Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd van bedreiging met geweld, diefstal en mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte is een stelselmatige dader. De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel thans in voorwaardelijke zin aan verdachte dient te worden opgelegd. Bij verdachte is geen sprake meer van een (ernstige) verslavingsproblematiek. Voorts is geen sprake van een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis. In het licht van het rapport van de Brijder verslavingszorg en het feit dat de ISD-maatregel heeft te gelden als ultimum remedium, is de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank een stap te ver. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zich niet verdraagt met het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De eventuele tenuitvoerlegging van de maatregel ingevolge artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zou dan immers geschieden naast een hoofdstraf, terwijl uit de wetsgeschiedenis blijkt dat die cumulatie uitdrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever is geweest.