U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vier jaren gevangenisstraf voor 21-jarige verdachte

Rechtbank Limburg acht bewezen dat de 21-jarige verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging.

Poging tot doodslag

Na een ruzie tussen het slachtoffer en een van de vrienden van de verdachte, heeft de verdachte met een scherp en puntig voorwerp in de bovenarm van het slachtoffer gestoken. Hierbij werd de grote bovenarmslagader doorgesneden, met als gevolg heftig bloedverlies. Voorafgaand aan het steekincident heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met de woorden “ik steek hem kapot”/“ik prik je lek”. Gelet op de uitlatingen van de verdachte kort voorafgaand aan het steekincident en de daarop volgende uitvoeringshandeling (het steken met een scherp en puntig voorwerp in het lichaam), is de rechtbank van oordeel dat verdachtes opzet was gericht op de dood van het slachtoffer. Dat het slachtoffer niet is overleden aan deze wond is niet te danken aan het feit dat verdachte in een niet vitaal onderdeel van het lichaam heeft gestoken, maar aan het adequaat handelen van een omstander, die de arm van het slachtoffer heeft afgebonden om verder uitstromen van bloed uit de slagader te voorkomen. De verdachte heeft het slachtoffer ernstig letsel toegebracht, waarbij er ( mogelijk ) sprake is van blijvend letsel. Het slachtoffer heeft zijn toekomstplannen op het gebied van werk moeten bijstellen.

Openlijke geweldpleging

Nadat de verdachte in totaal 133 dagen in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd hij onder voorwaarden in vrijheid gesteld, in afwachting van het strafproces. De verdachte moest onder andere een enkelband dragen in het kader van elektronisch toezicht. Nadat de enkelband werd verwijderd, gebruikte de verdachte samen met een ander reeds twee dagen later geweld tegen drie personen op de Markt in Maastricht. Een vrouwelijke slachtoffer hield een diepe snee in haar gezicht over van de klap die zij van de verdachte kreeg.

Strafoplegging

De rechtbank heeft, in navolging van het rapport van de reclassering, geoordeeld dat niet het adolescentenstrafrecht, maar het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Het adolescentenstrafrecht (jeugdstrafrecht) is niet aan de orde is, nu de verdachte in het geheel niet gemotiveerd is om aan enige hulpverlening deel te nemen en daardoor ook onbegeleidbaar is. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdacht een recidivist is. De straf wordt enigszins gematigd, omdat de rechtbank acht heeft geslagen op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte een problematische jeugd heeft gehad. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Ook moet de verdachte (een deel van) de schade van het slachtoffer als gevolg van het steekincident vergoeden.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummers: 03/700491-15 en 03/700423-16 (ttz gevoegd)

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

verblijvende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.E. Sprenkels, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

In de strafzaak met parketnummer 03/700491-15:

heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

In de strafzaak met parketnummer 03/700423-16:

openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dan wel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700491-15 en het primair tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700423-16 bewezen kan worden verklaard.

Ten aanzien van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700491-15 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte [slachtoffer 1] meermalen met een mes heeft gestoken. Doordat de verdachte ongericht heeft gestoken naar het bovenlichaam was er een aanmerkelijke kans op de dood, die de verdachte op de koop toe heeft genomen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de verdachte, bij gebrek aan bewijs, vrij te spreken van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700491-15. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene was die [slachtoffer 1] met een scherp voorwerp heeft gestoken.

Indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel degene was die [slachtoffer 1] heeft gestoken, dan heeft de raadsman subsidiair verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De raadsman heeft zich voorts, ten aanzien van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700423-16, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

In de strafzaak met 03/700491-15:

Op 24 juli 2015 hield [naam broer slachtoffer] een feest in de achtertuin en de berging behorende bij de woning aan de [adres] te Noorbeek. De verdachte was uitgenodigd voor het feest. Hij is samen met [getuige 1] , [getuige 2] en [naam 1] naar het feest gegaan. Zij werden met de auto gebracht door een vriendin, genaamd [getuige 3] .

[slachtoffer 1] (de broer van [naam broer slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 25 juli 2015, omstreeks 01:30 uur, zag dat in de tuin een jongen bierflesjes over de heg gooide. [slachtoffer 1] sprak de jongen hierop aan. De jongen (door [slachtoffer 1] aangeduid als persoon 1) sloeg [slachtoffer 1] vervolgens in zijn gezicht. [slachtoffer 1] duwde de jongen weg en hij sloeg de jongen een keer terug. [slachtoffer 1] liep daarna in de richting van de deur aan de zijkant van de woning, waar ook de moeder van [slachtoffer 1] stond. De eerdergenoemde jongen liep zijn kant op en sloeg [slachtoffer 1] met een gebalde vuist in het gezicht.

[getuige 2] heeft verklaard dat hij een bierfles in de bosjes gooide en dat [slachtoffer 1] hem hierop aansprak. [slachtoffer 1] heeft [getuige 2] met een vuist in zijn gezicht geslagen. [getuige 2] is daarop achter [slachtoffer 1] aangelopen en heeft hem, ter hoogte van de scheiding tussen de voor- en achtertuin met een vuist in zijn gezicht geslagen.

De verdachte heeft verklaard dat er op enig moment een gevecht ontstond tussen [getuige 2] en [slachtoffer 1] (de broer van [naam broer slachtoffer] ).

[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat er, nadat hij door persoon 1 in zijn gezicht was geslagen, een tweede jongen (later door de verdachte beschreven als persoon 2) kwam aangelopen. Deze tweede jongen schreeuwde tegen de moeder van [slachtoffer 1] : “Ik steek hem kapot”.

[slachtoffer 1] zag dat zijn broer [naam broer slachtoffer] op de grond aan het vechten was met vermoedelijk de jongen waarmee hijzelf eerder ruzie had (de rechtbank begrijpt: persoon 1). [slachtoffer 1] liep erop af en probeerde ze uit elkaar te halen. Hij voelde plots een prikkeling aan de achterkant van zijn linkerarm. Hij stond op en zag een jongen wegrennen. Hij vermoedde dat dit de jongen was die eerder tegen zijn moeder schreeuwde: “Ik steek hem kapot”. Deze jongen had een kapot flesje in zijn linkerhand en hij had een tatoeage aan de binnenzijde van zijn linker onderarm, vermoedelijk letters. [slachtoffer 1] bloedde hevig aan zijn linkerarm.

[naam moeder slachtoffer] (de moeder van [slachtoffer 1] en [naam broer slachtoffer] ) heeft verklaard dat een jongen (door [naam moeder slachtoffer] aangeduid als jongen 2) zei: “ik prik je lek”. Op dat moment stond [slachtoffer 1] achter [naam moeder slachtoffer] . Zij hoorde toen dat er geroepen werd dat [slachtoffer 1] aan het bloeden was. Zij zag ook dat [naam broer slachtoffer] met iemand aan het worstelen was.

[getuige 4] heeft verklaard dat [naam broer slachtoffer] (dat is [naam broer slachtoffer] ) in gevecht was met de jongen, waar [slachtoffer 1] eerder ruzie mee had. [slachtoffer 1] liep er naartoe om [naam broer slachtoffer] van de jongen af te halen. Opeens zei [slachtoffer 1] : “Ik voel mijn arm niet meer”. Hij had een grote wond aan de achterzijde van zijn bovenarm. Het bloed spoot eruit en er hing een spier uit de wond.

Letsel [slachtoffer 1]

De ambulance kwam omstreeks 02:11 uur ter plaatse. Een ambulanceverpleegkundige constateerde dat het slachtoffer een grote snijwond had. Het bloedverlies was verontrustend. Het slachtoffer had een grote snijwond aan de achterkant van zijn linker bovenarm. Zijn linkerarm was afgebonden met een T-shirt vanwege het bloedverlies.

In het ziekenhuis werd geconstateerd dat [slachtoffer 1] een diepe, horizontale, rafelige wond aan de achterzijde van zijn linker bovenarm had. Het spierweefsel puilde eruit. Er was sprake van een scheurwond met letsel van de triceps en met doorsnijding van de grote bovenarmslagader en de middelste armzenuw. De elleboogzenuw bleek voor 70% te zijn doorgesneden.

Het letsel bestond uit snij- en steekverwondingen, die ontstaan waren door het penetreren met een scherp voorwerp van de huid. Elk voorwerp met een scherpe rand, hetzij een of meer scherpe punten kan een snij-of steekwond veroorzaken.

Tussenconclusie van de rechtbank

Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [getuige 2] , [naam 1] en [getuige 1] naar het feest in Noorbeek is gegaan. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 2] en de verdachte blijkt dat [slachtoffer 1] en [getuige 2] tijdens het feest in de achtertuin ruzie kregen over het gooien van bierflesjes. Op basis van deze verklaringen kan dan ook worden vastgesteld dat daar waar [slachtoffer 1] verwijst naar persoon 1, hij [getuige 2] bedoelt.

Bij de zijkant van de woning, nabij de oprit, kwam het opnieuw tot een confrontatie tussen [slachtoffer 1] en [getuige 2] . Daar werd [slachtoffer 1] ook bedreigd door een andere jongen. Die andere jongen werd door [slachtoffer 1] en [naam moeder slachtoffer] aangeduid als persoon 2.

Kort daarna ontstond er een gevecht tussen [naam broer slachtoffer] en [getuige 2] . Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en [getuige 4] blijkt dat [slachtoffer 1] vervolgens heeft geprobeerd deze twee vechtende personen uit elkaar te halen. Toen hij daarmee bezig was, werd [slachtoffer 1] van achteren in zijn arm gestoken, als gevolg waarvan hij ernstig letsel heeft opgelopen.

Uit de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden afgeleid dat het letsel mogelijk is toegebracht door het steken met een kapotte bierfles. Tijdens het onderzoek werd echter ook een zogenaamd creditcardmes aangetroffen met daarop het bloed van [slachtoffer 1] , zodat ook hiermee het letsel kan zijn toegebracht. Forensisch onderzoek heeft er niet toe geleid dat er onomstotelijk kan worden vastgesteld of [slachtoffer 1] met een creditcardmes of met een kapotte bierfles is gestoken. Wel staat op basis van medisch onderzoek vast dat het letsel in ieder geval met een scherp en puntig voorwerp is toegebracht.

Thans dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte degene was die [slachtoffer 1] het letsel heeft toegebracht. Verdachte heeft dit ontkend. Tijdens het onderzoek zijn veel getuigen gehoord, waaronder de bezoekers van het feest. Er is echter niemand die het steekincident daadwerkelijk heeft zien gebeuren. Daaruit volgt dat niemand heeft gezien wie de dader is.

Bij het beantwoorden van deze vraag, neemt de rechtbank niet alleen bovengenoemde feiten en omstandigheden voor en tijdens de steekpartij in overweging, maar ook hetgeen er daarna gebeurd is.

Na de steekpartij

De verdachte heeft verklaard dat hij bloed zag. Hij zat zelf ook onder het bloed. Hij is toen weggerend. [naam 1] en [getuige 2] kwam hij later op straat weer tegen.

[getuige 5] , bezoekster van het feest, heeft verklaard dat zij na het incident naar huis liep. Op de Dorpstraat te Noorbeek kwam zij een paar jongens tegen, te weten de verdachte, [getuige 1] , [naam 1] en [getuige 2] . Opeens riep iemand dat er een auto aankwam. De jongens sprongen alle vier een andere kant op en verstopten zich.

[getuige 6] , een buurtbewoner, heeft verklaard dat hij omstreeks 02:00 uur drie jongens over straat (de Pley) zag rennen. Bij een aldaar gelegen café verstopten zij zich op het terras. Het leek alsof zij onder een tafel kropen.

[getuige 7] , een toevallige passant, heeft verklaard dat hij over de Klompestraat te Noorbeek reed, toen er uit de richting van de [adres] vier mannen aan kwamen rennen. Een van de mannen schreeuwde: “We maken jullie kapot”. Drie van de vier mannen renden in de richting van de Pley in Noorbeek. [getuige 7] hoorde dat de vierde man zei dat een feestje bij [naam broer slachtoffer] volledig uit de hand was gelopen. De overige drie mannen schreeuwden beurtelings: “Kom we moeten weg hier”.

[getuige 3] heeft verklaard dat zij omstreeks 02:00-02:30 uur werd gebeld door de verdachte met het verzoek hen snel te komen halen, want er was van alles gebeurd. Bij aankomst bij de woning zag [getuige 3] politieauto’s staan. Zij belde naar de verdachte waar de jongens waren. De verdachte zei dat ze een stukje omhoog moest rijden en zij hen dan zou zien. Een stukje verderop zag zij de verdachte, [naam 1] en [getuige 2] staan. In de auto werd verteld dat er ruzie op het feest was geweest.

De rol van de verdachte

[getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte in de auto vertelde dat hij [getuige 2] had geholpen. De verdachte zei dat hij hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) had gestoken.

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de door hem als persoon 2 aangeduide persoon heeft herkend op foto’s op een Facebookaccount van een persoon die zich “ [verdachte] ” noemt. Hij weet 100% zeker dat dit dezelfde persoon is. Hij dacht ook dat “ [verdachte] ” hem dit heeft aangedaan. Hij wist dat deze persoon achter hem stond. Daarnaast wist [slachtoffer 1] zeker dat [getuige 2] ) hem niet had gestoken.

Tijdens het verhoor van de verdachte werd geconstateerd dat de verdachte een tatoeage op zijn linkerarm heeft. De verdachte heeft verklaard dat dit een tatoeage van zijn achternaam is. Verder heeft hij verklaard dat hij linkshandig is.

Overwegingen van de rechtbank

Uit de hiervoor genoemd verklaringen blijkt dat [getuige 2] de enige is die direct de verdachte aanwijst als de dader van de steekpartij. Deze verklaring staat daarmee lijnrecht tegenover de verklaring van de verdachte, die zijn betrokkenheid heeft ontkend. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van [getuige 2] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] . Zij overweegt daartoe als volgt.

[slachtoffer 1] heeft in zijn verklaring gesproken over twee personen, persoon 1 en persoon 2. Van persoon 1 is al vastgesteld dat dit [getuige 2] was. [slachtoffer 1] verklaart over [getuige 2] dat deze hem zeker niet heeft gestoken. Dit lijkt ook aannemelijk, omdat [getuige 2] in gevecht was met [naam broer slachtoffer] op het moment dat [slachtoffer 1] werd gestoken.

Voorafgaand aan het steekincident hebben [slachtoffer 1] en [naam moeder slachtoffer] ook verklaard over een jongen (persoon 2) die [slachtoffer 1] bedreigde met de woorden “ik steek hem kapot” of “ik prik je lek”. [slachtoffer 1] heeft de verdachte herkend als zijnde de jongen die door hem wordt omschreven als persoon 2. De rechtbank stelt dan ook vast dat de verdachte de persoon is die [slachtoffer 1] heeft bedreigd. [slachtoffer 1] vermoedt dat de verdachte hem ook heeft gestoken. Dit vermoeden wordt ondersteund door de eerdere bedreiging die de verdachte richting [slachtoffer 1] heeft geuit. Voorts wordt dit vermoeden ondersteund door de eerdere verklaring van [slachtoffer 1] dat hij, nadat hij een prikkeling aan de achterkant van zijn linkerarm voelde, een jongen met een tatoeage aan de binnenzijde van zijn linker onderarm met vermoedelijk letters, zag wegrennen. Verdachte heeft aan de binnenkant van zijn linker arm zijn achternaam ( [verdachte] ) getatoeëerd. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de jongen een kapotte fles in zijn linkerhand hield. Verdachte is linkshandig. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat - naar later bleek - de verdachte achter hem stond. Uit de verklaring van de verdachte blijkt ook dat hij ten tijde van het steekincident op de plaats delict aanwezig was en dat hij onder het bloed zat.

Ook de omstandigheden na het steekincident geven naar het oordeel van de rechtbank steun aan het feit dat de verdachte heeft gestoken. Na het incident rende hij namelijk weg. Later is het groep waartoe de verdachte behoorde, te weten [getuige 2] , [naam 1] en [getuige 1] weer bij elkaar gekomen. [getuige 1] heeft zich overigens, zo blijkt uit het dossier, later weer op de plaats delict gemeld als getuige.

Uit de verklaringen van [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] leidt de rechtbank af dat het groepje waartoe de verdachte behoorde kennelijk op de vlucht was; zij wilden snel weg en zij verstopten zich op het moment dat er een auto aan kwam. Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt ook dat de verdachte haar belde dat zij hen snel moest komen halen.

Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank [slachtoffer 1] consistent in zijn verklaringen. Zijn verklaringen komen namelijk in belangrijke mate overeen. Zo komt het door [slachtoffer 1] opgegeven signalement overeen met dat van de verdachte, behoudens voor wat betreft zijn lengte en de opdruk van het door de verdachte gedragen T-shirt. Het lijkt hier echter om een vergissing te gaan.

Tegenover de belastende verklaringen tegen de verdachte, staat de ontkennende verklaring van de verdachte. Bij de politie heeft hij een verklaring afgelegd, welke verklaring hij aanpaste op het moment dat deze verklaring onjuist bleek te zijn. De verklaring van de verdachte over de gang van zaken zal mede hierdoor als niet geloofwaardig ter zijde worden geschoven.

Gelet op het voorgaande, alle feiten en omstandigheden in onderling samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 1] met een scherp en puntig voorwerp heeft gestoken.

Opzet op de dood?

Onder het primair tenlastegelegde wordt aan de verdachte verweten dat hij met het steken van [slachtoffer 1] heeft geprobeerd hem te doden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden “ik steek hem kapot”/“ik prik je lek”. De rechtbank is van oordeel dat de aanleiding hiervoor was de voorafgaande ruzie tussen [slachtoffer 1] en [getuige 2] . Verdachte heeft vervolgens korte tijd daarna daadwerkelijk uitvoering gegeven aan zijn eerdere dreigement. Bij het steken werd de grote bovenarmslagader doorgesneden, met als gevolg heftig bloedverlies. Gelet op de uitlatingen van de verdachte kort voorafgaand aan het steekincident en de daarop volgende uitvoeringshandeling (het steken met een scherp en puntig voorwerp in het lichaam), is de rechtbank van oordeel dat verdachtes opzet was gericht op de dood van [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] niet is overleden aan deze wond is niet te danken aan het feit dat verdachte in een niet vitaal onderdeel van het lichaam heeft gestoken, maar aan het adequaat handelen van een omstander, die [slachtoffer 1] arm heeft afgebonden om verder uitstromen van bloed te voorkomen.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen.

In de strafzaak met 03/700423-16:

Op 3 september 2016, omstreeks 06:00 uur, bevonden [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich op de Markt in Maastricht, bij het standbeeld van Minckeleers.

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij door een onbekend persoon werden aangesproken. Er ontstond een woordenwisseling tussen de onbekende persoon en een vriend van [slachtoffer 2] , die bij haar stond. Toen de jongens dreigend tegenover elkaar kwamen te staan, probeerde [slachtoffer 2] te sussen door tussen hen in te gaan staan. Op dat moment kreeg zij een klap met een vuist in haar gezicht van een jongen met een rode pet. Door de politie werd later geconstateerd dat [slachtoffer 2] een diepe snee in haar linkerwang had.

[slachtoffer 4] heeft verklaard dat een jongen met een rode pet hem een kopstoot gaf. [slachtoffer 2] kwam tussen beiden. De jongen met de rode pet sloeg [slachtoffer 2] in haar gezicht. De jongen begon daarna [slachtoffer 4] met vuisten in zijn gezicht te slaan. [slachtoffer 4] werd meerdere malen geraakt. In een ooghoek zag [slachtoffer 4] dat [slachtoffer 3] met een andere jongen vocht.

[slachtoffer 3] heeft verklaard dat twee jongens, waarvan een jongen met een rode pet, bij het standbeeld stonden. De jongen met het rode petje liep naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Op enig moment gaf de jongen een kopstoot in de richting van [slachtoffer 2] of [slachtoffer 4] . De jongen met het rode petje sloeg met beide handen en met gebalde vuisten in de richting van het gelaat van [slachtoffer 4] . De andere jongen met een tatoeage nam ook een dreigende houding aan.

[slachtoffer 2] kreeg een klap van de jongen met het rode petje. [slachtoffer 3] greep in en trok de jongen met de tatoeage naar achteren en duwde die jongen weg. De jongen kwam op [slachtoffer 3] af en sloeg met gebalde vuisten in het gezicht van [slachtoffer 3] , die een paar keer geraakt werd.

Ter zitting zijn de camerabeelden van het incident bekeken. De verdachte heeft zichzelf herkend als zijnde de jongen met het rode petje. De andere jongen was [naam 2] .

[naam 2] heeft verklaard dat hij een jongen meerdere keren met een vuist op zijn gezicht/hoofd heeft geslagen.

De rechtbank heeft, na het bekijken van de camerabeelden, ter zitting waargenomen dat

[naam 2] in eerste instantie een slaande beweging maakte richting - naar later bleek - [slachtoffer 4] .

Gelet op de hiervoor vermelde verklaringen stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [naam 2] op de Markt in Maastricht geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . In eerste instantie zochten de verdachte en [naam 2] de confrontatie op met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Op het moment dat [slachtoffer 3] ingreep, werd hij door [naam 2] belaagd.

De rechtbank acht het primair tenlastegelegde, de openlijke geweldpleging, bewezen.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

In de strafzaak met 03/700491-15:

op 25 juli 2015 te Noorbeek, in de gemeente Eijsden-Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een scherp en puntig voorwerp in het bovenlichaam (bovenarm) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

In de strafzaak met parketnummer 03/700423-16:

op 3 september 2016 in de gemeente Maastricht openlijk, te weten op de openbare weg, de Markt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het

- in het gelaat slaan van die [slachtoffer 2] en

- meermalen met gebalde vuist slaan van die [slachtoffer 3] en

- toedienen van een kopstoot aan die [slachtoffer 4] en het meermalen met gebalde vuist in het gezicht slaan van die [slachtoffer 4] .

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

In de strafzaak met parketnummer 03/700491-15:

poging tot doodslag

In de strafzaak met parketnummer 03/700423-16:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht niet van toepassing is. Hij heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht het adolescentenstrafrecht van toepassing te verklaren. Hij heeft daartoe verwezen naar de jonge leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkelingsniveau. Ten aanzien van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700491-15 heeft de raadsman verzocht een deels voorwaardelijke (jeugd)detentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tijdens de proeftijd van twee jaren kan aan de verdachte begeleiding door de (jeugd)reclassering worden opgelegd.

De raadsman heeft voorts verzocht ten aanzien van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/700423-16 een onvoorwaardelijke (jeugd)detentie voor de duur van zes maanden, de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan, op te leggen.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Na een ruzie tussen [slachtoffer 1] en een van de vrienden van de verdachte, voelde de verdachte zich kennelijk geroepen om voor zijn vriend op te komen. Nadat hij [slachtoffer 1] met de dood had bedreigd, voegde hij de daad bij het woord en stak hij [slachtoffer 1] met een scherp en puntig voorwerp in zijn bovenarm. [slachtoffer 1] had een grote wond aan de achterkant van zijn bovenarm. Getuigen hebben omschreven dat de spieren uit zijn arm hingen. Het bloedverlies was groot. Het doodbloeden van [slachtoffer 1] is uiteindelijk voorkomen door adequaat ingrijpen van een omstander. Dit is geenszins te danken aan de verdachte. Hij was immers op de vlucht geslagen, met als enige doel uit handen van de politie te blijven. Dat hij zojuist [slachtoffer 1] in een levensbedreigende situatie had achtergelaten, heeft kennelijk weinig indruk op de verdachte gemaakt. Ook nadien heeft hij zich niet bij de politie gemeld en afgewacht totdat hij uiteindelijk op 21 september 2015 door de politie werd opgepakt.

De verdachte heeft het slachtoffer ernstig letsel toegebracht, waarbij er (mogelijk) sprake is van blijvend letsel. Het slachtoffer heeft zijn toekomstplannen op het gebied van werk moeten bijstellen.

Nadat de verdachte in totaal 133 dagen in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd hij onder voorwaarden in vrijheid gesteld, in afwachting van het strafproces. De verdachte moest zich onder andere houden aan een locatiegebod met elektronische controle (enkelband). De enkelband werd op 1 september 2016 verwijderd. Reeds twee dagen later was verdachte betrokken bij het volgende geweldsincident. Op de Markt in Maastricht gebruikte hij samen met zijn mededader geweld tegen drie personen. Het vrouwelijke slachtoffer hield een diepe snee in haar gezicht over van de klap die zij van de verdachte kreeg.

In eerste instantie heeft de verdachte geprobeerd onder deze verdenking uit te komen, door te stellen dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Na het bekijken van de camerabeelden, heeft de verdachte alsnog toegegeven dat hij geweld heeft gebruikt. Hij zou zich hier echter niets meer van kunnen herinneren.

De rechtbank acht het zeer verontrustend dat de verdachte steeds weer opnieuw strafbare feiten pleegt. Terwijl de verdachte wist dat hem een verdenking van poging tot doodslag boven het hoofd hing en hij hiervoor nota bene al 133 dagen in voorlopige hechtenis had doorgebracht, pleegde hij toch weer een strafbaar feit. Het gemak waarmee de verdachte overgaat tot geweldshandelingen, voorspelt niet veel goeds voor de toekomst.

De steeds weer terugkerende ontkennende houding van de verdachte springt in het oog. Op het moment dat het bewijs zich tegen hem opstapelt, past hij zijn verklaring aan en probeert er opnieuw een voor hem zo positief mogelijk draai aan te geven. De verdachte neemt dan ook geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen.

Bij de strafoplegging ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het volwassenstrafrecht, dan wel het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Voor de vraag of bij een adolescent het jeugdstrafrecht moet worden toegepast zijn de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd van belang.

De reclassering heeft in het rapport van 6 maart 2017 geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de verdacht al eerder onder toezicht stond van de reclassering voor volwassenen. Verder staat in het rapport vermeld dat de verdachte pedagogisch niet beïnvloedbaar is en dat hij niet open staat voor woonbegeleiding en/of behandeling. Ook ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat een behandeling geen optie is. Hij gaat “nog liever terug naar de gevangenis.”

Gelet op het rapport van de reclassering en de houding van de verdachte ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht niet aan de orde is. De verdachte is immers in het geheel niet gemotiveerd om aan enige hulpverlening deel te nemen en daardoor ook onbegeleidbaar. Dat de verdachte niet openstaat voor hulpverlening, betreurt de rechtbank ten zeerste.

Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is enkel oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Voor een poging tot doodslag wordt doorgaans vier jaar gevangenisstraf opgelegd. Voor openlijke geweldpleging, waarbij sprake is van enig letsel, wordt volgens de oriëntatiepunten van het LOVS doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opgelegd. De hiervoor genoemde uitgangspunten, in totaal 51 maanden, acht de rechtbank alleszins redelijk.

Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij eerder wegens soortgelijke feiten werd veroordeeld. In de strafmaat dient dus rekening te worden gehouden met het feit dat de verdachte een recidivist is. De rechtbank zal daarom het uitgangspunt van 51 maanden met vier maanden gevangenisstraf verhogen. Ook zal zij, ten nadele van de verdachte, rekening houden met de houding van de verdachte ter terechtzitting.

Daarbij zou de gevangenisstraf uitkomen op de duur liggende tussen de 55 en 57 maanden.

Naast de hiervoor genoemde strafverhogende omstandigheden, ziet de rechtbank echter ook aanleiding om de straf enigszins te matigen. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte een problematische jeugd heeft gehad.

Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend. Daarmee wordt de eis van de officier van justitie overstegen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze eis, gelet op de hiervoor besproken omstandigheden, geen recht doet aan de ernst van de feiten.

7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1

De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces. Hij vordert een schadevergoeding van € 68.879,20, bestaande uit

€ 15.000,- aan immateriële schade en € 53.879,20 aan materiële schade. Ook vordert hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de gevorderde bedragen aan reiskosten, parkeerkosten, ziekenhuisdaggeldvergoeding en kleding toe te wijzen tot een bedrag van in totaal € 956,20. Voorts vordert hij toewijzing van een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade. Voor het overige dient de benadeelde niet-ontvankelijk te worden verklaard.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat de vordering voor wat betreft reiskosten, parkeerkosten en ziekenhuisdaggeldvergoeding voor vergoeding in aanmerking komt. Voor het overige dient de benadeelde niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu deze naar haar aard te complex is voor behandeling in het strafgeding.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde in de strafzaak met parketnummer 03/700491-15. De gevorderde bedragen aan reiskosten ad € 313,20, parkeerkosten ad € 225,-, ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 168,- en de kleding ad € 250,-, zal de rechtbank toewijzen, nu deze kosten door [slachtoffer 1] aannemelijk zijn gemaakte en door de verdediging niet zijn weersproken. Deze kosten komen de rechtbank ook alleszins redelijk voor.

Voor wat betreft de posten “verschenen schade verlies arbeidsvermogen” en “toekomstschade gedurende 2 jaar verlies arbeidsvermogen” overweegt de rechtbank als volgt.

De raadsman heeft betoogd dat deze posten te ingewikkeld zijn om in een strafproces te worden behandeld. De rechtbank is van oordeel dat dit inderdaad geldt voor de toekomstige schade. Er is namelijk nog geen sprake van een medische eindtoestand. Bovendien is benadeelde [slachtoffer 1] per 11 november 2016 een eenmanszaak gestart. Voor de berekening van de toekomstige schade is van belang wat [slachtoffer 1] had kunnen verdienen indien hij niet gewond was geraakt afgezet tegen wat hij thans (al dan niet met zijn eigen bedrijf) gaat verdienen, rekening houdend met zijn (eventueel) blijvende invaliditeit. De rechtbank heeft daar nu geen zicht op. De rechtbank zal daarom de benadeelde voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat het onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde kan deze vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.

Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de post “verschenen schade verlies arbeidsvermogen” niet ingewikkeld van aard is. De benadeelde heeft in zijn schriftelijke vordering de berekening van het schadebedrag uitgewerkt. Deze berekening is duidelijk en het gevorderde bedrag is alleszins redelijk. Uit de medische informatie blijkt immers dat [slachtoffer 1] geruime tijd geen inkomsten kon verwerven, vanwege een lange herstel- en revalidatieperiode. Het gevorderde bedrag van € 20.355,- is dan ook toewijsbaar.

De rechtbank acht ook toewijzing van immateriële schade op zijn plaats. De benadeelde ervaart immers nog steeds pijn en hinder van het toegebrachte letsel. Ook is zijn lichaam blijvend ontsierd door een litteken. Omdat de totale omvang van deze post mede afhankelijk is van het percentage blijvende invaliditeit en daarover nog geen definitieve informatie voorhanden is, kan de rechtbank dit totale bedrag thans niet bepalen. Gelet op de aard en de ernst van het letsel en de thans wel bekende gevolgen die dit letsel voor [slachtoffer 1] heeft, kan in elk geval worden vastgesteld dat een immateriële schadevergoeding van tenminste € 7.500,- op zijn plaats is. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde kan zich voor het resterende deel wenden tot de burgerlijk rechter.

De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8 Het beslag

Tijdens het onderzoek werden meerdere messen in beslag genomen. Deze messen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en zullen dan ook worden onttrokken aan het verkeer.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36 b, 36d, 36f, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 28.811,20;

bepaalt dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;

legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van € 28.811,20, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 179 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;

Beslag

- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:

- een vouwmes, heft creditacrd model (goednummer 643754);

- een creditcardmes (goednummer 644143);

- een creditcardmes (goednummer 644146);

- een kaartmes (goednummer 644002).

Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. J.J.M. Wassenberg en

mr. I.P. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2017.

Buiten staat

Mr. J.J.M Wassenberg en mr. I.P. de Groot zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

In de strafzaak met parketnummer 03/700491-15:

hij op of omstreeks 25 juli 2015 te Noorbeek, in de gemeente Eijsden-Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk

van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een mes,

althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het bovenlichaam (bovenarm) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 25 juli 2015 te Noorbeek, in de gemeente Eijsden-Margraten,

aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer scheurwond(en) met letsel van de triceps (driekoppige bovenarmspier) en/of doorsnijding van de arteria

brachialis (grote bovenarmslagader) en/of doorsnijding van de nervus medianus (middelste armzenuw) en/of doorsnijding van de nervus ulnaris (elleboogszenuw), heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de linker bovenarm te steken;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 25 juli 2015 te Noorbeek, in de gemeente Eijsden-Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voornoemd opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de linker bovenarm heeft gestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

In de strafzaak met parketnummer 03/700423-16:

hij op of omstreeks 3 september 2016 in de gemeente Maastricht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Markt, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het

- meermalen, althans eenmaal (in het gelaat) slaan van die [slachtoffer 2] en/of

- meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) slaan van die [slachtoffer 3] en/of

- toedienen van een kopstoot aan die [slachtoffer 4] en/of het meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) in het gezicht slaan van die [slachtoffer 4] ;

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 3 september 2016 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door

- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (in het gelaat) te slaan en/of

- die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) te slaan en/of

- die [slachtoffer 4] een kopstoot toe te dienen en/of die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) in het gezicht te slaan.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2015139609, gesloten d.d. 28 december 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 333.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder slachtoffer] d.d. 31 juli 2015, p. 154.

De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 5 april 2016 afgelegd.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 26 juli 2015, p. 58 en 59.

Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 29 juli 2015, p. 65 en 66.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 26 juli 2015, p. 59.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 20 september 2015, p. 297.

De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 5 april 2015 afgelegd.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 26 juli 2015, p. 59 en 60.

Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 29 juli 2015, p. 66.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder slachtoffer] d.d. 31 juli 2015, p. 155.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 26 juli 2015, p. 131.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 17 augustus 2015, p. 253 en 254.

Het geschrift, te weten een rapport van forensisch-medisch onderzoek d.d. 21 augustus 2015, p. 88 en 89.

De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 5 april 2017 afgelegd.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 2 augustus 2015, p. 158.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 29 juli 2015, p. 144, in combinatie van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2015, p. 53.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 26 juli 2015, p. 124.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 september 2015, p. 246.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 september 2015, p. 305.

Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 29 juli 2015, p. 67.

Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 3 september 2015, p. 76.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 september 2015, p. 330 en 331.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2016162793, gesloten d.d. 5 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 48.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 3 september 2016, p. 31, het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 4 september 2016, p. 43, en het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 4 september 2016, p. 39.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 3 september 2016, p. 31.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2016, p. 5.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 4 september 2016, p.44.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 4 september 2016, p. 39 en 40.

De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 5 april 2017 afgelegd.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] d.d. 5 september 2016, p. 28.

De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 5 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature