U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzoek Nidos tot (tijdelijke) voogdij. Rechtsmacht en toepasselijk recht. Beslissing aangehouden in afwachting van door Nidos over te leggen stukken en informatie over oa identiteit betrokken mindejarigen.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Maastricht

Zaaknummer: C/03/312097 / FA RK 22-4534

Datum uitspraak: 3 mei 2023

De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van

de gecertificeerde instelling STICHTING NIDOS,

hierna te noemen: Nidos,

gevestigd te Utrecht,

betreffende:

volgens Nidos genaamd: [minderjarige], volgens Nidos geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,

volgens Nidos kind van:

[de vader] , geboren in 1966 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: de vader

en

[de moeder] , geboren te [geboorteplaats] ,

overleden.

Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, verder te noemen: de raad, gevestigd te Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1 Het procesverloop

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van Nidos, ontvangen op 6 december 2022;

- het door [minderjarige] aangekruiste keuzeformulier, ontvangen op 23 maart 2023.

1.2

De mondelinge behandeling, met gesloten deuren, heeft plaatsgevonden op 17 april 2023, waarbij zijn verschenen:

- een vertegenwoordigster van Nidos;

- een vertegenwoordiger van de raad.

1.3

De vader is opgeroepen via de Staatscourant, maar niet verschenen.

1.4

Het onderhavige verzoek is gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer C/03/312093 / FA RK 22-4531. In die zaak zal heden afzonderlijk beschikking volgen.

2 De voorlopige feiten

2.1

[minderjarige] is volgens de overgelegde afsprakenkaart AMV op 13 november 2022 aangemeld in Nederland. Zij verblijft op dit moment op een geheim adres.

2.2

Nidos heeft zich bij brief van 5 december 2022 bereid verklaard om de (tijdelijke) voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

3 Het verzoek

3.1

Nidos heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Nidos tot (tijdelijke) voogd over [minderjarige] te benoemen. Nidos heeft hiertoe het volgende gesteld.

3.2

Op een onbekende datum in september 2022 zijn [minderjarige] en haar zus [naam zus] in Nederland aangekomen. Zij hebben zich bij de vreemdelingendienst gemeld als slachtoffer van mensenhandel en zullen voor langere tijd in Nederland blijven. Vanwege de recente aankomst van [minderjarige] in Nederland, is zij nog niet in de gelegenheid gesteld door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te worden gehoord over de persoonsgegevens. [minderjarige] is niet in het bezit van een geboorteakte. Het proces-verbaal van de politie bevat de eerste registratie van persoonsgegevens. Het vluchtverhaal van [minderjarige] en haar zus is dat zij door omstandigheden door derden naar Nederland zijn gebracht. De moeder is in 2012 overleden en over het lot van de vader is niets bekend. De ouders die het gezag uitoefenen verkeren, al dan niet tijdelijk, in de onmogelijkheid om het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van de ouders die het gezag uitoefenen is onbekend. Er dient in het gezag te worden voorzien door middel van een (tijdelijke) voogdij. [minderjarige] heeft verklaard akkoord te gaan met het opdragen van de voogdij aan Nidos. Nidos is bereid de (tijdelijke) voogdij op zich te nemen.

3.3

Ter zitting heeft Nidos desgevraagd het volgende naar voren gebracht. Het is door de hele situatie heel lastig om documenten te verkrijgen. [minderjarige] en haar tweelingzus woonden aanvankelijk bij hun ouders. De moeder van de kinderen is een paar jaar geleden overleden. Na het overlijden van de moeder zijn de kinderen samen met hun vader bij de grootmoeder en tante gaan wonen. De vader is in 2019 spoorloos verdwenen en de kinderen zijn achtergebleven bij de grootmoeder. Zij heeft de kinderen uitgebuit. Officiële documenten kunnen niet worden opgevraagd omdat de kinderen bang zijn voor hun grootmoeder. Er heeft een leeftijdsonderzoek plaatsgevonden en nu is het wachten of er een aanmeldgehoor gaat plaatsvinden bij de IND of een Dublingehoor. De conclusie van het leeftijdsonderzoek is dat [minderjarige] minderjarig is. Over de situatie praten is emotioneel belastend en daarom wilde [minderjarige] niet naar de rechtbank komen om haar verhaal te doen. Een onjuiste spelling van namen komt wel vaker voor.

4 Het advies van de raad

4.1

De raad heeft ter zitting geadviseerd het verzoek van Nidos toe te wijzen, mede nu het gezag over [minderjarige] hier ter plaatse niet wordt ingevuld. Er moet iemand kijken naar de belangen van [minderjarige] en haar zus en in hun begeleiding voorzien. Mogelijk worden ze, gelet op een eventueel Dublingehoor dat zou kunnen plaatsvinden, ook nog naar een ander land gebracht. Er zijn lange wachtlijsten bij de IND.

5 De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1

Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Nidos heeft niets gesteld ten aanzien van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] , de relatieve bevoegdheid of het toepasselijk recht. De rechtbank stelt het volgende voorop. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter dient te worden beoordeeld volgens de bevoegdheidsregels van de Verordening Brussel II-ter (nr. 2019/1111). Op grond van artikel 7 van de ze Verordening komt internationale bevoegdheid toe aan de rechter van de EU-lidstaat waar de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoek haar gewone verblijfplaats heeft.

Deze gewone verblijfplaats zal vastgesteld moeten worden op basis van de feiten en omstandigheden die eigen zijn aan iedere zaak (zie onder andere HvJ EG 2 april 2009, zaak C-523/07, ECLI:EU:C:2009:225 (A) en HvJ EU 22 december 2010, zaak C-497/10, ECLI:EU:C:2010:829 (Mercredi t. Chaffe)). Naast de fysieke aanwezigheid van een kind op het grondgebied van een staat, moeten andere factoren, zoals de duur, de regelmaat en de redenen van het verblijf, maar ook de bedoelingen van de ouders, in aanmerking worden genomen die kunnen aantonen dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. De gewone verblijfplaats van [minderjarige] dient te worden vastgesteld op 6 december 2022, de datum waarop de onderhavige procedure is ingeleid. [minderjarige] is, volgens Nidos, in september 2022 in Nederland aangekomen zonder haar ouders. Niet duidelijk is of het de bedoeling was dat zij vanuit [geboorteplaats] naar Nederland zou komen om hier te gaan verblijven. Evenmin is duidelijk of zij hier asiel kan aanvragen of dat zij middels de Dublinregeling in een ander land asiel zou kunnen(moeten) aanvragen. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is. Toch zal de rechtbank bevoegdheid aannemen en wel op grond van artikel 11 van de Verordening, nu [minderjarige] zich op de datum van indiening in Nederland bevond en dit artikel ook gebruikt kan worden in geval van vluchtelingen.

5.2

Nu [minderjarige] volgens Nidos in [woonplaats] verblijft, is deze rechtbank relatief bevoegd.

5.3

De rechtbank zal Nederlands recht toepassen op grond van artikel 15 HKBV 1996.

Inhoudelijk oordeel

5.4

Nidos heeft slechts gesteld dat [minderjarige] in een beschermde opvang in [woonplaats] verblijft nu zij slachtoffer zou zijn van mensenhandel. Ter zitting zijn veel vragen die de rechtbank heeft gesteld onbeantwoord gebleven. Noch de heer [naam begeleider] , begeleider van [minderjarige] noch [minderjarige] zelf waren ter zitting aanwezig om vragen te beantwoorden, terwijl de vervangster van de heer [naam begeleider] niet voldoende op de hoogte was van de situatie rond [minderjarige] . Zo is het de rechtbank niet duidelijk waarom [minderjarige] over geen enkel persoonlijk document beschikt, zoals een paspoort en geboorteakte, waaruit de persoonlijke gegevens als geslachtsnaam, voornaam, geboortedatum en nationaliteit zouden kunnen worden afgeleid. Bij de rechtbank is twijfel gerezen of [minderjarige] en [naam zus] wel (tweeling)zusjes zijn. In de stukken worden immers verschillende achternamen gebruikt voor de zusjes te weten [naam 1] en [naam 2] . Ook spreken zij, zoals blijkt uit hun afsprakenkaarten, een verschillende taal te weten Susu en Swahili. Dit werpt voor de rechtbank vragen op over hun identiteit. Door de vertegenwoordigster van Nidos is ter zitting gesteld dat een leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden. Kennelijk bestond twijfel over de leeftijd (nog minderjarig?) van [minderjarige] . De conclusie van dit onderzoek zou zijn dat [minderjarige] minderjarig is. Nidos heeft verzuimd om dit onderzoek over te leggen.

5.5

De moeder zou volgens het verzoekschrift van Nidos in 2012 reeds zijn overleden en het lot van de vader is onbekend. In tegenstelling tot hetgeen in het verzoekschrift is gesteld, heeft Nidos tijdens de zitting echter naar voren gebracht dat de vader in 2019 spoorloos is verdwenen. Volgens Nidos heeft de grootmoeder [minderjarige] uitgebuit en heeft zij grote angst voor deze grootmoeder. Waar de vader op dit moment verblijft is een raadsel.

Nidos heeft verder gesteld dat zij heeft geconstateerd dat de ouders die het gezag uitoefenen al dan niet in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen en dat Nidos van mening is dat de gronden voor benoeming van een voogd overeenkomstig artikel 1:253q BW aanwezig zijn. De rechtbank begrijpt daaruit dat Nidos ervan uitgaat dat er sprake is van gezag door beide ouders. Uit de stellingen van Nidos in haar verzoekschrift blijkt echter dat de moeder zou zijn overleden waardoor er ten aanzien van de moeder in ieder geval geen sprake kan zijn van een tijdelijke onmogelijkheid om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Enige onderbouwing van dit overlijden is overigens niet gegeven.

5.6

Het is de rechtbank niet gebleken of, na het overlijden van de moeder zoals Nidos stelt, op een andere wijze in het gezag dan wel voogdij over [minderjarige] is voorzien, dan wel of de vader zijn gezag, voor zover aan de orde, alleen heeft uitgeoefend. Nidos dient daarom haar stellingen met betrekking tot het gezag nader te onderbouwen, al dan niet met (officiële) documenten, onder verwijzing naar de op dat gezag van toepassing zijn (internationale) regelgeving. De rechtbank zal Nidos daarvoor de gelegenheid geven.

5.7

De rechtbank zal Nidos de gelegenheid geven de hiervoor benoemde onduidelijkheden weg te nemen/ de hiervoor benoemde vragen te beantwoorden. Tevens zal de rechtbank Nidos in de gelegenheid stellen om de volgende stukken over te leggen:

- het verhoor van aanmelding van [minderjarige] , zodra Nidos over dat stuk de beschikking heeft;

- de uitkomst van het leeftijdsonderzoek;

- de geboorteakte van [minderjarige] ;

- het paspoort van [minderjarige] ;

- het bewijs van overlijden van de moeder;

- actuele informatie over de vader en diens verblijf, bijvoorbeeld middels informatie van de burgerlijke stand van Tanzania;

dan wel te onderbouwen waarom deze stukken niet kunnen worden overgelegd en op grond waarvan Nidos dan haar stellingnames baseert.

5.8

De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden voor de duur van twee maanden in afwachting van de gevraagde informatie en stukken, zoals genoemd onder de punten 5.4 t/m 5.7.

6 De beslissing

De rechtbank:

6.1

bepaalt dat Nidos zich uiterlijk 3 juli 2023 dient uit te laten over hetgeen de rechtbank onder de punten 5.4 t/m 5.7 heeft benoemd;

6.2

bepaalt dat Nidos uiterlijk op 3 juli 2023 de stukken, genoemd onder 5.7, dient over te leggen;

6.3

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 mei 2023.

CA

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature