Uitspraak
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum beschikking: 27 juli 2017
Zaaknummer: C/03/237613 / BZ RK 17/1091
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven
in de zaak van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [1929],
wonend te [woonplaats],
thans verblijvend in [verblijfplaats],
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg, kantoorhoudend te Maastricht.
1 Het verloop van de procedure
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, op 3 juli 2017 ter griffie ingekomen, aan de rechtbank verzocht ten aanzien van betrokkene, die ingevolge een voorlopige machtiging in een verpleeginrichting verblijft, een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) te verlenen.
Bij het verzoekschrift is een ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring overgelegd van de geneesheer-directeur van de verpleeginrichting waarin betrokkene is opgenomen en die niet bij diens behandeling betrokken was alsmede een afschrift van de in artikel 37a van de Wet Bopz bedoelde aantekeningen en van het in artikel 38 van de Wet Bopz bedoelde behandelingsplan.
De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 27 juli 2017, waar zijn gehoord betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, alsmede drs. S.L. de Kunder, arts. Voorts is gehoord dochter [X].
2 De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de door de rechtbank tijdens de hoorzitting verkregen inlichtingen blijkt dat bij betrokkene sprake is van een stoornis van de geestvermogens, de stoornis van de geestvermogens ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn, deze stoornis betrokkene ook dan gevaar doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een verpleeginrichting kan worden afgewend.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat betrokkene blijk geeft van verzet tegen verblijf in een verpleeginrichting.
Er is aanleiding om de duur van de machtiging tot voortgezet verblijf vast te stellen op maximaal zes maanden.
Gelet op de betreffende artikelen van de Wet Bopz wordt derhalve als volgt beslist.
3 De beslissing
De rechtbank:
verleent machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een verpleeginrichting voor de duur van maximaal zes maanden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.N.F. Sleddens, rechter, en uitgesproken op 27 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.