U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

AW. Artikel 8:13 en artikel 16:1:2, derde lid van de CAR /UWO. Aan eiser is voorwaardelijk strafontslag verleend met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in onvoldoende mate de aan eiser verweten gedragingen heeft gewogen in het licht van het handelen en niet-handelen van anderen, waaronder leidinggevenden van eiser. De rechtbank acht het onderzoek niet zorgvuldig nu de nodige twijfels bestaan over de feitelijke gang van zaken op de milieustraat. Beroep gegrond. Rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak



RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 18/2767

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.A.G. Lamers),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: mr. A.G. Kerkhof).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 maart 2018 de straf van voorwaardelijk ontslag opgelegd met een proeftijd van twee jaar.

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2019.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens verweerder verschenen [naam 1] (gemeentesecretaris) en [naam 2] (strategisch adviseur juridische kwaliteit).

Overwegingen

1. Eiser is sinds 1 augustus 1976 in vaste dienst bij verweerder en werkzaam als Beheerder milieustraat. Met ingang van 1 september 2015 is de exploitatie van de reinigingsdienst en van de milieustraat van verweerder uitbesteed aan Van Gansewinkel Milieuservices Overheidsdiensten B.V., inmiddels: Renewi Plc, (hierna: Renewi). De medewerkers die voorheen werkzaam waren bij de reinigingsdienst van de gemeente Weert, onder wie eiser, zijn thans bij Renewi gedetacheerd.

2. Naar aanleiding van signalen medio juni 2017 bij Renewi dat informatie beschikbaar was over mogelijke diefstallen op de milieustraat is door [naam 3], manager integriteit van Renewi, een intern integriteitsonderzoek gestart. Dit onderzoek is uitgevoerd in de periode van 26 juni 2017 tot en met 30 september 2017. Er zijn gesprekken gevoerd met de (anonieme) melders, er heeft heimelijk cameratoezicht plaatsgevonden van activiteiten op het terrein van de milieustraat en er zijn foto-opnamen gemaakt van locaties op de milieustraat waar goederen zijn “klaargezet” om mogelijk door medewerkers te worden meegenomen. Op 16 november 2017 heeft in het kader van verantwoordingsgesprekken een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en [naam 4], manager Integriteit Renewi, in bijzijn van [naam 5], P&O adviseur, met als doel eiser te interviewen met betrekking tot onregelmatigheden op de milieustraat te Weert. Eiser heeft een verklaring afgelegd die is opgenomen in het gespreksverslag van 16 november 2017. Deze verklaring is door eiser doorgelezen en ’getekend onder voorbehoud’. De onderzoeksresultaten zijn neergelegd in het rapport feitenonderzoek van 27 november 2017 (het rapport).

3. Omdat volgens verweerder verkennend onderzoek heeft geleid tot vermoedens die in de richting wijzen van eisers betrokkenheid bij het onrechtmatig wegnemen van afval uit de afvalstromen die worden aangeboden op de milieustraat van de gemeente Weert, heeft verweerder eiser bij brief van 21 november 2017 de toegang ontzegd tot de gebouwen en terreinen van de gemeente Weert, de milieustraat daar uitdrukkelijk onder begrepen en is tevens een voornemen uitgebracht om eiser te schorsen in het belang van de dienst op grond van artikel 8:15:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (hierna: CAR/UWO). Eiser heeft hier op 28 november 2017 op gereageerd en hiertegen op 30 november 2017 zijn bezwaarschrift en/of zienswijze ingediend.

4. Bij brief van 14 december 2017 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot oplegging van een disciplinaire maatregel, bestaande uit de straf van onvoorwaardelijk strafontslag op grond van artikel 8:13 CAR /UWO. Verweerder legt hieraan de volgende bevindingen ten grondslag:

‘1. U stelt de eigenaar van de kringloopwinkel Weert in de gelegenheid om op een vrij reguliere basis, veelal op een zaterdag, goederen van de milieustraat mee te nemen. In dat kader is zelfs waargenomen dat u op de milieustraat goederen waarvan u claimt dat u die van huis hebt meegenomen, aan de eigenaar van de kringloopwinkel meegeeft. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat uw verklaring ter discussie zou kunnen worden gesteld en dat u de eigenaar van de kringloopwinkel in de gelegenheid hebt gesteld om goederen mee te nemen die door u dan wel andere medewerkers van de milieustraat uit de afvalstroom zijn gehaald en apart zijn gezet.

2. U hebt ten aanzien van een roestvrijstalen plaat verklaard, dat deze door u apart is gezet met het oogmerk om hiervan een afdakje te maken op de milieustraat. Navraag bij het management, de heer [naam 6] en de heer [naam 7] heeft echter geleerd dat uw verklaring niet wordt ondersteund door deze leidinggevenden.

3. U hebt onder meer toegegeven dat u zonnebrillen en (nieuwe) petten die door burgers op de milieustraat zijn aangeboden, uit de afvalstroom hebt gehaald en in de beheerdersruimte hebt gelegd, zodat medewerkers die kunnen dragen als zij last hebben van de zon. Wij beschikken overigens over een verklaring van een medewerker die aangeeft door u te zijn aangesproken, toen hij een pet uit de beheerdersruimte wegnam, waarbij u aangaf dat die petten van u zijn.

4. U hebt toegegeven dat u met enige regelmaat goederen van huis meeneemt naar de milieustraat, teneinde er aldaar afstand van te doen. Het gaat dan onder meer om elektronica en andere goederen, waarvan is verklaard dat die in een oranje tas door u het terrein op zijn genomen. Aangezien u woonachtig bent in Echt dient u uw afval in die gemeente aan te bieden. U bent zichtbaar op camerabeelden die genomen zijn, waarbij u uit de elektronicacontainer komt met een witte tas met goederen. Alhoewel u tijdens het gesprek hebt aangegeven dat u niet de persoon op de beelden bent, hebben onder meer de medewerkers van HRM van de gemeente Weert en uw leidinggevende u positief geïdentificeerd. Ervan uitgaande dat u de persoon bent die op de beelden te zien is, hebt u zich in die situatie schuldig gemaakt aan het onttrekken van goederen aan de afvalstromen en wel uit de elektronicacontainer. Daarnaast hebt u aangegeven dat u weet dat ook andere collega’s afval meenemen naar de milieustraat, maar dat u niet weet wat ze allemaal meebrengen. U spreekt deze collega’s daar niet op aan.

5. U hebt van diverse situaties die in het kader van het onderzoek zijn vastgelegd op film dan wel foto, verklaard dat u in deze situaties niet ingrijpt, noch medewerkers daarop aanspreekt. Het gaat dan onder meer om een situatie waarbij u een uitzendkracht met een pakketje naar de beheerdersruimte ziet lopen en later zonder pakketje weer ziet weglopen, om goederen die “koud” zijn gezet op verschillende plaatsen op het terrein en om de aanwezigheid van horloges in de KCA-ruimte waar u ook met regelmaat werkzaam bent. In deze situaties schiet u tekort in het nemen van verantwoordelijkheden die behoren bij uw functie als beheerder.

6. U hebt toegegeven dat u met regelmaat goederen uit het afval haalt en deze naar de portiersloge brengt. Deze goederen verlaten volgens uw verklaring de milieustraat niet.

7. Waargenomen is voorts dat een aantal goederen die op de milieustraat zijn aangeboden, apart zijn gezet en zich langere tijd in de KCA-ruimte hebben bevonden zonder dat u deze goederen op de juiste wijze en in de juiste container hebt verwijderd.

8. In algemene zin kan worden vastgesteld dat u niet handhavend optreedt en (daarmee) bijdraagt aan een cultuur waarbij het “normaal” wordt bevonden om bruikbare goederen uit de afvalstroom te halen’.

Verweerder heeft voorts overwogen dat de elementen van zeer ernstig plichtsverzuim zijn opgenomen in de nummers 1 tot en met 4 en met name betrekking hebben op het overtreden van de eiser bekende regels ten aanzien van het omgaan met goederen op de milieustraat. Met betrekking tot de elementen genoemd onder punten 5 tot en met 8 is verweerder van mening dat eiser op enkele onderdelen in onvoldoende mate zijn verantwoordelijkheden neemt als beheerder. De voorbeelden die verweerder heeft genoemd betreffen met name het niet of onvoldoende aanspreken van medewerkers van wie eiser waarneemt dat zij zich niet aan de regels houden. Verweerder is van mening dat er sprake is van gedragingen die als zeer ernstig en als ernstig plichtsverzuim zijn aan te merken en nopen tot ongevraagd ontslag.

5. Verweerder heeft eiser bij besluit van 20 december 2017, met onmiddellijke ingang geschorst in het belang van de dienst op grond van artikel 8:15:1, eerste lid, aanhef en onder d van de CAR /UWO. De duur van de schorsing heeft verweerder bepaald op drie maanden, of zoveel langer als nodig dan wel zoveel korter als mogelijk om het onderzoek volledig af te ronden en het disciplinaire traject af te ronden met een definitief besluit. Hiertegen ingesteld bezwaar heeft eiser ingetrokken.

6. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven met betrekking tot het voornemen tot strafontslag. Eiser heeft van deze gelegenheid (mondeling en schriftelijk) gebruik gemaakt op 11 januari 2018. Eiser is die dag, in het bijzijn van zijn gemachtigde en de concerndirecteur van verweerder, gehoord door (medewerkers van) het door verweerder ingeschakelde bureau, [naam 8] Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: [naam 8]). Van dit gesprek is een verslag opgemaakt dat door eiser is (mede-)ondertekend.

7. Op 30 januari 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam 9] van de Kringloopwinkel Centrum Weert en medewerkers van [naam 8]. Namens verweerder was aanwezig mevrouw [naam 2], strategische adviseur juridische kwaliteit/integriteit coördinator. Van dat gesprek is verslag opgemaakt dat is ondertekend door [naam 9] en de betreffende medewerkers van [naam 8]. [naam 9] heeft daarin onder meer verklaard dat er in het verleden een mondelinge afspraak is gemaakt tussen hem en verweerder op grond waarvan hij spullen van de milieustraat mag mee nemen.

8. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser, in verband met het geconstateerde plichtsverzuim, onder verwijzing naar de inhoud van de brief van

14 december 2017, maar in afwijking van het eerder kenbaar gemaakte voornemen, de straf van ongevraagd voorwaardelijk ontslag, opgelegd, een en ander met toepassing van artikel 8:13 van de CAR /UWO in combinatie met artikel 16:1:2, derde lid, van de CAR /UWO. Aan eiser is een proeftijd opgelegd van twee jaar. Als eiser zich gedurende de proeftijd schuldig maakt aan enige vorm van soortgelijk of enig ander plichtsverzuim, dan wordt de straf alsnog ten uitvoer gelegd. Tegen dit besluit heeft eiser op 3 april 2018 bezwaar gemaakt.

9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie personele aangelegenheden gemeente Weert van 24 september 2018, ongegrond verklaard. Verweerder acht het niet onomstotelijk bewezen dat eiser zelf goederen aan de afvalstroom heeft onttrokken door deze van de milieustraat mee te nemen. Wel is voor verweerder duidelijk dat eiser spullen apart heeft gezet en ook dat wordt aangemerkt als het onttrekken van goederen aan de afvalstroom. Van eiser wordt als beheerder onder andere verwacht toezicht te houden op de naleving van de regels op de milieustraat.

10. Eiser voert in beroep aan dat van enig plichtsverzuim laat staan van ernstig plichtsverzuim geen sprake is. Eiser is het oneens met de formulering van de opgelegde straf. De opgelegde sanctie is niet in overeenstemming met de bepalingen van de CAR/UWO. De handelswijze van eiser is zeer goed te verklaren. Voor eiser is niet duidelijk welk plichtsverzuim hem nu daadwerkelijk wordt verweten.

11. Bij de beoordeling van de beroepsgronden is het navolgende wettelijk kader van belang.

12. Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR /UWO, voor zover hier van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Op grond van artikel 16:1:2, derde lid, van de CAR /UWO kan bij het opleggen van een straf worden bepaald, dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.

Op grond van artikel 8:13 van de CAR /UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.

13. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is gekregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 mei 2018 (zie: ECLI:NL:CRVB:2018:1534). Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verweten gedragingen ook aan de betrokken ambtenaar kunnen worden toegerekend. Voorts dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.

14. De rechtbank stelt vast dat in de bedrijfsregels van Renewi neergelegd in het “veiligheids- en gedragsboekje” staat vermeld:

“Sorteren en meenemen van afval- en/of reststoffen voor eigen gebruik

De medewerker zal geen afval en/of reststoffen sorteren of meenemen voor eigen gebruik of te eigen bate. Indien hij dat toch doet, wordt dit aangemerkt als diefstal. Indien er voorwerpen van waarde in het afval of de te verwerken stoffen worden aangetroffen dan zal de medewerker dit aan zijn leidinggevende kenbaar maken.

Werkzaamheden door derden en/of voor eigen rekening

Zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van werkgever is het de medewerker niet toegestaan werkzaamheden te verrichten voor derden en/of voor eigen rekening”.

15. In het verweerschrift in beroep heeft verweerder, aan de hand van de opsomming in het voorgenomen besluit, aangegeven welke elementen aan het strafbesluit ten grondslag zijn gelegd. Daaruit blijkt dat het aan eiser verweten plichtsverzuim bestaat – kort samengevat – uit het gelegenheid bieden aan de eigenaar van de Kringloopwinkel [naam 9]) om goederen mee te nemen van de milieustraat (1), het apart zetten van een roestvrijstalen plaat (2), het aannemen van petten en zonnebrillen (3), het meenemen en achterlaten van goederen van huis op de milieustraat (4), het niet aanspreken van medewerkers die goederen apart zetten (5), goederen uit afval halen en naar portiersloge brengen (6), goederen die apart zijn gezet in de KCA-ruimte niet naar juiste container brengen (7) en het niet handhavend optreden en daarmee bijdragen aan een “cultuur” (8).

16. Verweerder baseert zijn conclusies op de bevindingen zoals neergelegd in het rapport feitenonderzoek integriteit van 27 november 2017 en het gespreksverslag van [naam 8] van 11 januari 2018.

17. De feiten en omstandigheden die volgens verweerder onderschrijven dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen hebben de rechtbank niet tot de overtuiging kunnen brengen dat eiser het hem verweten handelen dan wel nalaten heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verweerder aan diens besluit ten grondslag gelegde onderzoek onvoldoende is gebleken aan welk als plichtsverzuim te kwalificeren handelen dan wel nalaten eiser zich heeft schuldig gemaakt. De rechtbank houdt in haar motivering van dit oordeel de opsomming van het plichtsverzuim aan, zoals in het verweerschrift opgenomen.

18. Omtrent het eerste verwijt overweegt de rechtbank dat, hoewel [naam 9] (op 30 januari 2018) in het kader van het onderzoek door [naam 8] is gehoord, diens verklaring niet -kenbaar- is meegenomen. [naam 9] heeft verklaard over een langjarige afspraak tussen hem en verweerder die inhoudt dat het hem was toegestaan goederen van de milieustraat mee te nemen. Ook blijkt uit de verklaringen van [naam 9] dat de heer [naam 10], een van de leidinggevenden van de milieustraat, ervan op de hoogte was dat [naam 9] (in ieder geval al sinds 2007, zo blijkt uit die verklaring) spullen kwam ophalen. Die spullen werden voor hem apart gezet. Onder de door verweerder overgelegde stukken bevindt zich ook een email van [naam 9] van 9 januari 2018 aan verweerder waarin hij deze gang van zaken beschrijft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze verklaring ten onrechte niet in zijn onderzoek heeft betrokken. Immers rijst de vraag of, indien een dergelijke afspraak werd gemaakt en de handelwijze van [naam 9] met medeweten van de leidinggevende plaatsvond, eiser op dit punt iets te verwijten valt.

19. Omtrent het derde verwijt overweegt de rechtbank als volgt. Nog daargelaten dat dit verwijt eerst in beroep een andere lading heeft gekregen -immers werd eiser eerder verweten dat hij de zonnebrillen en petten uit de afvalstroom van door burgers aangeboden goederen, had gehaald- heeft verweerder nagelaten te motiveren waarom dit thans verweten handelen, plichtsverzuim oplevert.

20. Uit het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggend advies blijkt niet in hoeverre de onder 2 en 4 genoemde verwijten mede ten grondslag lagen aan de opgelegde sanctie. Uit het verweerschrift in beroep is gebleken dat verweerder deze verwijten handhaaft. Eiser heeft hierover ter zitting verklaard dat hij over de roestvrijstalen plaat met de monteur had gesproken (tweede verwijt). Dit blijkt ook uit de ‘Opmerkingen t.a.v. van de ontvangen brief van 14 december 2017 m.b.t. zaak R 215087021’, door verweerder als bijlage 11 overgelegd, waarin eiser schrijft dat hij de roestvrije stalen plaat apart had gezet om deze ten behoeve van het werk op de milieustraat te hergebruiken. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom deze handelwijze verwijtbaar gedrag oplevert, nu eiser hierover weliswaar niet met zijn leidinggevende, maar wel met een collega heeft gesproken, niet is gebleken wat daarvan de uitkomst is geweest en evenmin dat deze plaat de milieustraat heeft verlaten.

21. Vast is komen te staan dat eiser op 28 juni 2017 (zo blijkt uit het gespreksverslag van 16 november 2017) (een oranje tas met) spullen van huis heeft meegenomen waarover hij heeft verklaard dat hij deze spullen aan [naam 9] heeft overhandigd (vierde verwijt). Het ging (onder meer) om twee witte vazen en een blauwe vaas. [naam 9] heeft in zijn hiervoor genoemde verklaring over (een van) de vazen gesproken. Ook hier treft verweerder het verwijt geen nader onderzoek te hebben gedaan naar de handelwijze van eiser.

22. Verweerder heeft eiser (onder 5 en 8) verweten onvoldoende handhavend te hebben opgetreden in die zin dat hij zijn medewerkers niet heeft aangesproken wanneer hij zag dat zij goederen uit de afvalstroom haalden en aldus heeft bijgedragen aan een cultuur waarbij het normaal wordt gevonden om bruikbare goederen uit de afvalstroom te halen. Onder 6 en 7 verwijt verweerder eiser dat hij goederen uit de afvalstroom haalt en deze naar de portiersloge brengt en goederen die in de KCA-ruimte werden gezet daar langere tijd hebben gestaan zonder dat eiser deze in de juiste container deponeerde. Eiser heeft in dit verband betoogd dat er sinds een aantal jaren sprake is van een veel (te) hoge werkdruk die meebrengt dat een goede bedrijfsvoering niet meer kan worden gewaarborgd. Er was/is sprake van een te groot aanbod van afvalstromen en te weinig toezicht, waardoor de afvalstromen vervuil(d)en. Ook het gebruik van de Weertlandpas die kennelijk vereist is om afval te mogen storten, werkte niet naar behoren en de daarbij behorende problemen kostten veel tijd. Door de grote drukte was het vaak niet mogelijk, aldus eiser (ook) ter zitting, om goederen die verkeerd werden aangeboden, terstond in de juiste container te plaatsen. Dit gebeurde dan vaker op een later, rustiger, moment.

23. Eiser heeft in beroep de mails van 9 maart 2015, 4 april, 6 en 15 juni, 3 juli,

19 oktober en 24 december 2016, 6 maart en 29 maart 2017 van hem aan zijn leidinggevende(n) overgelegd waarin hij deze problemen aan de orde stelt. In de laatste mail schrijft eiser dat hij zijn eigenlijke taken niet meer kan uitvoeren en niet meer langer zo kan functioneren. Hij vraagt verweerder indien de bezetting niet kan worden opgeschaald uit te kijken naar een andere functie voor hem. Eiser heeft betoogd dat verweerder geen maatregelen heeft genomen naar aanleiding van zijn mails. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat op die mails wel is gereageerd en naar aanleiding daarvan ook - wellicht niet steeds op de manier als door eiser gewenst- is geacteerd, maar heeft deze stelling niet onderbouwd. Dat onderbouwing achterwege is gelaten vanwege het feit dat de zogenoemde 10-dagen termijn voor het overleggen van stukken niet meer kon worden gehaald, acht de rechtbank geen genoegzaam excuus. Verweerder heeft immers niet verzocht om naar aanleiding van de e-mails van eiser alsnog stukken in het geding te mogen brengen. Bovendien heeft eiser over deze problemen en zijn hiervoor genoemde mails ook reeds bij het gesprek van 11 januari 2018 verklaard. Wat daar verder ook van zij, kennelijk heeft eiser bij verweerder in de afgelopen jaren met regelmaat en indringend de volgens hem bestaande problematiek op de milieustraat en de daaruit voortvloeiende gevolgen onder de aandacht van zijn leidinggevenden gebracht. De in die mails beschreven gevolgen betreffen de thans onder 5 tot en met 8 aan eiser gemaakte verwijten. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dan ook in het kader van zijn besluitvorming onderzoek moeten doen naar de door eiser geschetste problematiek. Van een dergelijk onderzoek is de rechtbank niet gebleken.

24. De rechtbank is samenvattend van oordeel dat verweerder in onvoldoende mate de aan eiser verweten gedragingen heeft gewogen in het licht van het handelen en niet-handelen van anderen, waaronder leidinggevenden van eiser. Verweerder heeft hier ten onrechte geen nader onderzoek naar gedaan. Met name ten aanzien van de gang van zaken op de milieustraat heeft eiser de praktijk op de milieustraat toegelicht en in een historisch perspectief geplaatst, onder andere waar het de rol van leidinggevenden en de toenmalige, verantwoordelijke, wethouder betreft. Verweerder heeft nagelaten dit nader uit te (laten) zoeken. Nu de verklaringen van eiser steun vinden in de verklaringen van [naam 9] (zie boven) ligt het op de weg van verweerder nader onderzoek te verrichten teneinde deze verklaringen te confronteren met bevindingen uit nader feitenonderzoek en/of onderzoek naar gebeurtenissen en/of betrokken in het verleden. Dat verweerder dit niet heeft gedaan maakt dat toetsing van de verklaringen aan meer objectieve feiten niet mogelijk is.

25. De rechtbank kan op grond van het vooraanstaande niet anders concluderen dan dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest nu er de nodige twijfels bestaan over de feitelijke gang van zaken. Het onderzoek en de daaruit voortkomende voorbereiding van het bestreden besluit zijn dan ook in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig tot stand gekomen en in strijd met artikel 7:12 van de Awb ondeugdelijk gemotiveerd.

26. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt daarmee voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Zonder nader onderzoek door verweerder kan naar het oordeel van de rechtbank niet staande worden gehouden dat eiser de hem verweten gedragingen heeft gepleegd. Verweerder dient vervolgens een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

27. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

28. De rechtbank veroordeelt verweerder eveneens in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Over de proceskosten in bezwaar dient verweerder in het nieuw te nemen besluit te beslissen.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht (voorzitter) en mr. F.A.G.M. Vluggen, en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op: 28 juni 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature