U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing verzoek tot kwijtschelding studieschuld . De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat de duurzaamheid van het arbeidsvermogen van eiser geen rol speelt bij de beoordeling van de medische adviseur over de voorwaarden voor kwijtschelding. De achterliggende gedachte van het beleid voor kwijtschelding is immers dat van debiteuren die in medisch uitzichtloze situaties verkeren op humanitaire gronden niet kan worden verlangd dat zij hun studieschuld nog (verder) terugbetalen. Dat eiser een

Wajong-uitkering heeft vanwege het ontbreken van arbeidsvermogen is daarom bij deze beoordeling niet relevant.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 21/2275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken),

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van zijn studieschuld .

1.1.

De minister heeft dit verzoek met het besluit van 2 oktober 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 februari 2021 heeft de minister na heroverweging in bezwaar de afwijzing gehandhaafd.

1.2.

De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

Partijen hebben niet gereageerd op het voornemen van de rechtbank om het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in het verleden studiefinanciering ontvangen. Daaruit is een studieschuld ontstaan die moet worden terugbetaald. Eiser heeft op 26 juni 2020 telefonisch verzocht om kwijtschelding van zijn studieschuld op medische gronden.

2.1.

Op grond van de informatie die van de huisarts is verkregen heeft de medische adviseur van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de criteria voor kwijtschelding van zijn studieschuld.

2.2.

In bezwaar heeft eiser (onder meer) overgelegd:

- de beslissing van 12 augustus 1996, waarin eiser per 3 maart 1996 een AAW-uitkering is toegekend;

- de beslissing van het UWV van 12 oktober 2016, waarin is geoordeeld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft;

- de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 7 oktober 2016, waarin is geconcludeerd dat eiser vier uur per dag belastbaar is, gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten kan werken en dat hij ten aanzien van de belastbaarheid beperkingen in activiteiten heeft;

- het arbeidsdeskundig rapport herindeling Wajong van 10 oktober 2016, waarin is geoordeeld dat eiser geen arbeidsvermogen bezit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers verzoek om kwijtschelding van zijn studieschuld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3.1.

De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Standpunten partijen

4. Eiser voert in beroep – samengevat – aan dat het bestreden besluitonzorgvuldig tot stand is gekomen, althans ondeugdelijk is gemotiveerd. De minister is volgens eiser namelijk onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de in bezwaar overgelegde stukken, waaruit volgt dat hij al sinds 3 maart 1996 een Wajong-uitkering (althans de voorloper daarvan) ontvangt. De besluitvorming leunt nagenoeg volledig op het medisch advies van

25 september 2020, terwijl eiser dus al sinds 1996 een Wajong-uitkering ontvangt die ook na diverse herkeuringen steeds is gecontinueerd. Hieruit volgt naar de mening van eiser dat het niet zo is dat hij geen ziekte of handicap zou hebben: het medisch advies is hierom onjuist en onvolledig.

5. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering niet vergelijkbaar zijn met de voorwaarden van DUO

voor het kwijtschelden van de studieschuld. De besluitvorming over de Wajong is daarom niet relevant bij de beoordeling van het verzoek om kwijtschelding. De medisch adviseur

heeft aan de hand van de informatie van de huisarts van eiser beoordeeld of eiser voldoet aan de voorwaarden van het kwijtscheldingsbeleid en geoordeeld dat dit niet het geval is. De rapportage is volgens verweerder inzichtelijk en concludent, zodat het verzoek terecht is afgewezen.

Beoordeling

6. Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is degene die studiefinanciering heeft ontvangen verplicht tot terugbetaling van de lening. De Wsf 2000 voorziet slechts in kwijtschelding bij het einde van de aflosfase en bij overlijden van de debiteur.

6.1.

De minister voert met toepassing van de in artikel 11.5 van de Wsf 2000 opgenomen hardheidsclausule een beleid waarin staat dat ook kwijtschelding wordt verleend indien:

a. de debiteur een terminale ziekte heeft waardoor hij naar verwachting binnen een jaar komt te overlijden;

b. de debiteur gedurende langere tijd in coma ligt;

c. de debiteur een psychiatrische patiënt is die is opgenomen in een inrichting en de situatie uitzichtloos is;

d. de debiteur die ernstig (geestelijk) gehandicapt is.

6.2.

Volgens vaste rechtspraak is het door de minister gevoerde kwijtscheldingsbeleid niet onredelijk en mag dat ook stringent worden uitgelegd.

6.3.

De rechtbank stelt voorop dat indien een deskundigenadvies aan een besluit ten grondslag wordt gelegd, het bestuursorgaan zich er volgens vaste rechtspraak van dient te vergewissen dat dit advies is opgesteld door een ter zake deskundige, dat op zorgvuldige wijze onderzoek is gedaan en dat het advies inzichtelijk en concludent is. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken in te dienen die aan het medisch advies doen twijfelen.

6.4.

De rechtbank is van oordeel dat onderzoek van de medisch adviseur op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage van 25 september 2020 blijkt dat de medisch adviseur op grond van de door eisers huisarts ter beschikking gestelde gegevens van de afgelopen drie jaar en de probleemlijst heeft geconcludeerd dat de bij eiser geconstateerde lichamelijke problematiek niet voldoet aan de onder 6.1 genoemde criteria dan wel dat de medische situatie van eiser daarmee niet gelijk te stellen is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien om het advies in twijfel te trekken.

6.5.

De rechtbank is verder van oordeel dat de minister in het bestreden besluit voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat de duurzaamheid van het arbeidsvermogen van eiser geen rol speelt bij de beoordeling van de medische adviseur over de voorwaarden voor kwijtschelding. De achterliggende gedachte van het beleid voor kwijtschelding is immers dat van debiteuren die in medisch uitzichtloze situaties verkeren op humanitaire gronden niet kan worden verlangd dat zij hun studieschuld nog (verder) terugbetalen. De situaties onder 6.1 kenmerken zich niet door de onmogelijkheid om nu en in de toekomst nog enig inkomsten te verwerven. Dat eiser sinds 3 maart 1996 een Wajong-uitkering heeft vanwege het ontbreken van arbeidsvermogen is daarom (bij deze beoordeling) niet relevant. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt kunnen stellen dat de situatie van eiser niet valt onder één van de in het beleid omschreven situaties.

6.6.

Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister van het beleid had moeten afwijken is geen sprake. Daarbij is van belang dat eiser de mogelijkheid heeft om gebruik te maken van de door de wetgever geregelde systematiek waarin jaarlijks aan de hand van de draagkracht van de debiteur wordt bezien of en, zo ja, tot welk bedrag aflossing dient plaats te vinden.

6.7.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister terecht heeft besloten dat de studieschuld van eiser niet wordt kwijtgescholden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

8. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van

J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

21 maart 2023.

Griffier

Rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 maart 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie de rapportage medisch adviseur van 25 september 2020.

Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

ECLI:NL:CRVB:2020:546, ECLI:NL:CRVB:2016:1421, ECLI:NL:CRVB:2016:1762.

ECLI:NL:CRVB:2016:2333.

ECLI:NL:CRVB:2020:3018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature