U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Door het UWV beboete schending van de re- integratie verplichting van art. 7:658a BW betekent niet zonder meer onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden of gedrag dat een goed werkgever niet betaamt, en geeft niet zonder meer aanspraak op schadevergoeding krachtens art. 7:611 dan wel 7:681(oud) BW. Daartoe is meer vereist, zoals dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is veroorzaakt, in stand gebleven of verergerd door de behandeling die hem van de zijde van de werkgever ten deel is gevallen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummers: 5349864 CV EXPL 16-8148

5540463 CV EXPL 16-10717

Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2017

in de zaken van

[eiser]

wonend [adres] , [woonplaats]

eiser

gemachtigden mrs. A.A.H. Zegers en J.A. Buur

tegen

de naamloze vennootschap APG rechtenbeheer n.v.

kantoor houdend oude Lindestraat 70 (Postbus 4914, 6401 JS) Heerlen

gedaagde

gemachtigde mr. drs. C.A.H. Lemmens.

Partijen zullen hierna [eiser] en APG genoemd worden.

1 De procedure

- Tussen partijen zijn twee procedures aanhangig: (I) met nummer 5349864 CV EXPL 16-8148, hierna ook aangeduid als de (7:)658(BW)-zaak en (II) met nummer 5540463 CV EXPL 16-10717, hierna ook aangeduid als de (7:)681(BW, oud)-zaak.

- In beide zaken is een exploot van dagvaarding met producties uitgebracht en is, eveneens onder overlegging van producties, een conclusie van antwoord genomen.

- Ter comparitie van partijen van 17 januari 2017 in de 658-zaak zijn beide zaken gevoegd. Verwezen wordt naar het proces-verbaal, waarin ook is bepaald dat APG Rechtenbeheer als gedaagde heeft te gelden.

- Vervolgens is bij mondeling tussenvonnis nogmaals een comparitie van partijen bepaald, ditmaal in beide (gevoegde) zaken.

- Voorafgaand aan die comparitie heeft [eiser] aanvullende producties ingediend.

- Van de comparitie op 13 februari 2017 is proces-verbaal opgemaakt. Verwezen wordt daarnaar, naar de pleitnota’s van beide partijen alsmede naar de eraan gehechte correspondentie tussen de kantonrechter en de gemachtigde van [eiser] .

- Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] , geboren op [geboortedag] 1962, is van 1 december 1998 tot 1 februari 2007 krachtens arbeidsovereenkomst bij (rechtsvoorgangers van) APG in dienst geweest als beleidsmedewerker arbeidsvoorwaarden en vanaf 1 februari 2007 als juridisch fiscaal medewerker op de afdeling Juridische Fiscale Zaken (‘JFZ’). Zijn laatst genoten loon bedraagt € 4.166,04 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en eindejaarsuitkering.

2.2.

In april 2008 is prostaatkanker bij [eiser] vastgesteld. Tot 22 september 2008 is hij zijn werkzaamheden voor (de rechtsvoorganger van) APG blijven verrichten. Op 8 oktober 2008 is [eiser] in Rotterdam geopereerd.

2.3.

Met ingang van 25 december 2008 achtte de bedrijfsarts [eiser] volledig hersteld.

2.4.

In een gesprek op 8 januari 2009 heeft APG het functioneren van [eiser] over 2008 beoordeeld. Daarvan is door de toenmalige leidinggevende van [eiser] , [naam leidinggevende] , een verslag opgesteld dat door [eiser] voor gezien is ondertekend. Het verslag is kritisch over het functioneren van [eiser] en vermeldt onder andere:

Van dat voornemen [allround inzetbaar worden] is in 2008 niet veel terecht gekomen.

Van eigen initiatief is nauwelijks sprake.

Als al een casus wordt opgepakt, dan komt deze niet verder dan een standaard antwoord.

Foutjes worden gewoon telkens herhaald. Er is geen drive om verbeteringen aan te brengen. [eiser] [ [eiser] ] heeft inmiddels een [slechte] naam opgebouwd. [eiser] zal aan zijn performance moeten werken. Daar zal verandering in moeten komen.

2.5.

Op 20 februari, 13 maart, 26 maart, 9 april en 24 april 2009 hebben vervolg-gesprekken met [eiser] plaatsgevonden, waarvan geen verslagen zijn overgelegd.

2.6.

Op 12 juni 2009 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen [naam leidinggevende] en [eiser] . Hiervan is een verslag gemaakt, dat door [eiser] voor gezien is ondertekend. Het verslag is opnieuw kritisch over het functioneren van [eiser] en vermeldt onder andere: Geen gevoel voor de pensioenmaterie…

Heeft geen gevoel voor verhoudingen.

Hij pakt zaken chaotisch aan.

Ik bespeur op geen enkele wijze iets van trots op eigen werk.

Wat werk, houding en inzet betreft is geen sprake van verbetering sinds het fuge [van 8 januari 2009].

Zoals de vlag er nu bij hangt, heeft [eiser] niet alleen geen toegevoegde waarde voor JFZ, maar vormt hij ook een risico en dat kunnen we ons zeker niet permitteren.

[eiser] heeft bij brief van 29 juni 2009 aan [naam leidinggevende] gereageerd op dit verslag en zich erop beroepen dat zijn functioneren werd beïnvloed door (de gevoelens omtrent) zijn ziekte, waarmee APG bij haar oordeel rekening had moeten houden maar waarvoor hij geen begrip heeft ontmoet.

2.7.

Op 5 oktober 2009 is een schriftelijk verbeterplan opgesteld. Daarin is opgenomen dat [eiser] tot eind maart 2010 de tijd heeft om aan de gestelde doelen per verbeterpunt te voldoen. De (verderop in het plan uitgewerkte) verbeterpunten luiden:

- Kwaliteit op orde

- Kwantiteit op orde

- Vakkennis op orde

- Verantwoordingsbewust gedrag

- Zelfstandige teamspeler met duidelijk aanwijsbare eigen verantwoordelijkheden

[eiser] heeft op 15 oktober 2009 schriftelijk gereageerd op dit verbeterplan. Hij heeft zich opnieuw erop beroepen dat het niet gepast is om zijn functioneren in 2008 als uitgangspunt nemen omdat dit werd beïnvloed door zijn ziekte. Hij heeft reeds door hem genomen initiatieven genoemd en gevraagd om plaatsing aan het bureau van een ervaren collega.

Op 20 oktober 2009, 3 november 2009, 17 november 2009, 1 december 2009, 15 december 2009, 12 januari 2010 en 26 januari 2010 hebben evaluaties met [eiser] plaatsgevonden in het kader van het verbeterplan. Van die evaluaties zijn verslagen overgelegd.

2.8.

Op 30 maart 2010 zou de eindevaluatie van het verbeterplan plaatsvinden. Die afspraak is niet doorgegaan omdat [eiser] zich op 22 maart 2010 ziek heeft gemeld.

2.9.

Op 31 maart 2010 heeft APG aan [eiser] bericht dat hij (op grond van de destijds geldende cao) gedurende vier maanden, van 1 april 2010 tot en met juli 2010, aangemerkt wordt als bemiddelingskandidaat. Gedurende deze periode wordt tijdens het zogeheten Plannersoverleg, waaraan de verschillende managers van de HR-teams en de gezondheidscoördinator van APG deelnemen, beoordeeld of [eiser] een geschikte kandidaat is voor een vacature.

2.10.

De toenmalige gemachtigde van [eiser] ( mr. Huntjens van ARAG) heeft bij de interne klachtencommissie van APG een klacht ingediend tegen de aanwijzing van [eiser] als bemiddelingskandidaat. Op 4 juni 2010 heeft de klachtencommissie aan de raad van bestuur van APG geadviseerd om deze klacht ongegrond te verklaren. Bij brief van 8 juni 2010 heeft de voorzitter van de raad van bestuur aan (de toenmalige gemachtigde van) [eiser] bericht dit advies over te nemen. Het advies luidde onder andere: In acht evaluatiegesprekken (…) is tussen de heer [eiser] , de heer [naam leidinggevende] en de heer [naam] besproken of en in hoeverre er op de vijf aangegeven punten [van het verbeterplan] sprake is van verbetering. (…) De commissie is gezien de inhoud van de verslagen van oordeel dat de heer [naam leidinggevende] in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen, dat er in deze periode geen noemenswaardige verbetering in de functievervulling is opgetreden.

2.11.

Op 2 april 2010 verschijnt [eiser] op het spreekuur van de bedrijfsarts, die hem met ingang van 12 april 2010 arbeidsgeschikt verklaart. APG biedt daarop, gedurende de bemiddelingsfase, werk binnen de eenheid PRO (een andere afdeling van APG met een andere leidinggevende) aan.

2.12.

Op 19 mei 2010 is [eiser] door de bedrijfsarts met ingang van 21 juni 2010 volledig arbeidsgeschikt geacht. Omdat [eiser] , in weerwil van dit oordeel, niet volledig hervat maar met zes uur per dag, heeft APG bij brief van 22 juni 2010 de loonbetalingsverplichting voor twee uur per dag opgeschort in die zin dat wel betaald wordt, maar als voorschot. Daarbij heeft APG meegedeeld dat, indien uit het door [eiser] te vragen deskundigenoordeel van UWV blijkt dat [eiser] - zoals hij meent - arbeidsongeschikt is, het voorschot wordt omgezet in een loonbetaling.

2.13.

[eiser] heeft daarop een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Blijkens de overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportage heeft de verzekeringsarts van het UWV op 20 juli 2010 geconcludeerd dat [eiser] met ingang van 21 juni 2010 niet geschikt te achten is voor (een urenuitbreiding in) het eigen werk.

2.14.

Bij brief van 27 juli 2010 heeft de bestuursvoorzitter van APG aan [eiser] bericht dat hij (eveneens op grond van de destijds geldende cao) met ingang van 1 augustus 2010 in de mobiliteitsfase wordt geplaatst.

2.15.

Vanaf 1 augustus 2010 is [eiser] in de mobiliteitsfase geplaatst. Deze duurt twee jaren vanaf de ingangsdatum. Tijdens de mobiliteitsfase blijft het dienstverband in stand en wordt het loon betaald. Een reïntegratiebedrijf, Margolin, maakt een plan van aanpak met rechten, plichten, sancties en toetsmomenten. Een werknemer behoudt tijdens de mobiliteitsfase het recht om te solliciteren naar een interne vacature, die voor externe werving is open gesteld.

2.16.

Tijdens die mobiliteitsfase heeft [eiser] , op kosten van APG, een coachingstraject gevolgd bij de stichting ‘Do Some Good’, die is gespecialiseerd in coaching van werknemers die geconfronteerd zijn met kanker.

2.17.

Op 2 maart 2011 heeft de verzekeringsarts van het UWV, nadat [eiser] een deskundigenoordeel had aangevraagd, geconcludeerd dat [eiser] vooralsnog arbeidsongeschikt is voor zijn laatst verrichtte c.q. maatgevende arbeid.

2.18.

Ook op 5 april 2011 is een deskundigenoordeel door het UWV afgegeven. De vraagstelling luidde ditmaal of APG voldoende doet om [eiser] weer aan het werk te helpen. In dit deskundigenoordeel staat onder meer:

Tijdens dit deskundigenoordeel [van 2 maart 2011] is aan het licht gekomen dat er onlangs door de psychiater een nieuwe diagnose/stoornis is vastgesteld, die het verminderde functioneren van werknemer [ [eiser] ] kan verklaren, nl. het blijven wikken en wegen, respectievelijk besluiteloosheid en uitstelgedrag. Op grond van de bevindingen wordt werknemer niet meer geschikt beschouwd voor het eigen werk.

In het deskundigenoordeel wordt ook geconcludeerd dat de door de werkgever uitgevoerde re-integratie inspanningen tot op heden niet voldoende zijn.

2.19.

Op 27 juli 2011 is een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.

2.20.

Mevrouw [naam arbeidsdeskundige] , arbeidsdeskundige van Margolin, heeft op 1 september 2011 een rapportage arbeidskundig onderzoek opgesteld. Zij concludeert daarin: Op grond hiervan is eenvoudig administratief werk voor 4 uur per dag (20 uur per week), als maximaal haalbaar te achten. Het betreft dan werkzaamheden met een uitvoerend karakter (MBO-niveau), die gestructureerd zijn en routinematig kunnen worden uitgevoerd. Bij voorkeur op juridisch vakgebied, omdat dat bekend terrein is.

2.21.

Op 27 september 2011 heeft [eiser] wederom een deskundigenoordeel met betrekking tot de re-integratie inspanningen van APG gevraagd. Daarin is geoordeeld dat deze onvoldoende zijn geweest. De werkgever heeft, aldus de deskundige, geen deugdelijke grond voor het afzien van voldoende re-integratie inspanningen:

Het mobiliteitstraject verschoont werkgever niet van zijn verplichting om ook in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter stappen te ondernemen. En in dit kader komt eerst het goed aangaan van re-integratie spoor 1 voordat men naar buiten gaat kijken. Eventueel kan ingezet worden op 2 sporenbeleid.

2.22.

Op 2 maart 2012 heeft het UWV geoordeeld dat het loon van [eiser] (na twee jaar aaneengesloten ziekte) één jaar langer moet worden doorbetaald, namelijk tot 18 maart 2013. Aan dat oordeel ligt een arbeidsdeskundig onderzoek d.d. 29 februari 2012 ten grondslag, waarin de volgende tekortkomingen in het re-integratie traject zijn geconstateerd:

- de werkgever heeft te laat iets aan re-integratie gedaan. De probleemanalyse is pas zes maanden na de eerste ziektedag opgemaakt. Plan van Aanpak is pas 9 maanden na de eerste ziektedag opgesteld.

- de werkgever heeft het verkeerde aan re-integratie gedaan. Hij is zonder instemming van de werknemer korte tijd gestart met re-integratie in spoor 2 zonder verkenning van de mogelijkheden in spoor 1.

- de werkgever heeft het verkeerde aan re-integratie gedaan. De werkgever heeft de werknemer een toegangsverbod tot de gebouwen van de werkgever gegeven de toegangspas van [eiser] was in juli 2011 door APG geblokkeerd], zodat de werknemer zich los kan maken van de werkgever om zodoende extern te kunnen re-integreren. (…) Het toegangsverbod frustreert deze intentie en bemoeilijkt re-integratie in spoor 1 met verlies van re-integratiekansen tot gevolg.

APG heeft geen bezwaarschrift ingediend tegen deze door het UWV opgelegde loonsanctie.

2.23.

APG heeft aan voormelde [naam arbeidsdeskundige] van Margolin verzocht om een nieuwe arbeidsdeskundige rapportage op te stellen teneinde de mogelijkheden van re-integratie van [eiser] in spoor 1 (alsnog) te onderzoeken. Uit het rapport van 3 mei 2012 volgt dat er slechts één passende functie voor [eiser] is: die van medewerker bestelbureau. Er zijn echter geen vacatures in deze functie, zodat [eiser] niet daarin geplaatst is.

2.24.

Van 15 augustus 2012 tot 1 februari 2013 is [eiser] gedetacheerd bij ROC Gilde Opleidingen. Dit betrof een werkervaringsplaats, structurele plaatsing bleek niet mogelijk .

2.25.

[eiser] heeft daarop een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd over de vraag of het werk dat hij moet of wil doen passend voor hem is. Feitelijk is de vraagstelling of het bijgeleverde arbeidskundig onderzoek, van [naam arbeidsdeskundige] van Margolin van 3 mei 2012, correct is. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft geconcludeerd dat dit onderzoek, met betrekking tot de daarin genoemde afgewezen functies, correct is.

2.26.

Bij beslissing van 25 februari 2013 heeft het UWV aan [eiser] vanaf 18 maart 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheids-percentage van 83, welke uitkering [eiser] nog steeds ontvangt.

2.27.

Op 20 maart 2013 dient APG bij het UWV een ontslagaanvraag in wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser] . In die procedure heeft [eiser] verweer gevoerd. Bij beslissing van 17 juli 2013 heeft het UWV aan APG toestemming verleend om de arbeidsverhouding met [eiser] op te zeggen. Op 23 juli 2013 heeft APG, met gebruikmaking van deze vergunning, de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd tegen 30 september 2013.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. in de 658-zaak, voor recht te verklaren dat APG jegens [eiser] aansprakelijk is voor de door hem opgelopen en nog op te lopen schade, materieel en immaterieel, voor het verleden en de toekomst, ontstaan door het toerekenbaar handelen en/of nalaten van APG als werkgever van [eiser] in de periode 2007 tot en met 2013 zoals in de dagvaarding omschreven, met als gevolg het ontstaan en/of de verergering van de ook thans nog voortdurende arbeidsongeschiktheid en als gevolg daarvan verlies van inkomen en overige schade, met veroordeling van APG tot betaling van schadevergoeding zoals nader op te maken bij staat;

II. in de 681-zaak, voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is met veroordeling van APG tot betaling van een schadevergoeding van € 247.949,72 bruto althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag en de re-integratie bonus krachtens de cao, en tot afgifte van een afschrift uit de vakantiedagen-administratie.

3.2.

I. [eiser] legt aan zijn vorderingen in de 658-zaak ten grondslag dat APG haar zorgplicht als werkgever krachtens art. 7:658 BW heeft geschonden en/of onvoldoende re-integratie inspanningen als bedoeld in art. 7:658a BW heeft verricht en/of meer in het algemeen niet heeft gehandeld zoals een goed werkgever krachtens art. 7:611 BW betaamt.

II. Aan zijn vorderingen in de 681-zaak legt [eiser] ten grondslag dat de opzegging kennelijk onredelijk is, op grond van het zogenoemde gevolgencriterium in lid 2 sub b van dat artikel.

3.3.

I. APG voert verweer, kort gezegd stellend dat het ontslag uitsluitend is gebaseerd op het disfunctioneren van [eiser] en geen verband houdt met de ziekte, en dat schending van de re-integratie verplichting, als daarvan al sprake is, reeds zijn sanctionering heeft gevonden, niet de oorzaak van (verergering of voortduren van) de ziekte is geweest en daarom niet tot schadevergoeding verplicht.

II. De opzegging heeft voorts geen onaanvaardbare financiële consequenties voor [eiser] , aldus APG, alleen al omdat zij na meer dan twee jaar onafgebroken arbeids-ongeschiktheid heeft plaatsgevonden. APG heeft bovendien als voorziening in de gevolgen de mogelijkheid van een IPAP-verzekering geboden, waarvan [eiser] gebruik heeft gemaakt, en die mogelijk op een later moment recht op uitkering zal geven. Het ontslag heeft plaatsgevonden wegens ongeschiktheid voor de functie, niet wegens arbeidsongeschiktheid, en de financiële gevolgen zijn niet zwaarder dan zij zouden zijn geweest bij ontslag tijdens arbeidsgeschiktheid.

4 De beoordeling

4.I.1 Volgens [eiser] is de foute bejegening door APG begonnen met de onzorgvuldige beoordeling over het jaar 2008 (zie 2.4). Daarna heeft APG alles erop ingezet om van hem af te komen en fout op fout gestapeld. Daarvóór was er geen reden om zo kritisch naar zijn functioneren te kijken, aldus [eiser] . [eiser] ziet er met deze stellingen aan voorbij dat ook uit de verslagen van functioneringsgesprekken over een reeks van voorafgaande jaren blijkt van voortdurende kritiek van de werkgever op zijn functioneren en vraagtekens bij zijn geschiktheid voor het werk. Zo is [eiser] kennelijk vanaf de aanvang van het dienstverband (zie 2.1) tot eind 2015 blijven wonen in Haarlem, op een afstand van enkele uren reizen van het kantoor van APG. Dat stond hem destijds misschien vrij, maar heeft kennelijk een zware wissel getrokken niet alleen op zijn feitelijk functioneren maar ook op de mogelijkheden om daarin verbetering te brengen. Dat kan [eiser] zijn werkgever bezwaarlijk verwijten. In het verslag van 17 december 2001 (productie 5) valt dan ook reeds te lezen dat [eiser] planmatiger moet werken en op tijd moet komen. Er wordt afgesproken dat hij zal verhuizen. Die afspraak wordt bevestigd in het verslag van het gesprek op 20 december 2001 en in de brief van 9 januari 2002 (producties 6 en 7) maar kennelijk niet nagekomen. Uit het verslag van het functioneringsgesprek van 18 december 2002 (productie 8) blijkt dan ook dat het werk nog altijd chaotisch en ongeorganiseerd is en dat [eiser] zijn eigen belang voor dat van zijn collega’s stelt. Zo gaat het met vallen en opstaan door. In 2002 en 2003, wanneer de afspraak om te verhuizen nog steeds niet is nagekomen, constateert APG veelvuldig ziekte-verzuim van [eiser] . Een verband met de latere diagnose van prostaatkanker (zie 2.2) ontbreekt. Er lijkt wel een verband te zijn met slaaptekort en een slecht voedingspatroon, hetgeen niet aan de werkgever valt te verwijten (productie 9). Ook de verslagen over 2003, 2004 en 2005 geven blijk van het niet nakomen van afspraken, met name met betrekking tot werktijden, planning en het bijhouden van kennis. Op 22 juni 2006 (productie 14) wordt vastgelegd dat [eiser] tijdens zijn toenmalige arbeidsongeschiktheid - wegens rugklachten - alle mogelijkheden tot herstel zijn en zullen worden geboden, maar worden ook disciplinaire maatregelen in het vooruitzicht gesteld wanneer [eiser] zich andermaal niet aan de gemaakte afspraken houdt. Dat doet hij kennelijk onvoldoende, en in het gesprek van 4 januari 2007 (productie 15) volgt dan het eindoordeel dat de performance onder de maat is en dat er geen groeipotentieel bestaat.

4.I.2 Gelet op deze voorgeschiedenis kan naar objectieve maatstaven de beoordeling over 2008 in 2009 (zie 2.4) niet als een verrassing zijn gekomen. Wellicht heeft [eiser] die beoordeling als een onaangename verrassing (neerkomend op drie keer niks, of die woorden nou gebruikt zijn of niet) ervaren. Die ervaring vindt er dan, zoals [eiser] ook stelt, haar oorzaak in dat hij verwachtte dat APG rekening zou houden met zijn recente herstel van een diep ingrijpende diagnose en intensieve operatie, en met het feit dat hij in 2008 slechts negen maanden had gewerkt (zie 2.2 en 2.3). Die verwachting was naar het oordeel van de kantonrechter niet gerechtvaardigd, althans had APG als goed werkgever niet de verplichting in haar beoordeling met die persoonlijke omstandigheden rekening te houden. Dat was wellicht anders geweest als zou zijn gebleken van een verband tussen het - voor ten minste het tweede jaar op rij - disfunctioneren van [eiser] en (de diagnose, operatie en nasleep van) de ziekte, maar dat verband ontbreekt. [eiser] heeft het achteraf gelegd (zie 2.6), maar daarmee niet aannemelijk gemaakt dat APG er tijdens het gesprek en bij het beoordelen van zijn functioneren over 2008 al rekening mee had moeten houden. Dat oordeel staat dan ook.

4.I.3 [eiser] verwijt APG vervolgens dat zij vanaf die negatieve beoordeling begin 2009 slechts naar de mobiliteitsfase heeft toegewerkt - het leek zelfs op wegpesten - en hem geen mogelijkheden meer heeft geboden, noch om zijn functioneren te verbeteren toen hij arbeidsgeschikt was, noch om te re-integreren toen hij arbeidsongeschikt was. Dit verwijt mist doel, en grondslag voor kwalificatie van het gedrag van (leidinggevenden van) APG als wegpesten is in de feiten niet te vinden, en heeft [eiser] ook onvoldoende gemotiveerd gesteld. Er is een verbeterplan opgesteld (zie 2.7), nadat al eerder regelmatig gesprekken waren gevoerd (zie 2.5). Kenmerk van een verbeterplan is dat het (1) aan de werknemer is om de gewenste verbeteringen tot stand te brengen, het gaat immers om zíjn functioneren, zij het dat (2) de werkgever hem daarbij de van haar te vergen begeleiding en mogelijkheden behoort te bieden. Uit de vele tussentijdse evaluaties (zie 2.7 en 2.8) volgt dat [eiser] in het eerste niet is geslaagd, zoals dit ook volgt uit het door de Raad van Bestuur overgenomen advies van de klachtencommissie (zie 2.10) . Dat de fysieke en psychische problemen waar [eiser] zich thans op beroept hem dit verhinderden, is niet (voldoende gemotiveerd) gesteld, noch gebleken. Uit de evaluaties volgt voorts dat APG het tweede niet heeft verzuimd. Geen maatstaf van goed werkgeverschap stond er dan ook aan in de weg dat APG [eiser] als bemiddelingskandidaat aanmerkte (zie 2.9). Toen de daarvoor bestemde vier maanden, waarin nog een alternatief is aangeboden (zie 2.11), waren verstreken, verbood vervolgens geen maatstaf van goed werkgeverschap APG om [eiser] in de mobiliteitsfase te plaatsen (zie 2.15). Aan die besluiten hoefde met name niet, zoals [eiser] stelt, in de weg te staan dat hij psychisch en lichamelijk aan het einde van zijn Latijn was. De medische gesteldheid van [eiser] was voor APG immers niet de reden, noch behoefde deze een factor van overweging te zijn, om het functioneren van [eiser] als onvoldoende te beoordelen en wegens die reden in te zetten op - eufemistisch gezegd - bemiddeling of mobiliteit.

4.I.4 [eiser] verwijt APG dat zij is tekortgeschoten in haar re-integratie verplichting jegens hem. Op zich is dit verwijt juist (zie 2.18 en 2.21); ter zake is aan APG een onherroepelijke loonsanctie opgelegd (zie 2.22). Voor het antwoord op de vraag of APG aldus ook tekort is geschoten in een verplichting zich als goed werkgever te gedragen, en uit dien hoofde jegens [eiser] schadeplichtig is, is echter niet bepalend of (het UWV heeft geoordeeld dat) APG haar re-integratie verplichting niet naar de letter is nagekomen. Bepalend is veeleer of een andere, vollediger nakoming van die verplichting tot resultaten zou hebben geleid die [eiser] als gevolg van de schending van die verplichting heeft moeten derven. Daarvan is niet gebleken, en [eiser] heeft zulke (gederfde) resultaten ook niet concreet aangeduid. Uit hetgeen hiervoor onder 2.20, 2.23 en 2.25 is vastgesteld volgt dat re-integratie eenvoudigweg niet mogelijk was omdat de daarvoor bij [eiser] minimaal vereiste belastbaarheid in werk van zijn niveau ontbrak, terwijl een functie op het veel lagere niveau dat hij wel zou hebben aangekund, niet voorhanden was. APG heeft overigens de in de tamelijk uitzichtloze situatie van [eiser] minimaal van haar te vergen re-integratie inspanningen wel verricht, zoals in de bemiddelingsfase volgt uit hetgeen onder 2.9 en 2.11 is vastgesteld en in de mobiliteitsfase uit hetgeen onder 2.16, 2.19 en 2.20 is vastgesteld.

4.I.5 [eiser] verwijt APG tot slot dat zijn arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt, in stand gebleven of zelfs verergerd door haar handelen en nalaten dat een goed werkgever niet betaamt. Hij bepleit omkering van de bewijslast, in die zin dat wordt aangenomen dat de gezondheidsklachten van [eiser] hun oorzaak vinden in (de bejegening tijdens) het werk althans (de bejegening tijdens) de ontoereikende re-integratie pogingen en de onterechte plaatsing in de bemiddelings- en mobiliteitsfase. APG zou dan het tegendeel dienen te bewijzen. De omkeringsregel geldt echter slechts bij de gestelde schending van een norm die strekt ter bescherming tegen een specifiek gevaar, dat zich heeft verwezenlijkt. Die situatie doet zich niet voor. APG heeft geen concrete veiligheidsnorm geschonden die strekt ter bescherming van [eiser] en haar andere werknemers tegen het risico van overspannen geraken, of hoe de huidige klachten van [eiser] ook moeten worden gekwalificeerd. De last om te bewijzen dat de schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW rust dan ook op [eiser] . Hij heeft, anders dan door hetgeen hij reeds in het geding heeft gebracht en door de kantonrechter onvoldoende wordt beoordeeld, dat bewijs niet geleverd noch (voldoende specifiek) aangeboden. APG heeft daarentegen overtuigende aanwijzingen geleverd dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser] niet door onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden is veroorzaakt. Dit geldt in de eerste plaats voor de perioden waarin [eiser] arbeidsongeschikt was. Hij werkte toen niet en kan dus de schade niet in de uitoefening van de werkzaamheden hebben geleden. Zoals reeds volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.I.4 is overwogen, gaat het naar het oordeel van de kantonrechter te ver om een (geringe) schending van de re-integratie verplichting bedoeld in art. 7:658a BW zonder meer te beschouwen als schending van de zorgverplichting bedoeld in artikel 7:658 BW , en meer heeft [eiser] in wezen niet gesteld. Dit geldt in de tweede plaats voor de perioden waarin [eiser] arbeidsgeschikt was. Uit de arbeidsdeskundige rapportages (zie 2.20, 2.23 en 2.25), en met name ook het deskundigenoordeel van 5 april 2011 (zie 2.18), volgt namelijk dat de toename van de psychische klachten van [eiser] met name of ten minste mede zijn oorzaak vindt in zijn persoonlijkheidsstructuur, niet in de behandeling die hem van de zijde van de werkgever ten deel is gevallen.

4.II.1 Als uitgangspunt geldt dat er geen plaats is voor schadevergoeding wegens de kennelijke onredelijkheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst (zie 2.27) na meer dan twee jaar voortdurende en volledige arbeidsongeschiktheid, ook niet wanneer voorzieningen om de gevolgen van het ontslag te compenseren ontbreken, en met name niet wanneer de arbeidsovereenkomst ook zonder de arbeidsongeschiktheid zou zijn geëindigd. Hier beroept APG zich subsidiair op, en dat is terecht. Uit hetgeen hiervoor in de 658-zaak is overwogen, volgt immers dat (het besluit tot) opzegging geacht moet worden uitsluitend gegrond te zijn geweest op het disfunctioneren van [eiser] , niet op diens arbeids-ongeschiktheid. Het genoemde uitgangspunt kan uitzondering lijden wanneer de arbeids-ongeschiktheid is veroorzaakt, in stand gebleven of verergerd door onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden of ander gedrag dat een goed werkgever niet betaamt. Ook ten aanzien van deze grondslag van de 681-vordering is hierboven, impliciet, reeds afwijzend geoordeeld.

4.II.2 Tot slot heeft te gelden dat onjuist is dat APG voor [eiser] in het geheel geen voorzieningen zou hebben getroffen om de (toen nog: mogelijke) gevolgen van de (voorgenomen) opzegging te ondervangen. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor onder 2.15 en 2.16 is vastgesteld. [eiser] geniet thans een uitkering die, naar het zich laat aanzien, zal voortduren (zie 2.26)

4.II.3 Omdat het bij verweerschrift is gesteld en ter zitting niet (voldoende gemotiveerd) is betwist, staat vast dat [eiser] gedurende zijn arbeidsongeschiktheid niet de bedongen arbeid dan wel in het kader van de re-integratie door de arbodienst wenselijk geachte arbeid heeft verricht, zodat hij geen aanspraak heeft op de re-integratiebonus.

4.II.4 Om dezelfde reden staat vast dat [eiser] de specificatie van de uitbetaalde vakantie- dagen waarvan hij afgifte vordert, reeds heeft ontvangen.

4.III De vorderingen worden alle afgewezen. [eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van APG. Deze worden begroot op € 2.200 aan salaris gemachtigde: twee punten à € 800 voor verweerschrift en mondelinge behandeling in de 681-zaak, drie punten à € 200 voor verweerschrift en twee mondelinge behandelingen in de 658-zaak.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van APG, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.200, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na de dag van dit vonnis te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag daarna tot die van de voldoening en, tenzij binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordeling wordt voldaan, te vermeerderen met de nakosten begroot op € 100, indien vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt tevens te vermeerderen met kosten van dat exploot, en verklaart dit vonnis op dit onderdeel uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature