Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Arbeidszaak. WWZ. Ontbinding op de e-grond vanwege niet voldoen aan re-integratieverplichtingen door werknemer toegewezen. Ernstig verwijtbaar handelen. Geen transitievergoeding toegekend.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 11171830 AZ VERZ 24-47

Beschikking van de kantonrechter van 15 augustus 2024

in de zaak van

[verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] ,

statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,

verzoekende partij, tevens verwerende partij in het tegenverzoek,

gemachtigde mr. R.W.M. van Gool,

tegen

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek]

wonend te [woonplaats] ,

verwerende partij, tevens verzoekende partij in het tegenverzoek,

gemachtigde mr. D.M. Gijzen.

Partijen zullen hierna [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] en [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 11

het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig tegenverzoek met bijlagen 1 en 2

de door [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] in het geding gebrachte aanvullende bijlagen

de pleitnota van mr. Van Gool met bijlagen

de mondelinge behandeling van 8 augustus 2024, waarvan door griffier aantekeningen zijn bijgehouden.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] , geboren op [geboortedatum] 1990, is sinds 24 oktober 2008 op basis van arbeidsovereenkomst bij [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] in dienst in de functie van taxichauffeur tegen een loon van laatstelijk € 1.704,79 bruto per maand exclusief vakantiebijslag (bijlage 2 verzoekschrift).

2.2.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is sinds 25 maart 2023 arbeidsongeschikt.

2.3.

Vervolgens is de bedrijfsarts ingeschakeld, een probleemanalyse en plan van aanpak opgesteld.

2.4.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is meermaals opgeroepen / uitgenodigd om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts.

2.5.

In de terugkoppelingsadviezen van het spreekuur van de bedrijfsarts

staat voor zover relevant vermeld (bijlage 6 verzoekschrift):

28-04-2023

(…) Re-integratieadvies:

- volledige arbeidsongeschiktheid voor eigen en vervangend werk

- laagdrempelig in contact blijven (…)

20-06-2023

(…) Er is sprake van een ongewijzigde situatie. (…) Dhr aangegeven dat het wenselijk is dat hij richting werkgever communiceert (…)

30-08-2023

(…) Per 22-09-2023 kan hij 3 dagen per week, 4 uur per dag in eigen werkzaamheden hervatten. Waarna hij verder kan opbouwen naar volledige uren in eigen werk. (…)

2.6.

Bij brief van 5 december 2023 deelt [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aan [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] mee (bijlage 7 verzoekschrift):

“(…) Na twee verzonden brieven, stuur ik je een derde brief. Beide eerdere brieven hadden betrekking op het niet nakomen van afspraken van je re-integratie verplichtingen.

In de eerste brief, gedateerd op 24 april 2023, heb ik het belang van het nakomen van de afspraken duidelijk beschreven en bij het in de toekomst nalaten daarvan, gewaarschuwd voor het opschorten van je loon.

In de tweede brief, gedateerd op 16 november 2023, heb ik een opsomming gemaakt van onze afspraken waar je geen gehoor aan hebt gegeven en daarom ook het loon per die datum opgeschort.

Hierbij een opsomming na de tweede brief van 16 november 2023:

(…)

20 november 2023 met afmelding afwezig

22 november 2023 zonder afmelding afwezig

24 november 2023 zonder afmelding afwezig

27 november 2023 zonder afmelding afwezig

2 december 2023 zonder afmelding afwezig

3 december 2023 zonder afmelding afwezig

4 december 2023 Arbo – NO SHOW

5 december 2023 zonder afmelding afwezig

Gezien de eerste waarschuwing, opschorting van het loon en het bovenbeschreven opsomming, ben ik genoodzaakt om het loon per 6 december 2023 stop te zetten.

Ik wil nogmaals het belang van het nakomen van je re-integratie verplichtingen benadrukken. Daarnaast wil ik je waarschuwen, dat, wanneer het uitblijven van contact en het weigeren van medewerking aan je re-integratie verplichtingen, een beëindiging van de overeenkomst een volgende consequentie zal zijn. (…)”

2.7.

Bij brief van 3 april 2024 (bijlage 7 verzoekschrift) wijst [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] wederom erop dat het niet meewerken aan de re-integratieverplichtingen (niet komen werken, terwijl bedrijfsarts werknemer daartoe in staat acht, het niet verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts en het niet meewerken aan het opstellen van de eerstejaarsevaluatie) leidt tot het opleggen van loonmaatregelen.

2.8.

De bedrijfsarts heeft aan [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] een terugkoppeling gegeven van het spreekuur van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] op 5 april 2024 (bijlage 6 verzoekschrift):

(…) De medische situatie van werknemer was er sprake van een korte terugval. Hierdoor mag werknemer officieel gezien niet beroepsmatig chauffeurs werkzaamheden verrichten. Advies om hiervoor een keuring bij het CBR aan te vragen, indien situatie verbeterd. (…)

2.9.

In het rapport van het arbeidsdeskundig onderzoek van de heer [naam arbeidsdeskundige] van AD-Solutions van 23 april 2024 staat voor zover van belang (bijlage 4 verzoekschrift):

“(…) Er is een andere passende functies aanwezig bij de eigen werkgever in de vorm van autopoetser, echter geen formatieruimte. (…)

Eindconclusie

Het eigen werk is momenteel niet passend in volledige omvang en niet passend te maken.

Er zijn andere passende werkzaamheden bij de eigen werkgever aanwezig, echter niet vacant.

Werknemer heeft arbeidsmogelijkheden in het kader van spoor 2.

2.10.

Bij brief van 24 april 2024 (bijlage 7 verzoekschrift) deelt [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aan [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] mee dat het loon stopgezet zal worden voor de dagen dat hij zonder goede reden afwezig is c.q. niet op het werk verschijnt en zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt en dit uiteindelijk kan leiden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

2.11.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is op 26 april, 29 april en 1 mei 2024 niet op het werk verschenen. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is evenmin op 1 mei 2024 verschenen op het intakegesprek van het spoor 2 traject met de heer [naam] . [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] heeft hiervoor officiële waarschuwingen wegens werkweigering ontvangen en is erop gewezen dat hij over deze dagen geen recht op loon heeft (bijlage 7 verzoekschrift).

2.12.

Op 2 mei 2024 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] en [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] over het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. Daarvan is een gespreksverslag opgemaakt dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] (voor akkoord en gelezen) heeft ondertekend (bijlage 7 verzoekschrift).

2.13.

Op 8, 10, 17, 21, 22, 24 en 27 mei 2024 is [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] wederom niet op het werk verschenen. Op 28 mei 2024 is [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ook niet op het spreekuur van de arboarts verschenen (bijlage 7 verzoekschrift).

2.14.

Op 29 en 31 mei, 3 en 5 juni 2024 is [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] evenmin op het werk verschenen voor het verrichten van vervangende werkzaamheden (bijlage 7 verzoekschrift).

2.15.

Op verzoek van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] heeft het UWV een deskundigenoordeel op 5 juni 2024 uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie (bijlage 8 verzoekschrift). Het UWV overweegt daartoe:

(…) De verzekeringsarts koppelt (…) op 3 juni 2024 terug dat op basis van de medische gegevens het plausibel te achten is dat er momenteel een beperking geldt ten aanzien van beroepsmatig voertuig besturen. De verzekeringsarts acht het eveneens gevaarlijk dat hij gaat chaufferen, zeker waarbij ook verantwoordelijkheid voor derden geldt. (…) De beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer is getoetst door de verzekeringsarts en eveneens plausibel geacht. Meneer is hierdoor ongeschikt voor het eigen werk te achten. Het eigen werk is vanwege deze beperking niet aan te passen. Er is wel belastbaarheid voor het uitvoeren van ander werk. De eigen werkgever biedt meneer aangepaste werkzaamheden aan die binnen de belastbaarheid van meneer [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] liggen. Meneer [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] wil alleen zijn eigen werk uitvoeren en is het niet eens met de beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer. Zowel de bedrijfsarts als de verzekeringsarts stellen wel degelijk een beperking in beroepsmatig voertuig besturen. Meneer [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] heeft dan ook geen deugdelijke grond om de gemaakte afspraken met werkgever omtrent ander werk bij de eigen werkgever niet te hoeven uitvoeren. Aangezien meneer [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] dit laatste tot aan datum deskundigenaanvraag niet correct heeft opgevolgd, heeft werkgever prikkelende maatregelen getroffen zoals gespreksvoering, mondelinge waarschuwingen en opleggen van een loonstop. Deze acties zijn terecht gebleken van werkgever, er is immers geen geronde reden voor het niet nakomen van de afspraken. De inspanningen verricht door werknemer zijn onvoldoende beoordeeld. (…)”

2.16.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is op 7, 10 en 12 juni 2024 wederom niet op het werk verschenen voor het verrichten van vervangende werkzaamheden. Evenmin is hij op 11 juni 2024 verschenen op de afspraak met de heer [naam] inzake de begeleiding re-integratie spoor 2. Bij brief van 12 juni 2024 heeft [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aan hem bericht dat zijn loon volledig is stopgezet (bijlage 7 verzoekschrift).

2.17.

Bij brief van 21 juni 2024 bericht [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aan [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] (bijlage 7 verzoekschrift):

“(…) vandaag dienen we een verzoekschrift in bij de kantonrechter om je arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit op grond van het feit dat je je re-integratieverplichtingen niet nakomt. Zo ben je vandaag wederom niet verschenen op het werk en heb je geen contact meer opgenomen met de heer [naam] in het kader van het 2e spoortraject. Van ons kan in redelijkheid niet meer worden verlangd om je arbeidsovereenkomst voort te zetten.

Je loon blijft stopgezet - zoals meermaals aangekondigd - omdat je bovengenoemde re-integratieverplichtingen niet nakomt. Ondanks dat het verzoekschrift is ingediend, blijven je re-integratieverplichtingen van kracht, zo ook de opgelegde loonmaatregelen. (…)”

2.18.

In het terugkoppelingsadvies van het spreekuur van de bedrijfsarts van 7 augustus 2024 staat voor zover relevant vermeld (bijlage bij de pleitnota):

“(…) De situatie is ongewijzigd. (…) Er bestaat onenigheid betreffende de beperking voor beroepsmatig autorijden. De heer [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] heeft conform het vorige advies een herkeuring bij het CBR aangevraagd. Deze hebben gesteld dat betrokkene zijn rijbewijs mag behouden, hij hoeft dus niet zijn B rijbewijs in te leveren. Voor beroepsmatig autorijden/taxirijden/persoonsvervoer, geldt de wet regeling eisen geschiktheid 2000 en is er een medische keuring voor de taxipas. In zijn medisch specifieke situatie wordt gesteld dat betrokkene een medische herkeuring voor de taxipas dient te krijgen alvorens hij weer rijgeschikt geacht kan worden. Tot deze tijd blijft de beperking t.a.v. beroepsmatig autorijden gehandhaafd. (…)”

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] , meer in het bijzonder het niet nakomen van re-integratieverplichtingen;

II. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking;

III. bij het bepalen van de einddatum, in afwijking van artikel 7:671b lid 9 onderdeel a BW, geen rekening te houden met de opzegtermijn maar de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te ontbinden omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ;

IV. te bepalen dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, zodat hij geen recht heeft op een transitievergoeding (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW );

V. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] heeft verweer gevoerd, kort samengevat erop neerkomend dat hij toegeeft dat zijn handelen niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat hij van mening is dat voor de niet nakoming van zijn verplichtingen een deugdelijke grond bestond.

3.3.

Bij wijze van tegenverzoek verzoekt [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] te veroordelen tot

I. primair:

- betaling van het (achterstallig) loon vanaf 1 juni 2024 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,

- het overleggen van een deugdelijke loonspecificatie,

II. subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt:

- betaling van een transitievergoeding,

primair en subsidiair:

- betaling van de proceskosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt vast dat het verzoek tot ontbinding is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e BW, in verband met het zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van - kort gezegd - zijn re-integratieverplichtingen. In geval van een verzoek op die grondslag moet het verzoek (op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 5 BW) worden afgewezen indien (onderdeel a) de werkgever de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:629a lid 7 BW, de betaling van het loon heeft gestaakt, of (onderdeel b) de werkgever niet beschikt over een deskundigenverklaring van het UWV als bedoeld in artikel 7:629a BW, tenzij het overleggen van de ze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Deze afwijzingsgronden doen zich in het onderhavige geval niet voor, nu [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] zowel schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van zijn verplichtingen als ook de betaling van het loon heeft gestaakt en een deskundigenoordeel van het UWV heeft overgelegd.

4.2.

Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en de herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.

4.3.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] naar voren gebrachte en door [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.4.

Gebleken is dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] herhaaldelijk geen gehoor heeft gegeven aan oproepen van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] om zijn re-integratieverplichtingen na te komen. Dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] onvoldoende zijn, wordt onderschreven door het deskundigenoordeel van het UWV van 5 juni 2024 (r.o. 2.15). Niet gebleken is dat het niet nakomen van de afspraken door [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] kan worden toegeschreven aan een medische aandoening. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] is ondanks herhaalde inspanningen van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] (waaronder waarschuwingen en herhaalde loonstop) onbereikbaar gebleken voor [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] , arbodienst en UWV. Van een deugdelijke reden hiervoor is - anders dan [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] meent - niet gebleken. Ook heeft [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] er verschillende keren op gewezen dat het niet meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen het einde van de arbeidsovereenkomst tot gevolg kan hebben. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] was aldus een gewaarschuwd man. Het verweer van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] dat de door [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aangeboden (vervangende) werkzaamheden niet passend waren, wordt niet ondersteund met ter zake dienende bescheiden en voorts is ook niet gebleken dat [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] destijds heeft aangegeven dat het aangeboden werk in zijn ogen niet passend was. Een second opinion is evenmin door [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] aangevraagd. Uit de in het geding gebrachte stukken, waaronder het deskundigenoordeel van het UWV en het arbeidsdeskundig onderzoek, blijkt juist dat de door [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] aangeboden aangepaste / vervangende werkzaamheden als passend worden aangemerkt. Dat er momenteel geen formatie vacant is, maakt niet dat de arbeid niet passend is. [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] wil enkel zijn eigen werk uitvoeren en is het niet eens met de beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer, maar zowel de bedrijfsarts als de verzekeringsarts stellen een beperking in beroepsmatig voertuig besturen.

4.5.

Gelet op de hiervoor besproken omstandigheden kan van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] niet worden verlangd dat zij de mogelijkheid tot herplaatsing onderzoekt en ligt herplaatsing van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] ook niet in de rede. De kantonrechter kwalificeert de gedragingen van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] als ernstig verwijtbaar in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW, zodat voor toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] geen aanleiding bestaat.

4.6.

[verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de kortst mogelijke termijn. Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 sub b BW ontbinden met ingang van de dag na de uitspraak van de beschikking.

4.7.

Het opzegverbod tijdens ziekte staat niet aan ontbinding in de weg, gelet op het bepaalde in artikel 7:670a lid 1 BW. In dit artikellid is (kort gezegd) bepaald, dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing is indien de werknemer zonder deugdelijke grond de re-integratieverplichtingen weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk tot nakoming heeft gemaand of om die reden de loonbetaling heeft gestaakt. Aan die vereisten is in het onderhavige geval voldaan. Van de toepasselijkheid van andere opzegverboden is niet gebleken.

4.8.

Aangezien er aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen vergoeding wordt verbonden, behoeft [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] niet in de gelegenheid te worden gesteld om haar verzoek in te trekken en kan een eindbeschikking worden gegeven.

4.9.

Het vorenstaande brengt met zich dat het tegenverzoek van [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] wordt afgewezen.

4.10.

[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] worden begroot op:

- griffierecht € 130,00

- salaris gemachtigde € 814,00

- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 1.079,00.

5 De beslissing

De kantonrechter:

Het verzoek

5.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst per 16 augustus 2024,

Het tegenverzoek

5.2.

wijst de verzoeken af,

Het verzoek en het tegenverzoek

5.3.

veroordeelt [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten), die aan de zijde van [verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek] tot heden zijn bepaald op € 1.079,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de uitspraak daarna wordt betekend,

5.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.

CJ


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature