Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Civiel recht. Bodemzaak. De curator is van mening dat de bank ten onrechte de financieringsmogelijkheden van Beta NL gelimiteerd heeft en later de financieringsovereenkomst met Beta NL heeft opgezegd. Beta NL is als gevolg daarvan in staat van faillissement geraakt volgens de curator. De rechtbank is van oordeel dat de bank de financieringsmogelijkheden niet had mogen limiteren op de wijze als de bank gedaan heeft. De rechtbank stelt verder vast dat voldaan is aan de contractuele opzeggingsmogelijkheden en dat de bank daarmee in beginsel bevoegd was om over te gaan tot beëindiging van de financieringsovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW is de be ëindiging door de kredietverlener op grond van een contractuele bevoegdheid niet rechtsgeldig indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, ING /De Keijzer Beheer). Na weging van de door partijen over en weer aangedragen argumenten is de rechtbank van oordeel dat de bank geen gebruik had mogen maken van haar contractuele beëindigingsbevoegdheid. De rechtbank verwerpt het beroep van de bank op rechtsverwerking en schending van de klachtplicht.

Uitspraak



RECHTBANK Limburg

Civiel recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: C/03/309750 / HA ZA 22-431

Vonnis van 10 juli 2024

in de zaak van

[eiser] ,

in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BETA DISTRIBUTION B.V.,

te [vestigingsplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: de Curator,

advocaat: mr. M.C.J. Peeters,

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht

LLOYDS BANK PLC.,

te EC2V 7HN London (Verenigd Koninkrijk),

gedaagde partij,

hierna te noemen: Lloyds,

advocaat: mr. L.J. Böhmer.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de akte overlegging producties 1 tot en met 42 van de Curator

- de akte overlegging producties 43 tot en met 45, alsmede uitlating ex artikel 15 Haags Betekeningsverdrag- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 15 - de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald

- de akte rectificatie tevens overlegging producties 16 en 17 van Lloyds

- de akte overlegging productie 46 van de Curator - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 oktober 2023 met de daarbij gevoegde spreekaantekeningen en de producties 47 en 48 van de Curator - de akte overlegging schriftelijke spreekaantekeningen en producties 18 en 19 van Lloyds

- de akte uitlating producties van de Curator.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 26 juni 2014 is Beta Distribution B.V. (hierna: Beta NL) opgericht. De aandelen van Beta NL worden voor 90% gehouden door het Beta Distribution Plc. (hierna: PLC) en voor 10% door [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Alle aandelen van PLC worden gehouden door Beta Services UK Limited (hierna: Beta UK). Beta NL is gevestigd in Nederland terwijl PLC en Beta UK zijn gevestigd in Engeland. Al deze rechtspersonen maken deel uit van de zogenoemde Beta Group, die zich bezighield met de distributie van IT-gerelateerde kantoorbenodigdheden.

2.2.

De aandelen van Beta UK zijn in handen van [naam 2] (75%) en [naam 3] (25%). [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is enig bestuurder van Beta NL en, met anderen, bestuurder van PLC en Beta UK.

2.3.

Lloyds is een bankinstelling die Beta UK en PLC vanaf 2008 heeft gefinancierd. Ook Beta NL is na haar oprichting door Lloyds gefinancierd. Daartoe is tussen Lloyds en Beta NL op 5 februari 2015 een financieringsovereenkomst gesloten, de zogenoemde ‘Receivables Finance Agreement’ (hierna: RFA, productie 12 van de Curator). In de RFA is opgenomen dat daarop het Nederlands recht van toepassing is. De Nederlandse rechter is (mede) als bevoegde rechter aangewezen voor geschillen die voortvloeien uit de RFA.

2.4.

De financiering op basis van de RFA vond plaats middels bevoorschotting gekoppeld aan de openstaande vordering op debiteuren van Beta NL. Deze vorderingen werden door Beta NL aangemeld bij Lloyds, waarna Lloyds deze beoordeelde. Bevoorschotting vond vervolgens plaats tot 90% van de omvang van de door Lloyds akkoord bevonden (‘approved’) vorderingen op debiteuren.

2.5.

Onderdeel van de afspraken in de RFA was dat de debiteuren van Beta NL moesten betalen op een geblokkeerde rekening bij Lloyds (‘Collection Account’). Bevoorschotting aan Beta NL vond plaats op een andere rekening bij Lloyds, waar Beta NL toegang toe had en die zij kon gebruiken voor het doen van betalingen (‘Current Account’). Al hetgeen Lloyds op enig moment uit hoofde van de bevoorschotting te vorderen had, kon zij verrekenen met creditsaldi op het Collection Account en het Current Account. Daarnaast verkreeg Lloyds een pandrecht op de vorderingen van Beta NL op haar debiteuren, tot zekerheid van terugbetaling van - kort gezegd - hetgeen Lloyds op grond van de RFA van Beta NL te vorderen had. Ook waren PLC en Beta UK jegens Lloyds hoofdelijk verbonden voor de verplichtingen van Beta NL ten opzichte van Lloyds.

2.6.

Artikel 4.7 van de Operating Conditions - Part II van de (Engelstalige) RFA luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

‘We may at any time, by written notice to you, with immediate effect vary (…) any Review Limit or Approval Limits (…)’.

2.7.

Artikel 10.1 van de Operating Conditions - Part II van de RFA vermeldt de zogenoemde ‘Termination Events’, zijnde de gevallen waarin Lloyds de RFA mag beëindigen. In aanvulling daarop bepalen de artikelen 7.3.1. en 7.3.2. van de RFA dat ook als Termination Event geldt het geval dat zich in de Receivables Finance Agreement tussen Lloyds en PLC een Termination Event voordoet alsook - kort gezegd - het geval waarin enige groepsmaatschappij tekortschiet in de nakoming van financiële verplichtingen jegens (onder andere) Lloyds.

2.8.

Op grond van de artikelen 10.2.9. en 10.2.11. van de Operating Conditions - Part II van de RFA heeft Lloyds het recht om, indien zich een Termination Event voordoet, een vaste kostenvergoeding te claimen (de zogenoemde ‘Charge’) alsook om op kosten van Beta NL accountants of andere professionals onderzoek te laten verrichten.

2.9.

Op verzoek van PLC heeft KRE Corporate Recovery LLP (hierna: KRE) op 27 september 2018 een rapport uitgebracht over de financiële positie van PLC (productie 13 van de Curator, hierna: het KRE Rapport). Na het uitbrengen van het KRE Rapport is Deloitte door de Beta Group als externe adviseur ingeschakeld.

2.10.

Vanaf begin oktober 2018 heeft Lloyds ten opzichte van Beta NL een zogenoemde ‘Payment Hold’ ingesteld, inhoudende dat Beta NL slechts met voorafgaande toestemming van Lloyds betalingen kon verrichten vanaf de Current Account. De Payment Hold wordt door partijen ook de ‘Ontzegging Toegang’ genoemd.

2.11.

Op 15 oktober 2018 is in Engeland een insolventieprocedure gestart ten aanzien van PLC en Beta UK. In dat kader zijn twee ‘administrators’ benoemd, die werkzaam zijn bij Deloitte. Onder verwijzing naar deze insolventieprocedure heeft Lloyds Beta NL bij brief van 7 november 2018 onder meer het volgende bericht:

‘Given these recent events the Bank (lees: Lloyds, toevoeging rechtbank) is monitoring ongoing trade of Beta carefully. In these circumstances, and particularly the appointment of the administrators to Plc and Services (lees: UK, toevoeging rechtbank), the Bank reserves all of its rights in connection with the RFA’.

2.12.

Bij brief van 16 november 2018 heeft Lloyds aan Beta NL bericht dat zij de financiering met onmiddellijke ingang beëindigt (door partijen ook ‘de Beëindiging’ genoemd). Daartoe wordt verwezen naar de artikelen 7.3.1. en 7.3.2. van de RFA (zie 2.7. hiervoor) in combinatie met de insolventieprocedure waar PLC en Beta UK in zijn verwikkeld. Lloyds had op dat moment uit hoofde van de financiering € 161.147,21 van Beta NL te vorderen. Daarnaast heeft Lloyds de vaste kostenvergoeding (de Charge) en de kosten voor onderzoek bij Beta NL in rekening gebracht. Het totaal van deze bedragen heeft Lloyds middels verhaal op basis van de aan haar verleende pandrechten geïncasseerd.

2.13.

Bij beschikking van deze rechtbank van 18 december 2018 is de voorlopige surseance van betaling aan Beta NL verleend (productie 1 van de Curator). De Curator is benoemd tot bewindvoerder. Bij beschikking van 21 december 2018 is de voorlopige surseance ingetrokken en is Beta NL in staat van faillissement verklaard (productie 2 van de Curator). De Curator is aangesteld tot curator. Vanaf september 2019 heeft de Curator met (de advocaten van) Lloyds gecorrespondeerd over - kort gezegd - de rechtmatigheid van de Ontzegging Toegang en de Beëindiging.

3 Het geschil

3.1.

De Curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

A. Ten aanzien van de rechtsgeldigheid van de Ontzegging Toegang en de

Beëindiging

1. voor recht verklaart dat (a) de Ontzegging Toegang en/of de Beëindiging door Lloyds

naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn/is en/of Lloyds

heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens Beta NL, (b) dat Lloyds hierdoor

toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de RFA dan wel onrechtmatig jegens

Beta NL heeft gehandeld en (c) dat Lloyds uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die Beta NL dientengevolge heeft geleden,

2. Lloyds veroordeelt tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen

met wettelijke rente,

3. Lloyds bij wijze van voorschot op de bij schadestaat te begroten schadevergoeding

veroordeelt tot betaling van € 200.000,- dan wel een door de rechtbank in goede

justitie te bepalen voorschotbedrag, te vermeerderen met wettelijke rente, te berekenen

vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,

B. Ten aanzien van de Charge en de Kosten

Primair

4. voor recht verklaart dat Lloyds vanwege de niet-rechtsgeldige Ontzegging Toegang en

Beëindiging niet bevoegd was de Charge en/of de Kosten op Beta NL te verhalen, althans de

Charge en/of de Kosten onverschuldigd door Beta NL aan Lloyds zijn voldaan, althans Lloyds ongerechtvaardigd is verrijkt met de Charge en/of de Kosten,

5. Lloyds veroordeelt tot betaling aan de Curator van € 293.551,20 (Charge) en/of € 409.270,58 (Kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf de dag

van de onverschuldigde betaling respectievelijk ongerechtvaardigde verrijking tot aan de

dag der algehele voldoening,

Subsidiair

6. voor recht verklaart dat het beroep van Lloyds op het contractuele beding tot

vergoeding c.q. verhaal van de Charge en/of Kosten naar maatstaven van redelijkheid en

billijkheid onaanvaardbaar is,

7. voor recht verklaart dat Lloyds hierdoor niet bevoegd was de Charge en/of de Kosten

op Beta NL te verhalen, althans de Charge en/of de Kosten onverschuldigd door Beta aan

Lloyds zijn voldaan, althans Lloyds ongerechtvaardigd is verrijkt met de Charge en/of de Kosten,

8. Lloyds veroordeelt tot betaling aan de Curator van € 293.551,20 (Charge) en/of € 409.270,58 (Kosten), te vermeerderen met wettelijke rente te berekenen vanaf de dag van de onverschuldigde betaling respectievelijk ongerechtvaardigde verrijking tot aan de dag der algehele voldoening,

Meer Subsidiair

9. De Charge en/of de Kosten matigt tot nihil dan wel tot de hoogte van door de

rechtbank te begroten wettelijke schadevergoeding, dan wel een door de rechtbank in

goede justitie te bepalen bedrag,

10. Lloyds veroordeelt tot betaling van het bedrag waarmee de Charge en/of de Kosten

door de rechtbank is gematigd, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van

dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,

Zowel ten aanzien van de vorderingen onder A. en B.:

11. Lloyds veroordeelt in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen

na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te

vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het

vonnis.

3.2.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Bevoegdheid en toepassing Nederlands recht

4.1.

De Curator heeft aangehaald dat in de RFA door partijen de Nederlandse rechter bevoegd is verklaard om kennis te nemen van geschillen die daaruit voortvloeien en dat door partijen uitdrukkelijk is overeengekomen dat die geschillen worden beheerst door het Nederlandse recht. Lloyds is in deze procedure verschenen zonder de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ter discussie te stellen en heeft ook de gestelde rechtskeuze niet betwist. De rechtbank is derhalve bevoegd om van dit geschil kennis te nemen en zal het Nederlandse recht toepassen.

Ontzegging Toegang

4.2.

De Curator stelt dat voor de Ontzegging Toegang geen contractuele of wettelijke basis bestond.

Lloyds heeft tegenover de Curator aangegeven dat de Ontzegging Toegang is gebaseerd op artikel 4.7 van de RFA (zie 2.6. hiervoor) maar deze bepaling voorziet volgens de Curator slechts in de mogelijkheid voor Lloyds om over te kunnen gaan tot beperking van het maximale krediet waarvan Beta NL kon genieten onder de RFA door een limiet (voor review of goedkeuring) in te stellen. De Ontzegging Toegang strekt veel verder dan slechts een beperking van het maximale krediet, aldus de Curator. Bovendien heeft Lloyds niet aangetoond dat – en zo ja welke – limieten door Lloyds zijn ingesteld, hoe en in welke mate Lloyds daarbij rekening heeft gehouden met de belangen van Beta NL en haar crediteuren en op welke wijze dat aan Beta NL is medegedeeld. Verder betwist de Curator dat door Lloyds aan het contractueel voorgeschreven schriftelijkheidsvereiste (‘written notice’) is voldaan.

Het beroep dat Lloyds ook al buiten rechte deed op het recht van opschorting is volgens de Curator evenmin valide. Voor opschorting is een opeisbare vordering van Lloyds op Beta NL vereist. Daarvan was geen sprake, aldus de Curator. Het beroep op 6:263 BW slaagt ook niet volgens de Curator.

4.3.

Lloyds betwist de stellingen van de Curator.

Artikel 4.7 van de RFA stond Lloyds toe om de Review Limit of Approval Limit eenzijdig aan te passen, aldus Lloyds. Die bepaling stond haar dus toe om op ieder moment de maximale hoogte van de bevoorschotting onder de RFA op de Current Account aan te passen. Daartoe behoorde ook Lloyds’ bevoegdheid om de advance rates of approval limits tot nihil te beperken. Dat er een written notice is gegeven, blijkt uit de door Lloyds als producties 6 en 7 overgelegde e-mails. De stelling van de Curator dat het goedkeuringsproces behorende bij de Ontzegging Toegang veel verder zou strekken dan het maximeren van krediet is volgens Lloyds onjuist. Het goedkeuringsproces was volgens Lloyds bovendien (schriftelijk) afgestemd en overeengekomen met [naam 3] , die hierin ook Beta NL rechtsgeldig vertegenwoordigde als bestuurder. Dit blijkt ook uit de door Lloyds als productie 7 overgelegde e-mail en het feit dat namens Beta NL nimmer is geprotesteerd tegen de Ontzegging Toegang maar - sterker nog - in lijn daarmee is verzocht om uitbetaling van € 172.000,00.

Lloyds voert voorts aan dat de Ontzegging Toegang geen tekortkoming van Lloyds oplevert, omdat Lloyds bevoegd was om haar verplichtingen onder de RFA op te schorten. Daartoe was zij volgens Lloyds op de eerste plaats bevoegd omdat er meerdere Termination Events rondom het uitbrengen van het KRE Rapport aanwezig waren, maar in ieder geval kan zij haar beroep op opschorting (ook) baseren op haar (anticipatoire) opschortingsbevoegdheid uit hoofde van de artikel 6:262 en 6:263 BW, nu bij haar gegronde vrees bestond dat Beta NL haar verplichtingen niet meer zou kunnen nakomen. Die gegronde vrees was eind september en begin oktober 2018 zonder meer aanwezig, gelet op de financiële situatie en malversaties binnen de Beta Group, de afhankelijkheid van Beta NL en de zorgwekkende conclusies in het KRE Rapport.

Ontzegging Toegang berust niet op een contractuele bevoegdheid

4.4.

De rechtbank is van oordeel dat de formulering van artikel 4.7 van de RFA niet uitsluit dat de hiervoor bedoelde limiet op nihil kan worden gezet. In zoverre slaagt het verweer van Lloyds. Om daartoe over te mogen gaan dient er echter een written notice te zijn uitgegaan. Uit de inhoud van de door Lloyds als productie 6 en 7 overgelegde e-mails, waaruit volgens Lloyds volgt dat deze schriftelijke mededeling zou zijn gedaan, kan de rechtbank een dergelijke mededeling echter niet afleiden. Productie 6 betreft een verzoek van 1 oktober 2018 van [naam 3] namens PLC aan Lloyds om een bedrag te mogen opnemen waarmee de facility limit wordt overschreden, waarop vervolgens door Lloyds toestemming wordt verleend. Productie 7 is een e-mail van 2 oktober 2018 die een uitleg bevat van Gavin Park van Deloitte aan Lloyds – niet mede gericht aan Beta NL – over de communicatie die hij heeft gehad met [naam 3] over gemaakte afspraken en de reactie daarop van Lloyds waarin goedkeuring wordt verleend aan het verzoek van Beta NL tot bevoorschotting van € 172.000,-. Beide berichten zijn dus niet gericht aan Beta NL zodat deze alleen al om die reden geen written notice als bedoeld in artikel 4.7 RFA aan Beta NL kunnen bevatten. Dit nog afgezien van het feit dat de inhoud van de berichten ook bezwaarlijk kan worden gezien als een dergelijke written notice. Naar het oordeel van de rechtbank is dus niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Hieruit volgt dat invoering van de Ontzegging Toegang niet berust op een uit de RFA voortvloeiende contractuele bevoegdheid.

Ontzegging Toegang berust niet op een afspraak met Beta NL

4.5.

De rechtbank volgt Lloyds ook niet in haar standpunt dat zij met Beta NL de Ontzegging Toegang overeen is gekomen. De verwijzing naar haar productie 7 volstaat daartoe niet. De Curator heeft er immers terecht op gewezen dat het een e-mailconversatie tussen Deloitte en Lloyds betreft waaraan Beta NL niet deelneemt. Verder heeft de Curator onweersproken gesteld dat:

- de tekst in onderwerpregel (‘Bella’) de benaming was van het project dat zag op de PLC en niet op Beta NL (dat de projectnaam ‘Donna’ had gekregen),

- in de e-mail wordt gerefereerd aan een uitspraak van [naam 3] inhoudende dat hij dacht dat de Payment Hold alleen voor PLC gold.

Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kan uit de betreffende e-mail dus niet het bestaan van de door Lloyds gestelde afspraak over de Payment Hold met Beta NL worden afgeleid. Dat geldt ook voor het enkele feit dat Beta NL niet heeft geprotesteerd tegen de opgelegde Payment Hold. Het niet ageren tegen een door Lloyds opgelegde maatregel kan - zonder bijkomende omstandigheden, waarvan niet is gebleken - niet gelden als het overeengekomen zijn van die maatregel.

Geen recht op opschorting

4.6.

Naar het oordeel van de rechtbank komt Lloyds tevens geen beroep toe op het recht tot opschorting. Het beroep op artikel 6:262 BW slaagt niet nu er ten tijde van de Ontzegging Toegang geen sprake was van niet nakoming van een verbintenis door Beta NL. De Curator heeft er terecht op gewezen dat Lloyds ten tijde van de Ontzegging Toegang nog niet was overgegaan tot de Beëindiging en daarmee tot opeising bij Beta NL. Dat er sprake was van een (of meer) Termination Event(s) bij PLC en/of Beta UK maakt bovendien niet dat Lloyds daardoor een opeisbare vordering had op Beta NL. Een Termination Event leidt immers niet van rechtswege tot beëindiging van de financiering, maar geeft Lloyds slechts - in beginsel (zie hierna) - de bevoegdheid te beëindigen. Van die bevoegdheid had Lloyds ten tijde van het ingaan van de Ontzegging Toegang nog geen gebruik gemaakt. De door Lloyds in haar brief van 16 november 2018 gebruikte opzeggingsgrond had zich ook nog niet voorgedaan: PLC en Beta UK kwamen pas op 16 oktober 2018 in administration.

4.7.

De door Lloyds genoemde omstandigheden voor haar beroep op de opschortingsbevoegdheid op grond van artikel 6:263 BW (onzekerheidsexceptie) zijn, tot slot, niet valide. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.Lloyds benoemt de financiële situatie en malversaties binnen de Beta Group, de afhankelijkheid van Beta NL en de zorgwekkende conclusies in het KRE Rapport.

4.7.1.

Niet in geschil is dat uit het KRE Rapport bleek van een zorgwekkende financiële situatie. De Curator heeft er echter terecht op gewezen dat dit rapport over PLC gaat en niet over Beta NL. Omdat Beta NL - anders dan kennelijk door KRE werd verondersteld - niet hoefde in te staan voor de schulden van PLC (of Beta UK), kan Lloyds aan het KRE Rapport geen argumenten ontlenen voor een beroep op artikel 6:263 BW .

4.7.2.

De malversaties waarop Lloyds doelt, betreffen handelingen die de correcte werking van systeem van bevoorschotting zouden ondermijnen, het zogenoemde ‘cash banking’ (kort gezegd: het rechtstreeks laten betalen van debiteuren op het Current Account) en ‘ledger manipulation’ (kort gezegd: het opvoeren van onjuiste debiteurenvorderingen teneinde de bevoorschotting oneigenlijk te verhogen). Aanwijzingen daarvoor zouden naar boven zijn gekomen middels het onderzoek van Deloitte. Dit onderzoek had echter betrekking op PLC en niet op Beta NL. De Curator heeft bovendien met feiten onderbouwd gesteld dat onderzoek van de administratie van Beta NL niet heeft geleid tot aanwijzingen voor cash banking en/of ledger manipulation bij Beta NL. Lloyds is daar niet meer inhoudelijk op ingegaan. Derhalve zijn er geen aanwijzingen dat een en ander zich (ook) heeft afgespeeld bij Beta NL en ook niet dat Lloyds gegronde redenen had dat te veronderstellen. De enkele omstandigheid dat [naam 3] als bestuurder van PLC mogelijk betrokken is geweest bij cash banking en/of ledger manipulation binnen die onderneming, is onvoldoende reden om aan te nemen dat dit (ook) gebeurde binnen de door Beta NL gedreven onderneming. Ook aan de resultaten van het onderzoek van Deloitte waren dus geen aanwijzingen te ontlenen voor het vermoedelijk tekortschieten van Beta NL in haar verplichtingen.

4.7.3.

Waar het gaat om de gestelde afhankelijkheid van Beta NL van PLC en/of Beta UK stelt Lloyds dat Beta NL slechts fungeerde als Europese verkooporganisatie van de Beta Group en voor haar bedrijfsvoering aantoonbaar afhankelijk was van de Beta Group. De enige concrete stelling die Lloyds op dit punt in de conclusie van antwoord heeft ingenomen is dat de administratie voor Beta NL in Engeland werd gedaan en dat deze administratie zich in ‘de cloud’ bevond en de ‘cloudcontracten’ waren afgesloten en werden betaald door de Britse entiteiten. Reeds in de dagvaarding heeft de Curator de gestelde afhankelijkheid betwist, daarbij aanvoerend dat:

- Beta NL ‘stand alone’ was gefinancierd,

- het niet relevant is waar de administratie werd gevoerd omdat deze zich in de ‘cloud’ bevond (en de administratie van Beta NL bovendien ook op locatie werd gevoerd),

- betalingen weliswaar alleen met instemming van [naam 3] - die kantoor hield in het Verenigd Koninkrijk - mochten worden verricht, maar dat dit niet betekent dat er een organisatorische of feitelijke afhankelijkheid van PLC of Beta UK bestond,

- Beta NL eigen afnemers had en voor haar voorraden niet afhankelijk was van PLC of Beta UK. In zijn spreekaantekeningen heeft de Curator daar nog aan toegevoegd dat Beta NL niet afhankelijk was van het personeel van de Britse vennootschappen. Er waren, aldus de Curator, acht werknemers aan wie leiding werd gegeven door minderheidsaandeelhouder [naam 1] , die werkzaam was op basis van een managementovereenkomst.

In haar spreekaantekeningen heeft Lloyds vervolgens herhaald dat Beta NL volledig afhankelijk was van de Beta Group. Zij voert daartoe aanvullend onder meer de volgende feiten aan:

- de oprichtingskosten en startkapitaal van Beta NL zijn door de Beta Group voldaan,

- het initiële klantenbestand van Beta NL bestond uit klanten van de Beta Group,

- de klanten van Beta NL werden aanvankelijk beleverd vanuit PLC en de Beta Group stelde in eerste instantie haar eigen magazijn en voorraad ter beschikking aan Beta NL,

- Lloyds was bereid om Beta NL te financieren omdat door Beta Group financiële garanties werden verstrekt en een Termination Event bij de Beta Group ook een Termination Event bij Beta NL vormde.

Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kunnen deze feiten en omstandigheden - die betrekking hebben op de opstart- of beginfase van Beta NL - niet leiden tot de conclusie dat Beta NL in 2018 voor haar bedrijfsvoering afhankelijk was van PLC of Beta UK.

Lloyds voert in haar spreekaantekeningen verder aan dat er een personele unie bestond tussen het bestuur van de Beta Group en Beta NL. Waarom dat bijdraagt aan de stelling over de afhankelijkheid van Beta NL wordt niet uitgelegd. Omdat het ook niet vanzelf spreekt, gaat de rechtbank eraan voorbij.

Lloyds heeft in haar spreekaantekeningen ook gesteld dat bij de Engelse entiteiten van de Beta Group ongeveer honderd medewerkers op de loonlijst stonden, die ook verantwoordelijk waren voor alle essentiële activiteiten van Beta NL, terwijl bij Beta NL slechts zes (standpunt Lloyds) of acht (standpunt de Curator) werknemers in dienst waren. Gegeven het feit dat de Curator dit standpunt op voorhand al heeft weersproken en aangezien het op de weg ligt van Lloyds om haar beroep op de onzekerheidsexceptie van artikel 6:263 BW te onderbouwen, had Lloyds dat standpunt nader moeten uitwerken en kon zij niet volstaan met haar blote stelling. Zij heeft bijvoorbeeld niet benoemd op welke activiteiten zij doelt en waaruit blijkt dat Beta NL daarvoor de bijstand van de andere leden van de Beta Group nodig had. De rechtbank passeert daarom de stelling van Lloyds.

4.7.4.

Uit het handelen van Lloyds toentertijd blijkt dat zij op dat moment weliswaar reden zag om een vinger aan de pols te houden maar dat zij niet heeft aangegeven tot opschorting over te gaan. Eerst bij brief van 14 juli 2021 heeft zij het standpunt ingenomen dat zij op basis daarvan gerechtigd was tot Ontzegging van de toegang.

Slotsom Ontzegging Toegang

4.8.

De slotsom is dat Lloyds niet tot de Ontzegging Toegang had mogen overgaan.

De Beëindiging

4.9.

Vervolgens staat ter beoordeling of Lloyds terecht en op goede gronden is overgegaan tot de beëindiging van de RFA.

4.10.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de opzeggingsgronden waar Lloyds zich in haar brief van 16 november 2018 op beroept, te weten de Britse insolventieprocedures die op 15 oktober 2018 op PLC en Beta UK van toepassing werden verklaard, voldoen aan de in de artikel 7.3.1. en 7.3.2 van de RFA vermelde contractuele opzeggingsgronden en dat Lloyds daarmee in beginsel bevoegd was om over te gaan tot beëindiging van de RFA.

4.11.

De Curator heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de uitoefening van de contractuele bevoegdheid tot Beëindiging door Lloyds – indachtig de op haar rustende bancaire zorgplicht – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Niet in geschil is dat op grond van het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW de be ëindiging door de kredietverlener op grond van een contractuele bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, ING /De Keijzer Beheer). Lloyds betwist dat van die situatie in het onderhavige geval sprake is. De standpunten van partijen zullen hierna nader worden besproken.

4.12.

Lloyds heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat er in dit geval (nog) minder ruimte is om de tussen partijen gemaakte afspraak buiten werking te stellen op basis van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, vanwege het feit dat het hier gaat om een overeenkomst die is gesloten tussen een Engelse bank en een door een Engelse groep opgerichte entiteit met Engelse vertegenwoordigers. Zij stelt dat daarom de Nederlandse uitlegregels en toepassing van relevante normen mede wordt ingekleurd door wat gebruikelijk is op de Engelse financieringsmarkt en wat in dat verband de gerechtvaardigde verwachtingen van de betrokken partijen waren. De rechtbank passeert dat standpunt. Partijen, en daarmee ook Lloyds, hebben er immers bewust voor gekozen om op de financiering van de in Nederland gevestigde en opererende Nederlandse vennootschap Beta NL het Nederlands recht van toepassing te laten zijn. Onder die omstandigheden is de enige gerechtvaardigde verwachting dat de desbetreffende rechtsverhouding wordt beheerst door het Nederlandse recht, waarvan deel uitmaakt de (bij totstandkoming van de overeenkomst al door de Hoge Raad geduide) regel over rechtsgeldigheid van het gebruik van contractuele opzeggingsbevoegdheden. Dit nog afgezien van het feit dat Lloyds niet heeft uitgewerkt wat, volgens haar, gebruikelijk is op de Engelse financieringsmarkt en hoe dat de verwachtingen zou kleuren.

4.13.

In zijn spreekaantekeningen heeft de Curator samengevat wat in dit kader volgens hem de belangrijkste argumenten zijn. De rechtbank zal hierna ingaan op de argumenten die relevant zijn voor haar beoordeling:

- de door Lloyds aangevoerde opzeggingsgronden zien niet op een tekortkoming

van Beta NL als kredietnemer zelf, maar op de Britse garanten PLC en [Beta]UK.

De rechtbank stelt vast dat dit inderdaad het geval is.

- Beta NL zelf kwam haar verplichtingen onder de RFA [..] jegens Lloyds steeds en

volledig na.

De rechtbank stelt vast dat dit door Lloyds niet wordt betwist.

- Lloyds had ten tijde van de Beëindiging geen aanwijzingen dat Beta NL in de

toekomst niet meer aan [haar]verplichtingen zou [vol]doen.

De rechtbank stelt vast – op grond van door Lloyds als productie 15 overgelegde stukken – dat het aan de Beëindiging voorafgaande boekjaar door Beta NL met winst is afgesloten en het eigen vermogen van Beta NL ruim € 400.00,00 positief was. Uitgaande van de, door de Curator betwiste, gegevens uit de door Lloyds tevens overgelegde ‘management accounts’ stond Beta NL in het nieuwe boekjaar, dat per april 2018 was aangevangen, op een klein verlies. De Curator stelt naar het oordeel van de rechtbank terecht dat hieruit niet kan worden afgeleid dat de onderneming als zodanig verlieslatend was en dat het niet ongebruikelijk is dat een onderneming op enig moment operationeel verlies lijdt zonder dat dit iets zegt over de gezondheid van de onderneming en dit doorgaans niet leidt tot opzegging van de financiering.

Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de Curator er verder op gewezen dat Beta NL een ‘approved’ debiteurenstand had van ruim € 3.600.000,00 en een daarbij horende ruimte voor bevoorschotting van ruim € 3.200.000,00. Daarvan was ruim € 2.100.000,00 geoormerkt voor gebruik, zodat er nog ruim € 1.000.000,00 beschikbaar zou zijn voor de resterende schulden (‘availability advance rate’). Aan de hand daarvan concludeert de Curator dat Beta NL haar opeisbare verplichtingen kon voldoen aan de hand van de beschikbare kredietruimte. Lloyds heeft dit standpunt niet anders dan in algemene bewoordingen, en daarmee onvoldoende gemotiveerd, betwist.

- Lloyds had een zeer comfortabele verhaalspositie, o.a. vanwege de werking van de financiering (IDF) en de aan Lloyds verstrekte zekerheidspositie.

De Curator heeft erop gewezen dat de aan Lloyds verpande debiteurenportefeuille ten tijde van de Beëindiging ruim € 2.300.000,00 bedroeg. De kort tevoren, namelijk op 25 oktober 2018, door Lloyds geregistreerde pandakte vermelde een debiteurenstand van ruim € 3.400.000,00. De zekerheidspositie van Lloyds was daarmee, aldus de Curator, voor Lloyds kenbaar zeer comfortabel. Hij verwijst daarbij ook naar het KRE Rapport waarin staat dat in het geval van insolventie van Beta NL wordt verwacht dat Lloyds haar vordering volledig kan innen. Verder haalt hij aan dat de constructie van de financiering middels de RFA inhield dat Lloyds zich te allen tijde kon verhalen op de saldi op het Current Account en (geblokkeerde) Collection Account.

Lloyds heeft hiertegenover aangevoerd dat de door PLC en Beta UK verstrekte garanties - als gevolg van hun administration - waardeloos waren geworden en ook dat was gebleken dat Beta NL een substantiële schuld aan PLC had. Die eerste omstandigheid doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de andere zekerheden die Lloyds had en de omvang daarvan. Ten aanzien van de geadministreerde schuld aan PLC heeft de Curator gesteld dat (de administrators van) PLC te kennen hebben gegeven dat aan de vordering van PLC geen aandacht hoefde te worden besteed, wat de Curator doet vermoeden dat deze vordering in werkelijkheid niet (in de gepresenteerde omvang) bestond. De Curator ziet dat bevestigd door het feit dat deze vordering niet ter verificatie is ingediend in het faillissement van Beta NL. Lloyds is op deze stelling van de Curator niet ingegaan, zodat de rechtbank dat juistheid daarvan als onvoldoende weersproken aanneemt.

De slotsom is dat de rechtbank aanneemt dat de verhaalspositie van Lloyds kenbaar ruim voldoende was, ook gelet op de omvang van de vordering van Lloyds op Beta NL (zie hierna).

- Ten tijde van de Beëindiging [was] de vordering van Lloyds op Beta NL geslonken tot circa EUR 161.000 [..].

Lloyds heeft dit niet betwist.

- Als gevolg van de Beëindiging met onmiddellijke ingang [..] heeft Beta NL nimmer een reële kans gehad om een alternatieve financiering aan te trekken.

Dit argument slaagt naar het oordeel van de rechtbank, omdat het beëindigen van de financiering in dit geval een effectieve stillegging van het bedrijf tot gevolg heeft, waardoor dit bedrijf geen aantrekkelijke partij meer is om een financiering aan te verlenen.

- Lloyds had minder vergaande maatregelen kunnen (zelfs moeten) treffen om

haar belangen te behartigen c.q. haar positie veilig te stellen. Denk daarbij aan

een verlaging van het krediet, het verlangen van alternatieve zekerheden, het

hanteren van een langere opzegtermijn, het monitoren van haar

zekerheidspositie en de uitgaande betalingen en/of het aandringen op een

bestuurswijziging bij Beta NL.

Gesteld noch gebleken is dat Lloyds de mogelijkheid van minder verstrekkende opties heeft onderzocht. Lloyds is ook niet ingegaan op de stelling van de Curator dat deze opties er wel waren en reëel waren.

- Als gevolg van de Beëindiging en de daaraan voorafgaande Ontzegging

Toegang werd de toegang tot het werkkapitaal abrupt afgesneden, bleef Beta

NL verstoken van haar inkomsten (debiteurenbetalingen), kon zij haar uitgaven

en crediteuren niet meer voldoen en kon Beta NL niet anders dan haar eigen

surséance aanvragen.

Op grond van dezelfde overweging als hiervoor bij de onmogelijkheid een alternatieve financiering te vinden, slaagt dit argument naar het oordeel van de rechtbank eveneens. De Beëindiging heeft een effectieve stillegging van het bedrijf tot gevolg gehad.

4.14.

Van de zijde van Lloyds zijn feiten en omstandigheden aangevoerd die volgens Lloyds maken dat het beroep van de Curator op artikel 6:248 lid 2 BW niet opgaat. Zij voert aan dat de situatie waarmee Lloyds zich vanaf de loop van oktober en begin november 2018 geconfronteerd zag samengevat immers op het volgende neer kwam:

( i) De Engelse entiteiten van Beta Group waren in administration en bleken levensvatbaar noch herfinancierbaar.

De rechtbank stelt vast dat deze bedrijven failliet zijn verklaard. Dat maakt echter op zichzelf niet dat er voldoende reden was om de financiering met Beta NL te beëindigen.

(ii) Beta NL fungeerde slechts als Europese verkooporganisatie van Beta Group en was voor haar bedrijfsvoering aantoonbaar afhankelijk van Beta Group. Beta Group kon deze noodzakelijke dienstverlening/ondersteuning niet langer aan Beta NL bieden.

De Curator heeft dit betwist en heeft gemotiveerd beargumenteerd dat Beta NL een zelfstandig opererende onderneming met eigen in- en verkoop en een volledig eigen vermogen was en niet afhankelijk was van het personeel van de Britse vennootschappen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen in rechtsoverweging 4.7.3.

(iii) De verplichtingen van Beta NL werden gegarandeerd door PLC en UK. De RFA NL als zodanig vormde een onderdeel en uitvloeisel van de met Beta Plc gesloten financiering, en was daarmee onlosmakelijk verbonden.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet alleen van belang dat de garanties van PLC en Beta UK wegvielen, maar is ook van belang wat er na het wegvallen daarvan nog wel overbleef: een financieringsconstructie met voldoende verhaalsrechten voor Lloyds (zie ook hetgeen onder rechtsoverweging 4.13 is overwogen over de verhaalspositie van Lloyds). Dat de financiering van Beta NL onlosmakelijk verbonden was met die van PLC en Beta UK kan de rechtbank niet onderschrijven. Weliswaar vormden Termination Events in de RFA van PLC en Beta UK ook Termination Events in de RFA van Beta NL, maar de beide financieringsconstructies stonden verder los van elkaar in die zin dat de bevoorschotting van Beta NL werd bepaald aan de hand van enkel haar debiteurenpositie en dat de aan Lloyds verstrekte zekerheden enkel dienden tot verhaal van haar vordering op Beta NL (en niet van haar vordering op PLC en/of Beta UK). Derhalve valt niet in te zien waarom het einde van de financieringsrelatie met PLC en Beta UK moest leiden tot het einde van die relatie met Beta NL.

(iv) In de loop van oktober 2018 werd duidelijk dat Beta NL evenmin als de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde entiteiten binnen de Beta Group herfinancierbaar en verkoopbaar was.

Zoals hiervoor is overwogen, is het feit dat Beta NL niet herfinancierbaar en verkoopbaar was, naar het oordeel van de rechtbank, het directe gevolg van de Beëindiging. Bovendien kan de rechtbank de in deze stelling verweven aanname dat Beta NL (voordien) verkocht zou moeten worden - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet onderschrijven.

( v) De Management Accounts van Beta NL over de periode tot en met 30 september 2018 waarover Lloyds kwam te beschikken toonden aan dat Beta NL verlieslatend was (productie 16 Lloyds).

De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierover bij de bespreking van de stellingen van de Curator onder rechtsoverweging 4.13. heeft overwogen.

(vi) In de loop van oktober en begin november 2018 bleek verder dat de activiteiten van Beta NL waren stilgelegd en het management ( [naam 3] ) kennelijk geen sturing meer gaf aan de onderneming.

De Curator heeft dit naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door te wijzen op onder meer de volgende feiten en omstandigheden die onvoldoende gemotiveerd betwist zijn door Lloyds. De rechtbank neemt die feiten en omstandigheden dan ook als vaststaand aan. Dat de ondernemingsactiviteiten van Beta NL in die periode doorliepen, blijkt uit de brief van Lloyds aan Beta NL van 7 november 2018 waarin Lloyds schrijft dat zij ‘the ongoing trading activities’ van Beta NL zorgvuldig in de gaten houdt. Ook heeft Beta NL in oktober 2018 leveranciers, het personeel en de belastingdienst betaald. Er was nog een voorraad aanwezig, die later door de curator verkocht is. Vanaf 15 oktober 2018 zijn voor € 394.904,82 aan nieuwe debiteurenvorderingen ontstaan. Sturing door het management was er tot het laatste moment.

(vii) Bij de Engelse Beta Group entiteiten was sprake geweest van financiële onregelmatigheden en onjuiste financiële rapportages. De hiervoor verantwoordelijke Managing Director [naam 3] was tevens bestuurder bij Beta NL. Lloyds had daarmee gerechtvaardigde vrees dat ook bij Beta NL sprake was geweest van dergelijke onregelmatigheden en onjuistheden. Het vertrouwen van Lloyds in [naam 3] (en de rest van het management) was volledig verdwenen. Continuering van de financiering was daarmee geen

optie en Lloyds kon ook niet uitgaan van de juistheid van de cijfers.

Ervan uitgaande dat de door Lloyds gestelde malversaties (cash banking en ledger manipulation) zich hadden voorgedaan bij PLC en/of Beta UK, is begrijpelijk dat dit van invloed was op het vertrouwen van Lloyds in [naam 3] . Echter, niet is gebleken dat er (verder) reden was om aan te nemen dat voor Beta NL hetzelfde gold. Uit het KRE Rapport bleek dat niet en uit de administratie van Beta NL evenmin (zie ook rechtsoverweging 4.7.2.)

4.15.

Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat gebruikmaking door Lloyds van de contractuele beëindigingsbevoegdheid, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Gegeven de wijze waarop de financiering van Beta NL vorm was gegeven - en daarmee onafhankelijk was van de financiering van PLC en/of Beta UK - moet het immers niet aanvaardbaar worden geacht dat, hoewel contractueel toegestaan, de administration van PLC en/of Beta UK zou leiden tot onmiddellijke beëindiging van de financiering van Beta NL en daarmee onvermijdelijk het faillissement van Beta NL, zonder dat daarvoor acceptabele bijkomende redenen waren. Uit het hiervoor overwogene volgt dat die bijkomende redenen er naar het oordeel van de rechtbank niet waren.

Slotsom Beëindiging

4.16.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, had Lloyds geen gebruik mogen maken van haar contractuele beëindigingsbevoegdheid.

Klachtplicht en rechtsverwerking

4.17.

Lloyds stelt dat indien Beta NL van mening zou zijn geweest dat Lloyds geen gebruik van haar contractuele rechten had mogen maken, zij daartegen had kunnen en moeten protesteren. Lloyds is niet bekend met enig protest of voorbehoud van het bestuur van Beta NL in verband met de Payment Hold.

De omstandigheid dat Beta NL nooit heeft geprotesteerd en steeds haar medewerking

heeft verleend resulteert in klachtplichtschending en rechtsverwerking, aldus Lloyds.

Lloyds stelt door het niet-tijdige protesteren van Beta NL in haar belangen te zijn geraakt. Lloyds is in ieder geval de kans ontnomen om, bij wél tijdig protesteren, haar handelen en communicatie daarover richting Beta NL af te stemmen. Bovendien is Lloyds door het late klagen in haar bewijspositie geschaad, bijvoorbeeld omdat door afwikkeling van de administration en het faillissement contemporair (tegen)bewijs van het ongelijk van de Curator over daadwerkelijke afhankelijkheid van Beta NL van de Beta Group lastiger te leveren is.

Ten aanzien van het beroep op rechtsverwerking stelt zij dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Lloyds toentertijd heeft kunnen handelen zonder protest (en zelfs met medewerking) van Beta NL, en thans alsnog aansprakelijk zou kunnen worden gehouden op basis van een vorderingsrecht vanuit datzelfde Beta NL.

4.18.

De Curator betwist dat niet tijdig is geprotesteerd. Hij wijst in dat verband op het feit dat Beta NL verschillende malen heeft verzocht om betalingen uit te voeren, die echter zouden zijn geweigerd door Lloyds. Desondanks is Lloyds korte tijd later nog een stap verder gegaan door de financiering te beëindigen. Voor die situatie geldt de klachtplicht niet, omdat deze niet ziet op gevallen waarin geheel niet (meer) wordt gepresteerd. De Curator stelt dat hij na zijn aanstelling met de nodige voortvarendheid te werk is gegaan en zo spoedig als mogelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij de rechtsgeldigheid van de ontzegging toegang en beëindiging onderzocht. Voorts stelt hij dat niet is gebleken dat Lloyds in haar belangen is geschaad.

Geen rechtsverwerking

4.19.

Zoals hiervoor onder 4.5 reeds is overwogen, kan er in rechte niet van uit worden gegaan dat de Ontzegging Toegang met Beta NL overeen is gekomen. Te dien aanzien blijft dus enkel het tijdsverloop als argument voor rechtsverwerking over. Ten aanzien van de Beëindiging is dat het enige argument. Enkel stilzitten levert echter geen rechtsverwerking op. Dit verweer slaagt daarom niet.

Geen schending klachtplicht

4.20.

Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd op de voet van art. 6:89 BW is onder meer van belang of Lloyds nadeel lijdt door het tijdstip waarop de Curator heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de eisende partij ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in art. 6:89 BW vermeld – te weten verval van al haar rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de gedaagde partij is geschaad door het tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in haar bewijspositie (waaronder ook het bewaren van materiaal) of een aantasting van haar mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich niet de situatie voor dat Lloyds geschaad is in haar bewijspositie. Verondersteld mocht immers worden dat Lloyds op het moment dat de Curator haar aansprak op de Ontzegging Toegang en Beëindiging (september 2019) kon beschikken over de informatie en stukken die zij ten grondslag heeft gelegd aan haar besluiten dienaangaande. Lloyds heeft ook niet concreet gesteld over welke informatie zij niet meer de beschikking had en waarom dat ook niet van haar mocht worden verwacht. De stelling van Lloyds dat haar, bij gebreke van eerder klagen, de kans is ontnomen om haar handelen daarop af te stemmen kan haar ook niet baten. De aard van de besluiten - te weten het beperken respectievelijk beëindigen van de financiering - maakt dat Lloyds de rechtmatigheid van die specifieke handelingen op voorhand zelf behoorde te toetsen en zich ter afwering van de aanspraak van de Curator namens Beta NL niet kan beroepen op het niet binnen korte termijn klagen van of namens Beta NL. Daarmee zou de verantwoordelijkheid voor deze beslissing ten onrechte (deels) op het bord van Beta NL of de Curator worden gelegd.

De conclusie is dat het beroep op de klachtplicht niet slaagt.

Vordering A.1.

4.21.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de onder A. gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar, zoals hierna wordt bepaald. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de uitleg van het petitum van de dagvaarding op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad door de rechtbank niet slechts acht is geslagen op de bewoordingen daarvan, maar ook betekenis is toegekend aan de inhoud van hetgeen aan de eis ten grondslag is gelegd.

Vordering A.2 (schadestaatprocedure)

4.22.

De Curator vordert ten aanzien van de bepaling van de schade en de schadevergoeding een verwijzing naar de schadestaatprocedure. De schade die Beta NL heeft geleden als gevolg van de niet-rechtsgeldige Ontzegging Toegang en de Beëindiging, is volgens de Curator gelijk aan de desintegratieschade. Deze omstandigheden zijn de directe oorzaak van het faillissement, aldus de Curator. Het faillissementstekort

is daarvan het rechtstreekse gevolg. In het kader van de causaliteit is voldoende dat er

een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het faillissement van Beta NL is veroorzaakt

door de Beëindiging door Lloyds. Er bestaat een direct en voldoende causaal verband tussen de (bruuske) Ontzegging Toegang gevolgd door de Beëindiging en het verlies van de kans op herfinanciering van de onderneming van Beta NL, aldus de curator.

4.23.

Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet vereist dat de eiser bewijst dat hij schade heeft geleden (Hoge Raad 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246). De Hoge Raad acht voor een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat voldoende dat eiser de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt (Hoge Raad 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7435). Deze “aannemelijkheidstoets” geldt ook voor de onderwerpen die direct van invloed zijn op de aansprakelijkheidsvraag, zoals bijvoorbeeld de vragen of er enig causaal verband bestaat tussen de verweten gedraging (of nalaten) en de schade. De rechtbank acht de mogelijkheid van schade en het bestaan van aansprakelijkheid ten gevolge van de Ontzegging Toegang en de Beëindiging voldoende aannemelijk gemaakt. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal daarom worden toegewezen. In die procedure kan worden gekeken naar de door Lloyds aangevoerde verweren ten aanzien van het bestaan van schade, causaliteit met de schade en eigen schuld.

Vordering A.3 (voorschot)

4.24.

De Curator vordert bij wijze van voorschot een bedrag van € 200.000,- althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorschotbedrag. Daartoe stelt hij dat dit voorschotbedrag noodzakelijk is om de Curator van voldoende financiële middelen te voorzien om de onderhavige procedure en de schadestaatprocedure – zo nodig – tot in hoogste resort te kunnen voeren. Het gevorderde voorschot staat volgens de Curator in redelijke verhouding tot de schade die Beta NL naar zijn inschatting heeft geleden. Alhoewel de schade van Beta hoger kan/zal zijn, bedraagt het voorlopig tekort in de boedel van het faillissement van Beta NL namelijk op de datum mondelinge behandeling € 1.130.264,95.

4.25.

Ook als er met de Curator van uit wordt gegaan dat het faillissement van Beta NL het gevolg is van (in ieder geval) de Beëindiging, valt de door Beta NL daardoor geleden schade niet zonder meer gelijk te stellen aan de omvang van het boedeltekort. Het saldo van de faillissementskosten en boedelopbrengsten kan immers (mede) het gevolg zijn van omstandigheden die niet in een voldoende oorzakelijk verband staan met de Beëindiging. Ook overigens zijn er naar het oordeel van de rechtbank op dit moment onvoldoende aanknopingspunten ten aanzien van de omvang van het schadebedrag dat naar verwachting in de schadeprocedure zal kunnen worden vastgesteld en het daaraan gerelateerde voorschot. Het gevorderde voorschot zal daarom worden afgewezen.

Vorderingen B.4. en B.5. (Charge en overige kosten)

4.26.

De rechtbank stelt vast dat door Lloyds niet wordt betwist dat zij geen recht heeft op betaling van de Charge en de overige kosten indien de Beëindiging niet rechtmatig was. Evenmin zijn de door de Curator in het petitum van de dagvaarding vermelde bedragen waarvoor verhaal is genomen door Lloyds betwist. De dienaangaande primair gevorderde verklaring voor recht en door de Curator primair gevorderde bedragen zullen daarom worden toegewezen.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.27.

Lloyds verzoekt de rechtbank om het vonnis ten aanzien van een eventuele veroordeling tot betaling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat er wegens de negatieve boedel sprake is van een restitutierisico en de Curator zelf aangeeft dat hij betalingen zal gebruiken voor de financiering van eventuele verdere procedures. Subsidiair verzoekt zij zekerheid te laten stellen.

4.28.

De Curator betwist dat er sprake is van een restitutierisico. Het boedelsaldo is op dit moment voldoende om de kosten uit de onderhavige procedure te voldoen en ook de andere boedelschulden. Als Lloyds derhalve in hoger beroep in het gelijk zou worden gesteld, is aannemelijk dat de bijgevolg ontstane concurrente boedelschuld voldaan kan worden door terugbetaling van hetgeen Lloyds heeft betaald. Dat neemt volgens de Curator niet weg dat hij belang heeft bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Hij stelt daartoe dat executie/verhaal problematisch is als gevolg van de Brexit. Verder moet volgens de Curator voorkomen worden dat Lloyds net zo lang blijft procederen totdat de boedel (toch) leeg is. Daarom verzoekt hij ook af te zien van het stellen van zekerheid.

4.29.

De rechtbank komt op basis van een afweging van belangen tot het oordeel dat het belang van de Curator bij het voorkomen dat een saldotekort ontstaat en hij in dat geval niet kan doorprocederen, hier zwaarder dient te wegen dan het door Lloyds aangevoerde belang. De uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal daarom worden toegewezen, terwijl daaraan niet de voorwaarde van het stellen van zekerheid zal worden verbonden.

Proceskosten

4.30.

Lloyds is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Curator worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

103,33

- griffierecht

2.277,00

- salaris advocaat

8.755,00

(2,5 punten × € 3.502,00)

- nakosten

178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

11.313,33

4.31.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat de Ontzegging Toegang in strijd is met de contractuele bepalingen en dat Lloyds daardoor heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens Beta NL en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de RFA en dat Lloyds uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die Beta NL dientengevolge heeft geleden,

5.2.

verklaart voor recht dat de Beëindiging door Lloyds naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dat Lloyds daardoor heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht jegens Beta NL en dat Lloyds hierdoor onrechtmatig jegens Beta NL heeft gehandeld en dat Lloyds uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die

Beta NL dientengevolge heeft geleden,

5.3.

veroordeelt Lloyds tot vergoeding aan de Curator van de als gevolg van de Ontzegging Toegang en/of Beëindiging geleden schade, op te maken bij staat,

5.4.

verklaart voor recht dat Lloyds vanwege de niet-rechtsgeldige Ontzegging Toegang en Beëindiging niet bevoegd was de Charge en overige kosten op Beta NL te verhalen,

5.5.

veroordeelt Lloyds tot betaling aan de Curator van € 293.551,20 (Charge) en € 409.270,58 (overige kosten), te vermeerderen met wettelijke rente te berekenen vanaf de dag van de onverschuldigde betaling tot aan de dag der algehele voldoening,

5.6.

veroordeelt Lloyds in de proceskosten van € 11.313,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Lloyds niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.7.

veroordeelt Lloyds tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.8.

verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3, 5.5, 5.6 en 5.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, mr. W.E. Elzinga en mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.

EvdS


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature