Verzoek tot ontslag van bestuurder en commissarissen van de Stichting, alsmede verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening houdende de schorsing (met onmiddellijke ingang) van de bestuurder met benoeming van een tijdelijke bestuurder. Beide verzoeken worden afgewezen. Onvoldoende gebleken is van een taakverwaarlozing, dan wel andere gewichtige redenen, op grond waarvan de bestuurder en commissarissen ontslagen dienen te worden. Evenmin is (voldoende) gebleken dat wegens ingrijpende omstandigheden het voortduren van het bestuur in redelijkheid niet kan worden geduld. Niet, althans onvoldoende is gebleken dat de bestuurder van de stichting in die hoedanigheid onrechtmatig heeft gehandeld. Evenmin kan vastgesteld worden dat de commissarissen in hun toezichthoudende taak tekort zijn geschoten. Niet gebleken is van een situatie zoals beschreven in artikel 2:298 lid 1 BW .