U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

doodslag in het verkeer.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummers: 03/700198-09, 03/500755-09 (ter terechtzitting gevoegd), 10/641076-07 (vordering tenuitvoerlegging)

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 februari 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren [1989],

wonende te [adresgegevens].

Raadsman is mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 10 juli 2009, 14 oktober 2009 en van 20 januari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

in de zaak met parketnummer 03/xxxx

Feit 1: [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, dan wel dat verdachte een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] werd gedood;

Feit 2: is doorgereden na een ongeval, terwijl hij wist of moest vermoeden dat aan een ander (namelijk [slachtoffer 1]) letsel of schade was toegebracht;

in de zaak met parketnummer 03/xxxx: [slachtoffer 2] heeft bedreigd, dan wel gevaar veroorzaakt heeft op de weg.

3 De voorvragen

In de zaak met parketnummer 03/xxx heeft de raadsman bij wijze van preliminair verweer de rechtbank verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat aan verdachte het fundamentele recht onthouden is op bijstand van de advocaat van zijn keuze.

Verdachte heeft immers bij zijn aanhouding op 3 oktober 2009 aan de hulpofficier van justitie te kennen gegeven dat hij advocaat Koevoets uit Rotterdam wilde spreken. Vervolgens heeft de politie verzuimd contact op te nemen met de gekozen advocaat. Verdachte betwist dat hij vervolgens akkoord is gegaan met bijstand door een andere raadsman, zoals in het proces-verbaal verhoor inverzekeringstelling is beschreven. Volgens de raadsman is verdachte door het verzuim van de politie verstoken gebleven van de door hem gewenste rechtsbijstand, omdat het inschakelen van een willekeurige piketadvocaat nooit hetzelfde effect kan hebben op de verdedigingsstrategie als de bijstand van de gekozen raadsman. Het gevolg van dit verzuim moet zijn dat de officier van justitie in haar vervolging niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De officier van justitie heeft de stelling van de raadsman bestreden en is van mening dat de rechten van verdachte niet geschonden zijn.

Overwegingen

In het proces-verbaal verhoor inverzekeringstelling van 3 oktober 2009 wordt het volgende gerelateerd. Verdachte heeft volgens de verbalisant aangegeven dat hij advocaat Koevoets uit Rotterdam wilde spreken. Ook heeft verdachte verklaard “nu” geen bezwaar te hebben tegen de bijstand door een piketadvocaat en dat hij met deze advocaat zal overleggen “hoe verder”.

De rechtbank gaat bij haar beoordeling van het verweer uit van deze verklaring van verdachte, omdat zij geen redenen heeft te twijfelen aan de inhoud van dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal. De enkele betwisting van verdachte is daartoe onvoldoende.

De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte vervolgens voorafgaand aan zijn eerste verhoor op 3 oktober 2009 rechtsbijstand heeft gekregen van mr. Van de Bergh als piketadvocaat. Verdachte is dan ook niet de fundamentele mogelijkheid onthouden een advocaat te spreken voorafgaand aan zijn verhoor. Niet gebleken is verder dat verdachte is teruggekomen op zijn uitspraak bij zijn inverzekeringstelling, nu hij de diensten van de piketadvocaat niet heeft geweigerd, noch zijn verzoek om bijstand door mr. Koevoets tegen de piketadvocaat heeft herhaald. Evenmin heeft verdachte tijdens zijn verhoor dit verzoek geuit, nadat hem aan het begin van het verhoor gevraagd was of hij al bezoek van een advocaat had gehad. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van enig onherstelbaar vormverzuim waar niet-ontvankelijkheid het gevolg van zou moeten zijn. Het verweer wordt dan ook verworpen.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] opzettelijk gedood door [slachtoffer 1] met zijn auto aan te rijden. Verdachte is met zijn auto zonder te remmen met een hogere snelheid dan toegestaan door rood gereden, terwijl hij wist dat er ter plaatse een oversteekplaats was, waar voetgangers en fietsers konden oversteken. Haast ging voor verdachte voor. Verdachte kon niet zien of er overstekende verkeersdeelnemers waren, omdat zijn zicht belemmerd werd door verkeer dat op de rechterrijstrook voor het rode licht stilstond. Verdachte reed naar eigen zeggen daar altijd door rood en reed bovendien zonder rijbewijs. Hij heeft [slachtoffer 1] aangereden, die bij het ongeval zwaar (hersen)letsel heeft opgelopen en als gevolg daarvan twee maanden later is overleden. Door zijn verkeersgedrag heeft verdachte zich willens en weten blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een kwetsbare verkeersdeelnemer het leven zou verliezen.

Na het ongeval is verdachte doorgereden.

Ook de bedreiging van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Volgens aangever [slachtoffer 2] heeft verdachte hem op de A2 met gevaarlijk weggedrag (waaronder bumperkleven en klemrijden) bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. Verdachte heeft echter ontkend zich hieraan te hebben schuldig gemaakt. [slachtoffer 2], die werkzaam is bij de Koninklijke Marechaussee, was op het moment van het voorval in burger en reed in een onopvallend voertuig. Enkele weken later herkende [slachtoffer 2] verdachte, toen deze in verband met een andere zaak werd aangehouden. Omdat [slachtoffer 2] een politieman is en hij verdachte tijdens en na het incident goed heeft kunnen zien, acht de officier van justitie het feit in weerwil van de ontkenning toch bewezen. [slachtoffer 2] geldt immers als een geoefend waarnemer. Bovendien werd verdachte enkele weken na het incident weer in de auto aangetroffen waarmee [slachtoffer 2] was bedreigd.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de aanrijding met de auto van verdachte en het overlijden van [slachtoffer 1]. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de conclusies in het deskundigenrapport van de arts en patholoog Maes niet worden gedragen door de inhoud van dit rapport. Het rapport kan niet gebruikt worden voor het bewijs, omdat het niet duidelijk genoeg is en bij vlagen zelfs innerlijk tegenstrijdig. De raadsman heeft hierbij gewezen op het veelvuldige gebruik van woorden als “zou kunnen zijn veroorzaakt” en “kan aanleiding hebben gegeven tot.” Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de doodslag op [slachtoffer 1]. De raadsman heeft de rechtbank verzocht een contra-expertise te laten verrichten, wanneer zij zijn standpunt niet deelt.

Ook van het subsidiaire verwijt dat verdachte een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt, moet hij worden vrijgesproken. Verdachte kan alleen verweten worden dat hij door rood is gereden en dat hij het slachtoffer niet heeft gezien. Dit is, gelet op de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, onvoldoende om bewezen te verklaren dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. De snelheid waarmee verdachte gereden heeft kan hierbij geen rol spelen, omdat op geen enkele manier bewezen kan worden hoe hoog deze geweest is.

Ten aanzien van het doorrijden na het ongeval heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

In de zaak met parketnummer 03/xxx heeft de raadsman het verweer zoals weergegeven onder 3 bij pleidooi herhaald. Daarnaast heeft hij geconcludeerd tot vrijspraak voor het geval de rechtbank hem niet volgt in zijn stelling dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is. Volgens de raadsman is er niet genoeg bewijs voor dit feit, omdat er alleen een aangifte is van [slachtoffer 2].

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal eerst het verweer van de raadsman bespreken met betrekking tot de bruikbaarheid van het deskundigenrapport. Daarna zal de rechtbank haar visie uiteenzetten ten aanzien van het bewijs.

4.3.1 Beoordeling van het verweer ten aanzien van de bruikbaarheid van het rapport van de patholoog-anatoom

De rechtbank deelt de visie van de raadsman niet dat het deskundigenrapport van 1 december 2009 van arts en patholoog Maes van het Nederlands Forensisch Instituut niet duidelijk genoeg is. Op basis van haar eigen bevindingen, het verslag van het ziekteverloop door forensisch geneeskundige Botter en de bevindingen van neuropatholoog Kubat heeft Maes heldere conclusies getrokken. Deze conclusies stemmen overeen met de interpretatie van de medische gegevens en de conclusies die forensisch geneeskundige Poettgens in een rapport van 8 oktober 2009 heeft weergegeven.

Het woordgebruik van Maes in haar rapportage geeft de rechtbank geen aanleiding te concluderen dat zij haar conclusies onvoldoende onderbouwd heeft en mogelijk niet zeker is geweest van de juistheid van deze conclusies, noch dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank zal het rapport daarom bij haar overwegingen betrekken en verwerpt het verweer van de raadsman onder afwijzing van het verzoek tot het verrichten van een contra-expertise.

4.3.2. Weergave en beoordeling van het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 03/xxx

Inleiding

Op 26 maart 2009 heeft er rond 21:30 uur een ongeval plaatsgevonden op de N2 ter hoogte van de scheiding van de [O.laan] en de [N.laan] te Maastricht. 2 De verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen een fiets op de vluchtstrook liggen en troffen een persoon aan die op de rijbaan lag. Het slachtoffer lag in een zogenaamde foetushouding en de agenten zagen dat hij met zijn hoofd in een grote plas bloed lag. Het slachtoffer werd vervolgens door een ambulance vervoerd naar het Academisch Ziekenhuis Maastricht.

Getuigen vertelden de verbalisanten dat de fietser was aangereden door een grijze [merk auto] met kenteken [xx]. Aan de linkerkant van het wegdek hebben de verbalisanten een kentekenplaat gevonden met voornoemd kenteken.

In de nacht volgend op het ongeval heeft de politie in Mesch een [merk auto] aangetroffen met voornoemd kenteken. De auto bleek zware schade te hebben aan de voorzijde en werd in beslag genomen.

Het kenteken van de auto stond op naam van een autoverhuurbedrijf. Als bijlage bij het door de politie opgevraagde huurcontract bevond zich een kopie van een verblijfsdocument van verdachte. Op de kopie stond bij het verblijfsdocument de aantekening vermeld: “evt, 2e bestuurder”. Verdachte werd vervolgens door de politie gesignaleerd en heeft zich op 28 maart 2009 gemeld bij het politiebureau in Rotterdam, waar hij werd aangehouden.

Het slachtoffer van de aanrijding bleek [slachtoffer 1] te zijn. Hij is op 29 mei 2009 overleden.

De deskundigenrapporten

Naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer 1] zijn er rapportages door deskundigen opgesteld. Forensisch geneeskundige Poettgens heeft een rapport opgesteld op basis van de medische dossiers van huisarts, ziekenhuis en verpleegkliniek. Poettgens komt in zijn rapport tot de conclusie dat [slachtoffer 1] als direct gevolg van het ongeval zeer ernstig hersenletsel heeft opgelopen en dat dit letsel uitsluitend en alleen te wijten is geweest aan het ongeval, gelet op de blanco medische voorgeschiedenis van [slachtoffer 1]. De ernst van het hersenletsel als zodanig zou moeten blijken uit een gerechtelijke obductie. [slachtoffer 1] is volgens Poettgens overleden als gevolg van een complicatie, die veroorzaakt is door de fysieke gevolgen van dit hersenletsel.

De arts en patholoog Maes, verbonden aan het Nederland Forensisch Instituut (NFI), heeft in haar rapport de conclusie getrokken dat [slachtoffer 1] overleden is als gevolg van verwikkelingen van coma na het oplopen van uitwendig inwerkend geweld op het lichaam. Zij heeft haar bevindingen gecombineerd met een verslag van het medisch dossier van [slachtoffer 1] van forensisch geneeskundige Botter. Daarnaast heeft zij gebruik gemaakt van de bevindingen van neuropatholoog Kubat. Beide laatste deskundigen zijn eveneens verbonden aan het NFI.

In haar interpretatie beschrijft Maes dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van een ernstige luchtweginfectie met pusophoping in de luchtwegen en van een longontsteking in de rechterlong met tekenen van een bloedvergiftiging. Deze longontsteking was het indirecte gevolg van het coma, waarbij onder andere als gevolg van een afwezige/verminderde hoestreflex ziekmakende bacteriën zich in de luchtwegen kunnen ophopen. De longontsteking had geleid tot beginnende bloedvergiftiging en het overlijden kon hierdoor zonder meer worden verklaard. Tevens beschrijft Maes dat er ernstige hersenafwijkingen in de hersenen zijn gevonden die het optreden van het coma goed kunnen verklaren. Tot slot concludeert Maes dat er een directe relatie bestaat tussen de aanrijding, het optreden van het coma en het overlijden van [slachtoffer 1].

Technisch onderzoek

Uit de analyse van het ongeval die gemaakt is door de forensische opsporing komt het volgende naar voren.

De bestuurder van de [merk auto] was frontaal met de voorzijde rechts van zijn voertuig tegen de linkerflank van de fiets gebotst.

Aan de hand van het sporenbeeld is het niet mogelijk geweest een snelheidsberekening te maken voor de auto en de fietser. De aard en omvang van de schadebeelden, de omvang van het verspreidingsgebied van de voertuigdelen en de eindpositie van de fiets ten opzichte van de botsplaats wijzen op een hogere snelheid van de [merk auto] dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u ter plaatse.

Door de bestuurder van de [merk auto] werd met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kort voor of op het moment van de botsing niet geremd. Als door de bestuurder van de [merk auto] geremd zou zijn, had dit -kort gezegd- zichtbaar moeten zijn in een hoogteverschil van de schade aan de fiets ten opzichte van de auto.

Getuigenverklaringen

[getuige 1] reed in de richting van de verkeerslichten ter hoogte van de [N.laan] in de richting van Luik. Zij zag dat de stoplichten op rood stonden en bracht haar auto tot stilstand achter een vrachtwagen die voor de stoplichten stilstond. De linkerrijstrook was geheel vrij. [getuige 1] zag opeens een lichtkleurige personenauto op de linkerrijstrook langs komen rijden. Zij zag geen remlichten oplichten en de auto reed zonder snelheid te verminderen door. De auto maakte vervolgens een slingerende beweging en reed door richting België. De snelheid van de [merk auto] schatte [getuige 1] op 70 à 80 km/u.

[getuige 2], die uit de richting van Luik naar het [O.plein] reed en eveneens voor het rode licht stilstond, heeft gezien dat een licht/zilverkleurige [merk auto] met grote snelheid over de oversteekplaats op de weg reed. Ook zag zij iets op de voorruit van de [merk auto] liggen en dat de [merk auto] geen snelheid minderde en doorreed. Toen de [merk auto] uit het zicht was, zag zij dat er een persoon op het wegdek lag.

[getuige 3], rijdende in de richting van Luik, reed richting een vrachtwagen die stilstond voor de voetgangersoverteekplaats aan de [N.laan]. Zij werd links gepasseerd door een zilverkleurige [merk auto], die met hoge snelheid in de richting van Luik reed en het rode licht bij de oversteekplaats negeerde. Zij zag een fietser/bromfietser van rechts de oversteekplaats oprijden en voor de vrachtwagen langsrijden. Daarna hoorde zij een klap. Ook zag zij dat de [merk auto] zonder te stoppen doorreed in de richting van Luik.

Verklaring verdachte

Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie erkend in de grijze [merk auto] gereden te hebben op 26 maart 2009. Hij had haast en reed, komende vanaf de [S.weg], linksaf de snelweg richting Luik op en nam meteen de linkerbaan. Verdachte reed ter plaatse altijd door rood, omdat daar naar zijn zeggen eigenlijk nooit lopend of fietsend verkeer ’s avonds was. Er stonden of reden geen auto’s op de linkerrijstrook. Op de rechterrijstrook stond een vrachtwagen stil. Daardoor kon verdachte niet zien wat er uit de opening kwam in de muur langs de weg, waar fietsers en voetgangers door konden. Verdachte reed zeker 60 km/u in de wetenschap dat ter plaatse 50 km/u is toegestaan.

Op het moment dat hij de vrachtwagen voorbij reed, kwam de fietser plotseling van rechts. Met de rechterzijde van zijn auto heeft hij de fietser geraakt. De fietser viel rechts op de voorruit van de auto. Nadat hij de fietser had aangereden, is hij doorgereden zonder te stoppen. Verdachte besefte dat hij tegen een fietser aangereden was. Verdachte heeft daarna de afslag Eijsden genomen en zijn auto in een dorpje achtergelaten. Verdachte heeft geen rijbewijs.

Wanneer verdachte ondervraagd wordt over zijn stelling dat er ’s avonds geen lopend of fietsend verkeer oversteekt op de plaats van het ongeval, wordt hem de vraag voorgelegd of “hij nooit bang is dat het fout kan gaan”. Hierop antwoordt verdachte: “Ja, daar denk ik wel aan, maar op dat moment was de haast belangrijker”.

Op de vraag of het niet roekeloos is om zonder rijbewijs in een auto te stappen, luidt het antwoord:”Ja, dat is zo.” Uit het verhoor blijkt tot slot dat hij de verkeersregels niet kent, maar wel weet dat rood licht stoppen betekent.

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard normaal te hebben gereden. Het slachtoffer heeft hij helemaal niet gezien. Verdachte kon ook niets zien, omdat een hoge vrachtwagen stilstond op de rechterrijstrook en zo het zicht naar rechts voor hem wegnam. Hij is doorgereden, terwijl het stoplicht op rood stond. Verdachte wist dat rood licht betekent dat je moet stoppen. Op de vraag waarom hij toch doorgereden is, antwoordde verdachte dat hij gelijk de snelweg op wilde en haast had. Hij wist dat er ter plaatse een oversteekplaats was voor voetgangers en fietsers, maar hij heeft er geen rekening mee gehouden dat er iemand zou oversteken. Op het moment van het ongeval kon hij niet weten dat zoiets kon gebeuren en heeft hij niet begrepen dat hij een groot risico nam. Hij heeft geen tijd gehad om te remmen.

Overwegingen

De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie en komt tot het oordeel dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd. Zij overweegt hiertoe het volgende.

Uit het hiervoor weergegeven bewijs volgt duidelijk dat verdachte, rijdende in de [merk auto], [slachtoffer 1] heeft aangereden. Ook staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] als direct gevolg van de aanrijding is overleden. Dit baseert zij op de conclusies van forensisch geneeskundige Poettgens, die door patholoog Maes worden bevestigd, nadat een tweede forensisch arts opnieuw de medische dossiers van [slachtoffer 1] heeft beoordeeld.

De opzet op de dood van verdachte volgt voor de rechtbank uit de navolgende feiten en omstandigheden.

De snelheid van verdachte moet beoordeeld worden als te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse. Daarvoor is het niet nodig om vast te stellen wat precies de snelheid van verdachte is geweest op het moment van de aanrijding. Uit zijn eigen verklaringen, de verklaringen van de getuigen en de conclusies van het technisch onderzoek volgt dat verdachte zijn snelheid in het geheel niet heeft verminderd, terwijl dit noodzakelijk was, om de eenvoudige reden dat het stoplicht op rood stond. Alles wijst er ook op dat de snelheid niet onder de 50 km/u heeft gelegen. Daarbij wist verdachte dat hij een oversteekplaats naderde voor kwetsbare verkeersdeelnemers (voetgangers en fietsers). Bovendien kon hij niet zien of iemand overstak, omdat een stilstaande vrachtwagen dit onmogelijk maakte. Vervolgens is verdachte tóch met onverminderde snelheid doorgereden.

Uit zijn verklaringen en gedrag leidt de rechtbank af dat verdachte onverschillig stond tegenover het rijden zonder rijbewijs en zijn gebrek aan kennis van de verkeersregels en dat het hem om het even is geweest of hij een kwetsbare verkeersdeelnemer op de oversteekplaats aan zou rijden met dodelijke gevolgen. Haast was immers belangrijker. De kans dat een kwetsbare verkeersdeelnemer ter plaatse oversteekt en komt te overlijden als gevolg van een aanrijding met een auto is aanmerkelijk. De kans dat verdachte [slachtoffer 1] met dodelijk gevolg zou aanrijden heeft verdachte gelet op zijn onverschillige gedrag dan ook willens en wetens aanvaard, waarmee de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen acht.

Uit de hiervoor beschreven bewijsmiddelen volgt tevens dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdacht na het ongeval is doorgereden. Feit 2 zal daarom ook bewezen worden verklaard.

4.3.3. Overwegingen ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/xxx

De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte het fundamentele recht is onthouden op rechtsbijstand op de gronden als hierboven onder 3 vermeld.

De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2]. Zij overweegt hiertoe het volgende.

Verdachte heeft ontkend op 16 september 2009 in Maastricht of omgeving te zijn geweest. Hij heeft zich naar eigen zeggen dan ook niet schuldig gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 2]. In het dossier bevinden zich als bewijsmiddelen de aangifte van [slachtoffer 2] en een proces-verbaal van bevindingen dat door [slachtoffer 2] is opgemaakt, waarin hij relateert dat hij verdachte op 3 oktober 2009 herkent als degene die hem op 16 september 2009 heeft bedreigd.

De rechtbank constateert op basis van deze bewijsmiddelen dat het beschikbare bewijs afkomstig is van één persoon. Dit brengt in de regel met zich mee dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor een veroordeling.

In de onderhavige zaak ligt dit anders, omdat de rechtbank naast de aangifte beschikt over een ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar, te weten het proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2], waaraan krachtens artikel 344, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering bijzondere bewijskracht toekomt. [slachtoffer 2] is immers wachtmeester der Koninklijke Marechaussee en werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee als algemeen opsporingsambtenaar in de zin van artikel 6 van de Politiewet. Evenwel is in de onderhavige zaak sprake van een ernstig misdrijf en moet de mogelijkheid van artikel 344, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering terughoudend worden toegepast. Nu verdachte het feit nadrukkelijk ontkent, acht de rechtbank de bewijsmiddelen onvoldoende voor een bewezenverklaring en zal zij verdachte vrijspreken, zowel van het primaire, als van het subsidiaire verwijt.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Feit 1 primair met parketnummer 03/xxx

op 26 maart 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet als bestuurder van een personenauto, rijdende over de N2, ter plaatse waar de door verdachte bereden weghelft was verdeeld in een linkerrijstrook en een rechterrijstrook en ter plaatse waar op die rechterrijstrook een aantal motorrijtuigen voor een in hun richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht stil stonden voor een aldaar gelegen voetgangers- en fietsersoversteekplaats, rijdende over die linkerrijstrook, met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, die voetgangers- en fietsersoversteekplaats, genaderd en vervolgens op de rechterrijstrook van voornoemde N2 stilstaande motorrijtuigen links is gepasseerd en vervolgens in strijd met het voornoemd in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd en voor hem, verdachte, bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die voetgangers- en fietsersoversteekplaats is overgereden/overgestoken, zulks op het moment dat een fietser, zijnde [slachtoffer 1], doende was die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van rechts naar links over te steken, en hij, verdachte, bij nadering van die fietser de snelheid van zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet heeft verminderd en zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet tot stilstand heeft gebracht, ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde, motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

Feit 2 met parketnummer 03/700198-09

op 26 maart 2009 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de N2, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer 1]) letsel en schade was toegebracht.

De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

feit 1 primair met parketnummer 03/xxx:

doodslag

feit 2 met parketnummer 03/xxx:

overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf van 7 jaar aan verdachte op te leggen met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van 7 jaar.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman acht de straf die de officier van justitie heeft geëist extreem hoog. Gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken ligt een werkstraf of zelfs een geldboete meer voor de hand. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een zeer beperkte taakstraf op te leggen.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.

Verdachte is verantwoordelijk voor de dood van de 20-jarige [slachtoffer 1]. Met zijn weggedrag heeft verdachte er blijk van gegeven het leven van anderen niet te respecteren. Het leed dat hierdoor veroorzaakt is, is zeer ingrijpend en onherstelbaar. Ter terechtzitting heeft de moeder van [slachtoffer 1] verwoord wat het verlies van haar zoon voor haar betekent. Ook de vader van [slachtoffer 1] heeft in zijn slachtofferverklaring uiting gegeven aan zijn verdriet.

De ernst van het feit is voor de rechtbank aanleiding een forse gevangenisstraf op te leggen. De jeugdige leeftijd van verdachte speelt hierbij voor de rechtbank een ondergeschikte rol. Wél heeft zij de overtuiging gekregen dat verdachte spijt heeft van wat hij heeft aangericht. Dat in aanmerking genomen acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog, mede gelet op het feit dat verdachte nog niet eerder veroordeeld is voor een gewelds- of levensdelict. Daarbij komt ook nog dat de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een strafbaar feit waarvan verdachte wordt vrijgesproken.

Het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is nodig om enerzijds recht te doen aan de ernst van het feit en anderzijds de veiligheid van andere verkeersdeelnemers te beschermen. Aan het rijden zonder rijbewijs moet beslist een einde komen. Daarbij is van belang te constateren dat eerdere veroordelingen door de kantonrechter voor het rijden zonder rijbewijs verdachte er niet van weerhouden hebben om toch op 26 maart 2009 in de auto te stappen.

Alles afwegend komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf van 3 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 jaren.

7 De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van 4 weken jeugddetentie die aan verdachte voorwaardelijk zijn opgelegd door de kinderrechter bij vonnis van 7 mei 2007.

De raadsman heeft de rechtbank verzocht deze vordering af te wijzen, omdat deze niets toevoegt aan de strafmaat die in de onderhavige zaak aan de orde is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de straf om te zetten in een taakstraf.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarbij overweegt de rechtbank dat de proeftijd van verdachte is ingegaan op 22 mei 2007 en is geëindigd op 21 juni 2009 in verband met de tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht in de onderhavige zaak. De vordering van de officier van justitie is vervolgens op 27 augustus 2009 ter griffie van de rechtbank ingekomen en daarom tijdig aanhangig gemaakt. De rechtbank zal de vordering toewijzen en daarbij de jeugddetentie vervangen door gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd.

8 De benadeelde partij

Namens het slachtoffer [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 10.000,- voor geleden immateriële schade.

Ook de ouders van [slachtoffer 1] hebben een schadevergoeding gevorderd. [moeder van slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 2518,17 voor diverse kosten die zij gemaakt heeft in verband met het verblijf van haar zoon in het ziekenhuis en de verpleegkliniek. Daarnaast heeft zij een vergoeding gevraagd voor begrafeniskosten en de kosten van rechtsbijstand.

[vader van slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van € 9172,96, waarvan € 5000,- ter zake van affectieschade. Voor het overige betreft de vordering de kosten die [vader van slachtoffer 1] gemaakt heeft in verband het verblijf van zijn zoon in het ziekenhuis en de verpleegkliniek. Daarnaast heeft hij een vergoeding gevraagd voor de kosten van de uitvaart en de kosten van rechtsbijstand.

De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De door [moeder van slachtoffer 1] en [vader van slachtoffer 1] gevorderde schadevergoedingen acht zij slechts ten dele toewijsbaar.

De raadman heeft de rechtbank verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat zij niet eenvoudig van aard zijn. Bovendien acht de raadsman de vorderingen ook kansloos in een procedure bij de burgerlijke rechter. Daarnaast heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat niet onomstotelijk is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] is komen te overlijden als gevolg van het strafbare feit, wat aan toekenning van de vorderingen in de weg staat. Tot slot heeft de raadsman de diverse specifieke schadeposten betwist.

Bij haar bewijsoverwegingen is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat [slachtoffer 1] overleden is ten gevolge van het strafbare handelen van verdachte. Op grond daarvan verwerpt de rechtbank bij haar beoordeling van de schadevorderingen het standpunt van de raadsman.

Ook acht zij de vorderingen van [moeder van slachtoffer 1] en [vader van slachtoffer 1] eenvoudig van aard en zal zij op deze vorderingen ingaan. Dit ligt anders ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1].

Tijdens de zitting van 14 oktober 2009 is de vraag aan de orde geweest of [slachtoffer 1] zijn wil omtrent deze vordering genoegzaam kenbaar heeft kunnen maken. Omdat deze vraag niet eenvoudig te beantwoorden is binnen het kader van het strafproces, zal de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren onder de bepaling dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Met betrekking tot de vorderingen van [moeder van slachtoffer 1] en [vader van slachtoffer 1] overweegt de rechtbank het volgende.

Onmiskenbaar is dat het leed van de ouders en overige nabestaanden van [slachtoffer 1] zeer ingrijpend en onherstelbaar is. Evenwel wordt de schade die zij geleden hebben niet aangemerkt als schade die rechtstreeks voortvloeit uit het strafbare feit dat hun zoon het leven heeft gekost. Artikel 51, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering biedt in de onderhavige zaak de nabestaanden slechts de mogelijkheid tot vergoeding van de kosten van lijkbezorging. De door [vader van slachtoffer 1] gevorderde affectieschade komt evenmin voor vergoeding in aanmerking, omdat de besluitvorming rond het wetsvoorstel dat vergoeding van deze schade mogelijk wil maken nog niet is afgerond. De rechtbank acht derhalve alleen de gevraagde schadevergoeding in verband met de begrafenis toewijsbaar. De rechtbank acht deze schadeposten ook aannemelijk en voldoende onderbouwd. Daarbij zal de schademaatregel worden opgelegd.

Tot slot zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partijen [moeder van slachtoffer 1] en [vader van slachtoffer 1]. Daarbij kan slechts een vergoeding worden toegekend die bepaald wordt aan de hand van het liquidatietarief voor procedures in kantonzaken. De rechtbank gaat bij de berekening uit van het toegekende bedrag aan schadevergoeding. Voor de vordering van [moeder van slachtoffer 1] leidt dit tot toekennen van een bedrag van € 180,-, nu haar raadsvrouw ook bijstand heeft verleend op de zittingen. Ten aanzien van de vordering van [vader van slachtoffer 1] leidt dit tot het toekennen van een bedrag van € 30,-.

De benadeelde partij [slachtoffer 2] (voorheen genaamd [slachtoffer 2]) vordert een schadevergoeding van € 321,- ter zake van het feit met parketnummer 03/xxx. Nu verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

9 Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen goederen aan verdachte (kleding) en aan de rechthebbende (de [merk auto]).

10 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 77k en 287 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 7, 176, 179a van de Wegenverkeerswet 1994 .

11 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 03/xxx;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;

- verklaart verdachte strafbaar;

Straffen

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 jaren;

Benadeelde partijen

- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adresgegevens] Maastricht, in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte tot betaling van € 466,- ter zake van de post begrafeniskosten aan de benadeelde partij [moeder van slachtoffer 1], [adresgegevens] Noorbeek;

- verklaart de benadeelde partij [moeder van slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [moeder van slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 180,-, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [moeder van slachtoffer 1] voornoemd bedrag van € 466,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [moeder van slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;

- veroordeelt verdachte tot betaling van € 182,55 ter zake van de post kosten uitvaart aan de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1], [adresgegevens] Herten;

- verklaart de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt, begroot op € 30,-, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1] voornoemd bedrag van € 182,55 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;

- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adresgegevens] Geleen, in haar vordering niet-ontvankelijk;

- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslaggenomen, nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:

11 1.00 STK Schoeisel Kl: zwart, DIOR HOMME, zwarte schoen met witte streep zijkant;

12 1.00 STK Shirt Kl: zwart, BURBERRY, zwart poloshirt korte mouw;

- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1 1.00 STK Personenauto [merk auto]2009 Kl: grijs;

Vordering tenuitvoerlegging (10/xxx)

- gelast dat de voorwaardelijke straf van 4 weken jeugddetentie die bij vonnis van de Kinderrechter te Rotterdam van 7 mei 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 10/xxx, ten uitvoer zal worden gelegd;

- vervangt de hiervoor vermelde jeugddetentie door een gevangenisstraf van 4 weken.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 februari 2010.

Buiten staat

Mr. A.M.A. Eijck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat

Zaak met parketnummer 03/700198-09

1.

hij op of omstreeks 26 maart 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een personenauto, rijdende over de N2, ter plaatse waar de door verdachte bereden weghelft was verdeeld in een linkerrijstrook en een rechterrijstrook en/of ter plaatse waar op die rechterrijstrook een aantal motorrijtuigen voor een in hun richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht stil stonden voor een aldaar gelegen voetgangers- en/of

fietsersoversteekplaats, rijdende over die linkerrijstrook, met hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, is genaderd en/of (vervolgens) (een) op de rechterrijstrook van voornoemde N2 stilstaande motorrijtuig(en) links is gepasseerd en/of (vervolgens) in strijd met het voornoemd in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd en voor hem, verdachte, bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats is

overgereden/overgestoken, zulks op het moment dat een fietser, zijnde [slachtoffer 1], doende was die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van rechts naar links over te steken, althans zich op die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats bevond, en/of hij, verdachte, bij nadering van die fietser de snelheid van zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet of niet voldoende heeft verminderd en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet of niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of niet behoorlijk is uitgeweken, ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde, motorrijtuig en voornoemde [slachtoffer 1], ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 26 maart 2009, in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de N2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1], werd gedood, althans waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale

bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, -terwijl hij niet beschikte over een geldig rijbewijs ter zake de categorie B-, rijdende over die N2, ter plaatse waar de door verdachte bereden weghelft was verdeeld in een linkerrijstrook en een rechterrijstrook en/of ter plaatse waar op die rechterrijstrook een aantal motorrijtuigen voor een in hun richting gekeerd rood licht uitstralend verkeerslicht stil stonden voor een aldaar gelegen voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, rijdende over die linkerrijstrook, met hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, is genaderd en/of (vervolgens) een op de rechterrijstrook van voornoemde N2 stilstaande motorrijtuig(en) links is gepasseerd en/of (vervolgens) in strijd met het voornoemd in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd en voor hem, verdachte, bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht, die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats is overgereden/overgestoken, zulks op het moment dat een fietser doende was die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van rechts naar links over te steken, althans zich op die voetgangers- en/of fietsersoversteekplaats bevond, en/of hij, verdachte, bij nadering van die fietser de snelheid van zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet of niet voldoende heeft verminderd en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) niet of niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of niet behoorlijk is uitgeweken, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) en de bestuurder van die fiets, te weten die [slachtoffer 1] voornoemd en/of die fiets;

2.

hij op of omstreeks 26 maart 2009 in de gemeente Maastricht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de N2, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 1]) letsel en/of schade was toegebracht;

In de zaak met parketnummer: xxxx

hij op of omstreeks 16 september 2009 te Bunde, in elk geval in de gemeente Meerssen,

[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, rijdende over de weg, de A2, met een door hem, verdachte, bestuurd motorrijtuig dicht op de voor hem, verdachte, in een personenauto rijdende [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig het motorrijtuig van die [slachtoffer 2] via de vluchtstrook van die A2 ingehaald en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuige voor het motorrijtuig van die [slachtoffer 2] is gaan rijden en/of (vervolgens) zonder verkeersnoodzaak heeft geremd waardoor die [slachtoffer 2] was genoodzaakt te remmen en/of uit te wijken om een botsing of aanrijding te voorkomen;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 16 september 2009, in Bunde, in elk geval in de gemeente Meerssen,

als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A2,

met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig dicht op de voor hem, verdachte, in een personenauto rijdende [slachtoffer 2] heeft gereden en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig het motorrijtuig van die [slachtoffer 2] via de vluchtstrook van die A2 heeft ingehaald en/of (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig voor het motorrijtuig van die [slachtoffer 2] is gaan rijden en/of (vervolgens) zonder verkeersnoodzaak heeft geremd, waardoor die [slachtoffer 2] was genoodzaakt te remmen en/of uit te wijken om een botsing of aanrijding te voorkomen,

door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature