U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

openbare betekening exploot van dagvaarding; onrechtmatige daad nu eisers bekend waren, of bekend hadden behoren te zijn, met adres gedaagden?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 103567 / HA ZA 10-282

Vonnis van 16 maart 2011

in de zaak van

1. [Eiser1],

wonende te Aldtsjerk,

2. [Eiser 2],

wonende te Sneek,

eisers,

advocaat mr. H.A. de Boer te Sneek,

tegen

1. [Gedaagde 1],

kantoorhoudende te Leeuwarden,

gedaagde,

advocaat mr. [Q]S. van der Spek te Leeuwarden,

2. [Gedaagde 2],

kantoorhoudende te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. F.H.J. van Schoonhoven MCL te Amsterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHUITEMA VASTGOED B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

gedaagde,

niet verschenen.

Eisers zullen hierna[Eiser]ers]. genoemd worden. Gedaagden sub 1 en 2 zullen hierna afzonderlijk [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] worden genoemd en tezamen [Gedaagde 1] c.s. Gedaagde sub 3 zal hierna worden aangeduid als Schuitema.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- het tegen Schuitema verleende verstek

- de conclusie van antwoord van [Gedaagde 1]

- de conclusie van antwoord van [Gedaagde 2]

- de conclusie van repliek

- de conclusie van dupliek van [Gedaagde 1]

- de conclusie van dupliek van [Gedaagde 2].

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [Gedaagde 2] heeft Schuitema bijgestaan in een geschil met onder andere[Eiser]ers]. over een onroerende zaak in Dokkum. In een e-mail d.d. 13 mei 2009 van [Gedaagde 2] aan Schuitema wordt onder meer vermeld:

“Bijgaand een conceptsommatie/aansprakelijkstelling richting de heren [Eiser] (2 maal), [X] (2 maal) en [Y]. (…)

Nog een verzoek van mijn kant: kennen wij de (privé-)adressen van de geadresseerden?”

2.2. [Gedaagde 2] heeft namens Schuitema per e-mail d.d. 3 september 2009 van 11:17 uur aan [Gedaagde 1], gerechtsdeurwaarder, opdracht gegeven om een dagvaarding uit te brengen aan onder andere[Eiser]ers]. In deze e-mail wordt onder meer vermeld:

“Onder verwijzing naar ons telefoongesprek zoeven, stuur ik u bijgaand als Word-bestand een dagvaarding met het vriendelijke [de rechtbank leest:] verzoek deze uit te brengen aan gedaagden 1 t/m 5. Vriendelijk verzoek ik u eveneens de adressen van gedaagden uit het GBA over te nemen en in de dagvaarding in te vullen alsmede de dagvaarding op aanzeggingen en formaliteiten te controleren. Graag ontvang ik exemplaren van de uitgebrachte exploten per post. Ik dank u alvast voor de te nemen moeite.”

2.3. In een e-mail d.d. 3 september 2009 van 14:55 uur van [Gedaagde 2] aan [Gedaagde 1] wordt vermeld:

“Ik kan slechts de geboortedata van [Q] [X] (25-10-1978) en [Q] [Y]

(22-2-1962) vinden. Ten aanzien van de overige gedaagden stel ik voor openbaar te dagvaarden. Past u de datum aan ivm termijnen openbaar dagvaarden?”

2.4. [Gedaagde 1] heeft op 3 september 2009 onderzoek gedaan in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Dongeradeel op basis van de geslachtsnaam “[Eiser]”. De berichtinhoud luidt: “Geen gegevens gevonden.”

2.5. [Gedaagde 2] heeft per e-mail d.d. 1 oktober 2009 aan [Gedaagde 1] opdracht gegeven om de dagvaarding aan[Eiser]ers]. openbaar te doen betekenen. In deze e-mail wordt onder meer vermeld:

“Hierbij verzoek ik u de dagvaarding openbaar uit te brengen. Mag ik alvorens u dat doet t.a.v. de heren [Eiser] vragen te kijken op het adres [adres] te Sneek (daar is gevestigd [Eiser] + [Eiser] financieelfiscaal)?”

2.6.[Eiser]ers]. is bij exploot d.d. 7 oktober 2009, betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank Leeuwarden, door Schuitema gedagvaard om op 13 januari 2010 te verschijnen ter openbare civiele terechtzitting van deze rechtbank. Van de dagvaarding is op 10 oktober 2009 door middel van een advertentie mededeling gedaan in de Leeuwarder Courant onder toevoeging van de zinsnede “i.v.m. de uitvoering van een koopovereenkomst”.

2.7. In een brief d.d. 14 oktober 2009 van [Gedaagde 1] aan de advocaat van[Eiser]ers]. wordt onder meer vermeld:

“Mr. J. [Gedaagde 2] heeft ons de opdracht gestuurd om een dagvaarding te betekenen aan 5 gedaagden. Uit de dagvaarding bleek dat slechts 1 adres bekend was.

Wij hebben hierop contact met onze opdrachtgever opgenomen om zoveel mogelijk informatie omtrent de andere gedaagde te achterhalen, zodat wij konden trachten ook hun adressen te achterhalen. Dit is slechts voor 2 gedaagden mogelijk gebleken.

Ons is medegedeeld dat van de heren [Q] [Eiser] en [Q] [Eiser], zowel bij onze opdrachtgever en zijn cliënte, geen nadere gegevens bekend zijn, zodat er voor is gekozen om openbaar te dagvaarden.”

3. De vordering

3.1.[Eiser]ers]. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde 1] c.s. en Schuitema te veroordelen aan[Eiser]ers]. te vergoeden de schade nader op te maken bij staat, voortvloeiende uit reputatiebeschadiging respectievelijk aantasting goede naam als vastgoedhandelaren, met veroordeling van [Gedaagde 1] c.s. en Schuitema in de kosten van het onderhavig geding.

3.2. [Gedaagde 1] en [Gedaagde 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.[Eiser]ers]. legt aan zijn vordering ten grondslag dat [Gedaagde 1] c.s. en Schuitema onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld door over te gaan tot openbare betekening van de dagvaarding d.d. 7 oktober 2009, terwijl [Gedaagde 1] c.s. en Schuitema bekend waren of redelijkerwijs hadden moeten zijn met de woonplaats van [Q] [Eiser] in de gemeente [adres] respectievelijk die van [Q]T. [Eiser] in de gemeente Sneek. Door de bekendmaking van de dagvaarding middels de advertentie in de Leeuwarder Courant hebben [Gedaagde 1] c.s. en Schuitema de goede naam en reputatie van[Eiser]ers]. aangetast, aldus[Eiser]ers].

4.2. De rechtbank stelt voorop dat publicatie van een uittreksel van een exploot dat een te voeren of aanhangige procedure betreft aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie een bij de wet gegeven voorziening is teneinde te bewerkstelligen dat degene voor wie het exploot bestemd is en van wie de woonplaats niet bekend is, daarmee bekend wordt. De enkele publicatie van zulk een exploot is in beginsel niet onrechtmatig jegens die persoon. Het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank anders zijn indien degene op wiens verzoek het exploot wordt uitgebracht, dit opzettelijk doet geschieden terwijl hij weet dat het in het exploot vermelde onjuist is, of indien de openbare bekendmaking van het exploot in onnodig grievende bewoordingen wordt gedaan.

Daarnaast heeft te gelden dat onbekendheid als bedoeld in artikel 54 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan worden aangenomen indien degene op wiens verzoek een dergelijk exploot wordt gedaan, ondanks redelijke onderzoeksinspanningen de woonplaats van de geëxploteerde niet heeft kunnen achterhalen. Zo nodig zal hij moeten aantonen deze redelijke onderzoeksinspanning te hebben verricht (HR 4 november 1926,

NJ 1927, 403).

Ten aanzien van Schuitema

4.3. De rechtbank stelt vast dat Schuitema niet is verschenen en dat tegen haar verstek is verleend. De rechtbank zal de vordering jegens Schuitema toewijzen nu deze haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Schuitema zal jegens[Eiser]ers]. als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van[Eiser]ers]. worden, voor zover tot op heden gevallen, vastgesteld op:

- dagvaarding € 87,93

- vast recht € 263,00

- salaris advocaat € 452,00 (1,0 punten x tarief € 452,00)

Totaal € 802,93

Ten aanzien van [Gedaagde 1]

4.4. Ter onderbouwing van de vordering jegens [Gedaagde 1] voert[Eiser]ers]. aan dat [Q] [Eiser] stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Tytsjerksteradiel en [Q]T. [Eiser] in die van de gemeente Sneek. Daarmee was [Gedaagde 1] bekend of had dat moeten zijn, aldus[Eiser]ers]. Die bekendheid had [Gedaagde 1] volgens[Eiser]ers]. ook moeten hebben, nu de woonplaats van[Eiser]ers]. eveneens blijkt uit de inschrijving van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RTR Exploitatie B.V. in het handelsregister.[Eiser]ers]. voert ten slotte aan dat op [Gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van deurwaarder een bijzondere zorgvuldigheidsplicht ten opzichte van[Eiser]ers]. rust, welke [Gedaagde 1] heeft geschonden door een dagvaarding uit te brengen die op onjuiste gronden berustte en niet tot een veroordeling zou kunnen leiden.

4.5. [Gedaagde 1] betwist dat hij onrechtmatig jegens[Eiser]ers]. heeft gehandeld. [Gedaagde 1] stelt alle redelijke onderzoeksinspanningen ter zake van de woonplaats van[Eiser]ers]. te hebben verricht die van hem gevergd konden worden, en toen daaruit geen resultaten verkregen werden, gerechtigd te zijn geweest om de dagvaarding op de voet van het bepaalde in artikel 54 lid 2 Rv uit te brengen.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende door[Eiser]ers]. is gesteld dat [Gedaagde 1] bekend was met de woonplaats van[Eiser]ers]., zodat in dit geding niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [Gedaagde 1] opzettelijk de dagvaarding in kwestie uit heeft laten brengen in de wetenschap dat het in dat exploot vermelde in zoverre onjuist is. Bewijslevering is vanwege het niet voldoen aan de stelplicht niet aan de orde.

4.7. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de vaststaande feiten volgt dat [Gedaagde 1] alle onderzoeksinspanningen heeft verricht teneinde de woonplaats van[Eiser]ers]. te achterhalen, die van hem gevergd mochten worden. Immers, [Gedaagde 1] heeft aan de hand van de door hem overgelegde resultaten van het onderzoek bij de gemeente Dongeradeel – naar de rechtbank aanneemt omdat de dagvaarding d.d. 7 oktober 2009 betrekking had op een onroerende zaak in Dokkum – aangetoond dat er binnen deze gemeente geen gegevens werden gevonden. Wat betreft de vraag of [Gedaagde 1] in de gemeentelijke basisadministratie van andere gemeenten onderzoek had behoren te verrichten, overweegt de rechtbank dat[Eiser]ers]. niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken dat [Gedaagde 1] ook na navraag bij [Gedaagde 2] te hebben gedaan, alleen de beschikking had over de achternamen van[Eiser]ers]. De rechtbank is van oordeel dat van [Gedaagde 1] niet kon worden verlangd om bij gebreke aan verdere gegevens over[Eiser]ers]. onderzoek te verrichten in de gemeentelijke basisadministraties van alle gemeenten in Friesland.

Uit de e-mail d.d. 1 oktober 2009 volgt ten slotte dat [Gedaagde 1] op verzoek van [Gedaagde 2] onderzoek heeft gedaan naar het kantooradres van[Eiser]ers]. aan de [adres] te Sneek. [Gedaagde 1] heeft echter onweersproken gesteld dat het onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie naar dit adres niet heeft geleid tot de woonplaats van[Eiser]ers]., terwijl naar het oordeel van de rechtbank [Gedaagde 1] niet hoefde te begrijpen dat de woonplaats van [Q]T. [Eiser] zich net als dit zakelijke adres in de gemeente Sneek bevond.

4.8. De rechtbank volgt[Eiser]ers]. niet in zijn standpunt dat [Gedaagde 1] onderzoek in het handelsregister had moeten doen naar de inschrijving van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RTR Exploitatie B.V. Niet alleen heeft[Eiser]ers]. onvoldoende gesteld dat [Gedaagde 1] met de betrokkenheid van[Eiser]ers]. bij die vennootschap bekend was of redelijkerwijze had moeten zijn, maar [Gedaagde 1] heeft in dit verband ook onweersproken gesteld dat[Eiser]ers]. pas per 4 mei 2010 als gevolmachtigde(n) van die vennootschap in functie is getreden.

4.9. [Eiser]ers]. kan evenmin in zijn stelling worden gevolgd dat [Gedaagde 1] via zoekmachines op het internet onderzoek had moeten doen naar de woonplaats van[Eiser]ers]., nu dit naar het oordeel van de rechtbank niet valt aan te merken als een gebruikelijk, voldoende betrouwbaar en/of actueel kanaal om onderzoek naar de woonplaats van personen te doen, nog daargelaten dat niet is vast komen te staan dat [Gedaagde 1] op die wijze bekend had kunnen worden met de woonplaats van[Eiser]ers].

4.10. In het licht van de in rechtsoverweging 4.2 aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad dat van degene op wiens verzoek een dergelijk exploot wordt gedaan mag worden verwacht redelijke onderzoeksinspanningen te verrichten om de woonplaats van de geëxploteerde te achterhalen, valt [Gedaagde 1] derhalve geen verwijt te maken.

4.11. De rechtbank verwerpt voorts het betoog van[Eiser]ers]. dat het openbaar betekenen van de dagvaarding onrechtmatig is aangezien deze op onjuiste gronden berustte en niet tot een veroordeling kon leiden, wat er van de juistheid van deze stelling ook zij. Naar het oordeel van de rechtbank rust op een deurwaarder niet de verplichting om een dagvaarding inhoudelijk op de juistheid te toetsen alvorens tot betekening ervan over te gaan. Een dergelijke eis zou ook op gespannen voet staan met de ministerieplicht van een deurwaarder.

4.12. De rechtbank is evenmin van oordeel dat er in de advertentie in de Leeuwarder Courant onnodig grievende bewoordingen zijn gebruikt. De zinsnede “in verband met de uitvoering van een koopovereenkomst” is immers een zakelijke weergave van de inhoud van de dagvaarding.

Ten aanzien van [Gedaagde 2]

4.13. Ter onderbouwing van de vordering jegens [Gedaagde 2] voert[Eiser]ers]. aan dat [Gedaagde 2] bekend was met de omstandigheid dat[Eiser]ers]. door mr. H.A. de Boer werd bijgestaan in het geschil over de onroerende zaak in Dokkum.[Eiser]ers]. stelt zich op het standpunt dat [Gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld door niet bij de advocaat van[Eiser]ers]. navraag te doen naar de woonplaats van[Eiser]ers]., althans dat [Gedaagde 2] de dagvaarding aan het kantoor van die advocaat uit had moeten brengen omdat uit de brief d.d. 19 mei 2009 van mr. De Boer aan [Gedaagde 2] blijkt dat[Eiser]ers]. op dat kantoor domicilie had gekozen.[Eiser]ers]. voert ten slotte aan dat op [Gedaagde 2] in zijn hoedanigheid van advocaat een bijzondere zorgvuldigheidsplicht ten opzichte van[Eiser]ers]. rust, welke [Gedaagde 2] heeft geschonden door een dagvaarding uit te laten brengen die op onjuiste gronden berustte en niet tot een veroordeling zou kunnen leiden.

4.14. [Gedaagde 2] betwist dat hij onrechtmatig jegens[Eiser]ers]. heeft gehandeld. [Gedaagde 2] stelt alle redelijke onderzoeksinspanningen ter zake van de woonplaats van[Eiser]ers]. te hebben verricht die van hem gevergd konden worden, en toen daaruit geen resultaten verkregen werden, gerechtigd te zijn geweest om de dagvaarding op de voet van het bepaalde in artikel 54 lid 2 Rv uit te doen brengen.

4.15. Door[Eiser]ers]. is onvoldoende gesteld dat [Gedaagde 2] bekend was met de woonplaats van[Eiser]ers]. zodat in dit geding niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [Gedaagde 2] opzettelijk de dagvaarding in kwestie uit heeft laten brengen in de wetenschap dat het in dat exploot vermelde in zoverre onjuist is. Bewijslevering is vanwege het niet voldoen aan de stelplicht niet aan de orde.

4.16. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de vastgestelde feiten volgt dat [Gedaagde 2] alle onderzoeksinspanningen heeft verricht teneinde de woonplaats en het werkelijke verblijf van[Eiser]ers]. te achterhalen, die van hem gevergd mochten worden. Uit de e-mail

d.d. 13 mei 2009 blijkt dat [Gedaagde 2] bij Schuitema navraag heeft gedaan omtrent de adressen van[Eiser]ers]. De e-mail d.d. 3 september 2009 van 11:17 uur laat zien dat [Gedaagde 2] bij de opdracht aan [Gedaagde 1] gevraagd heeft om de dagvaarding ten aanzien van[Eiser]ers]. uit te brengen aan het adres dat uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt, terwijl [Gedaagde 2] diezelfde middag aan [Gedaagde 1] per e-mail heeft bericht dat hem de geboortedata van[Eiser]ers]. niet bekend zijn. Toen [Gedaagde 2] op 1 oktober 2009 aan [Gedaagde 1] opdracht gaf om tot openbare betekening van de dagvaarding aan[Eiser]ers]. over te gaan, heeft [Gedaagde 2] bovendien eerst nog onderzoek laten doen naar het hem bekende zakelijke adres van[Eiser]ers]. aan de [adres] te Sneek. Het aan [Gedaagde 2] gemaakte verwijt gaat in zoverre dan ook niet op.

4.17. De rechtbank verwerpt verder de stelling van[Eiser]ers]. dat [Gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld door geen navraag te doen bij mr. H.A. de Boer, de raadsman van[Eiser]ers]., naar de woonplaats van[Eiser]ers]. Alhoewel het uit praktisch oogpunt wellicht voor de hand zou hebben gelegen om een dergelijke navraag te doen, maakt het achterwege blijven daarvan nog niet dat [Gedaagde 2] onrechtmatig jegens[Eiser]ers]. heeft gehandeld door de dagvaarding na het wel verrichte onderzoek als hiervoor omschreven openbaar te laten betekenen. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat uit de brief d.d. 19 mei 2009 van mr. De Boer aan [Gedaagde 2] niet valt af te leiden dat[Eiser]ers]. domicilie heeft gekozen aan het kantoor van die advocaat, zodat[Eiser]ers]. onvoldoende heeft gesteld dat het [Gedaagde 2] vrij stond om de dagvaarding daar uit te doen brengen in plaats van deze openbaar te doen betekenen.

4.18. Evenmin slaagt de stelling van[Eiser]ers]. dat het openbaar laten betekenen van de dagvaarding onrechtmatig is aangezien deze op onjuiste gronden zou berusten en niet tot een veroordeling zou kunnen leiden.[Eiser]ers]. heeft niet gesteld dat derden via de advertentie in de Leeuwarder Courant kennis hebben genomen van de inhoud van de dagvaarding d.d. 7 oktober 2009. Gelet hierop kan in het midden blijven of de dagvaarding een obscuur libel zou betreffen, zoals[Eiser]ers]. heeft gesteld en [Gedaagde 2] heeft betwist.

4.19. In het licht van de in rechtsoverweging 4.2 aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad dat van degene op wiens verzoek een dergelijk exploot wordt gedaan mag worden verwacht redelijke onderzoeksinspanningen te verrichten om de woonplaats van de geëxploteerde te achterhalen, valt [Gedaagde 2] derhalve geen verwijt te maken.

Voorts ten aanzien van [Gedaagde 1] c.s.

4.20. Los van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat[Eiser]ers]. onvoldoende heeft gesteld dat hij schade heeft geleden als gevolg van de openbare betekening van de dagvaarding d.d. 7 oktober 2009, zodat de vordering jegens [Gedaagde 1] c.s. ook reeds hierom afgewezen dient te worden aangezien niet aan het wettelijke vereiste van schade als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. Indien evenwel hiervoor zou zijn geoordeeld dat [Gedaagde 1] c.s. wél onrechtmatig jegens[Eiser]ers]. zou hebben gehandeld, zou de vordering evenzeer zijn afgewezen. Als grondslag voor een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat is, wat het element schade betreft, voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is (o.a. HR 27 november 1998, NJ 1999, 197), maar deze aannemelijkheid kan in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank niet worden gegrond op de enkele stelling van[Eiser]ers]. dat meerdere personen naar aanleiding van de advertentie van de Leeuwarder Courant navraag hebben gedaan omtrent zijn financiële positie.

4.21. De rechtbank komt tot de slotsom dat de vordering van[Eiser]ers]. jegens [Gedaagde 1] dient te worden afgewezen.[Eiser]ers]. zal jegens [Gedaagde 1] als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [Gedaagde 1] worden, voor zover tot op heden gevallen, vastgesteld op:

- vast recht € 263,00

- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten x tarief € 452,00)

Totaal € 1.167,00

4.22. De rechtbank komt tot de slotsom dat de vordering van[Eiser]ers]. jegens [Gedaagde 2] dient te worden afgewezen.[Eiser]ers]. zal jegens [Gedaagde 2] als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [Gedaagde 2] worden, voor zover tot op heden gevallen, vastgesteld op:

- vast recht € 263,00

- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten x tarief € 452,00)

Totaal € 1.167,00

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. veroordeelt Schuitema om aan[Eiser]ers]. te vergoeden de schade, voortvloeiende uit de in de dagvaarding beschreven reputatieschade respectievelijk aantasting van de goede naam, nader op te maken bij staat;

5.2. veroordeelt Schuitema in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van[Eiser]ers]. vastgesteld op € 802,93 in totaal;

5.3. wijst de vorderingen jegens [Gedaagde 1] af;

5.4. veroordeelt[Eiser]ers]. in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Gedaagde 1] vastgesteld op € 1.167,00 in totaal;

5.5. wijst de vorderingen jegens [Gedaagde 2] af;

5.6. veroordeelt[Eiser]ers]. hoofdelijk in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Gedaagde 2] vastgesteld op € 1.167,00 in totaal;

5.7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de beslissingen onder 5.1, 5.2, 5.4 en 5.6 betreft.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature