OMGEVINGSRECHT. Waterstaatwet 1900. Verweerder heeft in het kader van art. 9 van de Waterstaatswet 1900 (opleggen gedoogplicht) een discretionaire bevoegdheid, zodat de rechter in deze slechts een marginale toetsing toekomt. De provinciale weg Buitenring Parkstad Limburg (hierna: Buitenring) kan worden aangemerkt als een waterstaatswerk in de zin van voormelde wet. In dat verband is van belang dat deze wet zich niet beperkt tot wegen die in verbinding staan met de natte waterstaat en ook ziet op provinciale wegen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de gedoogplicht ook kan worden opgelegd, wanneer wellicht op een later moment tot onteigening zal worden overgegaan. Niet relevant is of in de Waterwet en de Belemmeringenwet privaatrecht de gedoogplicht wel beperkt is tot gevallen waarin geen onteigening zal plaatsvinden.
Verweerder heeft zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van de in art. 9, lid 1 van de Waterstaatswet 1900 bedoelde noodzaak om een gedoogplicht op te leggen.