Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling achterstallige zorgverzekeringspremies.

Hij heeft niet aangetoond dat zijn plicht tot premiebetaling gedurende een detentieperiode opgeschort had moeten worden.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 8496119 CV EXPL 20-2011

Vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020

in de zaak van:

de naamloze vennootschap

ZILVEREN KRUIS N.V.,

gevestigd te Utrecht,

eisende partij,

gemachtigde LAVG B.V.,

tegen

[gedaagde partij] ,

wonend te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

Partijen zullen hierna Zilveren Kruis en [gedaagde partij] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de conclusie van antwoord

de conclusie van repliek.

1.2.

Hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft [gedaagde partij] geen conclusie van dupliek genomen. Hij heeft ook niet om uitstel daarvoor gevraagd.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil en de beoordeling.

2.1.

Zilveren Kruis vordert [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van € 541,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 445,70 vanaf 1 april 2020 tot de dag van betaling:

2.2.

Het bedrag van € 541,49 is als volgt opgebouwd:

onbetaalde premies € 445,70

wettelijke rente tot 1 april 2020 € 14,89

buitengerechtelijke kosten (incl. btw) € 80,90.

2.3.

Omdat [gedaagde partij] dat niet betwist, staat vast dat hij op grond van een met Zilveren Kruist gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bij vooruitbetaling maandelijks premie verschuldigd is.

2.4.

De gevorderde premiebetaling heeft betrekking op januari 2018 en op de periode januari 2020 tot en met maart 2020.

2.5.

In zijn antwoord heeft [gedaagde partij] gesteld dat hij vanaf 5 januari tot en met 5 maart 2020 in Duitsland in detentie gezeten heeft. [gedaagde partij] heeft hiermee kennelijk willen aanvoeren dat hij over die periode geen premie aan Zilveren Kruis verschuldigd is. Dit verweer wordt op grond van de volgende overwegingen verworpen.

2.6.

Ingevolge art. 24 lid 3 van de Zorgverzekeringswet worden de rechten en plichten van een zorgverzekering (dus ook de plicht tot betaling van premie) opgeschort gedurende de periode dat de verzekerde blijkens een verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken of een verklaring van Reclassering Nederland buiten Nederland in detentie genomen is.

2.7.

[gedaagde partij] heeft geen verklaring van de Minister van Buitenlandse Zaken of een verklaring van Reclassering Nederland overgelegd. Zilveren Kruis heeft hem wel in de gelegenheid gesteld een dergelijke verklaring over te leggen, maar daar heeft [gedaagde partij] geen gebruik van gemaakt. [gedaagde partij] had zo’n verklaring ook nog bij dupliek kunnen laten zien, maar ook dat heeft hij nagelaten. Tot slot overweegt de kantonrechter (ten overvloede) dat uit de door [gedaagde partij] bij antwoord wel overgelegd Haftbefehl evenmin blijkt in welke periode hij zou zijn gedetineerd in Duitsland. Uit dit alles volgt dat niet is gebleken dat over de door [gedaagde partij] gestelde periode zijn plicht tot premiebetaling is opgeschort.

2.8.

Op grond van voorgaande overwegingen zal [gedaagde partij] worden veroordeeld tot betaling van de premie van € 445,70.

2.9.

De wettelijke rente is [gedaagde partij] (onbetwist) telkens verschuldigd met ingang van de eerste dag maand waarop de (uitgebleven) betaling betrekking heeft omdat hij telkens met ingang van die dag in verzuim is. De op die grondslag gevorderde rente is daarom toewijsbaar.

2.10.

Ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 80,90 heeft Zilveren Kruis verwezen naar een veertiendagenbrief waarmee zij [gedaagde partij] vruchteloos heeft aangemaand tot betaling van de premie over januari 2018 en over de maanden januari en februari 2020 tot een bedrag van € 336,95. In de brief heeft zij [gedaagde partij] er op gewezen dat, indien hij niet tijdig betaalt, hij ook buitengerechtelijke kosten van € 50,54 (eventueel te verhogen met € 10,61 btw) verschuldigd zal zijn. Deze brief voldoet aan de vereisten van art. 6:96 lid 6 BW. Van de gevorderde buitengerechtelijke kosten zal dus € 61,06 (€ 50,45 +

€ 10,61) worden toegewezen. Voor het hogere bedrag dat Zilveren Kruis vordert bestaat geen grondslag en dat zal dus in zoverre afgewezen worden.

2.11.

Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde partij] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op:

dagvaarding € 108,09

griffierecht € 499,00

salaris gemachtigde € 240,00 (2p. x € 120,00)

Totaal: € 847,09

3. De beslissing

De kantonrechter

3.1.

veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan Zilveren Kruis van € 521,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 445,70 vanaf 1 april 2020 tot de dag van betaling,

3.2.

veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 847,09,

3.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

3.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.

Type: RW


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature