewijzigde stand van de techniek. Er is geen sprake van de sloop en nieuwbouw van de noodwoning. Onderdelen van de achterwand, met name de kozijnen, kunnen voor herstel opnieuw worden gebruikt. Het dak dient deels te worden vervangen. Ook het triplex, waar de scheidingswanden van waren vervaardigd, waren aan vervanging toe. De stenen zijmuren en de karakteristieke voorgevel zijn onbeschadigd en blijven behouden. Deze vormen een genoegzame constructieve basis om tot gedeeltelijke vernieuwing en verandering over te gaan.

De rechtbank overweegt het volgende.

7. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

8. De rechtbank overweegt allereerst dat uit de in beroep overgelegde getuigenverklaringen, alsmede de ter zitting afgelegde verklaringen van de getuigen (namen), in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende is gebleken dat eiseres in 2001 de noodwoning heeft betrokken en sindsdien onafgebroken is blijven gebruiken als woning. De enkele omstandigheid dat eiseres op een ander adres heeft ingeschreven gestaan dan wel aldaar moest verblijven in verband met een door eiseres gedreven pension en haar daaruit voortvloeiende aanwezigheidsverplichting maakt dat gebruik door eiseres niet anders.

Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake van voortgezet gebruik en komt eiseres een gerechtvaardigd beroep op het overgangsrecht toe. Het bestreden besluit kan daarom voor wat betreft dit onderdeel niet in stand blijven en het beroep van eiseres is in zoverre gegrond.

9. Met betrekking tot het beroep van eiseres op de calamiteitenbepaling van het bestemmingsplan overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge vaste rechtspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 22 december 2004, 200404546/1, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN:AR7963) moet onder een calamiteit worden verstaan een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten de schuld van de betrokkene veroorzaakt onheil. Met inachtneming van de door de getuigen (namen) ter zitting van 4 februari 2009 afgelegde verklaringen en de eigen waarneming van de rechtbank op 30 maart 2009 kan van de in geding zijnde noodwoning niet worden gezegd of volgehouden dat die tengevolge van de beweerde storm op 9 november 2007 zodanig verloren is gegaan dat die voor gehele herbouw in aanmerking moet komen. Van die woning stonden in elk geval op 30 maart 2009 nog drie muren onbeschadigd overeind en was het dak, zij het ondersteund, nog aanwezig.

Die staat rechtvaardigt niet de kwalificatie die eiseres daaraan wenst te verbinden. Het beroep treft in zoverre geen doel.

10. De rechtbank overweegt voorts het volgende.

Ingevolge vaste rechtspraak rust op degene die zich op het overgangsrecht beroept in beginsel de plicht om aannemelijk te maken dat sprake is van slechts een gedeeltelijke vernieuwing of verandering als bedoeld in de planvoorschriften. Hierbij dient voorop te worden gesteld dat het uitgangspunt van het overgangsrecht is dat het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen er niet toe mag leiden, dat in een betrekkelijk korte tijd een geheel nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd door systematisch alles af te breken en te herbouwen. Een dergelijke handelswijze is in strijd met de strekking van het overgangsrecht dat er op is gericht het bouwwerk uiteindelijk te doen verdwijnen.

11. De rechtbank leidt uit de processtukken, waaronder de verklaringen van de getuigen (namen), af dat de achterwand van de noodwoning is ontzet tengevolge van de invloed op de noodwoning van een storm. Bij de bezichtiging van de noodwoning op 30 maart 2009 bleek dat drie buitenmuren - waarvan twee in steen opgetrokken - nog geheel intact waren en dat de planken van de achterwand, alsmede de daarin aangebrachte kozijnen ter plaatse nog aanwezig waren, immers heeft eiseres die bij de bezichtiging getoond. De rechtbank leidt hieruit af dat de noodwoning door de terugplaatsing van de achterwand en de – zoals ook uit de verklaring van de getuige (naam) blijkt – reeds voor de storm voorziene reparatie van het dak in oude staat hersteld kon worden zonder dat daarbij een vergroting van het plan naar aard en afmeting plaats zou hebben en met terugplaatsing van enkele scheidingswanden ook een afdoende constructieve basis kon worden gerealiseerd, waarna het pand weer als woning kan worden gebruikt. Dat alle waterleidingen en afvoeren en de elektriciteit eveneens opnieuw dienen te worden aangebracht is naar het oordeel van de rechtbank in dit kader van ondergeschikt belang. Van belang is immers of de strijdigheid met het bestemmingsplan wordt vergroot. Dit zou anders zijn indien eiseres het vloeroppervlakte zou vergroten en het uiterlijk aanzien van de gevel zou wijzigen, hetgeen voor zover de activiteiten tot het hiervoor staande zouden worden beperkt niet het geval is.

12. Het bestreden besluit is gemotiveerd door te verwijzen naar het advies van de commissie bezwaarschriften van 24 april 2008.

In dat advies wordt ten aan zien van de staat van de woning het volgende gesteld:

“Vast is komen te staan dat de oorspronkelijke achtergevel volledig is verwijderd, de vloer geheel is verwijderd, alle interne wanden zijn verwijderd, het dak slechts op zijn plaats blijft door gebruik te maken van zogenaamde stempels en het dak zelf ook vervangen moet worden. Mede gezien alle reeds gesloopte en te vervangen delen van de noodwoning is de commissie van oordeel dat, ook al zouden alle wanden weer op de oude plaats worden opgebouwd en zou het dak in de oorspronkelijke vorm worden teruggeplaatst een geheel nieuwe woning het resultaat zou zijn. Dit zou evenwel in strijd zijn met het overgangsrecht.”

13. Gelet op het door de rechtbank onder 11 overwogene deelt de rechtbank niet de conclusie van verweerder dat de herstelwerkzaamheden van eiseres zouden leiden tot een nieuwe woning. De rechtbank herhaalt hier haar eigen waarneming dat nog drie muren van het gebouw overeind stonden en die alle drie in een goede tot zeer goede staat verkeerden. Dat eiseres gepoogd heeft de woning zonder medeweten van verweerder uit te breiden maakt niet dat daarom een onderzoek naar herstel van de woning binnen de grenzen van het overgangsrecht achterwege dient te blijven. Voor zover uit dat onderzoek blijkt dat eiseres die grenzen overschrijdt zal optreden zich dienen te beperken tot die overschrijding, in casu de door eiseres beoogde vergroting van de noodwoning.

14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook ten onrechte aangenomen dat de woning niet kan worden hersteld en dat de activiteiten zouden leiden tot een vergroting van de afwijkingen ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan.

Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal wegens een gebrekkige voorbereiding en motivering worden vernietigd.

15. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.706,--, bestaande uit een bedrag van € 922,--wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen, en uit een bedrag van € 740,-- wegens kosten van de door eiseres voorgebrachte getuigen.

III. Uitspraak

De Rechtbank Middelburg

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

bepaalt dat de gemeente Veere aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- (honderdvijfenveertig euro) vergoedt;

veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op

€ 1.706,-- (zeventienhonderdenzes euro), te betalen door de gemeente Veere aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2009.

Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.

Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Nota bene:

In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.

Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.

Afschrift verzonden op: 7 mei 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature