De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat artikel 5.1 van het Beh weliswaar een handhavingsgrond kan bieden, maar alleen als het gaat om het inrichten en de uitvoering van de stallen en de dierplaatsen. Bij de verlening van de omgevingsvergunning aan eiser op 10 mei 2021 is doorslaggevend geweest dat stal B werd uitgerust met een luchtwasser BWL 2007.05.V7, zodat, via het principe van interne saldering, de stallen A en C, met traditionele stalsystemen, ook nog in hun uitvoering gebruikt konden (blijven) worden op de grondslag van interne saldering (en met een bepaald vergund aantal dierplaatsen). Verweerder heeft hieruit afgeleid dat de stallen A en C enkel in gebruik mogen zijn als (tegelijkertijd) ook stal B bezet, in gebruik en in werking is. Daarvoor ziet de voorzieningenrechter in het Beh evenwel geen grondslag.