U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft in de processtukken, de bijbehorende producties, de uitlatingen ter zitting en de rapportage van het omgangshuis geen contra-indicaties gevonden tegen een normale omgang tussen de man en [naam minderjarige]. Het volgen van therapie maakt een ouder in ieder geval niet enkel om die reden ongeschikt tot onbegeleide omgang of als verzorger van een minderjarige. De rechtbank acht regelmatige omgang, gelet op zijn jonge leeftijd, in dit geval dan ook in het belang van [naam minderjarige]. Om die reden kan het verzet van de vrouw tegen een frequente omgang, verzet dat naar het zich op dit moment laat aanzien een gezonde bezorgdheid overstijgt, niet worden geacht in het belang van [naam minderjarige] te zijn.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector Familie- en Jeugdrecht

echtscheiding /tegenspraak

A

zaak-/rekestnr.: 139865/07-3493 & 141968/07-4366

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 27 mei 2008

in de zaak van:

[naam man],

wonende te [plaats],

hierna mede te noemen: de man,

procureur mr. A.K. Oostlander - Vos,

tegen

[naam vrouw],

wonende te [plaats],

hierna mede te noemen: de vrouw.

procureur mr. L. Koning,

advocaat mr. A.A.C. Spoormans.

1 Procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 19 oktober 2008, ingekomen op diezelfde datum, waarin echtscheiding met nevenvoorzieningen is gevraagd;

- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw van 27 december 2007;

- het verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 27 januari 2008;

- de brief, met bijlagen, van de procureur van de man van 28 april 2008;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 5 mei 2008;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 14 mei 2008;

- de tussentijdse rapportage van het Omgangshuis Noord-Holland van 7 mei 2008.

1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 mei 2008 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. Oostlander – Vos en de vrouw door mr. Spoormans.

2 Feiten en omstandigheden

2.1 Partijen zijn op [datum] 2003 in [plaats] met elkaar gehuwd. De man heeft de Nederlandse en Duitse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.

2.2 Uit dit huwelijk is op [datum] 2006 geboren de minderjarige [naam minderjarige], over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.

2.3 Door de vrouw en de man zijn voorlopige voorzieningen-procedures aanhangig gemaakt. Bij beschikking van 6 maart 2008 heeft deze rechtbank, voorzover hier van belang, beslist dat partijen zich dienen te wenden tot het omgangshuis.

3 Verzoek

3.1 De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken met als grondslag dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hij heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen en een voor [naam minderjarige] te betalen kinderbijdrage van € 795 per maand te bepalen. De man verzoekt de verdeling vast te stellen conform het door hem geformuleerde voorstel.

4 Verweer en zelfstandig verzoek

4.1 De vrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de echtscheiding. Ten aanzien van [naam minderjarige] verzoekt zij te bepalen dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij haar heeft. Zij verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te laten onderzoeken in hoeverre een eventuele omgangsregeling met de man in het belang van [minderjarige] is. De vrouw stelt dat onbegeleide omgang tussen de man en [naam minderjarige] niet in diens belang is, zolang de man in psychotherapie is. Zij wijst erop dat de in het kader van de voorlopige voorzieningen procedure tussen partijen vastgelegde omgangsregeling bij [naam minderjarige] tot veel problemen heeft geleid. Subsidiair verzoekt zij een omgangsregeling van drie uur per twee weken vast te stellen en te bepalen dat deze in een omgangshuis moet worden uitgevoerd. De vrouw verzoekt een bijdrage voor [naam minderjarige] vast te stellen van € 1.324,51 per maand. Zij verzoekt verder de uitkering tot haar levensonderhoud vast te stellen op € 5.488 per maand en haar het recht op voortgezet gebruik van de echtelijke woning toe te kennen. Ook de vrouw wenst vaststelling van de verdeling en heeft een voorstel hiervoor opgesteld.

4 Verweer op het zelfstandig verzoek en aanvullend verzoek

De man betwist dat er enige aanleiding zou bestaan om een omgangsregeling met [naam minderjarige] zo beperkt in te vullen als door de vrouw wordt voorgesteld. Hij benadrukt dat het in het belang van [naam minderjarige] is dat het contact met de man inhoudelijk wordt ingevuld en plaatst kanttekeningen bij de door de vrouw gegeven voorbeelden van moeilijk gedrag van [naam minderjarige] rond de omgangsregeling. Op zijn beurt verzoekt de man ook een onderzoek te gelasten door een forensisch deskundige. Ten aanzien van de bijdrage voor [naam minderjarige] voert de man aan dat de vrouw miskent dat beide ouders hierin naar draagkracht moeten bijdragen en nodigt hij de vrouw uit relevante financiële gegevens te overleggen. De man bestrijdt de berekening van de vrouw van de hoogte van haar behoefte en legt een draagkrachtberekening over.

5 Beoordeling

ten aanzien van de rechtsmacht

5.1 Door de omstandigheid dat de man zowel de Nederlandse als de Duitse nationaliteit bezit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.

Deze vraag wordt ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding in bevestigende zin beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.

Met betrekking tot de nevenvoorzieningen betreffende de minderjarige, het levensonderhoud van de vrouw, de verdeling en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning

komt de rechtbank rechtsmacht toe, aangezien de rechtbank bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en de woning in Nederland is gelegen.

ten aanzien van het toepasselijke recht

5..2 Vervolgens komt aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen van toepassing is.

Op het verzoek tot echtscheiding is het Nederlandse recht van toepassing, aangezien de man, daargelaten de vraag welke zijn effectieve nationaliteit is, in elk geval met de vrouw in Nederland de gewone verblijfplaats heeft.

Het verzoek tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning wordt beheerst door Nederlandse recht, aangezien die woning in Nederland is gelegen.

De verzoeken met betrekking tot de minderjarige worden beheerst door het Nederlandse recht, aangezien er van kan worden uitgegaan, dat hij zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

De nevenvoorziening tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ten laste van de man wordt beheerst door het Nederlandse rechtsstelsel, nu dit rechtsstelsel van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding.

Het verzoek met betrekking tot de verdeling van de huwelijkse goederen wordt beheerst door het Nederlandse recht, aangezien partijen hun eerste huwelijksdomicilie – naar de rechtbank als vaststaand aanneemt – hier vestigden en beide de Nederlandse nationaliteit bezitten.

ten aanzien van de verzoeken

5.1 Het verzoek tot echtscheiding kan, als op de wet gegrond, worden toegewezen.

de omgangsregeling en het hoofdverblijf van de minderjarige

5.2 Ter zitting is de omgangsregeling tussen de man en [naam minderjarige] uitgebreid aan de orde geweest. Voor het grootste deel zijn daarbij zaken aan de orde gekomen die in de processtukken en de eerdere voorlopige voorzieningen procedures ook al onderwerp van geschil waren, zoals de al dan niet gerechtvaardigde angst dan wel bezorgdheid van de vrouw terzake van omgang tussen [naam minderjarige] en de man. Ter onderbouwing hiervan wijst de vrouw op haar eigen ervaringen met de man en het feit dat de man therapie volgt. Vast staat dat de man de therapie al volgde vóór de geboorte van [naam minderjarige], naar hij stelt ook met het oog op diens komst, om te leren omgaan met problemen die hij ervaart als gevolg van het feit dat hij is opgegroeid in een Joodse familie waarin de tweede wereldoorlog haar sporen heeft achtergelaten. De vrouw kenschetst de man als iemand met twee gezichten. De man heeft deze en andere stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist.

5.3 Nieuw punt was de wijze waarop de voorzichtig in gang gezette omgang onder begeleiding van het omgangshuis liep en de rapportage van het omgangshuis daarover. Voor het omgangshuis is het verloop van de contacten tussen de man en [naam minderjarige] aanleiding geweest een voorstel te doen tot vergaande uitbreiding van de omgang op korte termijn. De vrouw is het met dit voorstel niet eens. Zij kwam de door de rechtbank vastgelegde verplichting om de helft van de kosten voor haar rekening te nemen niet na, waardoor het risico bestond dat het omgangshuis de begeleiding zou opschorten. Daarnaast ervaart de vrouw de wijze waarop zij door medewerkers van het omgangshuis wordt bejegend – zij noemt als voorbeelden miscommunicatie over afspraken en de rapportage die zonder haar toestemming wordt doorgestuurd - als incorrect. Zij is voornemens een klacht daarover in te dienen. De man heeft ter zitting zijn verzoek, zoals eerder aangekondigd in de processtukken van 28 januari 2008, uitgebreid met een verzoek om toekenning van het hoofdverblijf van [naam minderjarige].

5.4 De rechtbank heeft in de processtukken, de bijbehorende producties, de uitlatingen ter zitting en de rapportage van het omgangshuis geen contra-indicaties gevonden tegen een normale omgang tussen de man en [naam minderjarige]. Het volgen van therapie maakt een ouder in ieder geval niet enkel om die reden ongeschikt tot onbegeleide omgang of als verzorger van een minderjarige. De rechtbank acht regelmatige omgang, gelet op zijn jonge leeftijd, in dit geval dan ook in het belang van [naam minderjarige]. Om die reden kan het verzet van de vrouw tegen een frequente omgang, verzet dat naar het zich op dit moment laat aanzien een gezonde bezorgdheid overstijgt, niet worden geacht in het belang van [naam minderjarige] te zijn. Nu deze situatie al sinds augustus 2007 duurt en [naam minderjarige] derhalve al drie kwart jaar zijn vader niet op regelmatige basis ziet, is de vrees voor verwijdering tussen de man en [naam minderjarige] aanwezig.

5.5 Mede gelet op het feit dat de dienstverlening door het omgangshuis onder druk is of kan komen te staan door het niet betalen van de factuur door de vrouw, miscommunicatie en het voornemen van de vrouw om een klacht tegen het omgangshuis in te dienen, bestaat het risico dat het minimale contact dat er op dit moment tussen de man en [naam minderjarige] is, weer eindigt. Het gevraagde deskundigenonderzoek kan op korte termijn geen uitkomst bieden. Zo al reden is voor een deskundigenonderzoek, zal daarbij zowel aandacht moeten worden besteed aan de vraag of het onder de gegeven omstandigheden in het belang van [naam minderjarige] is om zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw te handhaven, als aan de vraag hoe het beste een omgangsregeling kan worden vorm gegeven.

5.6 Beide partijen hebben, met zicht op de mogelijkheid om de zaak op het punt van de hoofdverblijfplaats, de definitieve omgangsregeling en het deskundigenonderzoek drie maanden aan te houden en zich na ommekomst van deze termijn uit te laten over de wijze waarop de omgang verloopt, ter zitting afgesproken de omgang, met zoveel mogelijk begeleiding van het omgangshuis, in deze periode als volgt vorm te geven:

- 25 mei en 1 juni 2008: de vrouw brengt [naam minderjarige] om 10.00 uur naar de man, omgang vindt plaats buiten aanwezigheid van zijn nieuwe partner, en de man brengt [naam minderjarige] tussen 16.00 uur en 16.30 uur weer terug naar de vrouw;

- 8 juni 2008: idem, met dien verstande dat de nieuwe partner van de man ook aanwezig is en de vrouw desgewenst in de gelegenheid wordt gesteld om kennis te maken met de nieuwe partner van de man;

- 15 juni 2008: de vrouw brengt [naam minderjarige] om 10.00 uur naar de man en de man brengt [naam minderjarige] de volgende ochtend naar de crèche, waar de vrouw hem weer ophaalt;

- met ingang van 22 juni 2008: ieder weekend als op 15 juni 2008.

5.7 Het is aan de man om de omgangsregeling zo vorm te geven dat hij [naam minderjarige] voorbereidt op het feit dat hij na zijn slaapje weer naar de vrouw gaat en dat hij op maandag van de crèche wordt opgehaald door de vrouw. Ook van belang is dat de man relevante zaken aan de crècheleiding en/of de vrouw meldt, zodat met overdracht van [naam minderjarige] aan de andere verzorger geen misverstanden ontstaan. Aan de zijde van de vrouw is van belang dat zij aantekening houdt van alle voor de verzorging van [naam minderjarige] van belang zijnde zaken, deze aan de man bericht en dat zij in haar hele houding het contact met de man ondersteunt en haar angsten en/of bezorgdheid niet overdraagt op [naam minderjarige]. Tenslotte is van belang dat zowel de vrouw als de man in het belang van [naam minderjarige] aan een goede onderlinge communicatie werken, zodat het geschonden vertrouwen niet langer een obstakel vormt voor een onbelemmerde omgang tussen [naam minderjarige] en zijn beide ouders.

5.8 De rechtbank houdt de zaak op het punt van de hoofdverblijfplaats, de definitieve omgangsregeling en het deskundigenonderzoek voor een periode van drie maanden aan, tot 28 augustus 2008. Partijen dienen zich vervolgens uit te laten over het verloop van de omgangsregeling, waaronder de wijze waarop deze door partijen al dan niet op de hiervoor beschreven wijze wordt uitgevoerd. Partijen hebben verder gelegenheid om zich uit te laten over de wijze waarop dient te worden beslist over de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige], de omgangsregeling in de toekomst en het deskundigenonderzoek, waarna de rechtbank desgewenst een nieuwe datum zal bepalen voor mondelinge behandeling van de zaak.

5.9 Nu het de bedoeling is dat het omgangshuis, ook nadat de voorlopige voorzieningenbeschikking d.d. 6 maart 2008 haar kracht verliest door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, betrokken blijft bij de uitvoering van de omgangsregeling, zal de rechtbank het over de rol van het omgangshuis in de voorlopige voorzieningen bepaalde overnemen. Voor zover nodig wijst de rechtbank partijen erop dat bij doorverwijzing naar het omgangshuis door de rechtbank rapportage door het omgangshuis aan de rechtbank gebruikelijk is.

ten aanzien van de verzoeken tot vaststelling van alimentatie voor de minderjarige en de vrouw, de verdeling en de toekenning van het recht op voortgezet gebruik

5.10 Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, zal de rechtbank de beslissingen over deze verzoeken aanhouden tot 24 juni 2008.

6 Beslissing

De rechtbank:

6.1 Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2003 in [plaats] met elkaar gehuwd.

6.2 Stelt de volgende voorlopige regeling vast inzake de uitoefening van het omgangsrecht: de man en de minderjarige [achternaam]:

- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2006 in de gemeente [plaats],

zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben als volgt:

- op 1 juni 2008 brengt de vrouw [naam minderjarige] om 10.00 uur naar de man, omgang vindt plaats buiten aanwezigheid van zijn nieuwe partner, en de man brengt [naam minderjarige] tussen 16.00 uur en 16.30 uur weer terug naar de vrouw;

- 8 juni 2008: idem, met dien verstande dat de nieuwe partner van de man ook aanwezig is en de vrouw desgewenst in de gelegenheid wordt gesteld om kennis te maken met de nieuwe partner van de man;

- 15 juni 2008: de vrouw brengt [naam minderjarige] om 10.00 uur naar de man en de man brengt [naam minderjarige] de volgende ochtend naar de crèche, waar de vrouw hem weer ophaalt;

- met ingang van 22 juni 2008: ieder weekend als op 15 juni 2008.

6.3 Bepaalt dat partijen zich dienen te wenden tot Begeleid Bezoek, Omgangshuis Noord-Holland, Ankersmidplein 2, 1506 CK Zaandam, voor begeleide omgangscontacten tussen de man en de minderjarige [naam minderjarige] en zich dienen te houden aan de door Begeleid Bezoek te geven aanwijzingen.

6.5 Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

6.4 Houdt de beslissing over de hoofdverblijfplaats, definitieve omgangsregeling en deskundigenonderzoek Pro Forma aan tot 28 augustus 2008.

Verzoekt partijen de rechtbank uiterlijk 21 augustus 2008 te informeren over het verloop van de omgangsregeling en de gewenste voortgang van de procedure.

6.6 Houdt de beslissing op de verzoeken betreffende de alimentatie voor [naam minderjarige] en de vrouw, het recht op voortgezet gebruik en de verdeling, aan tot 24 juni 2008.

6.7 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Roelvink - Verhoeff, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J. Kroon, griffier, op 27 mei 2008.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een procureur hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature