U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Poging doodslag door inrijden op auto.

Uit de vastgestelde toedracht blijkt dat de bestuurder van de Audi de bestuurder van de Ford heeft achtervolgd en heeft getracht door op diverse manieren tegen deze Ford aan te rijden, deze tot stoppen te dwingen. Daarbij heeft verdachte het leven van de inzittenden van de Ford in gevaar gebracht en is door zijn aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag zijn medepassagier zwaar gewond geraakt.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/659297-16

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 april 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 maart 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1: met de door hem bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid tegen de rijdende personenauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten en die auto van de weg te rijden door tegen de zijkant van die auto te rijden.

Dit is tenlastegelegd als:

primair: een poging tot doodslag,

subsidiair: een poging tot zware mishandeling,

meer subsidiair: een bedreiging,

meest subsidiair: vertonen van gevaarlijk rijgedrag en/of veroorzaken van hinder op de weg. Feit 2:

primair: met zijn personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;

subsidiair: met zijn personenauto gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen is. De officier van justitie wijst op het feit dat de verdachte is ingereden op de auto van de slachtoffers. Door dit rijgedrag was er een risico dat de andere auto van de weg zou raken en een boom of lantaarnpaal zou raken. Het betrof een N-weg, waarvan de rijstroken niet gescheiden waren en waar een vangrail ontbrak, waar bomen en lantaarnpalen langs de weg stonden. De officier van justitie acht voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van de inzittenden van de andere auto bewezen, gelet op al deze omstandigheden.

Het onder 2 primair tenlastegelegde acht de officier van justitie eveneens bewezen. De verdachte heeft roekeloos gereden en zijn auto als wapen gebruikt.

3.2

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 is de raadsman van mening dat verdachte zowel voor het primair als het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken aangezien er geen bewijs in het dossier voorhanden is voor (voorwaardelijk) opzet. De gedragingen van verdachte leveren immers geen aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daardoor het leven zouden laten dan wel zwaar gewond zouden raken.

Ook van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, nu de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en bij verdachte de opzet ontbrak om de andere auto te raken.

Van het meest subsidiaire dient verdachte partieel te worden vrijgesproken en wel voor het expres tegen andere auto’s aanrijden.

Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van mening dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat verdachte op een andere auto is ingereden en/of heeft getracht om een andere auto van de weg te rijden.

De raadsman is voorts van oordeel dat de gedragingen van de verdachte niet roekeloos waren. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat de alcoholinname van de verdachte, gelet op de bloedtest zo laag was, dat niet gesteld kan worden dat zijn rijgedrag beïnvloed was. Tot slot kan niet bewezen worden dat mevrouw [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, gelet op het summiere medische rapport.

Van het subsidiair tenlastegelegde dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken van het expres tegen andere auto’s rijden.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Aangever [slachtoffer 1] heeft op 17 september 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:

Op 10 augustus 2016 heb ik met een aantal collega’s nog wat gedronken in de Bowlingafdeling van [naam bowlingafdeling] . Daar waren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook bij. Hij heeft met [slachtoffer 2] [naam bowlingafdeling] afgesloten. [slachtoffer 3] stapte in een Audi A3. De Audi draaide op de Rijksweg en reed in de richting van Velden. Hij reed langs [slachtoffer 2] en mij. De Audi draaide een stuk verder op de Rijksweg en stond hierna stil met draaiende motor. De verlichting van de auto werd uitgedaan. Ik heb zo’n 10 tot 15 minuten daar gestaan en besloot om naar huis te gaan. De Audi stond er nog steeds met draaiende motor. [slachtoffer 2] en ik liepen naar de parkeerplaats waar de auto van [slachtoffer 2] stond. Ik wilde graag in de auto rijden van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zat naast mij. Ik stak de Rijksweg over en ging naar links richting Venlo, de Lijsterstraat. Aan het einde van deze weg reed ik rechtsaf en ik kwam uit bij de rotonde in Velden. Ik sloeg rechtsaf in de richting van Venlo en kwam uiteindelijk op de Nijmeegseweg in Venlo uit. Toen ik de Rijksweg overstak in de richting van Venlo, zag ik dat de verlichting van de Audi meteen aanging en ik zag dat de Audi vooruit reed ook in de richting van Venlo. De Audi reed in mijn richting. Toen ik over de Lijsterweg reed, reed ik over een kleine drempel. Ik voelde dat ik van achteren werd aangereden. Dat ging heel hard. Ik voelde dat de wielen los kwamen van het asfalt. Ik reed door en ik maakte snelheid. Ik wilde weg van de vriend van [slachtoffer 3] . Hierna werd ik nog twee keer kort achter elkaar geraakt door die Audi. Dat gebeurde nog op de Lijsterweg. Ik reed verder over de Oude Venloseweg. Hij bleef achter mij aanrijden. Nadat ik zo’n 20 meter op de Oude Venloseweg reed, werd ik weer van achteren hard geraakt door de Audi. Ik maakte snelheid, maar hij kreeg toch nog kans om mij nog vier of vijf keer te raken aan de achterkant. Ik had doodsangsten. [slachtoffer 2] zei onderweg dat ik moest oppassen, omdat er bomen stonden. Ik reed best hard om weg te komen. Ik keek in de achterruitkijkspiegel en zag alleen zijn voorruit, zo dicht reed hij op mij. Ik reed over de Rijksweg en reed verder over de Nijmeegseweg. Ik wilde eigenlijk bij de kruising met de Karbinderstraat rechtsaf rijden naar mijn huis. Maar omdat ik zo hard reed, kon ik de bocht niet maken. Ik reed verder over de Nijmeegseweg. Ik maakte weer snelheid. Daar zijn twee rijstroken. Ik reed over de rechtse rijstrook. Opeens zag ik, dat de Audi links naast mij reed, over de linkse rijstrook. Zijn voorkant was ongeveer ter hoogte van het midden van de Ford . Ik voelde aan de linkerzijkant een klap, daardoor werd ik naar rechts geduwd en kwam daardoor met de rechterwielen in de rechterberm. Ik voelde een klap en ben ergens tegen aan gereden. Ik kon de auto corrigeren en stuurde weer de weg op. Ik reed verder over de Nijmeegseweg en bleef rijden over de rechtse rijstrook. De Audi zat schuin links langs mij en hij reed over de linkse rijstrook. Ik zag dat de Audi weer naar rechts reed om mij weer te raken. Ik besloot toen om hard te remmen. Ik remde hard. De Audi reed naar rechts en hij stuurde naar rechts. Daardoor reed hij voor mij langs over de rechtse rijstrook door de berm en raakte een boom. Als ik niet zo hard geremd had hij voor de tweede keer geraakt in de linkerzijkant. Ozgur heeft tegen mijn broer gezegd dat hij mij dood wilde hebben.

Aangever [slachtoffer 2] heeft op 15 oktober 2016 -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:

[slachtoffer 1] vroeg of hij in mijn auto mocht rijden. We reden de parkeerplaats af en hij ramde ons vrij direct. We werden van achter flink aangeduwd. We reden verder en hij duwde ons zeker vier keer van achter. De wielen kwamen los van de grond, zo hard ging het. We maakten snelheid op de Rijksweg. We wilden bij het Genooi erin, we hadden te hoge snelheid, de abs ging er op. Ik zei rij maar rechtdoor. Hij kwam dichterbij en hij duwde ons van achteraan, aan de zijkant van de weg. Die auto reed links naast ons over de tweebaans weg en de auto raakte met zijn rechtervoorkant mijn auto aan de linkerzijkant. Dat ging met hoge snelheid. Hij duwde ons daardoor aan de gehele linkerzijkant. Hierdoor reden we helemaal naar rechts. We reden tegen een lantaarnpaal aan rechts. We kwamen weer terug op de weg. Het ging net goed, we slingerden en hij maakte de volgende aanzet. Hij wilde ons weer rammen op dezelfde manier als de eerste keer. Mijn collega zag het niet. Ik zei: rem, rem, rem. Hij trapte vol op de rem. De andere reed voor ons en reed tegen de paal. De auto ging om de as en ging achteruit tegen de boom. Zo meen ik dat.

De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg (hierna: VOA) deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval. Het proces-verbaal van de VOA vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:

Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Nijmeegseweg, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Venlo, in de gemeente Venlo. De Nijmeegseweg is ter plaatse verdeeld in twee rijbanen met twee rijstroken gescheiden door een groene middenberm. Het ongeval vond gezien de rijrichting van de beide voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de linkerbaan van de Nijmeegseweg. De rijbaan was door middel van een onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken

De Ford vertoonde schade aan de achterbumper, zeer waarschijnlijk door een of meerdere botsingen met de voorzijde van de Audi. De linkerportieren vertoonden schade waarschijnlijk veroorzaakt door contact met de rechter voorzijde van de Audi. De voorbumper aan de linkerzijde en de linker voorvelg vertoonden schade door contact met de rechterzijde van de Audi.

Ik zag aan de hand van de sporen en vervormingen aan de voertuigen dat deze tenminste drie maal met elkaar in aanraking zijn geweest.

De Ford werd aan de achterzijde geraakt door de Audi. De schade aan de linkerportieren van de Ford werd waarschijnlijk veroorzaakt door contact met de voorbumper van de Audi. Vast is gesteld dat voorgaande aanrijdingen eerder hebben plaatsgevonden als onderstaande aanrijding.

Uit de sporen op het wegdek van de Nijmeegseweg blijkt dat de bestuurder van de Audi hierbij rijdende op de linker rijstrook naar rechts is gereden. Hierbij kwam het rechterportier van de Audi tegen het draaiend linker voorwiel van de Ford. Door dit wiel is de rechter portierrubber van de Audi los getrokken en achtergebleven op het wegdek van de Nijmeegseweg. De Ford heeft waarschijnlijk geremd waardoor de Audi, welke nog steeds naar rechts stuurde, de berm ingereden is en tegen de boom botste waarbij aan de passagier van de Audi zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

De bestuurder van de Audi heeft de bestuurder van de Ford waarschijnlijk achtervolgd. Daarbij heeft de bestuurder van de Audi diverse malen getracht, door middel van geweld uitgeoefend met zijn voertuig, de Ford een andere beweging op te duwen als in welke deze reed, kennelijk om de Ford tot stoppen te dwingen. Op diverse momenten heeft de bestuurder van de Audi de beslissing kunnen nemen om deze achtervolging te beëindigen.

In de het proces-verbaal van bevindingen staat gerelateerd -zakelijk weergegeven-:

De maximale snelheid was op de Nijmeegseweg 70 kilometer per uur.

Getuige [slachtoffer 3] heeft op 12 augustus 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:

Ik ben veel moe, heb veel pijn en mijn geheugen laat me in de steek. Ik heb gekneusde longen, een gebroken neus, veel kneuzingen in spieren en pezen, waarschijnlijk omdat ik zo’n klap heb gehad met de auto. Ik weet niet hoe het precies is gegaan, maar dat mijn wervel het hier heeft opgevangen en ik heb hier hechtingen in mijn voorhoofd. Ik weet dat ik op mijn werk was met collega’s wat drinken, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Mijn vriend zei stap in de auto en dat was het laatste wat ik weet.

Getuige [slachtoffer 3] heeft op 15 december 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:

Naar omstandigheden gaat het goed. Ik zit veel thuis. ik zit onder zware medicatie en gebruik Oxycodon voor de pijn. Ik heb last van de rug, schouder, mijn linkerarm. Het merendeel van de dag lig ik in bed. Ik heb een litteken in mijn gezicht. Ik heb daar wel psychisch last van. mijn geheugen is verschrikkelijk. Het is een hel. De klachten komen van de aanrijding.

In de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3] staat gerelateerd -zakelijk weergegeven-:

Zeer grote wond voorhoofd tot aan rechteroog. Blauwe plek linkeroor en linkerschouder. Ontsierend litteken in het aangezicht. Meerdere kneuzingen. Geschatte duur van de genezing 6 weken.

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij [slachtoffer 1] wilde aanspreken op zijn gedrag en dat toen hij de auto raakte waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in bevonden hij niet stopte met achter hen aan te rijden. Hij reed hard en kort achter hen.

De verdachte heeft op 11 augustus 2016 -zakelijk weergegeven- bij de politie verklaard:

In het ziekenhuis kwam het broertje van die [slachtoffer 1] . Ik zei tegen hem dat als ik je broertje te pakken had gehad ik hem wat had aan gedaan.

Overwegingen van de rechtbank

Feit 1

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken aangezien er geen bewijs is voor (voorwaardelijk) opzet.

De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood (primair) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) of het bedreigen van een ander (meer subsidiair) - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

De rechtbank stelt vast dat uit de gedragingen van de verdachte, zoals hier voren weergegeven, naar voren komt dat verdachte er alles aan was gelegen om [slachtoffer 1] tot stoppen te dwingen en te spreken. Zo heeft de voorzijde van de door verdachte bestuurde Audi eerst meerdere malen de achterzijde van de Ford geraakt. Vervolgens heeft de voorzijde van de Audi de rechterflank van de Ford geraakt. Na de botsingen is verdachte telkens niet gestopt. Kennelijk was het de bedoeling om de auto met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te rammen. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] wilde pakken en dat hij hem wat aan wilde doen. Deze gedragingen hebben plaatsgevonden op N-wegen zonder vangrail waar bomen en lantaarnpalen naast de weg stonden.

De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.

De rechtbank is gelet op hetgeen zij hierboven heeft vastgesteld van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen - het met toenemende snelheid tegen de linkerzijde en achterzijde van een rijdende auto rijden waardoor deze naar rechts van de weg wordt geduwd alwaar zich bomen en lantaarnpalen bevinden- willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inzittenden van deze auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zouden overlijden. Gelet hierop acht de rechtbank feit 1 primair bewezen.

Feit 2

De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte schuldig is aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de WVW 1994. Om van schuld in de zin van dat artikel te kunnen spreken, moet kunnen worden vastgesteld dat ten minste sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van de kant van de verdachte. Bij de beantwoording van deze vraag komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarom kan niet in zijn algemeenheid worden aangegeven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 . Ook kan schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 niet alleen al worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer.

Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.

Op grond van de verkeersongevalsanalyse, de verklaring van de verdachte en de aangiften van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] beschouwt de rechtbank als vaststaand dat de verdachte op de Nijmeegseweg met hoge snelheid heeft getracht tegen de auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op te rijden. De auto waarin de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 3] zich bevonden, is hierdoor van de weg geraakt en tegen een boom tot stilstand gekomen.

Ten gevolge van de aanrijding is mevrouw [slachtoffer 3] naar het ziekenhuis te Venlo vervoerd.

Bij mevrouw [slachtoffer 3] wordt als letsel geconstateerd meerdere kneuzingen en een zeer grote wond op het voorhoofd tot aan het rechteroog. De geschatte duur van de genezing is 6 weken. Mevrouw [slachtoffer 3] heeft op 15 december 2016 verklaard dat ze een litteken op haar gezicht heeft en dat ze hier psychisch last van heeft.

Gelet op de aard van het letsel, alsmede de duur van het herstel is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank acht de gedragingen van de verdachte zodanig verwijtbaar dat aan de mate van schuld die nodig is voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is voldaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen, met dien verstande dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1. primair

hij op 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]

opzettelijk van het leven te beroven, door met dat opzet meermalen, met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto Audi A3 met hoge snelheid, tegen een rijdende personenauto, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, te rijden, en vervolgens die personenauto van de weg te rijden, door tegen de zijkant van die

personenauto te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf

niet is voltooid;

2. primair

hij op 10 augustus 2016, in de gemeente Venlo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig te weten een personenauto Audi A3, daarmede rijdende over de Nijmeegseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 3] , zijnde die [slachtoffer 3] een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig

(personenauto) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke bovenbedoelde gedragingen

aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, meermalen, met hoge snelheid op een ander voertuig is ingereden en op te korte afstand en met te hoge snelheid achter een voertuig heeft gereden, waardoor, een botsing en aanrijding is ontstaan met zijn, verdachtes, motorrijtuig en een langs de weg gelegen boom.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Feit 1 primair:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Feit 2 primair:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf en de maatregel

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en aan hem de rijbevoegdheid te ontzeggen voor de duur van 8 jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft naar voren gebracht dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden te gehouden met overschrijding van de redelijke termijn en het door hem gestelde vormverzuim dat er bij het verhoor van verdachte geen raadsman aanwezig was.

De raadsman bepleit een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd en verzoekt aansluiting te zoeken bij soortgelijke gevallen waarbij een gevangenisstraf voor de duur van 18 – 24 maanden wordt opgelegd.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Verdachte heeft met gedoofde lichten staan wachten op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 10 augustus 2016 naar buiten zouden komen, omdat hij [slachtoffer 1] wilde aanspreken. Als zij wegrijden, rijdt hij achter de slachtoffers aan.

Verdachte zet met zijn auto de achtervolging in om hen, naar eigen zeggen, te laten stoppen. De slachtoffers slaan op de vlucht. Daarbij wordt door beide auto’s met hoge snelheid, gereden over gewone verkeerswegen waarop op dat moment ook ander verkeer rijdt en het donker is en het wegdek nat is. Zo is er sprake van een zeer gevaarlijke situatie.

Hoe gevaarlijk die situatie is blijkt als verdachte meerdere keren tegen de auto van de slachtoffers rijdt. Ondanks het feit dat hij –zoals hij heeft verklaard- zelf zeker één keer ook merkt dat hij tegen de andere auto rijdt, stopt hij niet, maar gaat hij met onverminderd tempo en op dezelfde wijze door met het volgen van en inrijden op de auto van de slachtoffers.

Op de Nijmeegseweg is de verdachte rijdende op de linker rijstrook naar rechts gereden. Hierbij kwam het rechterportier van de auto van de verdachte tegen het draaiende linker voorwiel van de Ford. De auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd door hen geremd waardoor de auto van de verdachte, welke nog steeds naar rechts stuurde de berm is ingereden en tegen de boom is gebotst waarbij aan mevrouw [slachtoffer 3] , die als passagier in de auto van de verdachte zat, zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

De verdachte heeft bewust zeer grote risico’s genomen voor zijn passagier mevrouw [slachtoffer 3] en de inzittenden van de auto die hij achtervolgde ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ); en dat alleen maar, omdat hij [slachtoffer 1] wilde aanspreken op zijn gedrag.

Ook heeft de rechtbank aan de hand van de opstelling van verdachte ter terechtzitting moeten constateren dat zoveel maanden later, nadat hij over zijn handelen in rust heeft kunnen nadenken, de verdachte nog steeds niet het kwalijke van zijn handelen inziet.

Bij het opleggen van de straf wil de rechtbank ook voorkomen dat de verdachte weer in de fout gaat.

De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.

De rechtbank deelt de mening van de raadsman dat de redelijke termijn is overschreden niet, gelet op de omstandigheid dat de raadsman op 30 juli 2018 heeft verzocht om getuigen te horen en stukken aan het dossier te doen toevoegen.

Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er strafvermindering dient te volgen, nu er geen raadsman aanwezig was tijdens het verhoor van de verdachte.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte niet in zijn belangen is geschaad en dat gelet hierop geen strafvermindering zal volgen.

Gelet op het wettelijk strafmaximum gesteld op de bewezen verklaarde feiten, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en alle hiervoor genoemde omstandigheden alsmede de eis van de officier van justitie in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend is. Teneinde de straf dienstbaar te maken aan de preventie zal daarvan een gedeelte, te weten 10 maanden, voorwaardelijk zijn, met aftrek van het voorarrest als bepaald in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Aan het voorwaardelijk deel zal een proeftijd voor de duur van drie jaren worden gekoppeld.

Gelet op de ernst van het feit en mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.

7 De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 11.999,68 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade terzake van feit 1.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de post reiskosten. De post telefoonkosten kan deels worden toegewezen en wel tot een bedrag van € 10,00.

De posten gederfde inkomsten en studievertraging dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze posten nadere toelichting behoeven.

De verzochte immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd. Een bedrag van

€ 1.000 acht de officier van justitie redelijk en kan worden toegewezen.

Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank voor het volledig bedrag van de te vergoeden schade tevens aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente zal opleggen.

De raadsman heeft zich met betrekking tot de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De post telefoonkosten, gederfde inkomsten en studievertraging zijn onvoldoende onderbouwd en dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij heeft aangetoond dat vanwege de schadeposten reiskosten en telefoonkosten tot een bedrag van € 133,58 materiële schade is geleden.

Ten slotte zal de rechtbank de vordering voor de schade gederfde inkomsten en studievertraging niet-ontvankelijk verklaren omdat onvoldoende is onderbouwd dat die schade het rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit.

De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich, naar maatstaven van billijkheid en gelet op de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen, voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,00. De overige gevorderde immateriële schade zal de rechtbank afwijzen.

De rechtbank zal de proceskosten ter hoogte van € 28,83 toewijzen.

Nu de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten. Tevens zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.126,05 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade terzake van feit 1.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de post reiskosten en leenauto.

De post kleding dient te worden afgewezen.

De post opgenomen verlofuren dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, daar deze post nadere toelichting behoeft.

De verzochte immateriële schadevergoeding € 1.000 acht de officier van justitie redelijk en kan worden toegewezen.

Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank voor het volledig bedrag van de te vergoeden schade tevens aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente zal opleggen.

De raadsman heeft zich met betrekking tot de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De post leenauto dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, daar de nota niet is gespecificeerd.

De posten kleding en opgenomen verlofuren dienen te worden afgewezen.

De immateriële schade dient te worden gematigd.

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij heeft aangetoond dat vanwege de schadeposten reiskosten tot een bedrag van € 37,69 materiële schade is geleden.

De posten leenauto, kleding en verlofuren worden afgewezen, nu deze schade niet genoegzaam is toegelicht

De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich, naar maatstaven van billijkheid en gelet op de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen, voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,00.

Nu de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten. Tevens zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen.

8 Het beslag

Van het hierna in de beslissing genoemde, in beslag genomen voorwerp, zal teruggave aan de verdachte worden gelast.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994 .

10 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:

- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;

- ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de

duur van vijf jaren;

Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

- verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , niet-ontvankelijk

in zijn vordering ten aanzien van de posten gederfde inkomsten en studievertraging;

- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.133,58, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van

10 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 28,83;

legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 1.133,58, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;

bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;

wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 1.037,69, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 10 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;

wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige (de posten kleding, leenauto en verlofuren) af;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;

legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] van € 1.037,69, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 10 augustus 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;

bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;

Beslag

- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte

- achterlicht.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2019.

Buiten staat

Mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. D.C.I. van Delft zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

opzettelijk van het leven te beroven, door met dat opzet meermalen, althans

eenmaal, met een door hem, verdachte, bestuurde (personenauto) (Audi A3) met

(zeer) hoge snelheid, op/tegen een (rijdende) (personen)auto, waarin die

[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, te rijden, en/of (vervolgens) die

(personen)auto van de weg te rijden, door tegen de zijkant van die

(personen)auto te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf

niet is voltooid;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo ter uitvoering van

het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met dat

opzet meermalen, althans eenmaal, met een door hem, verdachte, bestuurde

(personenauto) (Audi A3) met (zeer) hoge snelheid, op/tegen een (rijdende)

(personen)auto, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, te

rijden, en/of (vervolgens) die (personen)auto van de weg te rijden, door

tegen de zijkant van die (personen)auto te rijden, terwijl de uitvoering van

dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of

met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een door hem,

verdachte, bestuurde (personenauto) (Audi A3) met (zeer) hoge snelheid,

op/tegen een (rijdende) (personen)auto, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]

zich bevonden te rijden, en/of (vervolgens) die (personen)auto van de weg te

rijden, door tegen de zijkant van die (personen)auto te rijden;

meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo, als bestuurder van

een motorrijtuig (Audi A3), daarmee rijdende op de Nijmeegseweg, met zodanige

(hoge) snelheid en/of onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig,

althans op zodanige wijze heeft gereden door met (veel te) hoge snelheid te

rijden en/of een of meer auto's te passeren en/of opzettelijk tegen een

rijdende auto te rijden, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens)

gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt,

en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon

worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;)

2.

hij op of omstreeks 10 augustus 2016, in de gemeente Venlo, als

verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een

(personen)auto (Audi A3), daarmede rijdende over de Nijmeegseweg, zich

zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft

plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 3] , zijnde die [slachtoffer 3]

een inzittende van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig

(personenauto) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd

toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening

van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedragingen

roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend waren en

hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, na gebruik van alcoholhoudende

drank, meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid op een ander voertuig is

ingereden en/of op te korte afstand (en met (te hoge) snelheid achter een

voertuig heeft gereden, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of

aanrijding is ontstaan met zijn, verdachtes, motorrijtuig en een langs de weg

gelegen boom;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 10 augustus 2016 in de gemeente Venlo, als bestuurder van

een motorrijtuig (te weten een personenauto (Audi A3)), daarmee rijdende op de

Nijmeegseweg, met zodanige snelheid en/of onvoorzichtig en/of onoplettend

en/of onoordeelkundig, althans op zodanige wijze heeft gereden door, na

gebruik van alcoholhoudende drank, met (veel te) hoge snelheid op een ander

voertuig is ingereden en/of op te korte afstand (en met (te hoge) snelheid)

achter een voertuig heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte

(telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden

veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans

(telkens) kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg district noord-Limburg en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R016080 ZON, gesloten d.d. 22 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 166.

Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 17 september 2016, pag. 73 t/m 77.

Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 15 oktober 2016, pag. 83 t/m 86.

Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse opgemaakt door A.L.J. van der Vleuten d.d. 23 september 2016, pag. 135 t/m 160.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2016, pag. 166.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 13 augustus 2016, pag.98 en 99.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 15 december 2016, pag. 108 en 109.

De geneeskundige verklaring betreffen [slachtoffer 3] d.d. 17 oktober 2016, pag. 117.

De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 maart 2019.

De verklaring van de verdachte [verdachte] d.d. 11 augustus 2016, pag. 32.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature