U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Inzagevordering ex artikel 832a Rv en 4:78 BW wordt toegestaan, met uitzondering van onder meer akte van levering en hypotheekakte, omdat eiseres deze zelf kan opvragen bij het Kadaster. Ook wordt de inzagevordering afgewezen ter zake verzocht informatie over besteding van gelden, omdat het debat daarover thuishoort in de hoofdzaak.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/307197 / HA ZA 22-303

Vonnis in het incident van 14 december 2022 in de zaak van:

[eiseres in de hoofdzaak en in het incident] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

eiseres in de hoofdzaak en in het incident,

advocaat mr. C. Verfuurden,

tegen:

1 [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

2. [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] pro se en in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,

beiden wonend te [woonplaats 3] ,

gedaagden in de hoofdzaak en in het incident,

advocaat mr. F.H. Kuiper.

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagden genoemd worden.

Gedaagde sub 1 zal ook [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] genoemd worden en gedaagde sub 2 zal ook [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] genoemd worden.

1 De verdere procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

de rolbeslissing van 24 augustus 2022;

de conclusie van antwoord in het incident van 21 september 2022 met producties 1 tot en met 3;

de conclusie van antwoord van 5 oktober 2022 met productie 4;

de akte eiswijziging in het incident van 12 oktober 2022 met productie 23;

de antwoordakte m.b.t. de eiswijziging in het incident van 2 november 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 De feiten

2.1.

Op 8 februari 2006 is overleden [naam vader] (hierna: vader). Vader was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met mevrouw [erflater] (hierna: moeder). Binnen dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, te weten eiseres en gedaagden.

2.2.

Bij testament van 14 juni 1988 heeft vader over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament heeft vader moeder en zijn drie kinderen, ieder voor een gelijk deel, tot erfgenamen benoemd. Alle goederen van de nalatenschap zijn toegedeeld aan moeder, onder de verplichting om alle schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen. Moeder is daarbij tevens gehouden overbedelingsvorderingen aan de kinderen uit te keren, welke vorderingen pas opeisbaar zijn ingeval van overlijden van moeder.

2.3.

Op 26 januari 2020 is moeder overleden. Zij heeft bij testament van 23 september 2015 over haar nalatenschap beschikt. Eiseres is in dit testament onterfd en gedaagden zijn tot erfgenamen benoemd. [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] is tevens tot executeur benoemd.

3 Het geschil in het incident

3.1.

Eiseres vordert, uitvoerbaar bij voorraad, bij tussenvonnis gedaagden gezamenlijk, of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] afzonderlijk, te veroordelen tot het verstrekken van inzage in en afgifte van afschriften van de navolgende stukken:

definitieve akte van levering uit 2017 van de woning aan de [straat] ;

financieel overzicht Palmen & Dassen notarissen, zoals vermeld op bladzijde 4 van de conceptakte van levering;

koopovereenkomst van de woning aan de [straat] ;

informatie en bewijsstukken over de besteding van de hypothecaire geldlening van € 60.000,-;

informatie en bewijsstukken over de geldlening van € 30.000,- die moeder bij [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] is aangegaan;

(zoals gewijzigd in de onder 1.1 genoemde akte eiswijziging in het incident:) informatie/toelichting over pinopnames gedaan van de rekening van moeder met nummer [rekeningnummer] in de periode van 2016 tot aan het overlijden van moeder, meer in het bijzonder over wie de pinopnames feitelijk heeft gedaan (zowel voor als na verhuizing van moeder naar een verzorgingstehuis en gesloten afdeling), de besteding van de opgenomen bedragen, recht en titel op grond waarvan bedragen aan iemand anders dan moeder ten goede zijn gekomen;

aangiftes inkomstenbelasting over 2010 tot en met 2020 met aanslagen, voor zover nog niet ontvangen;

kopie levenstestament moeder;

zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden na veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis weigerachtig blijven om aan het in dezen te wijzen vonnis uitvoering te geven, althans een zodanige regeling als de rechtbank in goede justitie juist acht.

3.2.

Aan haar incidentele vordering heeft eiseres – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat zij bij brief van 17 april 2020 een beroep heeft gedaan op haar legitieme portie en dat zij tevens op grond van artikel 4:78 BW aanspraak heeft gemaakt op inzage in en afschrift van alle bescheiden die zij voor de berekening van haar legitieme portie nodig heeft. Eiseres heeft een groot aantal stukken ontvangen, maar niet alles waar zij om heeft verzocht. Mochten de (nog niet ontvangen) bescheiden voor eiseres meer duidelijkheid verschaffen, dan zal zij haar eis (in de hoofdzaak) vermeerderen met een vordering ten aanzien van de legitieme portie.

3.3.

Gedaagden voeren verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in het incident

4.1.

In dit incident staat vast dat eiseres, hoewel zij is onterfd door moeder, een beroep heeft gedaan op haar legitieme portie. Artikel 4:78 lid 1 BW is dan van belang, dat bepaalt:

“Een legitimaris die niet erfgenaam is, kan tegenover de erfgenamen en met het beheer der nalatenschap belaste executeurs aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft; zij verstrekken hem desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen.”

Dit begrip moet zo ruim mogelijk worden uitgelegd, met de enkele beperking dat de gegevens nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie (zie de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 1 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2329). De rechtbank begrijpt dat eiseres de onderhavige incidentele vordering heeft ingesteld op grond van artikel 843a Rv , waarbij het hierin genoemde rechtmatig belang wordt gevormd door het bepaalde in artikel 4:78 BW .

4.2.

De rechtbank stelt voorop dat eiseres, om haar legitieme portie te kunnen berekenen, conform artikel 4:65 BW informatie nodig heeft over de waarde van de goederen van de nalatenschap, de schulden als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f BW en de door moeder gedane giften. Bij de berekening van de legitieme porties worden de volgende door de erflater gedane giften in aanmerking genomen conform artikel 4:67 BW :

giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;

giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;

giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;

giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is (ook indien deze giften langer dan vijf jaar voor het overlijden van de erflater zijn gedaan, zie ECLI:NL:GHARL:2018:1168);

andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Gedaagden moeten eiseres desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen verstrekken. Inzage in de administratie van vóór het overlijden van erflaatster/moeder kan ook behoren tot deze verplichting om eiseres in staat te stellen te beoordelen in hoeverre er giften zijn gedaan die bij de berekening van de legitimaire massa in aanmerking moeten worden genomen. Hierbij moet tevens in ogenschouw worden genomen het bepaalde in artikel 843a lid 1 Rv :

“Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.”

Tegen de achtergrond van het voorgaande moet beoordeeld worden of gedaagden gehouden zijn inzage in en afschrift van de door eiseres verlangde stukken te verschaffen.

Stukken omtrent de verkoop van de woning van moeder in 2017

4.3.

Wat betreft de gevraagde stukken onder a tot en met c heeft eiseres gesteld dat de woning aan de [adres] in [plaats] , waar moeder voorheen met vader woonde, in 2017 is verkocht voor een bedrag van € 145.000,- aan de zoon van [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] , [naam zoon] (hierna: [naam zoon] ). In de aangifte erfbelasting uit 2006 betreffende de nalatenschap van vader is deze woning echter destijds voor een waarde van € 150.000,- opgenomen. Dat zou dus betekenen dat deze woning, aldus eiseres, in elf jaar tijd in waarde is gedaald, hetgeen ongeloofwaardig is, temeer omdat moeder in 2010 een hypothecaire geldlening heeft afgesloten van € 60.000,-, welk bedrag volgens [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] (ook) zou zijn besteed aan onderhoud van de woning. In mei 2017 is de woning in opdracht van [naam zoon] getaxeerd op een waarde van € 150.000,-. Bij die taxatie was moeder zelf niet aanwezig. Eiseres vermoedt dat de woning is getaxeerd in het kader van de hypotheekaanvraag van [naam zoon] en dat de waarde van de woning daarom wellicht niet correct is vastgesteld. In dit verband wijst eiseres er op dat de andere kleinkinderen in juli 2017 een schenking van moeder hebben gehad. Nu [naam zoon] die schenking niet heeft gehad, vermoedt eiseres dat hij bij de aankoop van de woning is bevoordeeld. Het verschil tussen de werkelijke waarde van de woning in 2017 en de door [naam zoon] betaalde prijs van € 145.000,- is een voor de berekening van de legitimaire massa in aanmerking te nemen gift. Gelet hierop dienen gedaagden de definitieve akte van levering aan eiseres te overhandigen, alsook de koopovereenkomst die moeder en [naam zoon] gesloten hebben en het financieel overzicht van Palmen & Dassen notarissen, zoals vermeld op bladzijde 4 van de conceptakte van levering.

4.4.

Hiertegenover hebben gedaagden onder meer naar voren gebracht dat zij de definitieve akte van levering en de koopovereenkomst van de woning niet in de administratie van moeder hebben aangetroffen. Wederpartij bij de koop was [naam zoon] en die is niet in rechte betrokken, zodat hij niet kan worden veroordeeld tot afgifte van deze stukken. [naam zoon] weigert de akte van levering ook af te geven, omdat hij verbolgen is over de verwijten die zijn tante (eiseres) aan zijn moeder ( [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ) maakt. Voorts betwisten gedaagden dat eiseres belang heeft bij afgifte van deze stukken, alsook bij het financieel overzicht van Palmen & Dassen. Bovendien is dit financieel overzicht niet voorhanden en hebben de (contract)partijen dit, voor zover gedaagden bekend, niet ontvangen.

4.5.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende belang heeft bij de gevraagde stukken omtrent de verkoop van de woning in 2017. Om een eigen oordeel te kunnen vormen over de eventuele kwalificatie als gift in de zin van artikel 4:67 BW , moet eiseres kunnen beschikken over de stukken, waaruit handelingen zouden kunnen blijken waarin een gift besloten zou kúnnen liggen. Daartoe heeft eiseres ook voldoende concrete feiten gesteld. Het is dan niet aan gedaagden om op voorhand te bepalen dat eiseres geen belang zou hebben bij de verlangde stukken.

4.6.

Hoewel gedaagden aanvoeren dat zij niet over de gevraagde stukken beschikken, kunnen zij daar als erfgenamen wel tamelijk eenvoudig de beschikking over krijgen. Zo kan de koopovereenkomst van de woning worden opgevraagd bij [naam zoon] , de koper van de woning (en anders mogelijk bij het notariskantoor Palmen & Dassen notarissen). Het financieel overzicht van Palmen & Dassen notarissen, zoals vermeld op bladzijde 4 van de conceptakte van levering, kan eveneens bij dit notariskantoor worden opgevraagd. De incidentele vordering onder b en c ligt daarom voor toewijzing gereed. Hierbij dient wel een voorbehoud te worden gemaakt, omdat onduidelijk is of dit laatste stuk zich bij het betreffende notariskantoor bevindt en of dit stuk überhaupt bestaat. Indien dat niet zo mocht zijn, verwacht de rechtbank dat gedaagden correspondentie overleggen waar dat uit blijkt.

4.7.

Wat betreft de akte van levering van deze woning is de rechtbank van oordeel dat eiseres dit stuk zelf kan opvragen bij de openbare registers van het Kadaster, die door eenieder kunnen worden geraadpleegd en waar zo nodig afschriften van stukken kunnen worden verkregen. Het is dus niet zo dat alleen gedaagden over dit stuk (zouden kunnen) beschikken. De incidentele vordering onder a zal daarom worden afgewezen.

Informatie en bewijsstukken over de hypothecaire geldlening van € 60.000,-

4.8.

Volgens eiseres dienen gedaagden in de administratie van moeder na te gaan waar het geld van de hypothecaire geldlening van € 60.000,-, die moeder in 2010 bij de bank is aangegaan, aan besteed is, alsook dat zij bij de bank de bankafschriften van moeder vanaf 2010 en verder opvragen om daarmee duidelijkheid te verkrijgen over de besteding van deze geldlening. Eiseres vermoedt dat moeder (onder meer) de erfdelen van gedaagden van het bedrag van de geldlening heeft voldaan, terwijl het ook mogelijk is dat moeder met deze geldlening eerdere schenkingen aan [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] heeft verricht. Deze giften zijn relevant voor de omvang van de legitimaire massa en dus de legitieme portie.

4.9.

Gedaagden hebben hiertegenover aangevoerd dat deze geldlening betrekking heeft op een periode ruim voor aanvang van de termijn van vijf jaren voor het overlijden van moeder. Moeder was volledig handelingsbekwaam en regelde haar eigen financiële zaken, zodat gedaagden niet, althans niet precies, bekend zijn met hetgeen moeder met het geleende geld heeft gedaan. Dat hoefden gedaagden ook niet te weten, omdat moeder volkomen vrij was deze gelden naar eigen inzicht te besteden. Er is dan ook geen enkele verplichting om informatie omtrent leningen en bestedingen uit deze periode te verschaffen aan eiseres. In de financiële administratie zijn ook geen stukken ter zake aangetroffen. De wettelijke bewaartermijn is reeds jaren verstreken.

4.10.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres belang bij stukken omtrent de in 2010 aangegane hypothecaire geldlening van € 60.000,- bij – zo begrijpt de rechtbank uit productie 19 bij de dagvaarding – de Rabobank . Eiseres heeft daartoe voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Deze stukken kunnen relevant zijn voor de berekening van de legitieme portie, want een schuld vermindert de legitimaire massa.

4.11.

In dit verband geldt eveneens dat eiseres de hypotheekakte met betrekking tot deze geldlening kan opvragen bij het Kadaster (zoals de rechtbank hiervoor onder 4.7. heeft overwogen). Stukken waaruit de hypothecaire geldleningsovereenkomst met de bank blijkt, kunnen gedaagden bij de Rabobank opvragen. Gedaagden hebben daar als erfgenamen immers recht op. Met inachtneming hiervan zal de incidentele vordering onder d worden toegewezen. Indien de bank aangeeft dat stukken omtrent deze hypothecaire geldlening – in verband met de wettelijke bewaartermijn – niet meer voorhanden zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat gedaagden een stuk van de bank overleggen waaruit dat blijkt.

4.12.

Gedaagden zijn in het kader van dit incident niet gehouden om uit te leggen wat er met deze hypothecaire geldlening is gebeurd en wat de besteding daarvan was, zoals eiseres heeft betoogd. Dit valt immers niet onder de exhibitieplicht op grond van artikel 843a Rv , namelijk het inzage verlenen in en afschrift verstrekken van stukken. Het debat hierover dient in de hoofdzaak te worden gevoerd.

Informatie en bewijsstukken over de geldlening van € 30.000,- die moeder bij [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] is aangegaan

4.13.

Eiseres wenst voorts informatie en bewijsstukken omtrent de bedragen van in totaal € 30.000,-, die moeder bij [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] heeft geleend. Over deze kwestie kan de rechtbank kort zijn. Aangezien [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] heeft aangegeven dat hij geen aanspraak maakt op terugbetaling van dit (totaal)bedrag van € 30.000,-, en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] daarmee in feite aangeeft dat hij moeder de van hem geleende bedragen heeft kwijtgescholden, is er geen sprake van een schuld die bij de berekening van de legitieme portie in aanmerking moet worden genomen. Dit onderdeel van de incidentele vordering wordt daarom afgewezen.

Aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2020 inclusief de aanslagen, voor zover nog niet ontvangen

4.14.

Eiseres heeft gesteld dat de aangiftes IB, met de aanslagen, meer inzicht kunnen geven over het verloop van het vermogen van moeder en duidelijk kunnen maken of er sprake is geweest van eerdere schenkingen aan [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] en/of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] dan die in 2017.

4.15.

Als verweer hebben gedaagden hiertegen aangevoerd dat eiseres reeds de aangiftes en aanslagen over 2018 en 2019 van gedaagden heeft ontvangen, evenals alle banktransacties over de periode van vijf jaren voorafgaand aan het overlijden van moeder en informatie over de verkoop van de woning. De vraag rijst dan ook welk belang van eiseres met alle gevorderde aangiftes/aanslagen gediend is. Gedaagden vragen zich af wat uit deze stukken zou moeten blijken wat niet reeds uit de andere stukken, die eiseres al heeft, blijkt.

4.16.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende heeft onderbouwd dat de door haar verlangde aangiftes en aanslagen over de jaren 2010 tot en met 2020 relevant kunnen zijn in het kader van de berekening van de legitieme portie, omdat daaruit kan blijken hoe het verloop van het vermogen van moeder is geweest. Het is in dit stadium niet relevant dat gedaagden twijfelen aan het belang dat eiseres heeft bij deze stukken; uit de stukken zal te zijner tijd blijken welk belang eiseres daaraan wel of niet kan ontlenen. De rechtbank gaat ervan uit dat gedaagden deze aangiftes en aanslagen als erfgenamen tamelijk eenvoudig kunnen opvragen bij de belastingdienst, dan wel aldaar kunnen downloaden. Indien downloaden niet mogelijk is of de belastingdienst aangeeft dat aangiftes en aanslagen in deze periode – in verband met de wettelijke bewaartermijn – niet meer voorhanden zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat gedaagden een stuk van de belastingdienst overleggen waaruit dat blijkt.

Pinopnames

4.17.

Nadat gedaagden verweer hebben gevoerd tegen de initiële vordering van eiseres met betrekking tot de pinopnames, heeft eiseres haar vordering in dit kader bij de akte eiswijziging in het incident gewijzigd. Eiseres heeft gesteld dat productie 17 van de dagvaarding een overzicht betreft van pinopnames, waarvan eiseres meent dat moeder die niet zelf gedaan kan hebben en/of waarvan de bestemming van het opgenomen geld onduidelijk is. In de jaren 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 heeft moeder structureel meer geld uitgegeven dan zij uit hoofde van AOW en pensioen ontving. Dit roept veel vragen op bij eiseres, zoals: waar had moeder zelf gemiddeld € 500,- per maand voor nodig? En als moeder deze bedragen zelf niet meer nodig had, aan wie zijn de pinopnames dan ten goede gekomen en welk(e) recht of titel lag daaraan ten grondslag? Hierover [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] eiseres informatie, onderbouwd met bewijsstukken. Hieruit volgt mogelijk dat er bedragen zonder recht of titel zijn opgenomen van de bankrekening van moeder. Als dat zo is, dienen [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] als erfgenaam-vereffenaars (of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] als executeur) deze bedragen terug te vorderen, waarmee immers (een deel van) de vordering van eiseres op de nalatenschap kan worden voldaan. Daarnaast is dit mogelijk van invloed op de omvang van de legitimaire massa, zodat eiseres ook als legitimaris belang heeft bij de gevorderde informatie.

4.18.

Gedaagden hebben verweer gevoerd. Volgens hen heeft eiseres haar vordering nu wel op een aantal punten geconcretiseerd, maar een aantal essentiële bestanddelen daarvan zijn nog altijd te vaag. Met name is en blijft onduidelijk welke bewijsstukken eiseres precies wenst te ontvangen. Zij [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] kennelijk informatie over opnames van contant geld bij pinautomaten. Probleem daarbij is dat de enige vastlegging daarvan geschiedt in de reeds aan eiseres overhandigde bankafschriften. Er is verder geen schriftelijke informatie omtrent deze opnames, ook niet over de besteding daarvan. Gedaagden weten niet wat moeder, die handelingsbekwaam was, met haar geld deed, laat staan dat zij over bewijsmiddelen ter zake beschikken.

4.19.

De rechtbank stelt vast dat de pinopnames over de periode 2016 tot en met 2020 zijn te herleiden uit de bankafschriften, die eiseres heeft overgelegd onder productie 23 bij de akte eiswijziging in het incident, waarbij eiseres de pinopnames telkens zelf heeft aangeduid met een pijl. In die zin beschikt eiseres dus reeds over stukken waaruit de pinopnames blijken. Kennelijk wenst eiseres per pinopname informatie over wie het bedrag heeft opgenomen en wat met het opgenomen bedrag is gebeurd, maar die discussie valt – zoals de rechtbank hiervoor ook onder 4.12. heeft geoordeeld – niet onder de exhibitieplicht van artikel 843a Rv , namelijk het inzage geven in of het verstrekken van afschriften van stukken. Ook ten aanzien hiervan geldt dat het debat – over wie de bedragen heeft opgenomen en aan wie ze ten goede zijn gekomen – dient te worden gevoerd in de hoofdzaak. De incidentele vordering onder f zal daarom worden afgewezen.

Kopie levenstestament moeder

4.20.

Bij de conclusie van antwoord in het incident hebben gedaagden onder productie 3 het door eiseres verlangde levenstestament van moeder overgelegd. Daarmee is aan deze incidentele vordering onder g voldaan en dient deze bij gebrek aan belang te worden afgewezen.

Termijn inzage geven in/afschrift verstrekken van de stukken en de dwangsom

4.21.

De rechtbank zal gedaagden een redelijke termijn geven, namelijk tot 1 maart 2023, om te voldoen aan de verplichting de hiervoor bedoelde stukken aan eiseres in afschrift te verstrekken, althans inzage daarin toe te staan. Als prikkel voor gedaagden om de veroordeling in dit kader ook daadwerkelijk na te komen, zal de rechtbank hieraan een dwangsom verbinden van – zoals eiseres onbetwist heeft gevorderd – € 100,- per dag dat gedaagden na veertien dagen na betekening van dit vonnis weigerachtig blijven om aan dit vonnis uitvoering te geven, zulks tot een maximum van € 50.000,-.

Proceskosten

4.22.

Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren op de wijze zoals in het dictum is bepaald.

5 De beslissing

De rechtbank:

in het incident:

5.1.

veroordeelt gedaagden gezamenlijk, dan wel [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ieder afzonderlijk, tot het uiterlijk op 1 maart 2023 verstrekken van inzage in en afgifte van afschriften van de navolgende stukken aan eiseres:

financieel overzicht Palmen & Dassen notarissen, zoals vermeld op bladzijde 4 van de conceptakte van levering van de woning aan de [adres] in [plaats] ,

koopovereenkomst van de woning aan de [adres] in [plaats] (in 2017),

stukken met betrekking tot de hypothecaire geldlening van moeder van € 60.000,- bij de Rabobank (in 2010),

aangiftes inkomstenbelasting over 2010 tot en met 2020 met aanslagen, voor zover nog niet ontvangen;

5.2.

bepaalt dat gedaagden gezamenlijk, dan wel [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ieder afzonderlijk, een dwangsom verbeuren van € 100,- per dag dat gedaagden gezamenlijk, dan wel [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 1] of [gedaagde in de hoofdzaak en in het incident sub 2] ieder afzonderlijk, na veertien dagen na betekening van dit vonnis weigerachtig blijven om aan dit vonnis uitvoering te geven, met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-;

5.3.

compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.4.

wijst af het meer of anders gevorderde;

in de hoofdzaak:

5.5.

bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden op 15 juni 2023 om 13.30 uur (tot 16.30 uur), waarvoor partijen nog een oproepbrief, met meer informatie daaromtrent, zullen ontvangen;

5.6.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.

type: JPW


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature