Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Leerling verpleegkundige krijgt kort voor het einde van de opleiding een negatief bindend studieadvies en moet de opleiding beëindigen.

Zij maakt de opleiding elders af.

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van opleidingsinstituut wordt afgewezen. Opleiding heeft haar eigen opleidingsstatuut correct gevolgd en toegepast.

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 5461301 \ CV EXPL 16-10005

Vonnis van de kantonrechter van 29 maart 2017

in de zaak van:

[eisende partij] ,

wonend [adres eisende partij] ,

[woonplaats eisende partij] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. M.J. van Weersch (DAS Rechtsbijstand),

tegen:

de stichting STICHTING GILDE OPLEIDINGEN,

gevestigd te Roermond,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. M.J.J. Smeets.

Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als [eisende partij] en Gilde.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de conclusie van antwoord

de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald

de comparitie van 20 februari 2017.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eisende partij] is op 1 augustus 2012 bij de door Gilde geëxploiteerde onderwijsinstelling aangevangen met een opleiding tot MBO Verpleegkundige niveau 4 op basis van een onderwijsovereenkomst. Deze onderwijsovereenkomst had een looptijd van 1 augustus 2012 tot en met 31 juli 2013 en is vervolgens verlengd tot respectievelijk 31 juli 2014 en 31 januari 2015. In de onderwijsovereenkomst wordt verwezen naar het Deelnemersstatuut van Gilde, dat onderdeel uitmaakt van de overeenkomst.

2.2.

Gelijktijdig kwam er een overeenkomst beroepspraktijkvorming tot stand tussen [eisende partij] , Gilde en het VieCuri Medisch Centrum voor Noord-Limburg, (hierna: VieCuri) ingaande 1 augustus 2012 en eindigend op 30 juni 2014. Deze overeenkomst werd stilzwijgend voortgezet.

2.3.

Voorts is tussen [eisende partij] en VieCuri een leer-/arbeidsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eisende partij] per 1 augustus 2012 in dienst is getreden van VieCuri in de functie van leerling verpleegkundige. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van de opleiding, maar eindigt uiterlijk 1 juli 2015. In artikel 4 van het arbeidscontract is opgenomen dat na diplomering de leer- /arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van verpleegkundige.

2.4.

Op grond van artikel 17 van het contract eindigt de arbeidsovereenkomst onder meer door het eindigen van de onderwijsovereenkomst en/of de overeenkomst beroepspraktijkvorming tussen de leerling en Gilde.

2.5.

Gilde heeft op 27 januari 2015 aan [eisende partij] een negatief bindend studieadvies verstrekt, dat bij brief van 2 maart 2015 is bevestigd. Op 29 januari 2015 heeft Gilde aan [eisende partij] meegedeeld dat de leer-/arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, omdat zij is moeten stoppen met de opleiding.

2.6.

[eisende partij] maakt op 5 maart 2015 gebruik van de mogelijkheid bij de sectordirecteur Zorg en Welzijn van Gilde, de heer [X] , om tegen het negatief bindend studieadvies bezwaar te maken. [X] voornoemd verklaart bij brief van 5 juni 2015 het bezwaar ongegrond en verwijst [eisende partij] naar de klachtencommissie van Gilde.

2.7.

[eisende partij] dient vervolgens op 9 juli 2015 een klacht in bij de Algemene Klachtencommissie van Gilde. [eisende partij] wordt vervolgens uitgenodigd voor de zitting van de Klachtencommissie op 11 september 2015.

2.8.

[eisende partij] gaat intussen op zoek naar een ander opleidingsinstituut waar zij haar opleiding alsnog kan afronden. Summa College te Eindhoven is bereid [eisende partij] haar opleiding te laten voltooien onder de voorwaarde dat zij Summa zal informeren over de door haar bij Gilde behaalde studieresultaten.

2.9.

Ter zitting van de klachtencommissie van 11 september 2015 maken partijen de afspraak dat Gilde een voorstel zal uitwerken met betrekking tot het alsnog afronden van de opleiding bij Gilde. [eisende partij] wil dat voorstel van Gilde afzetten tegen het voorstel van Summa en dan kiezen bij welke opleiding zij haar studie zal voortzetten.

2.10.

[eisende partij] besluit uiteindelijk om de opleiding af te maken bij Summa College te Eindhoven. Zij behaalt op 10 maart 2016 haar diploma MBO-verpleegkundige op niveau 4 en treedt per 1 mei 2016 in dienst bij het Laurentius Ziekenhuis te Roermond.

3 Het geschil

3.1.

[eisende partij] maakt Gilde in essentie twee verwijten.

In de eerste plaats stelt [eisende partij] zich op het standpunt dat Gilde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst met [eisende partij] . Gilde heeft in strijd met haar eigen protocollen een bindend negatief studieadvies afgegeven. Daarnaast is het, in de woorden van [eisende partij] , ridicuul om een bindend negatief studieadvies te verstrekken aan een leerling die zich in de allerlaatste fase van de opleiding bevindt en tot dat moment aan alle opleidingsvereisten heeft voldaan.

Daarnaast heeft Gilde onrechtmatig gehandeld tegenover [eisende partij] door in samenspel met de klachtencommissie het er toe te leiden dat geen uitspraak werd gedaan over de door haar ingediende klacht.

3.2.

[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van Gilde tot betaling van een bedrag van € 23.455,48 ten titel van schadevergoeding als ook de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.009,55, vermeerderd met rente en kosten.

3.3.

Gilde voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Alvorens in te gaan op de door partijen aangevoerde stellingen - en in het licht van wat ter comparitie nog is besproken - merkt de kantonrechter het volgende op. De relatie tussen een leerling en een opleidingsinstituut is meer dan alleen maar een civielrechtelijke relatie. Normaal gesproken streven beiden het zelfde doel na, namelijk dat de leerling een diploma behaalt. Van beiden mag verwacht worden dat zij zich daar maximaal voor inspannen. De leerling bevindt zich in een heel bepalende fase van zijn/haar leven en de uitkomst van de studie is vaak van groot belang voor de toekomst. Partijen zullen dus vaak niet ontkomen aan het nodige geven aan en nemen van elkaar, en dat stuit doorgaans niet op onoplosbare problemen. Het contract en de juridische relatie tussen partijen zullen niet direct maatgevend zijn.

Maar als er een geschil is waar men niet uitkomt, en een partij stapt naar de rechter, dan zal die de zaak wel op zijn juridische merites moeten beoordelen. Dat een partij zich dan – om het zo maar eens te zeggen – “flauw” of “niet flexibel” zou opstellen is niet voldoende om te kunnen spreken van wanprestatie of onrechtmatige daad. De rechter zal moeten onderzoeken of en vaststellen dat daadwerkelijk aan de vereisten voor een wanprestatie en/of een onrechtmatige daad is voldaan. De lat ligt daarmee een stuk hoger dan men wellicht in de normale – niet gejuridiseerde - omgang van elkaar verwacht.

De toerekenbare tekortkoming

4.4.

Ter beoordeling ligt voor de vraag of Gilde met het afgeven van een negatief bindend studieadvies, ten gevolge waarvan [eisende partij] de opleiding MBO Verpleegkundige niveau 4 heeft moeten beëindigen, toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de onderwijsovereenkomst.

4.5.

[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat Gilde zich niet heeft gehouden aan de procedure zoals die is neergelegd in artikel 2.9. van het Deelnemersstatuut.

4.6.

Gilde voert – eveneens kort samengevat – daartegen aan dat zij de eigen procedureregels meer dan voldoende is nagekomen en dat [eisende partij] kansen genoeg heeft gehad om haar diploma te halen. Zij is er echter niet in geslaagd om, ondanks een verlenging van de opleiding, haar diploma te behalen. Bovendien zijn partijen in de procedure bij de klachtencommissie tot een schikking gekomen en is het negatief bindend studieadvies van tafel gegaan. [eisende partij] is de gelegenheid geboden de opleiding onder de door Gilde gestelde voorwaarden af te ronden, maar zij heeft er zelf voor gekozen de opleiding bij Summa te Eindhoven te vervolgen.

4.7.

De kantonrechter overweegt als volgt.

4.8.

[eisende partij] houdt vast aan haar stelling dat Gilde zich niet heeft gehouden aan het Deelnemersstatuut, nu zij haar eigen protocollen niet heeft nageleefd. Op dat punt wordt het navolgende overwogen.

4.9.

Artikel 2.9. van het Deelnemersstatuut luidt als volgt:

2.9

Negatief bindend studieadvies

2.9.1

Bij onvoldoende voortgang in de studieloopbaan van een deelnemer kan de opleiding

een traject van studiebegeleiding en studleadvisering starten en een studieadvies

uitbrengen.

2.9.2

Een studieadvies omvat in ieder geval een gemotiveerd advies over de voortzetting van

de studieloopbaan binnen of buiten de opleiding.

2.9.3

Aan een studieadvies kan de opleiding afspraken met de deelnemer verbinden, en een

redelijke termijn stellen waarbinnen de afspraken gerealiseerd moeten zijn Deze

afspraken worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de deelnemer en de

opleiding, en maken deel uit van de onderwijsovereenkomst

2.9.4

Indien de deelnemer een studieadvies niet opvolgt, en/of de naar aanleiding hiervan

gemaakte afspraken niet opvolgt, dan wel niet de gewenste resultaten behaalt, kan de

opleiding een negatief bindend studieadvies uitbrengen

2.9 5

De opleiding informeert het servicecentrum van Gilde Opleidingen over een uitgebracht

negatief bindend studieadvies.

2.9.5

Een negatief bindend studieadvies heeft tot gevolg dat de deelnemer uit de opleiding

wordt uitgeschreven en dat de onderwijsovereenkomst wordt verbroken zonder

schadeloosstelling

2.9.7

Een deelnemer met een negatief bindend studieadvies kan in overleg treden met het

Service Centrum voor advisering omtrent een mogelijke inschrijving voor een andere

Opleiding. Van deze mogelijkheid kan eenmaal gebruik gemaakt worden.

4.10.

Vast staat dat Gilde op 7 januari 2015 met [eisende partij] in gesprek is gegaan, waarbij de voortgang van de studie het uitgangspunt was. Gilde bevestigt de inhoud van het gesprek en de daarbij gemaakte afspraken in haar e-mailbericht van 7 januari 2015. In dat gesprek zijn onder meer de navolgende afspraken gemaakt:

(…)

Je hebt tot vrijdag 23-1-2015 de tijd om het verslag van BP 3.3 in te leveren.

Je levert die dag 1 verslag in bij Viecuri. Viecuri zal het verslag beoordelen op waarheid en authenticiteit.

Je levert die dag 2 verslagen in op school bij [Y] . Je verslag zal op school door [Y] en door een onafhankelijk docent beoordeeld worden op inhoud.

Uiterlijk op 30 januari 2015 hoor je van ons (school en Viecuri) of het ingeleverde verslag door alle partijen als voldoende is beoordeeld.

Hebben alle partijen het verslag als voldoende beoordeeld dan heb je aan ale verplichtingen voldaan om een diploma MBO verpleegkundige te behalen en kunnen we overgaan tot diplomeren.

Is het verslag (door een van partijen) als onvoldoende beoordeeld dan stopt het daar en wordt er alsnog een Negatief Bindend Studie Advies uitgesproken en zul je moeten stoppen met de opleiding MBO verpleegkunde bij Gilde.

(…)

4.11.

De beroepsprestatie wordt door VieCuri uiteindelijk als voldoende beoordeeld. Gilde is een andere mening toegedaan en de vakinhoudelijk docent als ook een onafhankelijke vakinhoudelijk deskundige docent keuren de beroepsprestatie af. Dat leidt voor Gilde tot de gevolgtrekking dat [eisende partij] niet binnen de opleidingstermijn haar diploma heeft behaald en dat de opleiding wordt beëindigd.

4.12.

De kantonrechter is van oordeel dat de afspraken zoals die op 7 januari 2015 met [eisende partij] zijn gemaakt niet anders kunnen worden gezien dan als een traject van studiebegeleiding en studieadvisering en een uitgebracht studieadvies zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2.9. Voor [eisende partij] wordt duidelijk een nader te volgen weg uitgestippeld, terwijl ook duidelijk wordt wat de consequenties zijn indien die weg niet met succes wordt gevolgd. [eisende partij] wist althans had kunnen weten wat haar boven het hoofd hing, indien zij deze laatste kans niet ten volle zou benutten.

4.13

Voor zover uit de toelichting van [eisende partij] zou volgen dat zij stelt dat de haar op 7 januari 2015 gegeven termijn tot 23 januari 2015 onredelijk kort is stelt de kantonrechter het navolgende vast. In eerste instantie was het voltooien van de opleiding voorzien per augustus 2014. Dit werd door [eisende partij] niet gehaald waarop in overleg de einddatum is verschoven naar eind december 2014. Ook deze datum is door [eisende partij] niet gehaald. Vast staat echter dat [eisende partij] meerdere kansen heeft gehad om haar opleiding te voltooien.

Verder acht de kantonrechter van belang dat [eisende partij] vanuit een beroepsopleidende leerweg – een voltijds studietraject met stage – is overgestapt naar een beroepsbegeleidende leerweg – 32 uur werken en 1 dag in de week les. Het gevolg van deze keuze is dat de student minder contact heeft met de opleiders en daar, als er behoefte aan is, meer zelf om zal moeten vragen. Daarmee vergt deze vorm van opleiding meer discipline van de student. Daar staat dan wel een salaris en meer zelfstandigheid tegenover. [eisende partij] heeft zelf voor deze meer zelfstandige vorm van onderwijs gekozen en mag dan ook aan de consequenties daarvan – bijvoorbeeld wat betreft het tijdig afronden van studieopdrachten - gehouden worden.

Kortom, gelet op de verlenging die [eisende partij] al had gehad en gelet op de door haar gekozen vorm van onderwijs is de kantonrechter van oordeel dat de op 7 januari 2015 gestelde termijn niet onredelijk kort was.

4.14

[eisende partij] heeft er ook nog op gewezen dat in de Studiegids van Vie Curi is opgenomen dat een bindend negatief studieadvies pas mag worden afgegeven als eerst een voorlopig negatief bindende studieadvies is afgegeven. Dat laatste is niet gebeurd en dus is de voorgeschreven procedure niet gevolgd.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Gilde er echter terecht op gewezen dat genoemde clausule deel uit maakt van de contractuele verhouding tussen Vie Curi en [eisende partij] . Er staat wel als ondertitel op het betreffende document vermeld dat het een “aanvulling op de handleiding BPV Gilde Opleidingen” betreft maar nu deze aanvulling is opgenomen in de contractuele verhouding tussen Vie Curi en [eisende partij] , maar niet in de verhouding tussen Gilde en [eisende partij] , is deze aanvulling niet van toepassing in deze laatste verhouding. Van overtreding daarvan kan dan ook geen sprake zijn.

Overigens, ten overvloede, merkt de kantonrechter nog op dat als deze clausule wel van toepassing geweest zou zijn op de relatie Gilde - [eisende partij] , het laatste gedachtestreepje uit de hiervoor aangehaalde brief van 7 januari 2015, luidende: “Is het verslag (door een van partijen) als onvoldoende beoordeeld dan stopt het daar en wordt er alsnog een Negatief Bindend Studie Advies uitgesproken” feitelijk als een voorlopig negatief bindend studieadvies beschouwt dient te worden.

4.15.

Uit het vorenstaande volgt dat de stelling van [eisende partij] dat Gilde zich niet aan haar eigen protocol heeft gehouden geen stand houdt. Niet gesteld kan worden dat Gilde – mede gelet op het voortraject – klakkeloos is overgegaan tot het afgeven van een negatief bindend studieadvies. Gilde heeft gehandeld overeenkomstig het Deelnemersstatuut en het verwijt dat [eisende partij] Gilde op dit punt maakt is naar het oordeel van de kantonrechter niet terecht. Gilde is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet toerekenbaar tekortgekomen in de nakoming van de onderwijsovereenkomst.

Onrechtmatig handelen

4.16.

[eisende partij] heeft voorts aangevoerd dat Gilde onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, in die zin dat zij in strijd met de in het maatschappelijk verkeer jegens haar betamende zorgvuldigheid heeft gehandeld. Naar de mening van [eisende partij] is er sprake geweest van een samenspel tussen Gilde en de klachtencommissie van Gilde, welk samenspel ertoe heeft geleid dat de klachtencommissie geen uitspraak heeft gedaan op de door [eisende partij] ingediende klacht. Dit onder het voorwendsel dat partijen een regeling zouden hebben getroffen als gevolg waarvan [eisende partij] geen belang meer zou hebben bij een uitspraak naar aanleiding van de klacht. Dit standpunt wordt door Gilde nadrukkelijk betwist.

4.17.

De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] de door haar betrokken stelling in het geheel niet heeft onderbouwd. Het blijft immers bij de blote stelling dat er sprake zou zijn van een “een – tweetje” tussen Gilde en de klachtencommissie. De stelling van [eisende partij] dat een en ander volgt uit het feit dat de klachtencommissie geen uitspraak meer wil doen is in ieder geval onvoldoende. De klachtencommissie stelt zich immers op het standpunt dat een regeling is bereikt en dat er geen belang meer is bij een uitspraak. Dat de klachtencommissie geen uitspraak doet is in haar visie dus logisch. Dat er misschien geen regeling is bereikt, en de klachtencommissie zich in dit opzicht heeft vergist, zou zo kunnen zijn. Maar zelfs als de klachtencommissie ten onrechte heeft aangenomen dat een regeling is bereikt staat daarmee nog steeds niet vast dat van “kwaad spel” sprake is.

Overigens begrijpt de kantonrechter dat [eisende partij] vooral met de opstelling van de klachtencommissie in haar maag zit omdat er geen uitspraak is gekomen waarin het onbetamelijke van Gilde is vastgelegd. Dat zo een uitspraak er zou zijn gekomen lijkt [eisende partij] af te leiden uit het feit dat de klachtencommissie zich tijdens de behandeling voornamelijk tegen Gilde richtte. Zo al waar – notulen van de mondelinge behandeling zijn niet overgelegd – is daarmee nog geenszins gezegd dat de klachtencommissie tot een voor Gilde negatief oordeel zou zijn gekomen als ze uitspraak had gedaan. De kantonrechter weet niet wat er in de hoofden van de leden van de klachtencommissie is omgegaan en waarom zij bij de mondelinge behandeling voor een bepaalde invalshoek hebben gekozen, maar dat kennelijk “duwen” tegen Gilde tijdens de mondelinge behandeling anders geleid zou hebben tot een voor Gilde negatieve uitspraak is een voorbarige conclusie. Met andere woorden, zelfs deze aanname van [eisende partij] , die mede ten grondslag ligt aan het vermoeden van onrechtmatig handelen, snijd geen hout.

4.18.

Alles in aanmerking nemend komt de kantonrechter tot de slotsom dat Gilde niet onrechtmatig jegens [eisende partij] heeft gehandeld. Gilde heeft zich terecht aan haar eigen Deelnemersstatuut gehouden en zij heeft daarnaast [eisende partij] ruimschoots de gelegenheid geboden de opleiding succesvol af te ronden. Dat [eisende partij] er niet in is geslaagd het gewenste studieresultaat te behalen, kan Gilde bezwaarlijk worden tegengeworpen. [eisende partij] komt dan ook geen recht op schadevergoeding toe.

4.19.

Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [eisende partij] moet worden afgewezen.

4.20.

[eisende partij] zal in de kosten van deze procedure aan de kant van Gilde gevallen worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van € 800,00 als salaris voor de gemachtigde.

4.21.

De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vordering af,

5.2.

veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van Gilde gevallen en tot op heden begroot op € 800,00 als salaris voor de gemachtigde,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.

type: ph

coll: plg


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature