Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 3855 en 11-3856 WABOA
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 september 2011
in de zaken van:
[naam eiser 1], [naam eiser 2], [naam eiser 3], [naam eiser 4], [naam eiser 5] en [naam eiser 6],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2011 heeft verweerder ten behoeve van de gemeente Haarlem een omgevingsvergunning verleend voor het vellen of doen vellen van een houtopstand in de Overtonstraat te Haarlem. Het gaat in dit verband om het kappen van alle bomen in de Overtonstraat.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 28 maart 2011 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 juni 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard/alternatieve omschrijving. Verweerder heeft hierbij verwezen naar het advies van de Kamer belast met de behandeling van bezwaarschriften op het gebied van aanschrijvingen, subsidies en overige zaken (hierna: de Kamer) van 23 mei 2011.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 18 juli 2011 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. AWB 11-3856 WABOA. Bij brief van eveneens 18 juli 2011 hebben eiseres de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nr. AWB 11-3855 WABOA.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 4 augustus 2011, waar [naam eiser 5] namens eisers in persoon is verschenen en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. R. Braeken en S. Verstraete, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst en de behandeling van het verzoek aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie in het geding te brengen over de herprofilering van de Stuyvesantstraat in Haarlem. Verweerder zal deze informatie binnen een week sturen aan de rechtbank en aan eisers. Eisers zullen hierop schriftelijk reageren voor 29 augustus 2011.
Bij brief van 10 augustus 2011 heeft verweerder informatie over de Stuyvesantstraat verschaft.
Eisers hebben hierop gereageerd bij brief van 26 augustus 2011.
Op 7 september 2011 is het onderzoek ter zitting voortgezet. Namens eisers zijn verschenen [naam eiser 3] en [naam eiser 2]. Namens verweerder zijn verschenen mr. R. Braeken, S. Verstraete en J. Heemskerk, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem. J. Heemskerk is bomendeskundige van de gemeente Haarlem.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat binnen enkele dagen in het openbaar schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 Op 31 januari 2008 heeft verweerder aan de bewoners van de Overtonstraat in Haarlem-Noord een brief gestuurd. Deze brief bevat onder meer de volgende passage: ‘Optie 2: totale vernieuwing: Wanneer u als bewoner instemt met het vernieuwen van de bestrating, dan worden een aantal bomen gekapt met herplantplicht. (….) De gemeente Haarlem gaat alleen dan tot uitvoering van optie 2 over wanneer blijkt dat geen van de bewoners of omwonenden grote bezwaren hebben tegen de kap van de bomen. Blijkt dat bezwaar aangetekend wordt, dan gaat de gemeente over tot herstraten.’ Op 30 mei 2008 heeft verweerder een inspraakbijeenkomst gehouden. Hiervan is geen verslag gemaakt.
2.3 In verband met de voorgenomen herinrichting van de Overtonstraat heeft verweerder aan ‘[naam b[naam bedrijf boomverzorging] boomverzorging] (hierna: [naam bedrijf boomverzorging]) gevraagd te beoordelen in welke staat de bomen in de deze straat zich bevinden. Dit onderzoek heeft in september 2008 plaatsgevonden. [naam bedrijf boomverzorging] heeft in die maand zijn verslag aan verweerder aangeboden. In de loop van 2009 heeft verweerder een voorlopig ontwerp bekendgemaakt voor de herinrichting van de Overtonstraat. Bij brief van 10 juli 2009 heeft verweerder de bewoners van deze straat hierover nader geïnformeerd. Vervolgens heeft op 25 augustus 2009 een inspraak- en informatiebijeenkomst plaatsgevonden over het definitief ontwerp. Over de gang van zaken rondom de inspraak hebben bewoners van de Overtonstraat bij verweerder een klacht ingediend. Bij uitspraak van 7 oktober 2009 heeft de Klachtencommissie Inspraak de klacht(en) gegrond verklaard. Verweerder heeft bij brief van 7 juli 2010 de bewoners van de Overtonstraat geïnformeerd over de stand van zaken rond de herinrichting van de straat.
2.4 Op 2 november 2010 heeft verweerder een besluit genomen waarbij het definitieve ontwerp voor herinrichting van de Overtonstraat in Haarlem is vastgesteld. Dit zogeheten collegebesluit bevat onder meer de volgende passages:
‘3. Beoogd resultaat.
De integrale aanpak bij de herinrichting van de Overtonstraat draagt bij aan het inlopen van achterstallig onderhoud en het realiseren van een duurzame openbare ruimte waarmee de totale beheersbaarheid, beeldkwaliteit en belevingswaarden worden verbeterd. Na de herinrichting is het trottoir goed beloopbaar, de rijbaan goed te berijden, de straat goed verlicht en behoudt de straat, ondanks de vervanging van bomen, op termijn een groene uitstraling. De openbare ruimte (van-gevel-tot-gevel) wordt een prettige en veilige leefomgeving. (………..)
1.2 De bomenstructuur verbetert
’ Om het plan te kunnen realiseren worden 22 bestaande grote bomen vervangen door 22 bomen (maat 40-45). Behoud van deze bestaande bomen zou geen duurzame oplossing zijn voor de instandhouding van de openbare ruimte. Ter onderbouwing is een onafhankelijk boomtechnisch advies uitgevoerd. De conclusie van dit advies luidt: ‘kiezen voor herprofilering betekent dat de bomen niet gehandhaafd kunnen blijven. Dit heeft wel als voordeel dat het project grootschalig kan worden aangepakt en er voor nieuwe bomen een adequate groeiplaats kan worden ingericht ’Ondanks dit advies zijn er diverse alternatieven onderzocht waarbij de bomen of een deel van de bomen kon worden behouden. Geen van de alternatieven zou een langdurige oplossing zijn voor de instandhouding van de openbare ruimte. De bomen zullen langzaam in kwaliteit achteruit gaan en de verwachting is dat de helft van de bomen na tien jaar is verdwenen. Deze straat maakt geen deel uit van de hoofdbomenstructuur en de bomen hebben geen monumentale of aankomend monumentale status. (………).
1.4 Dit project draagt bij aan een duurzaam Haarlem
(………………..)
Het kappen van gezonde bomen lijkt in eerste instantie niet bij te dragen aan de duurzaamheid, maar hiermee kunnen wel de problemen op het gebied van wortelopdruk, fundering in de rijbaan, de doorloopbreedte, het optimaliseren van de straat, de wateroverlast op trottoir en rijbaan worden verholpen.
Al deze maatregelen te samen dragen weer bij aan de duurzaamheid van de totale openbare ruimte. (………..)
In plaats van jonge bomen (maat 18-20) worden bomen van ca. 15 jaar oud (maat 40-45) terug geplant. ’
2.5 Verweerder heeft op 29 november 2010 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van de bomen in de Overtonstraat. Bij besluit van 14 februari 2011 heeft verweerder, onder intrekking van een eerder besluit van 4 februari 2011, bedoelde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft dit primaire besluit in bezwaar gehandhaafd, onder verwijzing naar het advies van de Kamer.
2.6 Verweerder stelt zich – kort gezegd - op het volgende standpunt.
De houtopstand (de bomen) heeft (hebben) geen of een beperkte waarde vanuit het oogpunt van natuur, milieu, enz. Voorts wijst verweerder op artikel 2.2., eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en op de artikelen 2, eerste lid, en 4, eerste en tweede lid, van de Bomenverordening (BV).
De kap van de bomen wordt noodzakelijk geacht voor een goede en structurele herinrichting van de straat. Verweerder wijst in dit verband ook op de, onder 2.3. vermelde, rapportage van [naam bedrijf boomverzorging], een ter zake deskundig persoon. Het rapport van [naam bedrijf boomverzorging] is tevens als groentoets aangemerkt. Aan de vergunningverlening is de voorwaarde verbonden dat binnen drie jaar na aanvang van de werkzaamheden de herplant van 22 nieuwe bomen met een plantmaat van 40 tot 45 cm moet zijn uitgevoerd. Eisers hebben de uitkomsten van het rapport van [naam bedrijf boomverzorging] weliswaar betwist, maar zij stellen hier geen rapport van een andere deskundige tegenover. Verweerder wijst erop dat de conclusies van [naam bedrijf boomverzorging] worden gedeeld door de boomdeskundige van verweerder, J. Heemskerk. Ook kan verweerder niet worden gehouden aan de brief van 31 januari 2008, omdat nadien de inzichten zijn gewijzigd. In de Pijnboomstraat zijn de werkzaamheden niet uitgevoerd door de gemeente. Hier is schade toegebracht aan het wortelgestel van de bomen, wat de stabiliteit aantast. Dit verdient geen navolging. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de werkwijze in de Pijnboomstraat geen navolging verdient, omdat de wortelstelsels van de bomen in die straat aan een kant zijn weggezaagd, zodat de bomen instabiel zijn geworden. Dit tast ook de levensduur van deze bomen aan. Over de gang van zaken in de Stuyvesantstraat zal verweerder nog nader informatie verschaffen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de bomen ongeveer 40 jaar oud zijn. Toen deze bomen werden geplant, werd er geen bomenzand gebruikt. Als verweerder nu nieuwe bomen plant, wordt er altijd bomenzand gebruikt, indien nodig en mogelijk meer dan 5 m³ per boom.
2.7 Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij stellen zich allereerst op het standpunt dat de houtopstand in de Overtonstraat een grote landschappelijke en ecologische waarde heeft. Zij wijzen op een rapport van TNO uit 2010 waaruit volgens hen blijkt dat grotere bomen, in tegenstelling tot kleinere bomen, een belangrijke invloed kunnen hebben op het straatmilieu. Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder onvoldoende alternatieven heeft onderzocht met betrekking tot de wortelopdruk, de fundering van het wegdek en wateroverlast. In dit verband wijzen eisers op de werkzaamheden in de Pijnboomstraat en de Stuyvesantstraat. In deze straten zijn de bomen na herprofilering blijven staan. Voorts voeren eisers aan dat de staat van de bomen, de levensverwachting hiervan en de mogelijke verdichting van de grond onvoldoende zijn onderzocht. Eisers wijzen in dit verband op de door hen uitgevoerde visuele inspectie op 13 maart 2011 en op de brief van drs. [naam] van 5 juli 2011. Daarnaast heeft J. Heemskerk zijn standpunt onvoldoende onderbouwd. Bovendien voeren eisers aan dat verweerder niet of onvoldoende heeft onderbouwd dat na de brief van 31 januari 2008 de juiste procedure is gevolgd. Eisers beroepen zich in dit verband op het vertrouwensbeginsel. Volgens eisers dient verweerder door een onafhankelijk expert een deugdelijk onderbouwd onderzoek te laten uitvoeren. Eisers vragen om een voorlopige voorziening, omdat verweerder heeft aangegeven niet te zullen wachten met het kappen van de bomen. Om die reden verzoeken eisers om schorsing van het bestreden besluit totdat op het beroep is beslist. Ter zitting hebben eisers erkend dat in de Overtonstraat sprake is van achterstallig onderhoud.
2.8 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.9 Artikel 2.2. van de Wabo luidt – voor zover hier van toepassing – als volgt:
‘1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(……….)
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
(……………..)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.’
Artikel 2 van de Bomenverordening Haarlem (hierna: de verordening) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
‘1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te kappen of te doen kappen.’
Artikel 4 van de verordening luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
‘1. Het college kan de vergunning om te kappen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.
2. Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen een of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid;
- monumentale en waardevolle bomen;
- bijzondere houtopstand.’
Artikel 1 van de verordening luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
‘In deze afdeling wordt verstaan onder:
(………….)
j. groentoets: een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.’
2.10 Eisers erkennen dat in de Overtonstraat sprake is van achterstallig onderhoud waar dringend iets aan moet worden gedaan. Ook verweerder is deze mening toegedaan, zodat hierover tussen partijen geen geschil bestaat.
2.11 In het collegebesluit van 2 november 2010 heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet op grond waarvan hij is gekomen tot het besluit tot volledige herprofilering van de Overtonstraat. Dit besluit is niet vatbaar voor bezwaar en/of beroep en dit ligt dan ook niet ter toets voor. Dat verweerder aanvankelijk aan de bewoners van die straat een brief heeft gestuurd met een onjuiste inhoud, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat eisers slechts een deel van de huishoudens in de Overtonstraat vertegenwoordigen.
2.12 Verweerder mag aan het belang van het uitvoeren van groot onderhoud in de Overtonstraat groot gewicht toekennen. In dit verband heeft verweerder advies ingewonnen bij [naam bedrijf boomverzorging], die zijn rapportage heeft opgesteld nadat hij ter plaatse in de Overtonstraat is geweest. Ook heeft verweerder advies ingewonnen bij de eigen bomendeskundige.
2.13 Eisers hebben verwezen naar het oordeel van de Haarlemse bomenwachters, hun eigen visuele inspectie op 13 maart 2011 en naar de brief van drs. [naam] van 5 juli 2011. In deze brief stelt [naam] onder meer het volgende:
‘6. Blijft het probleem van de wortelopdruk. [naam bedrijf boomverzorging] heeft gelijk als hij stelt dat het niet makkelijk zal zijn om de wortelopdruk te verminderen en tegelijkertijd de bomen te behouden. Ophogen van de straat is een mogelijkheid, maar dat zal vermoedelijk betekenen dat de straat deels gaat afwateren richting de tuinen en/of dorpels. Het is voor mij zo niet mogelijk om te zien of dat kan.’ Hieraan kunnen eisers niet ontlenen dat het probleem van de wortelopdruk op een andere wijze kan worden opgelost dan door het kappen van de bomen in de Overtonstraat.
Onder punt 4 van haar brief heeft drs. [naam] onder meer het volgende opgenomen: ‘Waar [naam bedrijf boomverzorging] de fout mee in gaat, is dat hij conclusies trekt over de staat van de ondergrond zonder dat er een schep de bodem in is gegaan’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook deze opmerking van [naam] eisers niet kan baten. Verweerder heeft immers ter zitting onbestreden aangevoerd, dat de huidige bomen in de Overtonstraat ongeveer 40 jaar oud zijn en dat men ten tijde van het planten van deze bomen geen gebruik maakte van boomzand. Dit laatste impliceert dat er geen noodzaak bestond om de bodem waarin de bomen nu staan, te onderzoeken. Verweerder heeft ter zitting immers aangegeven dat bij het herplanten van bomen tegenwoordig gebruik wordt gemaakt van bomenzand. De groeiplaatsen van de nieuw te planten bomen wordt hierdoor in ieder geval beter dan de groeiplaatsen van de huidige bomen. Onder deze omstandigheden bestaat er geen aanleiding voor het benoemen van een andere bomendeskundige, zoals door eisers bepleit.
2.14 Eisers hebben voorts verwezen naar een TNO-rapport uit 2010. Uit dit rapport blijkt volgens eisers dat grotere bomen, in tegenstelling tot kleinere bomen, een belangrijke invloed kunnen hebben op het straatmilieu. In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat verweerder een bomenbeleid heeft, waarin onder meer een duidelijke waarde wordt toegekend aan monumentale en waardevolle bomen. Uit artikel 5 van de verordening blijkt dat verweerder een lijst vaststelt met monumentale en waardevolle bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. Dat verweerder bijzondere waarde toekent aan de aanwezigheid van groen in het straatbeeld, blijkt alleen al uit het feit dat de kapvergunning voor de Overtonstraat is verleend onder het voorschrift van volledige herplant door 22 liquidambar styraciflua (amberbomen), plantmaat 40-45 cm). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voorts voldoende gemotiveerd dat de Overtonstraat binnen niet al te lange tijd weer een groen aanzien zal hebben.
2.15 Voorts heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat hij niet gehouden is de methode die is gehanteerd bij de herprofilering van de Pijnboomstraat na te volgen. Duidelijk is immers dat het wortelstelsel van de bomen in deze straat voor een groot deel is weggezaagd, waardoor aannemelijk is dat deze bomen instabiel zijn geworden. Ter zitting heeft verweerder hierover aangevoerd dat hij vanwege de veiligheid genoodzaakt is om de stabiliteit van de bomen in de Pijnboomstraat regelmatig te testen via trekproeven.
2.16 Bij brief van 10 augustus 2011 heeft verweerder over de herprofilering van de Stuyvesantstraat geschreven dat deze straat, die in het verlengde loopt van de Pijnboomstraat, onderdeel is van hetzelfde project. Bij de besluitvorming over de bomen op het Stuyvesantplein en in de Stuyvesantstraat is verweerder wel meer betrokken geweest. De bomen in een deel van de Stuyvesantstraat hoeven niet te worden gekapt , omdat de riolering zich daar in het midden van de straat bevindt.
2.17 Eisers hebben ter zitting van 7 september 2011 aangevoerd dat zij onvoldoende informatie konden inwinnen. Zij verwijten verweerder dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen alternatieven zijn voor de kap. Zij zijn nog steeds niet overtuigd van de noodzaak van deze ingrijpende maatregel. Eisers zijn erg gehecht aan het effect van de bomen op hun huidige leefomgeving.
2.18 De bomendeskundige van de gemeente Haarlem, hierna de deskundige, heeft ter zitting desgevraagd verklaard, dat hij betrokken is geweest bij de advisering over de kap van de bomen aan de Stuyvesantstraat. Vanwege een gebrek aan vitaliteit en levensverwachting, gebaseerd op scheutlengte en bladgroei, heeft hij tot kap geadviseerd. Kort gezegd waren de bomen op hun retour. Hetzelfde geldt voor de Overtonstraat, aldus de deskundige. Hij is bekend met de grondsoort ter plaatse. De bomen in deze straat zijn vlak na de oorlog geplant zonder verbetering van de bodem. Het gevraagde grondonderzoek zou dus, naar mag worden verwacht, niet tot nieuwe inzichten leiden en kan dan ook achterwege worden gelaten. De gang van rond de bomen waarvan slechts de wortels zijn gekapt, keurt de deskundige af. Wanneer de bomen in blad staan, zullen trekproeven moeten worden uitgevoerd om de stabiliteit van de bomen te testen.
2.19 De voorzieningenrechter is, op grond van het bovenstaande, van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd op grond waarvan er voor het kappen van de bomen in de Overtonstraat naar zijn mening geen alternatieven voorhanden zijn.
2.20 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Nu het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het desbetreffende verzoek dan ook af.
2.21 Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat, uitsluitend voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.