U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor een reeks delicten, waaronder poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling.

De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, alsook een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest.

Vanwege de ontkennende houding van verdachte stellen de gedragswetenschappers niet in staat te zijn geweest de relatie tussen de stoornis van de geestvermogens van verdachte enerzijds en de doorwerking daarvan in de tenlastegelegde feiten anderzijds te beoordelen.

Aangezien de rechtbank wel een relatie ziet tussen de ten laste gelegde feiten enerzijds en de stoornis van de geestvermogens van verdachte anderzijds, acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel van ter beschikking stellen met verpleging vereist.

Een van de benadeelde partijen heeft een vordering ingediend, vervolgens ingetrokken en weer opnieuw ingediend. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van deze benadeelde partij in haar vordering, in relatie tot de eerdere intrekking daarvan, merkt de rechtbank op dat noch het Wetboek van Strafrecht, noch het Wetboek van Strafvordering enige rechtsregel bevat die belet om een vordering in te dienen, (ter zitting) in te trekken en later weer opnieuw in te dienen. Het civiele recht kent evenmin enige rechtsregel die zich daartegen verzet. De rechtbank ziet daarom in het ter zitting hernieuwd indienen van de eerder ingetrokken vordering van de benadeelde partij geen reden om de benadeelde partij deswege niet-ontvankelijk te verklaren. De benadeelde is ontvankelijk in haar vordering.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummers : 03/659281-18, 03/659131-17, 03/659016-17, 03/661007-17, 03/661073-17

Parketnummer : 03/160361-16 (TUL)

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] ,

gedetineerd in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 LAA te Vught.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat, kantoorhoudende te Echt.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging (na wijziging tenlastelegging) is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven (in omgekeerd chronologische volgorde) op neer dat de verdachte:

Parketnummer 03/659281-18:

feit 1: op 30 september 2018 in de gemeente Roermond heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden (primair), dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen (subsidiair), dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld (meer subsidiair);

feit 2: op 27 september 2018 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

Parketnummer 659131-17:

feit 1: op 12 januari 2017 in Born en/of Roosteren brandstof heeft gestolen van tankstation Esso [slachtoffer 2] ;

feit 2: op 12 januari 2017 in Born de plaats van een ongeval heeft verlaten;

feit 3: op 25 januari 2017 in de gemeente Roermond een personenauto van [slachtoffer 3] heeft gestolen;

feit 4: op 26 november 2016 in Karken (Duitsland) een alarmkastje van [slachtoffer 1] en/of [naam 16] heeft vernield;

feit 5: op 5 oktober 2016 in de gemeente Roermond een personenauto van [slachtoffer 4] heeft vernield.

Parketnummer 659016-17:

feit 1: op 11 januari 2017 in Melick zijn levensgezel [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld (primair), dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen (subsidiair), dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld (meer subsidiair);

feit 2: op 11 januari 2017 in Melick, [slachtoffer 1] opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd;

feit 3: op 1 januari 2017 in de gemeente Roermond zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld;

feit 4: op 1 januari 2017 in de gemeente Roermond salontafel(s) en een televisie van [slachtoffer 1] heeft vernield of beschadigd.

Parketnummer 661007-17:

feit 1: op 2 november 2016 in de gemeente Roermond zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld;

feit 2: op 5 november 2016 in de gemeente Roermond een metalen asbak en een camera van de Politie Roermond heeft vernield of beschadigd.

Parketnummer 661073-17:

feit 1: op 25 september 2016 in de gemeente Roermond een personenauto van [slachtoffer 5] heeft vernield of beschadigd;

feit 2: op 25 september 2016 in de gemeente Roermond een personenauto van [slachtoffer 6] heeft vernield of beschadigd;

feit 3: op 25 september 2016 in de gemeente Roermond twee personenauto’s van

[slachtoffer 7] heeft vernield en/of beschadigd;

Feit 4: op 24 september 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 8] heeft mishandeld.

3 De voorvragen

3.1

De geldigheid van de dagvaarding

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

3.2

De bevoegdheid van de rechtbank

De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 03/659131-17 feit 4 aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd is, omdat het delict is gepleegd in Duitsland. Daar heeft de vernieling plaatsgevonden en daar is het delict dan ook voltooid. Gelet hierop bevindt de locus delicti zich niet in Nederland, maar in Duitsland en heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Op grond van artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Uit openbare bron, de online versie van het Duitse Strafgesetzbuch, blijkt dat krachtens artikel 303 van dit wetboek “Sachbeschädigung” (vernieling) wordt bestraft met een vrijheidsstraf tot twee jaar of met een geldboete.

Gelet hierop acht de rechtbank zich bevoegd om van het betreffende feit kennis te nemen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

3.3

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.

3.4

Schorsing der vervolging

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/659281-18 bewezen te verklaren, gelet op de aangifte en verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 9] , de verklaring van de verdachte zelf dat hij [slachtoffer 1] geschopt heeft en de medische informatie met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 1] .

De officier van justitie heeft gevorderd de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/659131-17 bewezen te verklaren. Feit 1 kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de camerabeelden. Feit 2 kan worden bewezen, gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [naam 1] en de bekennende verklaring van de verdachte. Feit 3 kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [naam 2] . Feit 3 kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. Feit 4 kan worden bewezen, gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [naam 3] .

De officier van justitie heeft gevorderd de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/659016-17 bewezen te verklaren, gelet op de aangifte en de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] , getuige [naam 4] , getuige [naam 5] , getuige [naam 6] , getuige [naam 7] en getuige [naam 8] en gelet op de medische verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 1] .

De officier van justitie heeft gevorderd de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/661007-17 bewezen te verklaren, onder meer gelet op de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] en van getuige [naam 9] .

De officier van justitie heeft gevorderd alle feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/661073-17 bewezen te verklaren, gelet op de aangiftes en verklaringen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en getuige [naam 10] en gelet op de foto van het letsel van [slachtoffer 8] op pagina 25. Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 8] heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het aannemen van een noodweersituatie.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, overeenkomstig de schriftelijke pleitnotities, zijn standpunten kenbaar gemaakt.

De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/659281-18 primair vrijspraak bepleit van feit 1, omdat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en uit het medisch journaal niet blijkt dat sprake is geweest van schoppen tegen het hoofd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van poging doodslag (primair) en poging zware mishandeling (subsidiair). Het trappen tegen het lichaam leidt niet tot een aanmerkelijke kans op de dood. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover dit betrekking heeft op het schoppen. Volgens de raadsman is er geen bewijs voor het slaan en aan de haren trekken en moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.

De raadsman heeft zich met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/659131-17 op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen verklaard, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank onbevoegd is (zie hiervoor onder 3). Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de verklaring van getuige [naam 3] onbetrouwbaar is.

De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/659016-17 aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en de raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/661007-17 primair vrijspraak bepleit van feit 1 en subsidiair aangevoerd dat slechts een bewezenverklaring voor eenvoudige mishandeling kan volgen. De verdachte moet worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat sprake was van een levensgezel. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat slechts sprake is geweest van beschadiging en niet vernieling.

De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/661073-17 primair vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2 en 3 en subsidiair aangevoerd dat slechts sprake is geweest van beschadiging en niet vernieling. Ten aanzien van feit 4, de mishandeling van [slachtoffer 8] , heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangevoerd dat op het moment dat [slachtoffer 8] naar buiten kwam met een paraplu, sprake is van een noodweersituatie.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van parketnummer 03/659131-17, feit 3:

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, aangezien de verklaring van aangever [slachtoffer 3] dat sprake was van diefstal niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

4.3.2

De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn, omdat haar verklaringen tot in detail worden ondersteund door feiten of objectieve getuigenverklaringen. Het gegeven dat zij in een turbulente relatie met de verdachte verkeerde en op latere momenten haar eerdere verklaringen heeft getracht af te zwakken, maakt dat niet anders. Het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [slachtoffer 1] hierom onbetrouwbaar zouden zijn, wordt dan ook verworpen.

4.3.3

Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van parketnummer 03/659281-18

Feit 1:

[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 30 september 2018 bij haar ex-vriend [verdachte] in de auto is gestapt. [slachtoffer 9] stapte ook in de auto en zij zat achter [roepnaam verdachte] in de auto. Nog voordat ze weg reden kreeg [slachtoffer 1] al een klap met de platte hand in haar gezicht. [roepnaam verdachte] reed weg. Op een gegeven moment waren zij bij Bo-rent en de Donderbergweg (de rechtbank begrijpt: in Roermond). [slachtoffer 1] wilde uitstappen en op dat moment flipte [verdachte] helemaal door. [slachtoffer 1] rende weg naar een van de huizen aan die weg, klopte op de ramen en zocht hulp. Op een gegeven moment werd zij geduwd en zij viel op de grond. Vervolgens lag zij op de grond en werd door [roepnaam verdachte] in haar gezicht getrapt. Hij bleef maar trappen tegen haar hoofd. Op een gegeven moment is [slachtoffer 1] bewusteloos geraakt. [slachtoffer 1] voelde de angst om dood te gaan. In het ziekenhuis is er een MRI gemaakt van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft een zware hersenkneuzing opgelopen.

[slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij meerdere malen door de verdachte hard is geschopt. Zij had het profiel van een schoen op haar gezicht staan, op haar voorhoofd en haar wang. Toen zij op de grond lag is zij even haar bewustzijn verloren.

[slachtoffer 9] heeft ter terechtzitting als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij die dag bij de verdachte en [slachtoffer 1] in de auto zat. Op enig moment is de auto naast de weg gezet. [slachtoffer 1] is uit de auto gegaan en heeft bij een huis aangeklopt. De verdachte was bij haar. Een van de bewoners van het huis heeft [slachtoffer 1] weggeduwd bij de deur, terwijl zij naar binnen probeerde te gaan. [slachtoffer 1] is gevallen als gevolg van het duwen. Toen ze op stond heeft de verdachte haar geduwd en getrapt. Volgens [slachtoffer 9] heeft hij twee tot drie keer richting haar gezicht getrapt. [slachtoffer 1] had voetafdrukken in haar nek. Hij heeft haar in het gezicht getrapt. Zij lag knock-out op de grond en [slachtoffer 9] dacht dat hij haar dood zou trappen.

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] op 30 september 2018 geschopt heeft, maar dat hij zich niet kan herinneren of dit tegen haar hoofd was.

De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op

30 september 2018 [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. De vraag die vervolgens aan de orde is, is of deze handelingen aan te merken zijn als een poging tot doodslag.

De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte het volle opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Uit de handelingen die door de verdachte zijn verricht kan niet worden afgeleid dat hij de bedoeling had om [slachtoffer 1] te doden. Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Daarvan is sprake als kan worden vastgesteld dat de kans op de dood van het slachtoffer door het handelen van de verdachte aanmerkelijk was en de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt in dat kader dat het hoofd bij uitstek een kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam betreft. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet trappen op en tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Niet ieder schoppen tegen of stampen op het hoofd levert echter zodanig letsel op. Of in een concreet geval sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hierbij spelen de kracht waarmee, de wijze waarop en de plek op het hoofd waar is geschopt een rol.

Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 9] blijkt dat de verdacht [slachtoffer 1] heeft getrapt terwijl zij op de grond lag en dat hij zo hard getrapt heeft dat [slachtoffer 1] schoenafdrukken in haar gezicht had en dat zij (kort) bewusteloos is geraakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat door het handelen van verdachte de kans op het overlijden van het slachtoffer aanmerkelijk was. Ook is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Daarmee is het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gegeven. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2:

[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat [verdachte] op 27 september 2018 bij haar thuis was, aan de [adres 2] te Roermond. Hij sloeg haar met zijn platte hand tegen haar linkerwang. Hij sloeg haar met een vuist tegen haar neus. Haar neus begon gelijk te bloeden. [verdachte] bleef haar slaan en trappen. Terwijl zij haar neus aan het afspoelen was gaf hij haar nog een kopstoot en trapte hij haar nog een keer. Door die kopstoot heeft zij een kleine verdikking op haar voorhoofd.

Uit de medische informatie afkomstig van de huisarts [naam 11] van 5 oktober 2018 volgt dat bij [slachtoffer 1] op 27 september 2018 het volgende letsel is waargenomen: zwelling met bloeduitstorting op linker voorhoofd, enkele builen op behaarde hoofd, dikke bovenlip, zwelling neusrug en schaafwond nek.

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er heel veel momenten zijn geweest dat hij strijd met [slachtoffer 1] heeft gehad en dat hij zich dit specifieke geval niet kan herinneren, maar dat het wel zou kunnen hebben plaatsgevonden.

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.

4.3.4

Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van parketnummer 03/659131-17

Feit 1:

[naam 12] heeft namens tankstation Esso [slachtoffer 2] te Born/Roosteren aangifte gedaan van diefstal van een hoeveelheid brandstof, gepleegd op 12 januari 2017.

Naar aanleiding van deze diefstal zijn door Esso foto’s van camerabeelden van de persoon die de diefstal zou hebben gepleegd, ter beschikking gesteld. De verdachte wordt op deze foto’s herkend door twee verbalisanten van de politie Limburg.

De verdachte heeft bij de politie erkend dat hij bij Esso tankstation [slachtoffer 2] heeft getankt zonder te betalen.

De rechtbank overweegt dat de verklaring van de verdachte dat hij is vergeten om te betalen niet aannemelijk is, aangezien de verdachte geen enkele moeite heeft gedaan het verschuldigde bedrag alsnog te betalen of een betalingsregeling te treffen. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.

Feit 2:

De rechtbank kan volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering ).

De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:

de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;

de aangifte van [naam 13] namens [slachtoffer 10] .

Feit 4:

De rechtbank kan volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering ).

De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:

de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;

de aangifte van [slachtoffer 1] namens de [naam 16] .

Feit 5:

[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2016 zag en hoorde dat een man in de hal van zijn woning, gelegen aan de [adres 1] te Roermond, aan het schreeuwen was tegen de vader van aangever. De man rende de woning uit en aangever is ook naar buiten gerend. Aangever heeft verklaard dat zijn auto geparkeerd stond aan de overzijde van de woning. Hij zag dat de bestuurdersruit van zijn auto ingegooid was en dat er een soort van baksteen in zijn auto aan de bijrijderszijde lag. Hij herkende de man als [verdachte] .

De vader van aangever, [naam 3] , heeft als getuige een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij in de nacht van 5 oktober 2016 zag dat een man in de richting van de auto van zijn zoon liep. De auto stond aan de overzijde van de straat geparkeerd. Hij zag dat de man iets pakte, hij dacht dat het een steen was, en tegen de ruit van de bestuurdersportier begon te slaan. Hij zag dat doordat de man tegen de ruit sloeg, de ruit kapot ging.

De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij daar aan de deur is geweest.

De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, bewezen dat de verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt dat de verklaring van de verdachte dat hij daar aan de deur is geweest om aangever [naam 3] te waarschuwen voor een auto-inbraak niet aannemelijk is, nu deze verklaring geen steun vindt in de overige stukken van het dossier.

4.3.5

Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van parketnummer 03/659016-17

Feit 1 en feit 2:

[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij [verdachte] altijd [roepnaam verdachte] noemt. Gisteravond 10 januari 2017 hadden [roepnaam verdachte] en zij afgesproken. Zij was thuis, aan de [adres 2] te Roermond, in slaap gevallen op de bank. Toen zij wakker werd merkte zij dat [roepnaam verdachte] erg argwanend deed. Zij zag en voelde dat [roepnaam verdachte] haar met zijn vuist tegen haar hoofd sloeg. [roepnaam verdachte] zei vervolgens “Nu instappen en neem je telefoon mee”. [slachtoffer 1] reed en [roepnaam verdachte] zat naast haar. Zij zag dat [roepnaam verdachte] zich naar haar toe draaide en zij zag en voelde dat hij zijn gebalde vuist uithaalde en recht tegen haar neus sloeg. Hij sloeg heel erg hard en zij hoorde een knak. Zij voelde enorme pijn en zag en voelde allemaal bloed uit haar neus stromen. Toen sloeg [roepnaam verdachte] haar nog heel vaak met zijn vuist tegen haar ogen, neus, wangen en mond. Hij raakte haar hele gezicht. Zij wilde wegrennen uit de auto en opende de deur en had een been er uit. [slachtoffer 1] begon om hulp te schreeuwen. Zij voelde dat [roepnaam verdachte] haar aan haar haren terug trok en haar hoofd omlaag duwde. Met een hand hield hij haar hoofd vast en met zijn andere hand en vingers pakte hij haar gezicht en met name ook haar neus vast en begon ermee op en neer te schudden. Dit deed nog meer pijn omdat hij haar daar zojuist had geslagen. Daarna sloeg hij haar nog een paar keer en moest zij weg rijden. Onderweg sloeg [roepnaam verdachte] haar nog een keer tegen haar oog terwijl zij reed. Dit was op de Bredeweg in Roermond. Onderweg stopten ze en moesten ze van plaats wisselen. [slachtoffer 1] mocht niet uit de auto stappen en moest naar de bijrijdersstoel binnen door de auto. Hij bleef haar met zijn vuist slaan. [slachtoffer 1] wilde weg, zij zei dit meerdere keren, maar zij moest met [roepnaam verdachte] mee. [roepnaam verdachte] reed richting Melick en onderweg bleef [slachtoffer 1] klappen krijgen van [roepnaam verdachte] . Zij hoorde [roepnaam verdachte] tegen haar zeggen “Als jij nog een keer probeert te vluchten, dan steek ik je neer waar iedereen bij is, boeit me niet hoeveel”. In een fractie van een seconde deed zij stiekem haar autogordel af en deed zij het bijrijdersportier open en liet zich al rollend uit de auto vallen. Dit was ter hoogte van het tankstation Melick. [slachtoffer 1] probeerde op te staan en weg te rennen. [roepnaam verdachte] stopte met de auto en kwam achter haar aan gerend. Zij schreeuwde heel hard om hulp. [roepnaam verdachte] begon haar te commanderen dat zij in de auto moest stappen. Veel mensen hebben dit gezien. [slachtoffer 1] wilde niet mee en ging op de grond liggen.

[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij in het ziekenhuis terecht is gekomen. Haar hele gezicht zit vol met letsel, zwelling en krassen. Haar rechterpols is helemaal dik en blauw en groen. Van haar hoofd werd een CT scan gemaakt. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 1] een botbreuk in haar neus heeft. Dit moet waarschijnlijk nog eens geopereerd worden.

Aanvullend heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte haar getrapt heeft. Dit voelde zij en zij zag later ook dat zij vegen had op haar gezicht.

[naam 4] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 11 januari 2017 op zijn fiets over het fietspad aan de Heinsbergerweg te Melick reed. Hij zag dat het rechter voorportier van een rijdende personenauto, Opel Corsa, kleur licht grijs geopend werd. Hij zag dat een vrouw uit de rijdende personenauto wilde vallen. Hij zag dat de man, de bestuurder, de vrouw vastgreep aan de kleding. De man trok hard de vrouw terug. [naam 4] zag dat de vrouw terug in de stoel terecht kwam. Hij zag dat de vrouw uit de rijdende personenauto viel. Hij zag dat het gezicht van de vrouw bebloed was. De vrouw had al een bebloed gezicht voor zij uit de personenauto viel. De vrouw stond op en rende in paniek richting het tankstation. De man was intussen uitgestapt en naar de vrouw gerend. De man pakte de vrouw met zijn linkerhand stevig aan de kleding, met de rechtervuist sloeg de man hard tegen het gezicht van de vrouw. De man sloeg twee maal met zijn rechter vuist tegen de vrouw. De vrouw was erg in paniek en huilde. De vrouw riep meerdere malen om hulp. De vrouw was doodsbang en in paniek. De man bleef de vrouw vasthouden en proberen haar de auto in te krijgen. De vrouw liet zich bij het gras op de grond vallen. De vrouw schreeuwde om hulp. [naam 4] zag dat de man de vrouw tweemaal keihard schopte. Hij zag dat de vrouw ook tweemaal geraakt werd aan haar hoofd tussen het oog en oor. De vrouw lag nog steeds op de grond. De vrouw bleef steeds hard roepen om hulp.

[naam 5] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op 11 januari 2017 vanuit Roermond naar Posterholt reed. Ter hoogte van het Esso tankstation te Melick zag zij dat er een auto stilstond op de weg. Zij zag dat er een vrouw half op het fietspad en half in de berm lag. Zij zag dat een man de vrouw aan haar haren vastpakte en dat hij haar omhoog trok. [naam 5] zag dat de man zijn rechtervuist balde. Zij zag dat de man met zijn rechtervuist met kracht in het gezicht van de vrouw sloeg. Zij zag dat de man hierna met de bovenkant van zijn voet tegen het hoofd van de vrouw trapte. Zij zag dat de vrouw opstond en dat de vrouw het Esso tankstation in rende. Zij zag dat de vrouw in paniek was en hoorde dat de vrouw huilde en schreeuwde. Zij zag dat het gezicht van de vrouw geheel bebloed was.

Uit de medische informatie afkomstig van de Spoedeisende Hulp van 11 januari 2017 volgt dat [slachtoffer 1] een neusbloeding, een neusfractuur en een bloeduitstorting aan één of beide zijden van het neustussenschot heeft.

Overwegingen ten aanzien van feit 1

De rechtbank is van oordeel dat een gebroken neus geen zwaar lichamelijk letsel oplevert. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van de verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, de aanmerkelijke kans opleverden dat aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht en dat de verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] volgt dat de verdachte meerdere keren tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt en geslagen. Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel dat niet alleen het brein bevat, maar ook het zicht, het evenwichtsorgaan en het gehoor. De rechtbank acht de aard van verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] , dat hieruit valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg welbewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 januari 2017 heeft geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen zoals subsidiair is ten laste gelegd.

Nu niet duidelijk is of op de betreffende datum sprake was van een relatie tussen de verdachte en het slachtoffer zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel “zijn levensgezel”.

Overwegingen ten aanzien van feit 2

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.

De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder dat uit de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] , getuige [naam 4] en getuige [naam 5] blijkt dat de verdachte het slachtoffer in de auto probeerde te krijgen, ook nadat het slachtoffer zich uit de rijdende auto had laten vallen, terwijl zij bleef roepen om hulp. De verdachte heeft het slachtoffer daarbij meerdere malen geschopt, geslagen en aan de haren getrokken. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Feit 3 en feit 4:

[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij [verdachte] altijd [roepnaam verdachte] noemt. Op 1 januari 2017 is [roepnaam verdachte] bij haar in de auto gestapt. [naam 8] was er ook bij. Zij gingen naar haar huis aan de [adres 2] te Roermond. Eenmaal in de woning werd [roepnaam verdachte] boos. [slachtoffer 1] zat op de bank en [roepnaam verdachte] zat links naast haar. [roepnaam verdachte] sloeg haar twee keer met zijn gebalde vuist tegen de linker zijkant van haar hoofd. Zij voelde pijn. [roepnaam verdachte] trapte met zijn voet op allebei de salontafeltjes waarna hij met zijn voet tegen de televisie trapte waardoor deze nu ook stuk is.

[naam 8] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zag dat [roepnaam verdachte] zo kwaad werd op [slachtoffer 1] , dat hij [slachtoffer 1] tot twee keer toe in het gezicht sloeg. Zij zag dat [roepnaam verdachte] tegen twee salontafels trapte, die uiteindelijk ook beschadigd waren door het trappen van [roepnaam verdachte] . Vervolgens zag zij dat [roepnaam verdachte] ook twee keer tegen de tv van [slachtoffer 1] trapte, die ook kapot is gegaan.

De rechtbank acht, gelet op deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] op 1 januari 2017 heeft mishandeld en salontafels en een televisie van [slachtoffer 1] heeft vernield of beschadigd, zoals ten laste gelegd onder feit 3 en feit 4.

Nu niet duidelijk is of op de betreffende datum sprake was van een relatie tussen de verdachte en het slachtoffer zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel “zijn levensgezel”.

4.3.6

Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van parketnummer 03/661007-17

Feit 1:

[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 2 november 2016 in de woning van [verdachte] was, aan de [adres 3] te Roermond. Zij zag dat [verdachte] zijn rechtervuist naar voren bewoog. Zij voelde dat de rechtervuist tegen de linkerzijde van haar hoofd sloeg. Zij voelde dat de vuist tegen haar slaap en haar linkeroor aan kwam. Zij voelde hierdoor hevige pijn. [verdachte] heeft haar vervolgens nog een drietal keer tegen haar linkeroor en slaap geslagen. Telkens was dit met veel kracht en met zijn vuist. Zij voelde door elke slag veel pijn aan haar hoofd en oor. Zij zag vervolgens dat [verdachte] zijn rechtervuist met kracht naar voren bewoog. Zij voelde dat de rechtervuist tegen de linkerzijde van haar gelaat kwam, tegen haar linker jukbeen. Zij voelde hierdoor hevige pijn. Zij voelde direct dat haar gelaat begon te zwellen. Zij zag dat [verdachte] zijn linker vuist met kracht naar voren bewoog. Zij voelde dat de linker vuist tegen de rechterzijde van haar gelaat kwam. [verdachte] heeft haar op voornoemde wijze zeker drie keer tegen de rechterzijde van haar gelaat geslagen. Zij voelde hierdoor hevige pijn. Zij voelde direct dat haar gelaat begon te zwellen. [verdachte] heeft haar vervolgens nog diverse malen met zijn vuisten in haar gelaat geslagen.

[naam 9] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij [verdachte] “ [roepnaam 2 verdachte] ” noemt. [naam 9] heeft verklaard dat hij alleen weet dat [slachtoffer 1] die dag de woning verliet en met de auto is weggegaan. [slachtoffer 1] had toen geen enkel letsel en ook niks van blauwe plekken of wat dan ook in haar gezicht. Op een bepaald moment werd er op de voordeur geklopt. [naam 9] zag dat [slachtoffer 1] er stond. Hij schrok enorm. Hij zag dat de vorm van haar gezicht gewoon letterlijk anders was. Hij zag dat ze meerdere zwellingen in het gezicht had en dat ze bont en blauw was. [naam 9] heeft [roepnaam 2 verdachte] een app gestuurd en hij heeft hem gebeld. [naam 9] zei dat hij bij hem mocht proberen wat hij bij haar had gedaan. [naam 9] hoorde dat [roepnaam 2 verdachte] tegen hem zei dat hij niets had gedaan. Ze zou een auto-ongeluk hebben gehad.

De verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben mishandeld. De rechtbank stelt vast dat de verdachte tegen [naam 9] heeft verteld dat het letsel is ontstaan door een auto-ongeluk, terwijl hij bij de politie heeft verteld dat het Zakaria [naam 9] moet zijn geweest die [slachtoffer 1] het letsel heeft toegebracht. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte daarom tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 november 2016 [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

Nu niet duidelijk is of op de betreffende datum sprake was van een relatie tussen de verdachte en het slachtoffer zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel “zijn levensgezel”.

Feit 2:

De rechtbank kan volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte dit feit heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering ).

De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:

de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;

de aangifte van [naam 14] namens de Politie Roermond.

4.3.7

Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van parketnummer 03/661073-17

Feit 1, feit 2 en feit 3:

[slachtoffer 5] heeft mede namens [slachtoffer 6] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 25 september 2016 op bezoek was bij de [adres 2] te Roermond. [roepnaam 2 verdachte] , [verdachte] , was in deze woning. [roepnaam 2 verdachte] begon op een gegeven moment te flippen. [slachtoffer 5] zag dat hij buiten tegen twee personenauto’s aan schopte, die geparkeerd stonden op de hoek Plutolaan/Komeetstraat. [slachtoffer 5] wilde vervolgens haar auto wegzetten die op de oprit van 297 stond omdat zij wilde voorkomen dat hij deze ook zou vernielen. Zij zat in haar personenauto. Zij zag dat [roepnaam 2 verdachte] tegen de personenauto van de buren van 297 schopte. Dit betrof de auto met kenteken [nummer 1] . Zij zag dat er aan de bijrijderszijde een deuk in deze auto zat. [slachtoffer 5] zag vervolgens dat hij met een soort karateschop tegen de achterzijde van haar auto schopte. Zij hoorde glasgerinkel en voelde ook overal glas. Zij zag dat de achteruit van haar auto kapot was. Het betreft de volgende personenauto’s: Peugeot 107, kleur wit, kenteken [nummer 2] en Opel Omega X2, kleur groen, kenteken [nummer 1] .

[slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij een flinke deuk ter hoogte van de tankdop heeft en dat hij een deuk aan de rechterzijkant van het voertuig heeft.

[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van vernieling van mijn privépersonenauto en bedrijfsauto gepleegd op 25 september 2016. De bedrijfsauto is een zwarte Fiat Punto met kenteken [nummer 3] . De privé personenauto is een rode Renault Megane met kenteken [nummer 4] .

[slachtoffer 7] heeft gezien dat er schade is aan beide auto’s. Hij had de Fiat Punto geparkeerd op de Komeetstraat te Roermond met de neus naar de Plutolaan. De Renault Megane stond ook op de Komeetstraat met de neus naar de Plutolaan geparkeerd.

[slachtoffer 11] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 25 september 2016 een jongen richting haar auto zag rennen, een Renault Megane in de kleur rood met kenteken [nummer 4] . Zij zag dat hij rechtstreeks naar haar auto rende en met zijn rechtervoet tegen de passagiersdeur aan de achterzijde trapte. Zij zag dat hij daarna direct naar de auto, een zwarte Fiat Punto, van haar man rende. Hier trapte hij meerdere malen tegen de koplamp aan de bestuurderszijde. Daarna rende hij naar de achterzijde van de bestuurderskant en trapte hier tegen de deur aan.

[naam 15] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op de avond van 24 september 2016 naar de [adres 2] te Roermond is gegaan voor een feest. [slachtoffer 1] woont daar. Het was al zeker voorbij middernacht toen zij zag dat [roepnaam 2 verdachte] tegen de auto van de buren aan trapte. Het was een donkerkleurige auto. De auto stond bij de buren van [slachtoffer 1] op de oprit. Vervolgens is [roepnaam 2 verdachte] naar een rode auto toe gelopen en hij trapte hier een flinke deuk in. [naam 15] heeft die deuk ook gezien. Daar stond een zwarte auto bij een daar heeft hij ook nog tegen gestampt. Toen liep hij naar een witte auto die bij [slachtoffer 1] op de oprit stond en daar trapte hij een raam van de auto in en hij stampte nog tegen de auto aan.

De rechtbank acht, op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat de verdachte op 25 september 2016 de auto’s van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft beschadigd.

De rechtbank overweegt hierbij in het bijzonder dat de verklaring van Mertens wordt ondersteund door de verklaring van [naam 15] . Bovendien kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte deze auto heeft beschadigd, nu uit de diverse verklaringen blijkt dat er die avond tijdens dat feest maar één iemand door het lint is gegaan en meerdere auto’s heeft beschadigd.

Feit 4:

[slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van mishandeling door [verdachte] , gepleegd tussen 24 september 2016 te 22:25 uur en 25 september 2016 te 02:45 uur. Zij heeft verklaard dat zij naar een feestje van [slachtoffer 1] is gegaan, aan de [adres 2] te Roermond. [verdachte] was daar. Hij pakte haar een maal hardhandig bij haar rechterbovenarm vast. Hij pakte haar dusdanig hard bij haar arm dat het pijn deed. [slachtoffer 8] zag dat zij een rode striem op haar rechterbovenarm had. [slachtoffer 8] is richting de auto gelopen. Zij zag dat [verdachte] ook al bij die auto stond. Op het moment dat zij bij de auto kwam zag en voelde zij dat [verdachte] haar een trap tegen haar rechteronderbeen gaf. Dat deed hij met kracht en dat deed pijn. Zij zag en voelde weer dat hij haar een trap tegen haar rechteronderbeen gaf. Dit deed hij weer met kracht en het deed weer pijn. [slachtoffer 8] pakte uit de woning een paraplu en zij sloeg [verdachte] met de paraplu op zijn rug. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij met [verdachte] in een soort worsteling raakte. Zij weet nog dat zij een klap tegen haar achterhoofd kreeg. Zij zag dat [verdachte] haar die klap gaf. Dit was een harde slag.

Bij deze aangifte is een foto bijgevoegd waarop een rode striem op een arm te zien is.

[naam 10] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op de avond van 24 september 2017 naar de [adres 2] te Roermond is gegaan voor een feest. Zij heeft gezien dat [roepnaam 2 verdachte] ruzie heeft gekregen met [slachtoffer 8] . [slachtoffer 8] en [roepnaam 2 verdachte] stonden buiten. [naam 10] zag dat [roepnaam 2 verdachte] [slachtoffer 8] een trap gaf. Het was wel een harde trap.

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vroeger “ [roepnaam 2 verdachte] ” werd genoemd.

Gelet op voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de periode van 24 september 2016 tot en met 25 september 2016 [slachtoffer 8] hardhandig bij de arm heeft vastgepakt, tegen haar been getrapt en tegen haar achterhoofd geslagen.

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen vanaf het moment dat [slachtoffer 8] hem begon te slaan met een paraplu.

De rechtbank acht de wijze van verdediging (het slaan tegen het hoofd) geboden en noodzakelijk en proportioneel.

Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Sr wordt mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht. Onder mishandeling wordt daarom verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.

Nu de rechtbank van oordeel is dat aannemelijk is dat de verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachtes ten laste gelegde gedraging als wederrechtelijk en daarmee als ‘mishandelend’ kan worden aangemerkt. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken ten aanzien van het onderdeel “tegen het achterhoofd te slaan”.

De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 8] heeft mishandeld door haar hardhandig bij de arm vast te pakken en tegen haar been te trappen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

parketnummer 03/659281-18

feit 1 primair.

hij op 30 september 2018 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met kracht meermalen tegen het hoofd heeft getrapt, zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2.

hij op 27 september 2018 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] met kracht meermalen tegen het hoofd te slaan en te trappen en een kopstoot te geven.

parketnummer 03/659131-17

feit 1.

hij op 12 januari 2017 te Born en/of Roosteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan Esso [slachtoffer 2] ;

feit 2.

hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Born op/aan de A2 (ter hoogte van hectometerpaal 235.1), op 12 januari 2017 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [naam 13] en/of [slachtoffer 10] ) schade was toegebracht;

feit 4.

hij 26 november 2016 te Karken (Duitsland) opzettelijk en wederrechtelijk een alarmkastje Aware systeem, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de [naam 16] , heeft vernield;

feit 5.

hij op 05 oktober 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een personenauto (Opel Corsa, kenteken [nummer 5] ), toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft vernield.

parketnummer 03/659016-17

feit 1 subsidiair.

hij op 11 januari 2017 te Melick, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen onder meer tegen haar hoofd heeft geschopt en

- meermalen onder meer tegen haar hoofd heeft geslagen en

- aan haar haren heeft getrokken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2.

hij op 11 januari 2017 in de gemeente Roerdalen en in de gemeente Roermond, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte

- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen geslagen en geschopt, en

- op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd: “En nu instappen en neem je telefoon mee” en “Instappen, nu”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en

- voornoemde [slachtoffer 1] gedwongen in haar auto te stappen en te gaan rijden, en

- voornoemde [slachtoffer 1] aan haar haren terug de auto in getrokken toen zij probeerde uit te stappen en

- de telefoon van voornoemde [slachtoffer 1] afgepakt en

- op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd: “Als jij nog een keer probeert te vluchten dan steek ik je neer waar iedereen bij is, boeit me niet hoeveel” en

- nadat voornoemde [slachtoffer 1] zich uit de op dat moment door hem, verdachte, bestuurde personenauto had laten vallen, geprobeerd haar terug te auto in te trekken en te duwen;

feit 3.

hij op 01 januari 2017 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te slaan;

feit 4.

hij op 01 januari 2017 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk salontafels en een televisie, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield of beschadigd.

parketnummer 03/661007-17

feit 1.

hij op 02 november 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te slaan;

feit 2.

hij op 05 november 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een metalen asbak en een camera, toebehorende aan Politie Roermond, heeft beschadigd.

parketnummer 03/661073-17

feit 1.

hij op 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Peugeot 107), dat aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft beschadigd;

feit 2.

hij op 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Opel Omega), dat aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft beschadigd;

feit 3.

hij op 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk twee personenauto's (Fiat Punto en Renault Megane), dat aan een ander toebehoorde, heeft beschadigd;

feit 4.

hij in de periode van 24 september 2016 tot en met 25 september 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] hardhandig bij haar arm vast te pakken en meermalen tegen haar been te trappen.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

parketnummer 03/659281-18

feit 1 primair: poging tot doodslag;

feit 2: mishandeling;

parketnummer 03/659131-17

feit 1: diefstal;

feit 2: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

feit 5: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

parketnummer 03/659016-17

feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling;

feit 2: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;

feit 3: mishandeling;

feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;

parketnummer 03/661007-17

feit 1: mishandeling;

feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

parketnummer 03/661073-17

feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;

feit 4: mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Over de geestvermogens van verdachte hebben psychiater [naam 17] en psycholoog [naam 18] gerapporteerd. De psychiater concludeert dat ten tijde van de tenlastegelegde feiten bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken en een stoornis in het gebruik van diverse middelen (cocaïne en alcohol). De psycholoog concludeert dat ten tijde van de tenlastegelegde feiten bij verdachte sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Bij het psychiatrisch onderzoek heeft verdachte ontkend het slachtoffer te hebben geschopt. Verder zou het slachtoffer volledig verantwoordelijk zijn voor de moeizame relatie tussen verdachte en het slachtoffer. Ook tegenover de psycholoog ontkent verdachte de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd en legt hij de verantwoordelijkheid voor het letsel volledig bij het slachtoffer neer. Ook stelt hij weer dat zij degene is die steeds opnieuw contact blijft zoeken, terwijl de psycholoog uit informatie van de zus van verdachte weet dat ook hij contact met het slachtoffer zoekt en met haar ruzie maakt.

Vanwege de ontkennende houding van verdachte ten opzichte van de gedragswetenschappers en de beperkte inzage die verdachte hen heeft gegeven in zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten, zijn de wetenschappers niet in staat gebleken de relatie tussen de stoornis van de geestvermogens van verdachte enerzijds en de doorwerking daarvan in de tenlastegelegde feiten anderzijds te beoordelen. Daarom adviseren zij verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten.

De rechtbank herkent het door de deskundigen omschreven gedrag. Ter terechtzitting heeft verdachte weliswaar, zij het schoorvoetend, toegegeven dat hij het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geschopt, maar hij geeft aan dat de reden daarvoor vooral bij haar gezocht moet worden. Zij immers bleef maar contact met hem zoeken. Van enig eigen aandeel in de moeizame relatie tussen hem en haar wil hij niet weten. Daarnaast geeft hij aan dat hij van het gebruik van cocaïne “volledig paranoia” wordt. Van enig besef dat hij dan beter geen cocaïne kan gebruiken is ter terechtzitting niet gebleken, hoewel daarnaar specifiek is gevraagd. Verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring voorgelezen die er, kort gezegd, op neerkomt dat hij een zeer moeizame jeugd heeft gehad en dat hij zich vaak een outsider voelde. Alles bijeen genomen voldeed het gedrag van verdachte ter terechtzitting aan de beschrijving die de gedragsdeskundigen daarvan hebben gegeven. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.

Anders dan de gedragsdeskundigen ziet de rechtbank wel een relatie tussen de stoornis enerzijds en de tenlastegelegde feiten anderzijds. In een tijdsbestek van twee jaren is een patroon te zien waarbij verdachte, telkens wanneer hij in zijn ogen wordt gekrenkt of zaken niet direct gaan zoals hij dat wil, zijn ongenoegen en frustratie uitleeft in fysiek geweld. Opvallend is dat de mate van geweld die verdachte jegens slachtoffer [slachtoffer 1] heeft toegepast in ernst toeneemt, als ook het raffinement waarmee hij telkens de schuld daarvoor bij haar legt en haar telkens weer probeert in te palmen. De getuige [naam 19] heeft eveneens over dergelijk gedrag van verdachte verklaard. Volgens zowel aangevers, getuigen als verdachte zelf wordt dit gedrag versterkt door het gebruik van middelen. Verdachte heeft hierover verklaard dat alcohol en drugs de emotie versterken. Wanneer bij hem de emotie de overhand krijgt wil hij niet agressief zijn, maar overkomt het hem, aldus verdachte.

Aangezien de rechtbank wel een relatie ziet tussen de ten laste gelegde feiten enerzijds en de stoornis van de geestvermogens van verdachte anderzijds, acht de rechtbank hem verminderd toerekeningsvatbaar.

Nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde.

7 De straf en/of de maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis te fors is en dat moet worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke straf. De raadsman heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd door justitie, omdat de verdachte op 29 maart 2017 ten onrechte opnieuw is aangehouden voor dezelfde feiten. De raadsman heeft verder aangevoerd dat uit de NIFP rapportage(s) blijkt dat de deskundigen geen waarde zien in oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van delicten. Hij heeft zijn (ex)vriendin [slachtoffer 1] meerdere malen mishandeld. Tweemaal is de verdachte zo gewelddadig tegen haar geweest dat de rechtbank zijn handelingen kwalificeert als een poging doodslag en als een poging zware mishandeling. In het laatstgenoemde geval heeft de verdachte haar ook wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. Ook heeft de verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan vernieling en beschadiging van andermans spullen. Verder heeft de verdachte zich op een en dezelfde dag schuldig gemaakt aan diefstal van brandstof en het verlaten van een plaats ongeval.

Dit zijn ernstige strafbare feiten. Het gepleegde geweld moet voor [slachtoffer 1] zeer beangstigend zijn geweest en dit heeft een grove inbreuk op haar persoonlijke integriteit gemaakt. Dit is ook naar voren gekomen in haar slachtofferverklaring die zij tijdens de zitting heeft afgelegd. De verdachte heeft toegegeven dat er ‘situaties’ zijn geweest tussen het slachtoffer en hem, maar neemt geen volledige verantwoording voor zijn grensoverschrijdende gedrag. Hij ziet hij de ernst van de door hem gepleegde feiten niet in en bagatelliseert zijn handelen. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk.

Ook met betrekking tot de diefstal van brandstof en het verlaten van een plaats ongeval kost het de verdachte moeite om toe te geven dat hij fout zat. Hij is naar eigen zeggen vergeten om de brandstof te betalen. Vervolgens raakt hij betrokken bij een ongeval, maar laat na om zich te bekommeren om de overige betrokkenen. De verdachte heeft met betrekking tot deze feiten geen berouw getoond.

Rapportages over de persoon van de verdachte

De psychiater [naam 17] en de psycholoog [naam 18] hebben over de geestvermogens van de verdachte rapportages uitgebracht, zoals reeds besproken onder 6. De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van 28 januari 2019. Hierin komt naar voren dat de responsiviteit voor interventies laag is en dat, gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de gebrekkige motivatie, gedragsbeïnvloeding niet haalbaar wordt geacht. De kans op geweldsrecidive is in zijn algemeenheid hoog, tevens in ogenschouw nemende dat de verdachte recent werd overgeplaatst vanuit de PI Sittard naar PI Vught vanwege een geweldsincident. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.

Maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging?

Met betrekking tot het herhalingsgevaar meldt de psychiater dat dit hoog is vanwege de “chronische problemen rondom agressieregulatie en impulscontrole, zeker in combinatie met middelengebruik”. De gewetensfunctie van verdachte is lacunair. De psycholoog stelt dat de kans op grensoverschrijdend agressief gedrag zeker aanwezig is. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en bagatelliseert de consequenties. Hierdoor vindt er bij hem geen leerproces plaatst. Ook de reclassering schat zowel het gevaar op herhaling als op letsel voor anderen, als de kans dat verdachte zich aan voorwaarden zal onttrekken hoog in.

Zoals onder 6 is gemotiveerd, ziet de rechtbank wel een relatie tussen de stoornis van de verdachte enerzijds en de tenlastegelegde feiten anderzijds. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel van ter beschikking stellen met verpleging vereist.

Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van de maatschappij dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen, zodat hij op zijn minst daarmee leert om te gaan zonder andere personen te kwetsen. In het bijzonder acht de rechtbank de toenemende mate van geweld die verdachte hanteert bijzonder beangstigend. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Op grond daarvan zal de rechtbank bepalen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en tevens bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Uit de rapportages blijkt voorts dat verdachte eerdere kansen op behandeling niet heeft aangegrepen en dat hij het opmaken van de rapporten geestvermogens maar onzin vond. Hij geeft reeds daarmee te kennen geen enkel besef te hebben van zijn problematiek. Nu ook de reclassering het gevaar voor onttrekken aan voorwaarden door verdachte als hoog inschat, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid om de maatschappij tegen verdachte te beschermen en toch een behandelingskader te bieden, dan hem dwangverpleging op te leggen.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring, kwalificatie en strafmotivering, in onderling verband en samenhang bezien, sprake is van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Hieruit volgt dat er geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

De straf

Omdat verdachte niet volledig maar verminderd toerekeningsvatbaar is, kan de rechtbank naast de maatregel van terbeschikkingstelling ook een straf opleggen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten zal de rechtbank aan de verdachte twee jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de duur van het voorarrest in mindering dient te worden gebracht op deze gevangenisstraf.

Conclusie

De rechtbank zal een maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, alsook een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van de duur van het voorarrest, aan de verdachte opleggen.

8 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden immateriële schade als gevolg van het onder parketnummer 03/659016-17 tenlastegelegde. Deze vordering is ingediend op 15 februari 2018, vervolgens ingetrokken en weer opnieuw in dezelfde vorm ingediend tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 28 februari 2019. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 5.000,00. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag moet worden beperkt tot een bedrag van € 2.000,00. De officier van justitie heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat de vordering eerder is ingetrokken en weer opnieuw is ingediend. De raadsman heeft subsidiair gesteld dat het toe te wijzen bedrag aanzienlijk moet worden gematigd en dat een bedrag van € 2.000,00 ook nog te hoog is.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Ontvankelijkheid

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering, in relatie tot de eerdere intrekking daarvan, merkt de rechtbank op dat noch het Wetboek van Strafrecht, noch het Wetboek van Strafvordering enige rechtsregel bevat die belet om een vordering in te dienen, (ter zitting) in te trekken en later weer opnieuw in te dienen. Het civiele recht kent evenmin enige rechtsregel die zich daartegen verzet. De rechtbank ziet daarom in het ter zitting hernieuwd indienen van de eerder ingetrokken vordering van de benadeelde partij geen reden om de benadeelde partij deswege niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank is verder van oordeel dat het ten laste gelegde feit bewezen is verklaard. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is ontvankelijk in haar vordering.

Inhoudelijke beoordeling

Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank zal de gevorderde schade echter matigen en vaststellen op een in billijkheid te bepalen bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij zal ten aanzien van het overig gevorderde deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 1.000,00.

Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf

11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening.

Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van

20 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf

11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] , zoals hierna in het dictum genoemd.

De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.2

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]

Namens de benadeelde partij [slachtoffer 10] is een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële schade als gevolg van het onder parketnummer 03/659131-17 feit 2 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 1.463,57. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het ten laste gelegde feit bewezen is verklaard, onvoldoende is vast komen te staan dat de geleden schade rechtstreeks het gevolg is van het handelen van de verdachte. Om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.

Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten die door de verdachte zijn gemaakt. De rechtbank stelt deze kosten vast op nihil.

8.3

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]

De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële schade als gevolg van het onder parketnummer 03/661073-17 feit 3 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 2.545,85, inclusief € 97,50 aan expertisekosten. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Ontvankelijkheid

Het ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is ontvankelijk in zijn vordering.

Inhoudelijke beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar is.

De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 2.545,85.

Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf

25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening.

Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 2.545,85, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van

35 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf

25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van

[slachtoffer 7] , zoals hierna in het dictum genoemd.

De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.4

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]

De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden materiële schade als gevolg van het onder parketnummer 03/661073-17 feit 4 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van in totaal € 300,00. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aanzienlijk moet worden gematigd, gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij in het gebeuren.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Ontvankelijkheid

Het ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is ontvankelijk in haar vordering.

Inhoudelijke beoordeling

Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank zal de gevorderde schade echter matigen en vaststellen op een in billijkheid te bepalen bedrag van € 100,00. De benadeelde partij zal ten aanzien van het overig gevorderde deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 100,00.

Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf

25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening.

Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 100,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van

2 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf

25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 8] , zoals hierna in het dictum genoemd.

De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36 f, 37a, 37b, 45, 57, 282, 287, 300, 302, 310, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 De vordering tot tenuitvoerlegging

10.1

De vordering tot tenuitvoerlegging

Op 27 juli 2017 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, die strekt tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Limburg, locatie Roermond, van 24 oktober 2016 in de zaak met parketnummer 03/160361-16 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een taakstraf voor de duur van zestig uren subsidiair dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

10.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.

10.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging geen meerwaarde heeft.

10.4

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van de vordering met parketnummer 03/160361-16 niet opportuun. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.

11 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van de onder 03/659131-17 feit 3 en 03/659016-17 feit 1 primair ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van twee (2) jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Maatregel

- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;

Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1];

veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van 1.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening;

legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 1.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van voornoemd slachtoffer met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 1.000,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 januari 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;

veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 10] (parketnummer 03/659131-17) niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil;

wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7];

veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van 2.545,85 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening;

legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 2.545,85 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van voornoemd slachtoffer met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 2.545,85 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;

veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;

wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8];

veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van 100,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening;

legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 100,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair 2 dagen hechtenis ten behoeve van voornoemd slachtoffer met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 100,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 25 september 2016 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;

veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/160361-16.

Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2019.

Buiten staat:

Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

Parketnummer 03/659281-18 (na wijziging tenlastelegging)

1.

hij op of omstreeks 30 september 2018 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat, althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft getrapt, zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 30 september 2018 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat, althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam, heeft getrapt, zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 30 september 2018 in de gemeente Roermond, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in het gelaat, althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen, zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of meermalen, althans eenmaal, in het gelaat te slaan en/of aan de haren te trekken;

2.

hij op of omstreeks 27 september 2018 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd te slaan en/of te trappen en/of een kopstoot te geven.

Parketnummer 03/659131-17 (na wijziging tenlastelegging)

1.

hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Born en/of Roosteren, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen en/of gemeente Echt-Susteren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Esso [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

2.

hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Born op/aan de A2 (ter hoogte van hectometerpaal 235.1), op of omstreeks 12 januari 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 13] en/of [slachtoffer 10] ) schade was toegebracht;

3.

hij op of omstreeks 25 januari 2017 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ( Volkswagen Polo, kenteken LS-FH-82), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

4.

hij op of omstreeks 26 november 2016 te Karken (Duitsland) opzettelijk en wederrechtelijk een alarmkastje (Aware systeem), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of de [naam 16] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

5.

hij op of omstreeks 05 oktober 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van) een personenauto (Opel Corsa, kenteken [nummer 5] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Parketnummer 03/659016-17

1.

hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, en/of in de gemeente Roermond, aan [slachtoffer 1] , zijnde zijn levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen, althans eenmaal, (onder meer tegen haar hoofd) te schoppen en/of

- meermalen, althans eenmaal, (onder meer tegen haar hoofd) te slaan en/of

- meermalen, althans eenmaal, aan haar haren te trekken;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, en/of in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , zijnde zijn levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen, althans eenmaal, (onder meer tegen haar hoofd) heeft geschopt en/of

- meermalen, althans eenmaal, (onder meer tegen haar hoofd) heeft geslagen en/of

- meermalen, althans eenmaal, aan haar haren heeft getrokken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, en/of in de gemeente Roermond, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1]

- meermalen, althans eenmaal (onder meer tegen haar hoofd) te schoppen en/of

- meermalen, althans eenmaal (onder meer tegen haar hoofd) te slaan en/of

- meermalen, althans eenmaal, aan haar haren te trekken;

2.

hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, en/of in de gemeente Roermond, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte

- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) geslagen en/of geschopt, en/of

- op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd: "En nu instappen en neem je telefoon mee" en/of "Instappen, nu", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of

- voornoemde [slachtoffer 1] gedwongen in haar auto te stappen en te gaan rijden, en/of

- voornoemde [slachtoffer 1] (aan haar haren) terug de auto in getrokken toen zij probeerde uit te stappen en/of

- de telefoon van voornoemde [slachtoffer 1] afgepakt en/of

- op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd: "Als jij nog een keer probeert te vluchten dan steek ik je neer waar iedereen bij is, boeit me niet hoeveel" en/of

- nadat voornoemden [slachtoffer 1] zich uit de op dat moment door hem, verdachte, bestuurde personenauto had laten vallen, geprobeerd haar terug te auto in te trekken en/of te duwen, althans haar terug mee te nemen naar de auto;

3.

hij op of omstreeks 01 januari 2017 in de gemeente Roermond zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te slaan;

4.

hij op of omstreeks 01 januari 2017 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk (een) salontafel(s) en/of een televisie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Parketnummer 03/661007-17

1.

hij op of omstreeks 02 november 2016 in de gemeente Roermond zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (tegen het hoofd) te slaan;

2.

hij op of omstreeks 05 november 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een (metalen) asbak en/of een camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Roermond toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Parketnummer 03/661073-17

1.

hij op of omstreeks 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Peugeot 107), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield of beschadigd;

2.

hij op of omstreeks 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en

wederrechtelijk een personenauto (Opel Omega), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft vernield of beschadigd;

3.

hij op of omstreeks 25 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en

wederrechtelijk twee personenauto's (Fiat Punto en Renault Megane), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft vernield of beschadigd;

4.

hij in of omstreeks de periode van 24 september 2016 tot en met 25 september 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] hardhandig bij haar arm vast te pakken en/of meermalen, althans eenmaal, tegen haar been te trappen en/of tegen haar (achter)hoofd te slaan.

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummers : 03/659281-18, 03/659131-17, 03/659016-17, 03/661007-17, 03/661073-17

Parketnummer : 03/160361-16 (TUL)

Proces-verbaal van de openbare zitting van 14 maart 2019 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] ,

gedetineerd in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 LAA te Vught.

Raadsman is mr. R. Engwegen, advocaat, kantoorhoudende te Echt.

Tegenwoordig:

mr. , rechter,

mr. , officier van justitie,

, griffier.

De rechter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.

De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.

Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2018171416, gesloten d.d. 9 november 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 71.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2018, pagina’s 4 tot en met 6.

Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 2 oktober 2018, pagina’s 7 tot en met 9.

Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1] , geboren op 22-09-1985, opgesteld d.d. 5 oktober 2018 door [naam 11] , huisarts te Roermond en ondertekend d.d. 9 oktober 2018 door L.T.J. Levels, forensisch geneeskundige, pagina’s 10.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2017005337-18, gesloten d.d. 26 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 379.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2017, pagina’s 238 tot en met 241.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2017, pagina 242.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2017, pagina’s 243 tot en met 245.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 maart 2017, pagina 74.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 januari 2017, pagina’s 247 tot en met 249.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2016, pagina’s 345 tot en met 349.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2016, pagina’s 352 tot en met 354.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 december 2016, pagina’s 357 en 358.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 maart 2017, pagina 121.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2017005337-18, gesloten d.d. 26 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 379.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2017, pagina’s 133 tot en met 135.

Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 17 januari 2017, pagina 151.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 januari 2017, pagina’s 174 en 175.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 januari 2017, pagina’s 178 en 179.

Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1] , geboren op 22-09-1985, opgesteld door P. Roos, arts-assistent en G. van der Waals-Vervoort, SEH-arts, d.d. 11 januari 2017, pagina’s 137 en 138.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2017, pagina’s 131 en 132.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d.11 januari 2017, pagina’s 171 tot en met 173.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2016201324, gesloten d.d. 14 november 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 46.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2016, pagina’s 26 tot en met 28.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2016, pagina’s 34 tot en met 36.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 november 2016, pagina’s 42 tot en met 44.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL2300-2016177703, gesloten d.d. 28 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 58.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 september 2016, pagina’s 30 tot en met 32.

Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 28 september 2018, pagina’s 35 en 36.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 september 2016, pagina’s 39 en 40.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 september 2016, pagina’s 41 tot en met 46.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 september 2016, pagina’s 53 tot en met 55.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 september 2016, pagina’s 48 tot en met 50.

Dossierpagina 51.

Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 september 2016, pagina’s 56 tot en met 58.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature