U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03.122417.21

tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] 1975,

wonende te [adres 1] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.B.H. Welvaart, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juni 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1:

Op 25 april 2021 te Venlo al dan niet met een ander door geweld en/of bedreiging met geweld goederen van [slachtoffer] heeft weggenomen

en/of

[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van geld en/of goederen,

Feit 2: op 25 april 2021 te Venlo al dan niet met een ander door geweld en/of bedreiging met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld.

Feit 3: op 25 april 2021 te Venlo al dan niet met een ander met voorbedachten rade [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten op het standpunt gesteld dat de feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd en dat er sprake is van één feitencomplex. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tenlastegelegde afpersing kan worden bewezen, met uitzondering van het dwingen tot afgeven van € 175,00, de laptop, de winterjas en de schakelketting.

Er is sprake van medeplegen met een duidelijke rolverdeling. Uit de camerabeelden blijkt dat het verdachte was die geweld gebruikte en de dreiging uitte. Ze gingen met zijn drieën [slachtoffer] een lesje leren. Er zijn spullen van [slachtoffer] meegenomen en niet teruggegeven. De samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders zag op het geweld tegen [slachtoffer] , zodat hij € 5.000,00 zou afgeven.

[slachtoffer] heeft ten gevolge van de mishandeling een klaplong en gebroken ribben opgelopen. Dit letsel levert zwaar lichamelijk letsel op. Zonder medisch ingrijpen had hij het leven kunnen laten.

De onder 1 tenlastegelegde afpersing, en het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat er sprake is van diefstal van enkele goederen waarbij [slachtoffer] tevens is mishandeld. Die mishandeling vond niet plaats om het bezit van de goederen te verzekeren of om de vlucht mogelijk te maken, maar uit boosheid, omdat [slachtoffer] hem al een jaar lang uitdaagde, vernederde en zijn spullen had gestolen. Hij wilde hem een lesje leren. Daarbij zijn goederen meegenomen als onderpand ter verzekering dat het afgesproken bedrag van € 5.000,00 betaald zou worden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring. Het betreft hier geen afpersing, aangezien [slachtoffer] niet werd gedwongen tot afgifte; de spullen werden gepakt.

Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde stelt de raadsman zich op het standpunt dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu de klaplong en de beweerdelijk gebroken ribben niet zijn te beschouwen als zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische stukken blijkt niet eenduidig dat er sprake was van gebroken ribben. Uit de beelden blijkt voorts dat de verdachte [slachtoffer] gedoseerd klappen en tikken heeft gegeven met de metalen knuppel. Hij had hem makkelijk zwaar lichamelijk letsel kunnen toebrengen, maar heeft dit niet gedaan. De verdachte dient van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Op 26 april 2021 doet [slachtoffer] aangifte. Hij verklaart dat hij op 25 april 2021 is mishandeld en bedreigd door [verdachte] . Hij werd eerder die dag gebeld door [voornaam medeverdachte] die in een kleine gele auto rijdt en in Cuijk woont (de rechtbank begrijpt de medeverdachte [medeverdachte 1] ). [voornaam medeverdachte] wilde chillen en kwam naar [slachtoffer] toe in Venlo op het adres [adres 2] . Op een gegeven moment is [voornaam medeverdachte] weer naar buiten gegaan en naar haar auto gelopen. Daarna kwam ze teruglopen samen met [verdachte] en een neefje van [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] ). [verdachte] kwam binnen door de voordeur. Hij had een ijzeren knuppel vast. [verdachte] zei tegen hem dat hij hem moest hebben. Hierop zag en voelde hij dat [verdachte] hem met kracht duwde en hoorde hem zeggen dat dit voor [naam] was. Hij voelde en zag dat [verdachte] hem met de knuppel op zijn lichaam begon te slaan. [voornaam medeverdachte] heeft de deur geopend voor [verdachte] en [voornaam medeverdachte] heeft ook alles gefilmd binnen. Het neefje van [verdachte] was spullen in een grote bigshopper aan het inladen. Dit waren onder andere kleren, de Apple I-phone en de portemonnee van [slachtoffer] met daarin geld, zijn bankpas, zijn kentekenkaart en zijn id-kaart.

De mishandeling duurde al met al 15 tot 20 minuten.

Ten gevolge van de mishandeling heeft hij een klaplong opgelopen en gekneusde dan wel gebroken ribben. Ze hebben in het ziekenhuis bij hem een drain geplaatst.

[verdachte] zei tegen hem dat hij vandaag terug zou komen voor nog eens € 1.000,00 en hij zei dat als hij de politie zou bellen dat hij hem dan wist te vinden en dat hij hem dan zou pakken. Hij zei dat hij dit dan wel deed als hij vrijkwam, aldus de aangever.

Uit de letselrapportage van [slachtoffer] van de GGD blijkt dat [slachtoffer] een drain heeft gehad vanwege een klaplong aan zijn linkerzijde en dat hij een scheurwond heeft bij zijn linker wenkbrauw. De schatting van de duur van de genezing is 7 dagen.

Door een verbalisant werden de beelden op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bekeken.

Video twee

De persoon die filmde liep over een trottoir. De persoon doeg zwart/roze vans met witte veters. Een manspersoon(stem 1) zei: 'Hey jongen, ga naar binnen. Naar binnen. Zitten'. Er kwam een persoon in beeld die qua signalement overeenkwam met de NN3 verdachte in het proces verbaal van de cameraspecialisten. NN3 ging de woning binnen.

0:20 seconden: Verbalisant zag de persoon die filmde door middel van een spiegel. Deze persoon droeg een roze trui. Naar aanleiding van het onderzoek herkende verbalisant deze persoon als verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] maakte de voordeur achter zich dicht en betrad ook de woning.

0:25 seconden: [verdachte] heeft een grijze honkbalknuppel in zijn rechterhand.. Hij droeg zwarte handschoenen.

0:50 seconden: het beeld is zwart. Verbalisant hoort gerommel alsof er geslagen/gevochten wordt.

0:53 seconden: [verdachte] heeft nog steeds de grijze honkbalknuppel vast. [verdachte] legt de honkbalknuppel weg. [slachtoffer] ligt in elkaar gekropen op de bank en heeft zijn benen opgetrokken en probeert met zijn armen zijn hoofd te beschermen.

0:58 seconden: [verdachte] gaat boven op de bank staan en geeft enkele stoten in de richting van [slachtoffer] . Een manspersoon(stem 2) zegt: 'Nee’ Een manspersoon(stem 1) zegt: 'Mij verschut zetten?'

1:03 seconden: [slachtoffer] heeft een wond ter hoogte van zijn linker wenkbrauw en er stroomt bloed langs zijn gezicht.

Video drie

De film start direct waarbij [verdachte] verschillende stoten geeft aan [slachtoffer] . Deze stoten gebeuren met gebalde vuist en met kracht. [verdachte] slaat minimaal 10 keer, waarbij meerdere keren op de linkerzij van [slachtoffer] ter hoogte van zijn nieren. [slachtoffer] maakt zich klein en tracht met zijn armen zijn hoofd te beschermen.

Uit het onderzoeksverslag beschrijving camerabeelden blijkt het volgende:

05:32 NN2 zei: "Geeft geld, alles wat je hebt".

05:45 een vrouwenstem zei: "Je zei net nog dat je geld had".

05:48 een vrouw zei: "Net je zei je nog, je had toch geld.

05:49 NN2 zei: "Je had toch geld zeker, anders zouden we niet komen".

05:50 NN2 hield een zwarte portemonnee in beide handen.

05:51 NN2 zei: "Waar is je geld dan?".

05:53 NN2 zei: "Waar is je geld dan?".

06:08 NN2 zei: "Snap je, je gaat alles aan mij betalen vuile kankerlijer die je bent".

06:22 NN2 zei: "Jij gaat mij vijfduizend euro geven maat".

06:28 NN2 zei: "Nee luister ikke, ikke, luister, ik kom, jij gaat mij elke maand, ik kom hier elke keer geld halen, ik ga, snap je? Anders sla ik je nu dood".

06:54 NN2 zei: "Jij gaat zo snel mogelijk wat geld regelen".

07:17 NN2 zei: "Jij gaat mij morgen duizend euro geven”

11:30 NN2 zei: "Normaal, normaal ga je er aan maat".

Still 16: NN2 sloeg met de knuppel die hij in zijn rechterhand hield tegen de linkerarm van NNl.

Still 17: NN2 hield een zwarte portemonnee in beide handen.

Still 18: NN2 reikte met drie bankpassen in zijn rechterhand richting de camera.

Still 19: NN2 sloeg met de knuppel in zijn rechterhand tegen het linker scheenbeen van NNl Still 20: NN2 sloeg met zijn rechterhand tegen het gezicht van NNl.

De camerabeelden welke werden gemaakt op zondag 25 april 2021 aan de [adres 2] te Venlo werden getoond aan een verbalisant. De persoon die te zien was op de camerabeelden, werd door hem ambtshalve herkend als [verdachte] geboren

[geboortegegevens] .

De verbalisant herkende [verdachte] van eerdere controles, alwaar de laatste controle in mei

2019 was. Verbalisant herkent [verdachte] aan zijn lichaamsbouw, opvallende oren, platte

neus, kort krullend kapsel en getinte huid.

Ter terechtzitting heeft de verdachte -kort en zakelijk weergegeven- verklaard dat hij boos was en [slachtoffer] een lesje wilde leren en verhaal wilde halen. Hij heeft [voornaam medeverdachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 1] ) verzocht om contact met [slachtoffer] op te nemen en hij is met [voornaam medeverdachte] (in haar auto) en medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] gereden. Hij had een knuppel bij zich. Die zat in de tas. Medeverdachte [medeverdachte 1] ging als eerste de woning van de aangever binnen, verdachte volgde haar. Hij heeft 2 telefoons van [slachtoffer] , kleren (trainingspak), schoenen, een bankpasje en een ID-kaart meegenomen. Voornoemde goederen -behalve de 2 telefoons- heeft hij, nadat hij de aangever daartoe de opdracht had gegeven, van de aangever ook gekregen. De telefoons heeft hij zelf gepakt en meegenomen. De aangever moest wel zijn telefoon geven zodat de verdachte [naam] kon bellen. Hij heeft hem twee keer met de honkbalknuppel geslagen, één keer tegen zijn scheenbeen en één keer tegen zijn arm. De verdachte heeft [slachtoffer] een tik gegeven in zijn gezicht en met zijn vuist geslagen in zijn zij. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het voorval gefilmd. De verdachte weet niet waarom.

Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie -kort en zakelijk weergegeven- verklaard dat hij mee was gegaan naar de woning van de aangever, met medeverdachte [verdachte] en een vrouw, dat hij in de woning van de aangever was samen met de medeverdachte [verdachte] en die vrouw, dat hij een boodschappentas bij zich had en dat hij, indien de medeverdachte [verdachte] dat wilde, daarin de spullen van de aangever moest stoppen. Die vrouw wees ook aan welke spullen hij moest pakken. Hij durfde ook tegen haar niet te zeggen dat hij dit niet wilde doen.

Overwegingen met betrekking tot feit 1

De vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing. Wat afpersing betreft is de vraag die beantwoord moet worden in concreto of de verdachte de aangever door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van de goederen die uiteindelijk uit de woning van de aangever zijn meegenomen. Uit de voornoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank dat de verdachte fors geweld jegens de aangever heeft uitgeoefend en te midden van dit geweld de aangever heeft gesommeerd aan hem een trainingspak, schoenen, een bankpasje, een kentekenkaart en een ID-kaart te overhandigen. De rechtbank oordeelt in dit verband dat er een onlosmakelijk verband aanwezig is tussen het geweld en de afgifte van de voornoemde goederen. Het uitoefenen van geweld (dan wel dreigen met dat geweld) waardoor de afgifte van de genoemde goederen door aangever werd bewerkstelligd kan moeilijk anders worden betiteld dan als afpersing. En dit geldt ook voor de telefoons. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan over de andere door aangever afgegeven goederen. De rechtbank acht echter niet alle goederen die in de tenlastelegging worden genoemd onderdeel uitmaken van de afpersingshandelingen. Wat betreft het bedrag van € 175,00 de laptop, de winterjas en de witgouden schakelketting zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken, nu de aangever in zijn aangifte wel verklaart over die goederen, maar die aangifte op deze punten niet door enig steunbewijs wordt ondersteund. De verdachte ontkent ook deze goederen te hebben meegenomen.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de aan de verdachte onder feit 1 tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.

Overwegingen met betrekking tot feit 2

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangever heeft gepoogd te dwingen tot afgifte van een bedrag van € 5.000,00. Daarbij is sprake van een poging in de zin van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, nu het voornemen bij de verdachte om een misdrijf te plegen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Immers, de feitelijke handelingen van de verdachte moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf, en wel afpersing. Het aan de verdachte onder feit 2 tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Overwegingen met betrekking tot feit 3

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of aan de subsidiair tenlastegelegde poging daartoe. Om die vraag te beantwoorden zal de rechtbank eerst het letsel dat de aangever heeft opgelopen moeten beoordelen. Meer specifiek gaat het dan om de vraag of dat letsel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (vergelijk o.a. ECLI:NL:HR:2018:1051)

volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. De vaststelling aan de hand van deze gezichtspunten of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zal vaak worden gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.

De rechtbank stelt vast dat de aangever -als gevolg van het door de verdachte uitgeoefende geweld- in ieder geval een klaplong heeft opgelopen. Dat de aangever daarbij eveneens gebroken ribben heeft opgelopen is voor de rechtbank niet voldoende vast komen te staan. Uit het rapport van de GGD van 29 april 2021 volgt in ieder geval niet de vaststelling dat bij de aangever sprake zou zijn van gebroken ribben. Dit volgt evenmin uit de namens de aangever -in het kader van de vordering benadeelde partij- ingediende rapport van VieCuri Medisch Centrum, nu dit tegenstrijdigheden hieromtrent bevat. Waar in het betreffende rapport eerst wordt aangegeven dat er geen evidente ribfracturen zijn geconstateerd, wordt later in dat rapport het tegenovergestelde vermeld. Dit zo zijnde zal de rechtbank bij de beoordeling of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel enkel uitgaan van de bij de aangever geconstateerde klaplong en een scheurwond. Gelet op het hiervoor geschetste toetsingskader kunnen enkel een klaplong en een scheurwond bij de wenkbrauw en de daarbij horende genezingsduur van 7 dagen niet leiden tot de gevolgtrekking dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Nu er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.

Dan de vraag of er sprake is van een poging tot zware mishandeling. Voor een bewezenverklaring daarvan moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.

Gelet op de grote hoeveelheid -met kracht uitgeoefende- geweld gericht tegen het lichaam van de aangever, is de rechtbank van oordeel dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel zeker aanwezig is geweest. Dat het geweld krachtig is geweest blijkt alleen al uit de klaplong die de aangever als gevolg van dat geweld heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank duiden de handelingen van de verdachte er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op dat de verdachte geacht kan worden deze handelingen doelbewust en opzettelijk te hebben gepleegd. De rechtbank acht op basis van het voorgaande de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Rest nog de vraag of de verdachte de bewezenverklaarde poging met voorbedachten rade heeft gepleegd.

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.

De verdachte is met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] gereden om hem een lesje te leren. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij boos was op [slachtoffer] , omdat hij al een jaar werd getreiterd, werd vernederd en er spullen van hem werden gestolen en dat zijn auto werd beschadigd. Medeverdachte [medeverdachte 1] had hem de dag ervoor verteld dat het [slachtoffer] was die hem al een jaar lastigviel. Daarop heeft de verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd om een ontmoeting te regelen. Zij heeft hem in haar auto naar [slachtoffer] gebracht. In de auto waarin verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten, lag een tas met een honkbalknuppel. De verdachte heeft die knuppel zelf meegenomen. Eenmaal in de woning heeft hij [slachtoffer] mishandeld en gedwongen om spullen af te geven.

Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer een lesje te leren door hem (zwaar) te mishandelen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Overweging met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen

Bij alle feiten die aan de verdachte zijn tenlastegelegd is naast het plegen van die delicten eveneens de variant medeplegen tenlastegelegd. De rechtbank zal hieronder het medeplegen voor alle feiten gezamenlijk bespreken.

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

De rechtbank is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat er bij alle ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feiten sprake was van medeplegen. De verdachte was de initiator; hij was leidend tijdens het optreden in de woning van de aangever. Echter, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben beiden een wezenlijke rol gespeeld in deze door de verdachte geïnitieerde criminele onderneming. Het was de medeverdachte [medeverdachte 1] die de verdachte heeft verwittigd over het feit dat het de aangever was die hij moest hebben en die hem het leven zuur zou hebben gemaakt. Vervolgens heeft zij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] binnengelaten in de woning van de aangever en heeft zo de gehele criminele actie mogelijk gemaakt. Zij heeft bovendien de spullen aangewezen die mee dienden te worden genomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] was er om de aangewezen spullen in de tas te stoppen en mee te nemen. Bij dit alles komt de gezamenlijkheid van het optreden van de verdachte en medeverdachten, zoals die tot uitdrukking komt in hun komst naar en hun vertrek uit de woning van de aangever. De uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en medeverdachten wijst daarbij op het bestaan van een gezamenlijke plan om de aangever te bezoeken -waarbij iedereen wetenschap had van de aanwezigheid van de knuppel- en om hem een lesje te leren. En zo had iedereen een wezenlijke rol in dit criminele gebeuren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat bij alle feiten sprake is van medeplegen.

Eendaadse samenloop

Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor het aannemen van eendaadse samenloop is niet alleen vereist dat de betrokken strafbepalingen in één fysiek gebeuren zijn overtreden, doch ook dat zij qua strekking niet uiteenlopen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte een dermate samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde in geval van eendaadse samenloop heeft de Hoge Raad al eerder geoordeeld (vergelijk o.a. ECLI:NL:HR:2017:1114) dat het in beginsel aan de feitenrechter is om de vraag te beantwoorden of hij in geval van eendaadse samenloop het bewezenverklaarde enkelvoudig kwalificeert (onder de zwaarste strafbepaling) dan wel of hij meervoudig kwalificeert en vervolgens de zwaarste strafbepaling toepast bij de straftoemeting. De rechtbank zal tot meervoudige kwalificatie overgaan, maar zal wel bij de strafmaat rekening houden met het bestaan van eendaadse samenloop.

Tussen de feiten 1, 2 en 3 subsidiair is sprake van eendaadse samenloop.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

Feit 1:

op 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere telefoons en de inhoud van een portemonnee, te weten meerdere pasjes, waaronder een bankpas, een kentekenkaart en een ID-kaart, en kleding, waaronder een trainingspak en schoenen, goederen die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte tegen die [slachtoffer] heeft gezegd ‘Jou moet ik hebben’ en die [slachtoffer] met kracht heeft geduwd en vervolgens meermalen met een metalen knuppel tegen lichaam heeft geslagen en vervolgens meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het hoofd en bovenlichaam heeft geslagen;

Feit 2:

op 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 5000,- euro, die geheel aan die [slachtoffer] toebehoorden,

tegen die [slachtoffer] heeft gezegd ‘Jou moet ik hebben’ en die [slachtoffer] met kracht heeft geduwd en meermalen met een metalen knuppel tegen het lichaam heeft geslagen en vervolgens meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het hoofd en bovenlichaam heeft geslagen en daarbij heeft gezegd: ‘Geef geld en alles wat je hebt’ en ‘Waar is je geld?’ en ‘Je moet aan mij gaan betalen’ en ‘Je had toch geld zeker, anders zouden we niet komen’ en ‘Je gaat alles aan mij betalen’ en ‘Jij gaat me vijfduizend euro geven’ en ‘Ik kom hier elke keer geld halen, snap je? Anders sla ik je nu dood’ en ‘Jij gaat zo snel mogelijk wat geld regelen’ en ‘Jij gaat mij morgen duizend euro geven’ en ‘Normaal, normaal ga je er aan maat’, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3

subsidiair:

op 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met kracht heeft geduwd en vervolgens meermalen met een metalen knuppel tegen het lichaam heeft geslagen en vervolgens meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen het hoofd en bovenlichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 subsidiair:

de eendaadse samenloop van

medeplegen van afpersing

en

medeplegen poging tot afpersing

en

medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf en/of de maatregel

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit bij een bewezenverklaring aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel in duur het reeds ondergane voorarrest niet overstijgt, eventueel met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.

In dat verband heeft de raadsman verzocht te letten op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de bereidheid van de verdachte om daarnaast een werkstraf te accepteren.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich op 25 april 2021 schuldig gemaakt aan medeplegen van afpersing en een poging daartoe en medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade. De tenlastegelegde feiten hebben in de woning van het slachtoffer plaatsgevonden. Dit is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig mocht voelen. Het slachtoffer is dusdanig mishandeld dat hij een klaplong heeft opgelopen. Aldus handelend heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven niet alleen nog lang last kunnen hebben van toegebracht fysiek letsel, maar ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.

De aanleiding tot deze afpersing en mishandeling was gelegen in een conflict dat volgens verdachte kennelijk al langer voortsleepte. Dat doet echter aan het kwalijke karakter van deze feiten niets af. Integendeel. Gelet op de bedoeling van verdachte om “verhaal” te halen, moet dit als een geval van eigenrichting worden gezien. Verdachte had er immers ook voor kunnen kiezen om aangifte te doen of het slachtoffer anderszins in rechte te betrekken. Nu kiest verdachte ervoor om samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer [slachtoffer] een lesje te leren en daarmee voor eigen rechter te spelen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onacceptabel en dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Verdachte betrekt daarbij een minderjarige jongen, medeverdachte [medeverdachte 2] , hetgeen het alleen nog maar kwalijker maakt.

Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het bestaan van eendaadse samenloop. De rechtbank zou, gelet daarop, aansluiting kunnen zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten waar bij een woningoverval een gevangenisstraf van 3 jaren genoemd wordt als uitgangspunt. De rechtbank vindt deze straf echter niet passend en wel om het navolgende. Gelet op wat de verdachte heeft verklaard en de indrukken die de rechtbank heeft opgedaan uit het dossier en het behandelde ter terechtzitting, heeft het er alle schijn van dat tussen de verdachte en de aangever een vete heeft bestaan, die de verdachte middels een gerichte, gewelddadige wraakactie heeft willen oplossen. Het gaat hier, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook niet om een woningoverval zoals die bedoeld wordt in de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, als uitgangspunt hanteren de jurisprudentie in soortgelijke zaken alsook het LOVS-oriëntatiepunt voor toebrengen van middelzwaar letsel met een wapen niet zijnde een vuurwapen, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

De rechtbank constateert dat er strafverzwarende factoren zijn. Zo is er sprake van medeplegen en is de aangever mishandeld in zijn woning, hetgeen een veilige omgeving voor hem diende te zijn en werd de gewelddadige actie bovendien gefilmd door een mededader.

Er zijn naar het oordeel van de rechtbank echter ook omstandigheden die in het voordeel van de verdachte werken. De rechtbank heeft ter terechtzitting de indruk gekregen dat de verdachte, hoewel hij zich naar eigen zeggen gekrenkt voelde door het optreden van de aangever en daardoor de onderhavige strafbare feiten pleegde, inziet dat deze gewelddadige actie niet de manier was om de twist met de aangever op te lossen en dat hij oprecht spijt heeft van de manier waarop hij dit heeft gedaan.

De rechtbank heeft tevens gelet op het feit dat de verdachte een vaste baan heeft en hij voornemens is om te vertrekken uit Venlo en bij zijn nieuwe vriendin te gaan wonen, bij wie hij reeds feitelijk hoofdzakelijk verblijft.

De rechtbank acht in het licht van het bovenstaande oplegging van een gevangenisstraf passend. De verdachte heeft een aantal maanden in voorarrest gezeten. De rechtbank kiest er voor om de verdachte niet opnieuw te detineren. Niet alleen vanwege de voornoemde, ten gunste van de verdachte vastgestelde omstandigheden, maar ook gelet op het feit dat een oplegging van de na te melden straf, naar het oordeel van de rechtbank, recht doet aan hetgeen is voorgevallen en de verdachte afdoende zal doen boeten voor hetgeen hij heeft gedaan, zonder dat hij zijn werk daarbij hoeft te verliezen. Het voorgaande in acht nemend zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank is echter eveneens van oordeel dat daarmee, gezien de ernst van het feit, niet kan worden volstaan en zal daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uur.

7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1

De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 18.500,00 aan immateriële schade en € 5.596,94 aan materiële schade ter zake van feit 1.

Daarnaast vordert [slachtoffer] de wettelijke rente over het totale bedrag, te berekenen over de periode vanaf 25 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk kan worden toegewezen.

Voor wat betreft de materiële schade kunnen de posten

- vervangen id-kaart € 64,00

- foto’s id-kaart € 10,00

- trainingspak Parajumpers € 100,00

- ziekenhuisdaggeldvergoeidng 4 x € 31,00 = € 124,00 worden toegewezen.

De overige posten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De gevorderde immateriële schade acht de officier van justitie, gelet op vergelijkbare zaken, te hoog. Naar haar opvatting is een schadevergoeding van € 6.000,00 in deze zaak passend en dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie verzoekt het toewijsbare bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu deze niet dermate eenvoudig is dat daarover in het strafproces een oordeel kan worden gegeven. Het is ook onevenredig belastend voor het strafproces.

De gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard nu deze niet met bonnen is onderbouwd, danwel omdat betwist wordt dat de spullen zijn meegenomen met dien verstande dat de raadsman zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de post: telefoons.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

Rechtstreekse schade

De benadeelde partij [slachtoffer] is rechtstreeks slachtoffer van de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering.

Materiële schade

Het slachtoffer heeft onder andere materiële schade gevorderd voor het onder feit 1 ten laste gelegde. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen voor de posten

- vervangen id-kaart € 64,00;

- foto’s id-kaart € 10,00;

- traningspak Parajumpers € 100,00.

De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige posten niet-ontvankelijk verklaren nu de posten noodgebit, winterjas en laptop niet bewezen zijn verklaard.

De overige posten zullen eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze niet zijn onderbouwd.

Immateriële schade

Het slachtoffer heeft voor het onder feit 1 ten laste gelegde immateriële schade gevorderd, door hem begroot op een bedrag van € 18.500,00.

De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde op grond van artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken een vergoeding van € 2.000,00 kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de vergoeding in vergelijkbare zaken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van zijn vordering ter zake van zijn immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Totale schade, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van

€ 2.174,00. De verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom hoofdelijk veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen over de termijn vanaf

25 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling ten behoeve van het slachtoffer ook de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opleggen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 57, 302, 317 Wetboek van Strafrecht

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder

4 is omschreven;

- verklaart de verdachte strafbaar;

Straffen

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;

beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 2.174,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 april 2021;

veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;

bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald;

- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van

[slachtoffer] , van een bedrag van 2.174,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 31 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald;

verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en

mr. H.E.G. Peters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2022.

Buiten staat

Mr. H.E.G. Peters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

Feit 1:

hij op of omstreeks 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere telefoon(s) en/of de inhoud van een portemonnee, te weten (ongeveer) 175,- euro en meerdere pasjes, waaronder een bankpas, een kentekenkaart en/of een ID-kaart, en/of kleding, waaronder een trainingspak en/of een winterjas, en/of schoenen en/of een laptop (merk Apple) en/of een witgouden schakelketting, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

en/of

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere telefoon(s) en/of de inhoud van een portemonnee, te weten (ongeveer) 175,- euro en meerdere pasjes, waaronder een bankpas, een kentekenkaart en/of een ID-kaart, en/of kleding, waaronder een trainingspak en/of een winterjas, en/of schoenen en/of een laptop (merk Apple) en/of een witgouden schakelketting, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd ‘Jou moet ik hebben’ en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) (meermalen) (met kracht) met een (metalen) knuppel tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) heeft/hebben geschopt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of een of meerdere gebroken rib(ben) heeft opgelopen;

Feit 2:

hij op of omstreeks 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 5000,- euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n),

tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd ‘Jou moet ik hebben’ en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) (meermalen) (met kracht) met een (metalen) knuppel tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: ‘Geef geld en alles wat je hebt’ en/of ‘Waar is je geld?’ en/of ‘Je moet aan mij gaan betalen’ en/of ‘Je had toch geld zeker, anders zouden we niet komen’ en/of ‘Je gaat alles aan mij betalen’ en/of ‘Jij gaat me vijfduizend euro geven’ en/of ‘Ik kom hier elke keer geld halen, snap je? Anders sla ik je nu dood’ en/of ‘Jij gaat zo snel mogelijk wat geld regelen’ en/of ‘Jij gaat mij morgen duizend euro geven’ en/of ‘Normaal, normaal ga je er aan maat’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3

primair:

hij op of omstreeks 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of een of meerdere gebroken rib(ben) heeft toegebracht, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (met kracht) geduwd en/of (vervolgens) (meermalen) (met kracht) met een (metalen) knuppel tegen het hoofd en/of (boven)lichaam geslagen en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) geschopt;

subsidiair:

hij op of omstreeks 25 april 2021 te Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] (met kracht) heeft geduwd en/of (vervolgens) (meermalen) (met kracht) met een (metalen) knuppel tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft geslagen en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam heeft geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg basisteam Venlo/Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2021061735, gesloten d.d. 16 juni 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 243.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 26 april 2021, pag. 15 en 17.

De GGD Limburg Noord letselrapportage slachtoffer [slachtoffer] d.d. 29 april 2021, pag. 32 tot en met 35.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2021, pag. 97 en 98.

Het onderzoeksverslag beschrijving camerabeelden d.d. 4 mei 2021 pag. 120 tot en met 142.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2021, pag. 165.

Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2022.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 11 mei 2021, p. 232 e.v.

Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature