U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Promis; woning inbraak; diefstal met braak; medeplegen; diefstal in vereniging; vordering benadeelde partij; schadevergoedingsmaatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Door deze feiten is niet alleen materiële schade toegebracht aan de benadeelden, maar wordt ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Dit kan gevoelens van angst en onveiligheid en meer in het algemeen maatschappelijke onrust veroorzaken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu de feiten zijn gepleegd op Eerste Kerstdag, een dag waarop veel mensen van huis zijn om Kerstmis met familie te vieren. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn ontkennende opstelling geen verantwoordelijkheid neemt voor het laakbare van zijn handelen. Daar komt bij dat uit verdachtes justitiële documentatie blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van vermogensdelicten. De raadsman van verdachte heeft - subsidiair - aangevoerd dat met het oog op de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat zijn moeder in verband met haar ziekte haar zoon nodig heeft om haar bij te staan, met een straf gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een werkstraf, zou moeten worden volstaan. De rechtbank acht een werkstraf gelet op de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact hiervan niet op zijn plaats. De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector Strafrecht

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/701007-11

Uitspraakdatum: 12 maart 2012

Tegenspraak

Strafvonnis

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2012 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Italië),

wonende te [adres],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1:

hij op of omstreeks 25 december 2011 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen 7

gouden ketting(en) en/of 1 zilveren ketting en/of 3 paar gouden oorbellen en/of 7 gouden armband(en) en/of 10 gouden ring(en) en/of 1 gouden horloge en/of een hangertje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Feit 2

primair:

hij op of omstreeks 25 december 2011 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel: [adres 2]) heeft weggenomen twee, althans één of meer horloge(s) en/of een broche en/of een armband en/of zeven, althans één of meer ring(en) en/of een ketting, althans één of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

subsidiair:

hij op of omstreeks 25 december 2011 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in verneging met een ander of anderen, althans, twee, althans één of meer horloge(s) en/of een broche en/of een armband en/of zeven, althans één of meer ring(en) en/of een ketting, althans één of meer siera(a)d(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die horloge(s) en/of die broche en/of die armband en/of die ring(en) en/of die ketting, althans die sier(a)ad(en) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met bepaling van de hoofdelijkheid.

4. Bewijs

4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.

Feit 1

Op 25 december 2011 omstreeks 19.50 uur komt bij de politie een melding binnen dat er mogelijk wordt ingebroken op - naar later blijkt - het adres [adres] te Purmerend. Verbalisant ziet dat de deur aan de achterzijde, die wijd openstaat, is beschadigd, evenals het kozijn van de deur.2 Een collega verbalisant ziet vanaf een schutting in de achtertuin van het adres [perceel] vier personen van achter een tuinhuisje vandaan komen en over de schutting klimmen naar de tuin van [perceel 2]. Daar klimmen de personen het daar gelegen garagedak op.3 De bewoner van [perceel 2] weet een van de mannen naar beneden te trekken. De man komt terecht in de tuin van perceel [adres], waar hij even later wordt aangehouden.4 Het betreft medeverdachte [medeverdachte 1].5 Onder een auto in de nabijheid van de woning [adres], in de lengte van het voertuig, wordt een man aangetroffen. Een buurtbewoner schreeuwt: "Die hoort er ook bij, die heb ik met die andere jongens door mijn tuin zien rennen." De man, medeverdachte [medeverdachte 2], wordt daarop aangehouden.6 Een van de buurtbewoners wijst verbalisanten erop dat zijn schutting kapot is. Iets later zien verbalisanten in de aangrenzende tuin een man zitten, die daarop wordt aangehouden. Het betreft medeverdachte [medeverdachte 3].7 Een vierde persoon wordt aangehouden nadat hij heeft getracht nabij [adres] via bosschages en een sloot weg te komen. Dit is verdachte [verdachte].8 In de achtertuin van [perceel], op de plek waar de vier verdachten hebben geprobeerd zich te verstoppen, worden in een bloempot alle bij de woninginbraak weggenomen sieraden aangetroffen. Het gaat om 7 gouden kettingen, 1 zilveren ketting, 3 paar gouden oorbellen, 7 gouden armbanden, 10 gouden ringen, 1 gouden horloge en een hangertje. Alle aangetroffen sieraden worden herkend door aangever [slachtoffer 1] en zijn vrouw [slachtoffer 2].9

Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard dat [voornaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]), [voornaam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) en een andere jongen met een schroevendraaier de achterdeur hebben opengebroken, waarna zij alle vier de woning zijn binnengegaan. Op het moment dat de politie eraan kwam, zijn zij de woning uitgerend en zijn zij via diverse schuttingen in tuinen van andere woningen terechtgekomen.10

Bewijsoverweging

Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] had afgesproken in de Bijlmer, dat [medeverdachte 2] daar ook was, dat ze met drie meisjes waren en dat ze met de meisjes naar Purmerend zijn gereden en [medeverdachte 2] achter hen was gereden in zijn Mercedes , dat de meisjes in Purmerend ruzie kregen en weg zijn gegaan, dat [medeverdachte 2] kwam aangereden, dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zaten te blowen, dat [medeverdachte 2] toen zei dat ze moesten gaan rennen en dat hij toen was gaan rennen.11

Ter terechtzitting heeft verdachte hieraan toegevoegd dat hij is weggerend voor de politie omdat de andere verdachten dachten dat blowen in Nederland verboden is.12

De raadsman van verdachte heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] betwist en heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat zijn cliënt de woninginbraak gepleegd heeft. De uiterlijke verschijningsvorm werkt misschien tegen hem, maar de lezing van cliënt zou waar kunnen zijn, hetgeen tot vrijspraak van de hem tenlastegelegde woninginbraak moet leiden, aldus de raadsman.

De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt dienaangaande als volgt.

De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Verdachte is vlak na de woninginbraak in de directe omgeving van de inbraak aangehouden door de politie. Verdachte heeft, terwijl zijn medeverdachten een andere kant op vluchtten, geprobeerd via bosschages en een sloot aan de politie te ontsnappen. Voorts zijn op de plek waar verdachte en zijn medeverdachten zich verstopten, sieraden aangetroffen afkomstig van de inbraak. Gelet op deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die tezamen met zijn medeverdachten de woninginbraak heeft gepleegd.

Feit 2

Op 26 december 2011 doet [slachtoffer 3] aangifte van diefstal uit zijn woning gelegen aan het [adres 2] te Purmerend, waarbij twee horloges, een broche, een armband, zeven ringen en een ketting zijn weggenomen. [slachtoffer 3] heeft zijn woning op 25 december 2011 omstreeks 15.00 uur verlaten. Wanneer hij op 25 december 2011 omstreeks 20.00 uur weer thuiskomt, ziet hij dat het licht in zijn woning brandt en dat het huis overhoop is gehaald. Uit de slaapkamer zijn enkele gouden sieraden weggenomen. Een raam aan de voorzijde van het huis staat open en de sluiting blijkt verbogen. Op 25 december 2011 omstreeks 19.00 uur is de schoonzoon van aangever nog bij de woning geweest en heeft hij toen geen verlichting zien branden. De inbraak is daarom vermoedelijk gepleegd tussen 19.00 uur en 20.00 uur.13

Op 25 december 2011 omstreeks 20.10 uur wordt verdachte [verdachte] samen met drie andere personen in Purmerend op heterdaad aangehouden als verdachte van een woninginbraak gepleegd rond 19.50 uur op het adres [adres] te Purmerend.14 Eenmaal op het politiebureau vraagt verdachte of hij gebruik mag maken van het toilet. Verbalisant ziet dat verdachte tijdens het urineren een zwartkleurig zakje in het toilet gooit. Het zakje blijkt zilveren sieraden te bevatten.15 Op 6 januari 2012 verklaart mevrouw [slachtoffer 4] (de vrouw van [slachtoffer 3]) in een aanvullende verklaring behalve de in de aangifte vermelde sieraden ook een zwart foedraal redicuultje met enkele zilveren sieraden en een gouden broche te missen. Als haar de in de WC aangetroffen sieraden worden getoond, herkent zij het zwartkleurig stoffen zakje, een zilveren ketting met hanger, een zilveren ring, twee paar zilveren oorbellen, een gouden ruitvormige broche en een gouden spiraalvormige oorbel.16

Naast verdachte wordt ook medeverdachte [medeverdachte 2] in Purmerend aangehouden als verdachte van de woninginbraak gepleegd op [adres] te Purmerend.17 Bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 2] wordt in een van de zakken van zijn kleding een contactsleutel van een Mercedes auto gevonden.18 Na onderzoek in de omgeving van de inbraak wordt op een parkeerplaats in Purmerend de auto gevonden waarop de sleutel past. Het blijkt een Mercedes met kenteken [kenteken] te zijn.19 In de armleuning van voornoemde Mercedes wordt een sok aangetroffen met daarin een hoeveelheid sieraden.20 Aangever [slachtoffer 3] en zijn vrouw [slachtoffer 4] herkennen een aantal van de aangetroffen sieraden uit de Mercedes, namelijk een gouden horloge, een broche, negen ringen en een armband, als hun eigendom.21

Bij de bloempot in de tuin van [perceel] waarin een aantal sieraden werd aangetroffen, lag tevens een schroevendraaier22 met een licht houten handvat.23 Sporenonderzoek heeft uitgewezen dat werktuigsporen die na de inbraak zijn aangetroffen op het adres [adres 2] zeer waarschijnlijk door deze schroevendraaier zijn veroorzaakt.24

Verdachte heeft verklaard dat hij het zakje met de sieraden van een van zijn medeverdachten heeft gekregen tijdens het rennen.25 Dit zou [medeverdachte 2] zijn geweest.26

Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, waaronder met name de wijze waarop verdachte heeft getracht zich op het politiebureau van het zakje met sieraden te ontdoen, alsmede het zeer korte tijdsverloop tussen de woninginbraak aan het [adres 2] te Purmerend en de aanhouding van beide verdachten, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die tezamen met een of meer anderen, doch in elk geval met medeverdachte [medeverdachte 2], de woninginbraak heeft gepleegd.

4.2. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:

feit 1

hij op 25 december 2011 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen 7 gouden kettingen, 1 zilveren ketting, 3 paar gouden oorbellen, 7 gouden armbanden, 10 gouden ringen, 1 gouden horloge en een hangertje, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;

feit 2 primair

hij op 25 december 2011 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres 2] heeft weggenomen twee horloges, een broche, een armband, zeven ringen en een ketting, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s), waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;

5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Feit 2 primair:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7. Motivering van de sanctie

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Door deze feiten is niet alleen materiële schade toegebracht aan de benadeelden, maar wordt ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Dit kan gevoelens van angst en onveiligheid en meer in het algemeen maatschappelijke onrust veroorzaken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu de feiten zijn gepleegd op Eerste Kerstdag, een dag waarop veel mensen van huis zijn om Kerstmis met familie te vieren. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn ontkennende opstelling geen verantwoordelijkheid neemt voor het laakbare van zijn handelen. Daar komt bij dat uit verdachtes justitiële documentatie blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van vermogensdelicten.

De raadsman van verdachte heeft - subsidiair - aangevoerd dat met het oog op de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat zijn moeder in verband met haar ziekte haar zoon nodig heeft om haar bij te staan, met een straf gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een werkstraf, zou moeten worden volstaan.

De rechtbank acht een werkstraf gelet op de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact hiervan niet op zijn plaats.

De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.

8. Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 709,76 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 200,00 het volgende. Er bestaat, gelet op de van toepassing zijnde bepalingen uit het burgerlijk recht, eerst dan een verplichting tot schadevergoeding, indien de geschonden norm strekt tot bescherming van het slachtoffer tegen de schade zoals het slachtoffer die geleden heeft. In het onderhavige geval beoogt de geschonden norm, artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, de bescherming van iemands vermogen. Voor een vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, immateriële schade, zou slechts ruimte zijn indien vast zou komen te staan dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als bijzonder ernstig is ervaren. Hiertoe is in casu onvoldoende gesteld of gebleken. De benadeelde partij zal daarom voor wat betreft dit deel van zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 509,76 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal in zoverre worden toegewezen.

Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 509,76.

8.2. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350, - ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de vergoeding van de tijdsbesteding ten gevolge van de inbraak van een bedrag van € 100, - en een immateriële schade van € 250, -.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 250,- het volgende. Er bestaat, gelet op de van toepassing zijnde bepalingen uit het burgerlijk recht, eerst dan een verplichting tot schadevergoeding, indien de geschonden norm strekt tot bescherming van het slachtoffer tegen de schade zoals het slachtoffer die geleden heeft. In het onderhavige geval beoogt de geschonden norm, artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, de bescherming van iemands vermogen. Voor een vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, immateriële schade, zou slechts ruimte zijn indien vast zou komen te staan dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als bijzonder ernstig is ervaren. Hiertoe is in casu onvoldoende gesteld of gebleken.

De benadeelde partij zal daarom voor wat betreft dit deel van zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 100,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De vordering zal in zoverre worden toegewezen.

Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 100, -.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

36f, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10. Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;

bepaalt dat de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren;

verklaart deze feiten strafbaar;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;

bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 509,76 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting;

bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;

veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;

legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 509,76 bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;

bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;

wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden materiële schade tot een bedrag van € 100,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting;

bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;

veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;

legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;

bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. T. Avedissian, voorzitter,

mr. M.A.E. de Jong-Overtoom en mr. K.G. Witteman, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2012.

Mr. Witteman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 112)

3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 095)

4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 104-105).

5 Proces-verbaal aanhouding d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 120)

6 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 112-113)

7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 113)

8 Proces-verbaal aanhouding d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 144).

9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 21-24) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2012 (dossierpagina 50-51).

10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 183-185).

11 Proces-verbaal van verhoor verdachte (inbewaringstelling) d.d. 29 december 2011

12 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2012.

13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 24-27).

14 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 143-145).

15 Proces-verbaal van relaas d.d. 27 december 2011 (dossierpagina 9-20).

16 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2012 (dossierpagina 47-48).

17 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 143-145).

18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 108).

19 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 108).

20 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2011 (dossierpagina 124-125).

21 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2011 (dossierpagina 127-128).

22 Proces-verbaal bevindingen d.d. 26 december 2011 (dossierpagina 096).

23 Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 december 2011 (dossierpagina 210).

24 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012 (dossierpagina 134-136).

25 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2012.

26 Proces-verbaal van verhoor verdachte (inbewaringstelling) d.d. 29 december 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature